03/01/2021, 15:02
Theo vond het koud, maar gelukkig was ze weer op weg naar Zweinstein en was het nog maar… wat zou het zijn? Een halfuurtje, misschien, lopen. Misschien had ze toch de Collectebus moeten nemen.
Eerder die dag waren ze met Verzorging van Fabeldieren met de Collectebus naar een stukje natuur gegaan met Nogtands in hun wilde omgeving. Hartstikke leuk, maar de Collectebus stonk en zat vol met de bacteriën van de vele anderen die daarin hadden gezeten. Bovendien werd Theo altijd heel snel misselijk. Kwam waarschijnlijk door de hoeveelheid prikkels en het gebrek aan oriëntatie wanneer je in de bus zat. Dat had ze ook namelijk tijdens andere manieren van tovenaarstransport en al helemaal in die karretjes in Goudgrijp. Na haar eerste keer in Goudgrijp had ze haar ouders gevraagd om voortaan het geld voor haar op te halen.
Nu ging de hele klas weer terug met de Collectebus en Theo had gepast. De professor, een oude man, had haar een kaartje gegeven met de boodschap dat hij met haar mee gegaan zou zijn, maar hij kon niet meer zo goed zelf lopen en bovendien vertrouwde hij de andere leerlingen een stuk minder dan haar. Logisch, want dat waren allemaal vervelende kinderen die zich niet konden gedragen, terwijl Theo soms leek op te lossen in de schaduwen van de bomen.
Ze was dus gaan lopen en ze schatte dat de wandeling niet meer lang zou duren, maar ineens zag ze iets waar ze heel enthousiast van werd: een oud Dreuzel-busje. Gewoon, langs de kant van de weg. Gefascineerd liep Theo die kant op; er zaten wielen aan, en een stuur, en zo’n poppetje voor de voorruit aan de binnenkant van de auto – alles wat je van een Dreuzelwagen zou verwachten.
Nieuwsgierig keek Theo om zich heen. Was de eigenaar ergens in de buurt? Anders zou ze uit interesse wel een kijkje willen nemen. Hoe vaak kwam je anders zo’n verlaten Dreuzelbusje tegen? En als de eigenaar of eigenaresse toch binnen zou komen, zou ze zich verstoppen en een spreuk bedenken om ongezien weg te komen.
Eerder die dag waren ze met Verzorging van Fabeldieren met de Collectebus naar een stukje natuur gegaan met Nogtands in hun wilde omgeving. Hartstikke leuk, maar de Collectebus stonk en zat vol met de bacteriën van de vele anderen die daarin hadden gezeten. Bovendien werd Theo altijd heel snel misselijk. Kwam waarschijnlijk door de hoeveelheid prikkels en het gebrek aan oriëntatie wanneer je in de bus zat. Dat had ze ook namelijk tijdens andere manieren van tovenaarstransport en al helemaal in die karretjes in Goudgrijp. Na haar eerste keer in Goudgrijp had ze haar ouders gevraagd om voortaan het geld voor haar op te halen.
Nu ging de hele klas weer terug met de Collectebus en Theo had gepast. De professor, een oude man, had haar een kaartje gegeven met de boodschap dat hij met haar mee gegaan zou zijn, maar hij kon niet meer zo goed zelf lopen en bovendien vertrouwde hij de andere leerlingen een stuk minder dan haar. Logisch, want dat waren allemaal vervelende kinderen die zich niet konden gedragen, terwijl Theo soms leek op te lossen in de schaduwen van de bomen.
Ze was dus gaan lopen en ze schatte dat de wandeling niet meer lang zou duren, maar ineens zag ze iets waar ze heel enthousiast van werd: een oud Dreuzel-busje. Gewoon, langs de kant van de weg. Gefascineerd liep Theo die kant op; er zaten wielen aan, en een stuur, en zo’n poppetje voor de voorruit aan de binnenkant van de auto – alles wat je van een Dreuzelwagen zou verwachten.
Nieuwsgierig keek Theo om zich heen. Was de eigenaar ergens in de buurt? Anders zou ze uit interesse wel een kijkje willen nemen. Hoe vaak kwam je anders zo’n verlaten Dreuzelbusje tegen? En als de eigenaar of eigenaresse toch binnen zou komen, zou ze zich verstoppen en een spreuk bedenken om ongezien weg te komen.