27/08/2020, 21:52
Hoofdstuk 10: Het Gif van Nagini
Loena bereidde zich voor op een harde val, maar ditmaal was daar geen sprake van. Ze daalde zo zacht neer op een houten vloer dat ze haar adem inhield terwijl ze met haar beide voeten op de planken landde. De ruimte waarin ze zich bevond was erg donker, maar door de spleten in de vloer kon ze licht zien schijnen van een verdieping onder de hare. Beter nog: ze hoorde een stem, maar deze mannelijke stem kwam haar niet bekend voor.
Een straaltje licht waarin veel stof danste, scheen door de vloer de ruimte in en Loena liet zich zakken op de vloer om haar oog dichter bij het gaatje in de vloer te brengen. Het hout kraakte lichtjes onder haar gewicht, maar dit leek niet ongewoon te zijn – zelfs de muren om haar heen leken constant te knarsen.
Loena schrok zich een ongeluk toen ze in de kamer onder haar kon kijken en een reusachtige slang zag die in een glinsterende bol zweefde. Ze probeerde nog meer van de kamer in haar op te nemen en voelde al het bloed uit haar gezicht wegtrekken toen ze opeens de huiveringwekkende gedaante van Heer Voldemort zag.
De Heer van het Duister. Loena’s hart ging wild tekeer. Ze bevond zich slechts meters van de meest duistere tovenaar aller tijden! Als hij ontdekte dat ze hier was...
Loena probeerde zich kalm te houden, maar trilde desondanks. Voor een moment leken al haar zintuigen te falen, tot ze opeens duidelijker dan ervoren de haatdragende en kille stem van de Duistere Heer kon opnemen.
“... moet meester zijn van de Zegevlier. Als ik meester ben van de stok, zal ik ook eindelijk Potter kunnen overmeesteren.”
Loena zag hoe Voldemort met zijn hand zwaaide en als gevolg de kooi van de slang door de lucht rolde. Het was toen ze zag waarheen de kooi rolde, dat de angst haar compleet om het lijf sloeg.
Severus!
Ze wilde het uitschreeuwen, roepen dat hij moest vluchten, maar hij leek opeens zelf te merken wat er gebeurde en hij gilde toen de bol waarin de slang zich bevond zich om zijn hoofd sloot.
Loena begreep niet wat Voldemort het volgende moment zei, maar de slang beet zich opeens vast in haar professor’s nek. Loena balde haar vuisten terwijl ze dit aanzag.
Severus gilde en Loena dacht dat ze ieder moment zelf zou sterven van onmacht. Ze weende tranen omwille van de machteloosheid die ze voelde, maar wendde haar blik niet af van het kijkgat.
Alle kleur trok uit Sneeps gezicht en hij viel op zijn knieën voor de Duistere Heer, niet in staat om zich van de magische kooi te ontdoen.
De kille stem van de Duistere Heer deed Loena nog meer schrikken. “Ik betreur het.”
De bol waarin de slang zat rolde langzaam verder door de lucht en Heer Voldemort verliet de kamer. Loena keek radeloos toe hoe Severus op zijn zij viel en het bloed uit de wonden in zijn hals stroomde. Ze moest hem helpen, maar durfde niet te bewegen zolang ze niet overtuigd was dat Voldemort volledig weg was.
Haar ogen merkten opeens een krat op dat mysterieus door de lucht zweefde in de kamer onder haar. Verward probeerde ze te bedenken wat er aan de hand kon zijn, tot opeens Harry verscheen van onder een Onzichtbaarheidsmantel en hij naar Severus liep.
Ze zag hoe het stervende schoolhoofd Harry bij het voorpand van zijn gewaad greep en kon horen dat hij iets zei – maar ze kon het niet verstaan. Alle kracht was uit zijn stem verdwenen en Loena greep de Tijdverdrijver in haar zak.
Ze kwam met een schok recht en scheurde haar blik ruw los. De wirwar van emoties stemden haar verward, maar de walging en angst die ze voelde, maakte haar vastbesloten.
Ze wilde hier niet zijn! Ze wilde dit niet zien! Ze hoorde hier niet eens thuis!
Als een gek draaide ze aan het wieltje van de Tijdverdrijver, maar deze deed niets. Loena kon er echter niet kalm bij blijven, dit was vreselijk!
Loena sprong bijna in de lucht toen de hoge en kille stem van Voldemort galmend ophees uit de muren en de vloer. Loena dacht dat Voldemort zelf zich bij haar in de kamer bevond, maar er was niemand te bespeuren in het duister van de kamer.
“Jullie hebben dapper gevochten. Heer Voldemort weet moed te waarderen. Maar jullie hebben ook zware verliezen geleden. Als jullie je blijven verzetten, zullen jullie allemaal sterven, een voor een. Dat is niet wat ik wil. Iedere druppel toverbloed die wordt vergoten, is een verlies en een verspilling. Heer Voldemort is genadig. Ik draag mijn troepen op om zich onmiddellijk terug te trekken. Jullie hebben één uur. Geef jullie doden een waardige rustplaats. Verzorg jullie gewonden. Ik richt me nu rechtstreeks tot jou, Harry Potter. Je hebt je vrienden voor je laten sterven in plaats van je rechtstreeks met mij te meten. Ik zal één uur lang op je wachten in het Verboden Bos. Als je na afloop van dat uur niet gekomen bent, je niet hebt overgegeven, wordt de strijd hervat. Maar dan zal ik zelf mijn troepen aanvoeren en zal ik je vinden, Harry Potter. Iedere man of vrouw en ieder kind dat geprobeerd heeft je te verbergen zal ik persoonlijk straffen. Je hebt één uur.”
Loena hoorde nu duidelijk de stemmen van Ron en Hermelien in de kamer onder haar.
“Luister niet naar hem!”
“Het komt vast wel goed! Laten we – laten we teruggaan naar het kasteel. Als hij in het Verboden Bos is, moeten we een nieuw plan bedenken!”
Loena kon het niet laten om nog een blik door het kijkgat te werpen. Het was inmiddels al een hele tijd geleden dat ze haar vrienden nog had gezien, maar toch kon ze er niet blij om zijn. Ze was gefrustreerd over de wreedheid van de Tijdverdrijver en iets in haar wilde het ding het liefste stukslaan. Met lede ogen zag ze aan hoe haar drie vrienden weer verdwenen en ze durfde niet te kijken naar het levensloze lichaam van Severus. Woedend sprong ze recht in de duistere kamer en met een smak gooide ze de Tijdverdrijver door de kamer.
Hij kaatste tegen de muren en rolde haast uitdagend over de vloer, tot hij weer voor haar voeten stilviel en Loena was ervan overtuigd dat het ding met haar spotte – zoals het daar onbreekbaar en glimmend lag. Woedend staarde ze naar het ding terwijl de tranen over haar wangen rolden.
Hij was dood. Hij was dood en lag in de kamer onder haar. Ze durfde het niet aan om dichter te gaan kijken.
Dit wilde ze echt niet zien.
Opeens begon de Tijdverdrijver weer te trillen en Loena keek argwanend naar het ding. Toch wilde ze weg en ze wilde de Tijdverdrijver weer oprapen, totdat opeens het getril ophield en er uit het niets een flesje verscheen.
Loena staarde even naar het ding en raapte het kleine flesje op met haar ene hand en de Tijdverdrijver met haar andere. Het flesje kwam haar al bekend voor voordat ze las wat erop stond geschreven, maar ze kon zich niet bedenken van waar ze het flesje kende. Het enige wat door haar hoofd spookte, was het beeld van Severus die levensloos op de grond van de verdieping onder haar lag.
Door haar tranen heen kon ze nog net de drie doodshoofden zien die op het flesje waren getekend.
“Dodelijk,” las Loena voor en ze keek woedend naar de Tijdverdrijver. “Ik ga mezelf niet van kant maken, als je dat hoopt!”
De Tijdverdrijver trilde lichtjes in haar hand, maar vreemd genoeg bleef ze waar ze was. Loena draaide het flesje om in haar handen en zag opeens iets kleins geschreven op de achterkant van het flesje. Ze moest de tranen in haar ogen drogen om het te kunnen lezen.
“Te straffe concentratie antigif – dodelijk.”
Loena mijmerde over de betekenis hiervan en plots sloeg haar hart een tel over.
“ANTIGIF!” riep ze plots luid, alsof ze nu pas besefte wat ze in haar handen had, en met het flesje en de Tijdverdrijver stevig omklemd, gooide ze de deur open en zocht ze een weg naar de verdieping onder haar.
Ze sloeg enkele tredes over terwijl ze van de trap rende en struikelde bijna over haar mantel toen ze op het gelijkvloers aankwam. Ze gooide de deur van de kamer waar Severus lag open en rende naar hem toe. Het was vreselijk om hem zo te zien, in een plas van zijn eigen bloed, maar Loena liet zich niet van haar stuk slaan. Ze rolde hem zodat hij volledig op zijn rug lag en nam diep adem.
Met een plop trok ze de kurk van het kleine flesje en ze aarzelde even. Moest ze hem het drankje laten drinken of het in zijn wonde gieten? Er stond verder geen informatie op het flesje, dus goot ze het eerste deel van het drankje in zijn mond en het tweede deel over de wonde in zijn nek. Achteloos gooide ze het lege flesje langs zich neer en nam ze zijn toverstaf, die op de grond naast hem lag. Hij had teveel bloed verloren en de wonde in zijn nek moest zo snel mogelijk gedicht worden. Ze richtte detoverstaf op zijn nek en herhaalde zachtjes de toverspreuk “Vulnera Sanentur”.
De toverstaf bewoog zich vloeiend heen en weer over de wonde terwijl ze dit zei en ze was blij om te zien dat het bloed op de grond langzaamaan verminderde en terug in zijn lichaam stroomde. Het bracht haar telkens een gevoel van opluchting als ze merkte dat een spreuk die ze nog nooit had gebruikt ging zoals ze wenste.
Zijn gelaat bleef echter lijkbleek en hij leek niet te ademen, zelfs niet toen de wonde bijna volledig gedicht was – al leken Nagina’s hoektanden lelijke, groene littekens gemaakt te hebben. Loena wist niet wat ze nu nog kon doen en ze stak zijn toverstaf achter haar oor.
“Severus,” zei ze zijn naam en ze nam hem bij zijn schouders. “Hoor je me? Je moet wakker worden!” Ze schudde hem zachtjes doorheen en ze had zelf niet door dat er tranen over haar wangen stroomden. “Je mag nog niet dood, hoor je me? Ik geloof nog steeds niet dat je slecht bent – en als het wel zo is en ik me vergis, dan wil ik dat uit jouw mond horen, begrijp je me? Jij moet het me zeggen dan – niemand anders!”
Ze liet zijn schouders los en hield radeloos haar handen boven zijn gezicht, maar ze durfde hem niet aan te raken. Ze durfde niet te voelen of hij nog een hartslag had en ze durfde evenmin te voelen of hij nog ademde.
Impulsief en zonder stil te staan bij hetgeen ze deed, sloeg ze hem opeens op zijn borstkas. Het was geen harde slag en hij gaf nog steeds geen teken van leven, maar Loena wilde hem nog niet opgeven. Ze balde haar hand tot een vuist en sloeg nog een keer. Dit herhaalde ze drie keer, terwijl de tranen steeds harder over haar wangen liepen. “Je moet wakker worden, Severus, alsjeblieft. Doe het voor mij.”
Loena was zo vervuld van haar verdriet dat ze niet merkte dat de Tijdverdrijver stilletjes begon te trillen. Toen ze haar hand liet neerkomen om een vijfde keer op zijn borstkas te slaan, merkte ze niet dat de Tijdverdrijver weer stil viel op het moment dat ze hem aanraakte. En met een diepe inhaal van adem schrok haar schoolhoofd opeens wakker.
De eerste blik die ze in zijn ogen zag was die van doodsangst, totdat deze blik opeens omsloeg in verwarring en Loena’s hart ging als een wilde tekeer.
“Severus!” piepte ze blij en zonder er verder bij na te denken boog ze zich naar hem toe en omhelsde ze hem in een verstikkende knuffel.
Severus had geen flauw idee wat er aan de hand was. Hij was dood. Dat moest wel. Hij had al het leven uit zijn lichaam voelen trekken. Hij had de stemmen aan de andere zijde gehoord, fluisterend, maar warm en bezorgd. Het even warme gevoel dat zich nu door zijn lichaam verspreidde, moest daarmee samenhangen. Hij liet al zijn zintuigen mee genieten van het gevoel. Hij wist dat het Loena was die hij voelde, hij had haar stem gehoord, hij rook haar, hij voelde haar. Terwijl hij nog steeds op de grond lag, sloeg hij zijn armen om haar heen en begroef hij zijn gezicht in haar haren. Ze kietelden zijn neus en hij drukte een zachte kus tegen haar schouder terwijl hij de warmte over zich heen liet spoelen. De dood was nog zo erg niet, dacht hij, en hij sloot zijn ogen terwijl ze elkaar omhelsden.
Loena was dolgelukkig. Het had gewerkt. Het had echt gewerkt! De Tijdverdrijver had dan toch het beste met hen voor. Haar geluk kon niet meer op en ze liet hem los zodat ze hem kon aankijken terwijl ze weer met een rechte rug naast hem ging zitten. Eén hand hield haar nog steeds in haar zij vast en hij hield zijn ogen even gesloten, maar toen hij ze weer opende, was Loena aangenaam verrast dat zijn blik zo warm was.
Dus had hij haar toch voorgelogen. Ze had het wel geweten. Hij hield nog steeds van haar.
“Oh, Severus!” zei ze gelukkig. “Ik ben zo blij dat je nog leeft!”
Severus’ warme blik sloeg over in een verwarde.
“Ben ik niet dood?” vroeg hij opeens met een schorre stem en hij keek Loena aan alsof hij haar nu pas voor het eerst zag: wantrouwend, met een hint van angst en onzekerheid op zijn gezicht.
“Nee!” zei Loena opgewekt. “Je leeft nog!”
Onmiddellijk trok hij zijn hand van haar zij en schoof hij naar achteren. Het was toen hij rechtkwam en op zijn ellebogen steunde, dat hij een pijn voelde trekken van zijn nek tot in zijn armen. Dit was inderdaad niet de hemel – dit was de hel.
Nagini had hem gebeten, herinnerde hij nu weer. De pijn was vreselijk geweest. Hij had Harry Potter gezien en de jongen alle herinneringen geschonken die er iets aan toe deden. Alle herinneringen die hem zouden overtuigen dat hij goede bedoelingen had gehad. Alle herinneringen, behalve die van Loena. Zo gek was hij ook weer niet.
En nu zat ze hier, met rode ogen die verrieden dat ze had gehuild, maar tegelijkertijd was haar blik opgewekt en gelukkig. Ze droeg hetzelfde uniform van Zweinstein als al die andere keren dat ze was verdwenen. De Tijdverdrijver lag naast haar en hij perste zijn lippen even opeen. Hij rilde bij de gedachte dat hij had gedacht dat hij dood was en dat zij een engel was die hem verwelkomde in het naleven. Hij had haar nogal innig omhelsd, hij had haar zelfs een kus op haar schouder gegeven...
Bij Merlijns baard, hoe zou hij zichzelf hier ooit uit kunnen praten?
“Ik hoor dood te zijn,” zei hij loom.
Loena knikte instemmend. “Maar je leeft nog!” Ze klapte enthousiast in haar handen. “Ik heb je teruggebracht, is het niet fantastisch?!” Ze leek trots te zijn dat zij daarvoor verantwoordelijk was en toen ze zijn vragende blik zag, gaf ze hem het lege flesje dat op de grond lag.
Severus herkende het flesje uit een ver verleden en schudde zijn hoofd.
“Deze drank hoort mensen te doden, niet terug tot leven te brengen!”
Loena glimlachte breed. “Ik klaag niet.”
Severus rolde met zijn ogen, maar kon niet ontkennen dat er een lichte blos op zijn wangen verspreidde.
De jonge Ravenklauwse kroop dichter bij Severus en nam zijn hand vast. Hij protesteerde niet, al besefte hij dat hij dat wel zou moeten doen. Terwijl ze zo dicht bij hem zat, reikte hij naar zijn toverstaf, die zij achter haar oor had gestoken, en stak hij de toverstaf terug in zijn zak.
“Zie je nu! De Tijdverdrijver heeft ons weer samen gebracht! Het is echt ons lot!”
Ze had nog maar net de Tijdverdrijver aangehaald, of de Tijdverdrijver begon weer te trillen op de grond. Loena liet Severus los en nam de Tijdverdrijver in haar twee handen. Ze keek er lang naar en keek daarna in de verwarde ogen van Severus.
“Ik denk dat hij deze keer wil dat we beiden volgen.”
Ze hield de Tijdverdrijver met haar beide handen voor zich uit en Severus aarzelde terwijl hij naar het trillende ding keek.
“Dit hoort niet,” hield hij vol, maar toch kon hij zijn hand niet stoppen terwijl hij naar het magische voorwerp reikte. Hij zou ditmaal niet tegen het lot vechten.
In een flits waren ze verdwenen.
De Tijdverdrijver had gewonnen.
Loena bereidde zich voor op een harde val, maar ditmaal was daar geen sprake van. Ze daalde zo zacht neer op een houten vloer dat ze haar adem inhield terwijl ze met haar beide voeten op de planken landde. De ruimte waarin ze zich bevond was erg donker, maar door de spleten in de vloer kon ze licht zien schijnen van een verdieping onder de hare. Beter nog: ze hoorde een stem, maar deze mannelijke stem kwam haar niet bekend voor.
Een straaltje licht waarin veel stof danste, scheen door de vloer de ruimte in en Loena liet zich zakken op de vloer om haar oog dichter bij het gaatje in de vloer te brengen. Het hout kraakte lichtjes onder haar gewicht, maar dit leek niet ongewoon te zijn – zelfs de muren om haar heen leken constant te knarsen.
Loena schrok zich een ongeluk toen ze in de kamer onder haar kon kijken en een reusachtige slang zag die in een glinsterende bol zweefde. Ze probeerde nog meer van de kamer in haar op te nemen en voelde al het bloed uit haar gezicht wegtrekken toen ze opeens de huiveringwekkende gedaante van Heer Voldemort zag.
De Heer van het Duister. Loena’s hart ging wild tekeer. Ze bevond zich slechts meters van de meest duistere tovenaar aller tijden! Als hij ontdekte dat ze hier was...
Loena probeerde zich kalm te houden, maar trilde desondanks. Voor een moment leken al haar zintuigen te falen, tot ze opeens duidelijker dan ervoren de haatdragende en kille stem van de Duistere Heer kon opnemen.
“... moet meester zijn van de Zegevlier. Als ik meester ben van de stok, zal ik ook eindelijk Potter kunnen overmeesteren.”
Loena zag hoe Voldemort met zijn hand zwaaide en als gevolg de kooi van de slang door de lucht rolde. Het was toen ze zag waarheen de kooi rolde, dat de angst haar compleet om het lijf sloeg.
Severus!
Ze wilde het uitschreeuwen, roepen dat hij moest vluchten, maar hij leek opeens zelf te merken wat er gebeurde en hij gilde toen de bol waarin de slang zich bevond zich om zijn hoofd sloot.
Loena begreep niet wat Voldemort het volgende moment zei, maar de slang beet zich opeens vast in haar professor’s nek. Loena balde haar vuisten terwijl ze dit aanzag.
Severus gilde en Loena dacht dat ze ieder moment zelf zou sterven van onmacht. Ze weende tranen omwille van de machteloosheid die ze voelde, maar wendde haar blik niet af van het kijkgat.
Alle kleur trok uit Sneeps gezicht en hij viel op zijn knieën voor de Duistere Heer, niet in staat om zich van de magische kooi te ontdoen.
De kille stem van de Duistere Heer deed Loena nog meer schrikken. “Ik betreur het.”
De bol waarin de slang zat rolde langzaam verder door de lucht en Heer Voldemort verliet de kamer. Loena keek radeloos toe hoe Severus op zijn zij viel en het bloed uit de wonden in zijn hals stroomde. Ze moest hem helpen, maar durfde niet te bewegen zolang ze niet overtuigd was dat Voldemort volledig weg was.
Haar ogen merkten opeens een krat op dat mysterieus door de lucht zweefde in de kamer onder haar. Verward probeerde ze te bedenken wat er aan de hand kon zijn, tot opeens Harry verscheen van onder een Onzichtbaarheidsmantel en hij naar Severus liep.
Ze zag hoe het stervende schoolhoofd Harry bij het voorpand van zijn gewaad greep en kon horen dat hij iets zei – maar ze kon het niet verstaan. Alle kracht was uit zijn stem verdwenen en Loena greep de Tijdverdrijver in haar zak.
Ze kwam met een schok recht en scheurde haar blik ruw los. De wirwar van emoties stemden haar verward, maar de walging en angst die ze voelde, maakte haar vastbesloten.
Ze wilde hier niet zijn! Ze wilde dit niet zien! Ze hoorde hier niet eens thuis!
Als een gek draaide ze aan het wieltje van de Tijdverdrijver, maar deze deed niets. Loena kon er echter niet kalm bij blijven, dit was vreselijk!
Loena sprong bijna in de lucht toen de hoge en kille stem van Voldemort galmend ophees uit de muren en de vloer. Loena dacht dat Voldemort zelf zich bij haar in de kamer bevond, maar er was niemand te bespeuren in het duister van de kamer.
“Jullie hebben dapper gevochten. Heer Voldemort weet moed te waarderen. Maar jullie hebben ook zware verliezen geleden. Als jullie je blijven verzetten, zullen jullie allemaal sterven, een voor een. Dat is niet wat ik wil. Iedere druppel toverbloed die wordt vergoten, is een verlies en een verspilling. Heer Voldemort is genadig. Ik draag mijn troepen op om zich onmiddellijk terug te trekken. Jullie hebben één uur. Geef jullie doden een waardige rustplaats. Verzorg jullie gewonden. Ik richt me nu rechtstreeks tot jou, Harry Potter. Je hebt je vrienden voor je laten sterven in plaats van je rechtstreeks met mij te meten. Ik zal één uur lang op je wachten in het Verboden Bos. Als je na afloop van dat uur niet gekomen bent, je niet hebt overgegeven, wordt de strijd hervat. Maar dan zal ik zelf mijn troepen aanvoeren en zal ik je vinden, Harry Potter. Iedere man of vrouw en ieder kind dat geprobeerd heeft je te verbergen zal ik persoonlijk straffen. Je hebt één uur.”
Loena hoorde nu duidelijk de stemmen van Ron en Hermelien in de kamer onder haar.
“Luister niet naar hem!”
“Het komt vast wel goed! Laten we – laten we teruggaan naar het kasteel. Als hij in het Verboden Bos is, moeten we een nieuw plan bedenken!”
Loena kon het niet laten om nog een blik door het kijkgat te werpen. Het was inmiddels al een hele tijd geleden dat ze haar vrienden nog had gezien, maar toch kon ze er niet blij om zijn. Ze was gefrustreerd over de wreedheid van de Tijdverdrijver en iets in haar wilde het ding het liefste stukslaan. Met lede ogen zag ze aan hoe haar drie vrienden weer verdwenen en ze durfde niet te kijken naar het levensloze lichaam van Severus. Woedend sprong ze recht in de duistere kamer en met een smak gooide ze de Tijdverdrijver door de kamer.
Hij kaatste tegen de muren en rolde haast uitdagend over de vloer, tot hij weer voor haar voeten stilviel en Loena was ervan overtuigd dat het ding met haar spotte – zoals het daar onbreekbaar en glimmend lag. Woedend staarde ze naar het ding terwijl de tranen over haar wangen rolden.
Hij was dood. Hij was dood en lag in de kamer onder haar. Ze durfde het niet aan om dichter te gaan kijken.
Dit wilde ze echt niet zien.
Opeens begon de Tijdverdrijver weer te trillen en Loena keek argwanend naar het ding. Toch wilde ze weg en ze wilde de Tijdverdrijver weer oprapen, totdat opeens het getril ophield en er uit het niets een flesje verscheen.
Loena staarde even naar het ding en raapte het kleine flesje op met haar ene hand en de Tijdverdrijver met haar andere. Het flesje kwam haar al bekend voor voordat ze las wat erop stond geschreven, maar ze kon zich niet bedenken van waar ze het flesje kende. Het enige wat door haar hoofd spookte, was het beeld van Severus die levensloos op de grond van de verdieping onder haar lag.
Door haar tranen heen kon ze nog net de drie doodshoofden zien die op het flesje waren getekend.
“Dodelijk,” las Loena voor en ze keek woedend naar de Tijdverdrijver. “Ik ga mezelf niet van kant maken, als je dat hoopt!”
De Tijdverdrijver trilde lichtjes in haar hand, maar vreemd genoeg bleef ze waar ze was. Loena draaide het flesje om in haar handen en zag opeens iets kleins geschreven op de achterkant van het flesje. Ze moest de tranen in haar ogen drogen om het te kunnen lezen.
“Te straffe concentratie antigif – dodelijk.”
Loena mijmerde over de betekenis hiervan en plots sloeg haar hart een tel over.
“ANTIGIF!” riep ze plots luid, alsof ze nu pas besefte wat ze in haar handen had, en met het flesje en de Tijdverdrijver stevig omklemd, gooide ze de deur open en zocht ze een weg naar de verdieping onder haar.
Ze sloeg enkele tredes over terwijl ze van de trap rende en struikelde bijna over haar mantel toen ze op het gelijkvloers aankwam. Ze gooide de deur van de kamer waar Severus lag open en rende naar hem toe. Het was vreselijk om hem zo te zien, in een plas van zijn eigen bloed, maar Loena liet zich niet van haar stuk slaan. Ze rolde hem zodat hij volledig op zijn rug lag en nam diep adem.
Met een plop trok ze de kurk van het kleine flesje en ze aarzelde even. Moest ze hem het drankje laten drinken of het in zijn wonde gieten? Er stond verder geen informatie op het flesje, dus goot ze het eerste deel van het drankje in zijn mond en het tweede deel over de wonde in zijn nek. Achteloos gooide ze het lege flesje langs zich neer en nam ze zijn toverstaf, die op de grond naast hem lag. Hij had teveel bloed verloren en de wonde in zijn nek moest zo snel mogelijk gedicht worden. Ze richtte detoverstaf op zijn nek en herhaalde zachtjes de toverspreuk “Vulnera Sanentur”.
De toverstaf bewoog zich vloeiend heen en weer over de wonde terwijl ze dit zei en ze was blij om te zien dat het bloed op de grond langzaamaan verminderde en terug in zijn lichaam stroomde. Het bracht haar telkens een gevoel van opluchting als ze merkte dat een spreuk die ze nog nooit had gebruikt ging zoals ze wenste.
Zijn gelaat bleef echter lijkbleek en hij leek niet te ademen, zelfs niet toen de wonde bijna volledig gedicht was – al leken Nagina’s hoektanden lelijke, groene littekens gemaakt te hebben. Loena wist niet wat ze nu nog kon doen en ze stak zijn toverstaf achter haar oor.
“Severus,” zei ze zijn naam en ze nam hem bij zijn schouders. “Hoor je me? Je moet wakker worden!” Ze schudde hem zachtjes doorheen en ze had zelf niet door dat er tranen over haar wangen stroomden. “Je mag nog niet dood, hoor je me? Ik geloof nog steeds niet dat je slecht bent – en als het wel zo is en ik me vergis, dan wil ik dat uit jouw mond horen, begrijp je me? Jij moet het me zeggen dan – niemand anders!”
Ze liet zijn schouders los en hield radeloos haar handen boven zijn gezicht, maar ze durfde hem niet aan te raken. Ze durfde niet te voelen of hij nog een hartslag had en ze durfde evenmin te voelen of hij nog ademde.
Impulsief en zonder stil te staan bij hetgeen ze deed, sloeg ze hem opeens op zijn borstkas. Het was geen harde slag en hij gaf nog steeds geen teken van leven, maar Loena wilde hem nog niet opgeven. Ze balde haar hand tot een vuist en sloeg nog een keer. Dit herhaalde ze drie keer, terwijl de tranen steeds harder over haar wangen liepen. “Je moet wakker worden, Severus, alsjeblieft. Doe het voor mij.”
Loena was zo vervuld van haar verdriet dat ze niet merkte dat de Tijdverdrijver stilletjes begon te trillen. Toen ze haar hand liet neerkomen om een vijfde keer op zijn borstkas te slaan, merkte ze niet dat de Tijdverdrijver weer stil viel op het moment dat ze hem aanraakte. En met een diepe inhaal van adem schrok haar schoolhoofd opeens wakker.
De eerste blik die ze in zijn ogen zag was die van doodsangst, totdat deze blik opeens omsloeg in verwarring en Loena’s hart ging als een wilde tekeer.
“Severus!” piepte ze blij en zonder er verder bij na te denken boog ze zich naar hem toe en omhelsde ze hem in een verstikkende knuffel.
Severus had geen flauw idee wat er aan de hand was. Hij was dood. Dat moest wel. Hij had al het leven uit zijn lichaam voelen trekken. Hij had de stemmen aan de andere zijde gehoord, fluisterend, maar warm en bezorgd. Het even warme gevoel dat zich nu door zijn lichaam verspreidde, moest daarmee samenhangen. Hij liet al zijn zintuigen mee genieten van het gevoel. Hij wist dat het Loena was die hij voelde, hij had haar stem gehoord, hij rook haar, hij voelde haar. Terwijl hij nog steeds op de grond lag, sloeg hij zijn armen om haar heen en begroef hij zijn gezicht in haar haren. Ze kietelden zijn neus en hij drukte een zachte kus tegen haar schouder terwijl hij de warmte over zich heen liet spoelen. De dood was nog zo erg niet, dacht hij, en hij sloot zijn ogen terwijl ze elkaar omhelsden.
Loena was dolgelukkig. Het had gewerkt. Het had echt gewerkt! De Tijdverdrijver had dan toch het beste met hen voor. Haar geluk kon niet meer op en ze liet hem los zodat ze hem kon aankijken terwijl ze weer met een rechte rug naast hem ging zitten. Eén hand hield haar nog steeds in haar zij vast en hij hield zijn ogen even gesloten, maar toen hij ze weer opende, was Loena aangenaam verrast dat zijn blik zo warm was.
Dus had hij haar toch voorgelogen. Ze had het wel geweten. Hij hield nog steeds van haar.
“Oh, Severus!” zei ze gelukkig. “Ik ben zo blij dat je nog leeft!”
Severus’ warme blik sloeg over in een verwarde.
“Ben ik niet dood?” vroeg hij opeens met een schorre stem en hij keek Loena aan alsof hij haar nu pas voor het eerst zag: wantrouwend, met een hint van angst en onzekerheid op zijn gezicht.
“Nee!” zei Loena opgewekt. “Je leeft nog!”
Onmiddellijk trok hij zijn hand van haar zij en schoof hij naar achteren. Het was toen hij rechtkwam en op zijn ellebogen steunde, dat hij een pijn voelde trekken van zijn nek tot in zijn armen. Dit was inderdaad niet de hemel – dit was de hel.
Nagini had hem gebeten, herinnerde hij nu weer. De pijn was vreselijk geweest. Hij had Harry Potter gezien en de jongen alle herinneringen geschonken die er iets aan toe deden. Alle herinneringen die hem zouden overtuigen dat hij goede bedoelingen had gehad. Alle herinneringen, behalve die van Loena. Zo gek was hij ook weer niet.
En nu zat ze hier, met rode ogen die verrieden dat ze had gehuild, maar tegelijkertijd was haar blik opgewekt en gelukkig. Ze droeg hetzelfde uniform van Zweinstein als al die andere keren dat ze was verdwenen. De Tijdverdrijver lag naast haar en hij perste zijn lippen even opeen. Hij rilde bij de gedachte dat hij had gedacht dat hij dood was en dat zij een engel was die hem verwelkomde in het naleven. Hij had haar nogal innig omhelsd, hij had haar zelfs een kus op haar schouder gegeven...
Bij Merlijns baard, hoe zou hij zichzelf hier ooit uit kunnen praten?
“Ik hoor dood te zijn,” zei hij loom.
Loena knikte instemmend. “Maar je leeft nog!” Ze klapte enthousiast in haar handen. “Ik heb je teruggebracht, is het niet fantastisch?!” Ze leek trots te zijn dat zij daarvoor verantwoordelijk was en toen ze zijn vragende blik zag, gaf ze hem het lege flesje dat op de grond lag.
Severus herkende het flesje uit een ver verleden en schudde zijn hoofd.
“Deze drank hoort mensen te doden, niet terug tot leven te brengen!”
Loena glimlachte breed. “Ik klaag niet.”
Severus rolde met zijn ogen, maar kon niet ontkennen dat er een lichte blos op zijn wangen verspreidde.
De jonge Ravenklauwse kroop dichter bij Severus en nam zijn hand vast. Hij protesteerde niet, al besefte hij dat hij dat wel zou moeten doen. Terwijl ze zo dicht bij hem zat, reikte hij naar zijn toverstaf, die zij achter haar oor had gestoken, en stak hij de toverstaf terug in zijn zak.
“Zie je nu! De Tijdverdrijver heeft ons weer samen gebracht! Het is echt ons lot!”
Ze had nog maar net de Tijdverdrijver aangehaald, of de Tijdverdrijver begon weer te trillen op de grond. Loena liet Severus los en nam de Tijdverdrijver in haar twee handen. Ze keek er lang naar en keek daarna in de verwarde ogen van Severus.
“Ik denk dat hij deze keer wil dat we beiden volgen.”
Ze hield de Tijdverdrijver met haar beide handen voor zich uit en Severus aarzelde terwijl hij naar het trillende ding keek.
“Dit hoort niet,” hield hij vol, maar toch kon hij zijn hand niet stoppen terwijl hij naar het magische voorwerp reikte. Hij zou ditmaal niet tegen het lot vechten.
In een flits waren ze verdwenen.
De Tijdverdrijver had gewonnen.