28/08/2020, 21:54
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 21:54 door Saskiaatje.)
20 Grijze massa
De geur van gedroogd gras sijpelt haar neusgaten binnen, onder haar voeten maalt ze lange gele halmen neer. Een warme hand ligt in de hare. Ze blikt opzij, zijn blonde haar straalt in het zonlicht, hij kijkt omhoog. De blauwe lucht, maar een paar wolken: ze bewegen langzaam voort richting het einde van het veld, waar de rivier ook van de wereld verdwijnt. Hij trekt haar naar beneden, samen liggen ze languit in het gras. Ze voelt de insecten kriebelen op haar blote benen, de lucht is warm en droog. Ze hoort zijn ademhaling naast de hare, het geeft haar de rust om haar ogen te sluiten. De geluiden komen dichterbij: ze hoort de rivier kabbelen, de krekels tsjirpen en een vogel opvliegen uit het koren. De zon maakt grote roze vlekken op de binnenkant van haar oogleden, als ze haar ogen opent is de lucht nog blauwer en zijn gezicht nog even mooi. Hij wrijft met zijn duim over hun verstrengelde vingers en ze kruipt dichter tegen hem aan. Hij legt haar hand op zijn hart, ze voelt het kloppen, sneller bij elke ademhaling. Hij veegt een pluk haar uit haar gezicht, ze glimlacht, ziet de koele blauwe lucht weerkaatst in zijn warme bruine ogen.
'Je houdt niet van de zon,' fluistert hij, 'jij houdt van de maan.'
Haar glimlach verbreedt zich. 'Ik weet waar jouw hart ligt.' Haar hand nog altijd op zijn borst.
De wilgenbomen aan de over van de rivier ruisen in de wind, een rode klaproos ontsiert de zee van geel. Ze zijn alleen, ze zijn verliefd, de zon is geel, de lucht is blauw.
Een bruine schim trekt hun lippen van elkaar, ze kijken tegelijkertijd omhoog. Een lichtbruine uil in de blauwe lucht, ze lijkt het gras te dirigeren. Het fluistert, ze luisteren.
'Jullie kenden deze droom niet.' Ze grijpt zijn hand, hij drukt haar stevig tegen zich aan, haar ogen afgewend van de wereld. Ze voelt zijn hart sneller kloppen, zijn ademhaling wordt jachtig. Als ze opkijkt is de lucht grijs, het koren grijs en de zon wit. Een donkere schim raast over hun hoofden, snel vallen de eerste druppels. Druppels worden witte kiezels, zwarte stenen, grotere stenen, en groter. Ze springen overeind, rennen door het veld, hun blote voeten weggezakt in de grauwe modder. De uil cirkelt boven hen, laat tussen de stenen door grote ladingen perkament vallen, haar gefluister klinkt door de regen heen. Pikzwarte letters in een bekend handschrift staren hen aan van overal rondom: Flora's Geheim.
De geur van gedroogd gras sijpelt haar neusgaten binnen, onder haar voeten maalt ze lange gele halmen neer. Een warme hand ligt in de hare. Ze blikt opzij, zijn blonde haar straalt in het zonlicht, hij kijkt omhoog. De blauwe lucht, maar een paar wolken: ze bewegen langzaam voort richting het einde van het veld, waar de rivier ook van de wereld verdwijnt. Hij trekt haar naar beneden, samen liggen ze languit in het gras. Ze voelt de insecten kriebelen op haar blote benen, de lucht is warm en droog. Ze hoort zijn ademhaling naast de hare, het geeft haar de rust om haar ogen te sluiten. De geluiden komen dichterbij: ze hoort de rivier kabbelen, de krekels tsjirpen en een vogel opvliegen uit het koren. De zon maakt grote roze vlekken op de binnenkant van haar oogleden, als ze haar ogen opent is de lucht nog blauwer en zijn gezicht nog even mooi. Hij wrijft met zijn duim over hun verstrengelde vingers en ze kruipt dichter tegen hem aan. Hij legt haar hand op zijn hart, ze voelt het kloppen, sneller bij elke ademhaling. Hij veegt een pluk haar uit haar gezicht, ze glimlacht, ziet de koele blauwe lucht weerkaatst in zijn warme bruine ogen.
'Je houdt niet van de zon,' fluistert hij, 'jij houdt van de maan.'
Haar glimlach verbreedt zich. 'Ik weet waar jouw hart ligt.' Haar hand nog altijd op zijn borst.
De wilgenbomen aan de over van de rivier ruisen in de wind, een rode klaproos ontsiert de zee van geel. Ze zijn alleen, ze zijn verliefd, de zon is geel, de lucht is blauw.
Een bruine schim trekt hun lippen van elkaar, ze kijken tegelijkertijd omhoog. Een lichtbruine uil in de blauwe lucht, ze lijkt het gras te dirigeren. Het fluistert, ze luisteren.
'Jullie kenden deze droom niet.' Ze grijpt zijn hand, hij drukt haar stevig tegen zich aan, haar ogen afgewend van de wereld. Ze voelt zijn hart sneller kloppen, zijn ademhaling wordt jachtig. Als ze opkijkt is de lucht grijs, het koren grijs en de zon wit. Een donkere schim raast over hun hoofden, snel vallen de eerste druppels. Druppels worden witte kiezels, zwarte stenen, grotere stenen, en groter. Ze springen overeind, rennen door het veld, hun blote voeten weggezakt in de grauwe modder. De uil cirkelt boven hen, laat tussen de stenen door grote ladingen perkament vallen, haar gefluister klinkt door de regen heen. Pikzwarte letters in een bekend handschrift staren hen aan van overal rondom: Flora's Geheim.