27/08/2020, 18:02
Hoofdstuk 9: Achter het Masker
Hermelien stapte de kamer binnen en zag hoe hij enkele kaarsen met een zwaai van zijn toverstaf aan het branden kreeg. Ze bleef aan de ingang wachten en kuchte even.
"Kom, zet je neer," glimlachte hij nerveus terwijl hij naar een lage, zwartleren bank wees.
Hij besefte maar al te goed hoe vreemd dit voor hem was. Dit was de eerste keer in tien jaren dat hij bezoek mocht ontvangen. Hij was ietwat nerveus, zeker omdat hij in het gezelschap was van Hermelien, op wie hij de afgelopen maand nogal gesteld was geraakt. Hoe graag hij ook met haar wilde praten, hij was bang om iets te zeggen, bang dat hij iets verkeerd zou doen en haar zou wegjagen.
Voorzichtig ging Hermelien zitten en keek ze om zich heen. Voor de bank stond een lage, rechthoekige salontafel, waarop een schotel met fruit stond. Naast de schotel lag een enorm dik en oud boek. Ze probeerde de titel van het boek te lezen, maar opeens merkte hij dat ze het boek had gezien en hij liep snel naar de tafel om het boek op te rapen. Hermelien schrok lichtjes van de snelle beweging waarmee hij het boek weggriste en hij liep gehaast naar een boekenkast heen.
Hij zette het boek terug op zijn plaats en hij kon de kleine letters zien die op de rug geschreven stonden: "Magische Middelen ter Bestrijding van Marteldranken". Hij had liever niet dat zij het zag, hij wou er geen vragen over beantwoorden.
Hermelien merkte hoe gespannen hij was en voelde zich een beetje schuldig.
"Is alles in orde?" vroeg ze voorzichtig en hij draaide zich snel terug naar haar om.
"Ja, ja, natuurlijk..." antwoordde hij, maar hij hield nerveus met beide handen de rand van zijn mantel vast en Hermelien was niet overtuigd.
"Zet je erbij..." zei ze op zachte toon en ze schoof een beetje op in de zetel.
Hij durfde niet te weigeren en ging naast haar zitten. Zijn ogen keken haar van onder zijn masker continue aan. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden en hoopte dat ze er niets van merkte. Ze zag er prachtig uit en leek wel te gloeien in het kaarslicht. Het was duidelijk dat ze zich meer op haar gemak voelde in zijn buurt dan hij bij haar. Ze was mooier dan hij zich kon herinneren en ze had een soort kwetsbaarheid over zich die hij nooit eerder bij haar had opgemerkt. Het was zo vreemd voor hem om haar in zo'n nieuw licht te zien.
Hermelien keek strak naar haar eigen handen. Hier zat ze dan, in een zetel in de Geheime Kamer, naast haar spook, een voormalige dooddoener die al tien jaar een kluizenaarsleven leidde. Dit was exact wat ze had gewild, ze had gewild dat hij haar terug mee zou nemen naar de Geheime Kamer zodat ze hem beter zou kunnen leren kennen, maar nu had ze geen flauw idee wat ze hem moest vertellen of vragen.
Hij merkte ook dat de stilte tussen hen tweeën alles behalve natuurlijk en aangenaam was en zuchtte lichtjes. Hermelien draaide haar hoofd naar hem en keek hem verontschuldigend aan.
"Dit loopt niet bepaald vlotjes, he?" vroeg ze langzaam en ze durfde hem niet in de ogen te kijken.
Hij glimlachte ook verontschuldigend.
"Wil je misschien..." Hermelien aarzelde even, maar keek hem toch aan. "Wil je misschien liever dat ik je met rust laat? Ik wil me niet opdringen en je hebt nooit gevraagd dat ik je kwam opzoeken."
Hermelien maakte aanstalten om op te staan, maar hij nam snel haar hand vast en hield haar tegen.
"Nee," zei hij. "Ik ben blij met je gezelschap."
Hij keek Hermelien oprecht aan en ze bloosde.
"Maar je bent ook niet erg spraakzaam erdoor," zei ze verlegen.
Hij glimlachte en hield haar hand nog steeds vast in de zijne.
"Ik vind het moeilijk om met je te praten, Hermelien."
Hermelien fronste haar voorhoofd en keek hem medelevend aan.
"Omdat het al zo lang geleden is dat je nog met iemand hebt gesproken?" vroeg ze.
"Dat niet alleen," glimlachte hij. "Maar er is zoveel dat je niet weet..."
Hermelien keek naar haar hand in de zijne en knikte.
"Wil je erover praten?" stelde ze voorzichtig voor.
Verrast keek hij haar aan. Ze was echt merkwaardig. Iedere keer dat ze iets zei wist ze hem meer en meer te verrassen. Een deel van hem wilde haar omhelzen en haar bedanken, maar een ander deel van hem voelde niets dan angst bij het gedacht dat ze te weten zou kunnen komen wie hij werkelijk was.
"Ja en nee..." antwoordde hij eerlijk en hij liet haar hand los.
Hermelien merkte dat hij niets uit zichzelf zou vertellen, maar ze wist dat er iets was dat hij kwijt wilde. Ze zou hem voorzichtig moeten aanpakken als ze wilde dat hij haar vertrouwde.
Haar hand reikte naar zijn linkerarm en voorzichtig legde ze zijn arm zo in haar andere hand dat ze het dooddoenersteken kon zien. Ze voelde met haar vingers over het zwarte teken en hij keek haar als gehypnotiseerd aan.
"Wanneer wist je eigenlijk dat je liever niet bij de Dooddoeners wilde horen?" vroeg Hermelien op een rustige toon.
Hij keek haar glimlachend aan en stond even versteld van de vraag die ze hem stelde. Hij had eerder gedacht dat ze weer om zijn naam zou vragen of hem zou vragen of ze achter zijn masker mocht kijken, maar deze vraag stelde hem gerust: ze had blijkbaar respect voor zijn geheimen.
"Ik wist het toen ze me vroegen mijn eerste Onvergeeflijke Vloek uit te spreken," antwoordde hij voorzichtig. "Ik heb altijd geweten dat ik ooit een Dooddoener zou worden. Ik was ook helemaal niet onschuldig als kind en al helemaal niet toen ik op Zweinstein zat. Toen ik pas Dooddoener was, was ik zo trots..."
Een vreemde, bittere glimlach verscheen op zijn gezicht.
"Ik was ervan overtuigd dat ik gekozen was omdat ik zo'n grote indruk had nagelaten..."
Hij slikte en leek diep na te denken.
Hermelien wachtte af, maar hij bleef zwijgen.
"Waarom was je dan gekozen?" vroeg ze stil.
Hij haalde nonchalant zijn schouders op.
"Het lot," zuchtte hij. "Het had niets met mij te maken. Ik was gewoon geboren in de juiste familie... Of in de verkeerde familie, beter gezegd. Toen ik dat besefte kwamen de twijfels. Ik besefte dat ik liever was geboren in een ander gezin, bij andere tovenaars die niets te maken hadden met Voldemort, bij dreuzelouders, ergens waar men me nooit in zo'n levensgevaar zou hebben geplaatst. Ik besefte dat ik verkeerd zat wat dreuzels en modderbloedjes betrof... Ik had zoveel spijt van alles... Ik wist dat ik een Onvergeeflijke Vloek moest uitspreken, of hij zou me doden, maar ik kon het niet. Ik had zoveel zelfmedelijden dat ik de haat niet kon opbrengen..."
Hermelien luisterde ademloos, maar liet zijn hand niet los.
"Dus je hebt nooit een Onvergeeflijke Vloek uitgesproken?" vroeg Hermelien met grote ogen.
Hij schudde zijn hoofd en zuchtte.
"Maar..." Hermelien zette even een aantal zaken op een rijtje. "Maar waarom zit je dan hier? Waarom ga je niet naar het Ministerie? Vertel hen alles, je zit dan misschien wel een paar jaar in Azkaban, maar dat is beter dan je leven lang hier gevangen te zitten! Als je geen Onvergeeflijke Vloek hebt uitgesproken, hebben ze geen enkel excuus om je langer dan een vijftal jaren gevangen te houden."
Hij schudde weeral zijn hoofd en keek Hermelien aan.
"Ik heb geen enkel bewijs. Ze zullen me nooit geloven... Het woord van een Dooddoener heeft niet veel waarde op het Ministerie..."
Ellendig staarde hij voor zich uit, totdat hij plots schrok van Hermeliens hand onder zijn kin. Verward keek hij haar aan en ze zette zich iets dichter bij hem.
"Je moet het niet zo snel opgeven," zei ze op een zachte toon en ze legde haar hand op zijn wang, gedeeltelijk over het masker. "Je verdient meer dan dit. Dit is geen leven voor iemand die niets heeft misdaan."
Haar hand ging even door zijn haar en hij keek haar ongelovend aan.
"Ik zal je helpen," fluisterde ze en ze keek hem met een warme blik aan. "Vertrouw me."
Hij sloot zijn ogen terwijl hij haar vingers terug over zijn gezicht voelde en hij genoot van de warmte van haar hand. Hij wilde niets meer vertellen, hij wilde gewoon genieten van haar bezorgdheid en voelen dat er iemand was die om hem gaf.
"Ik vertrouw je..." fluisterde hij terug.
Hermelien moest haar tranen bedwingen terwijl ze hem aankeek. Ze kon niet begrijpen waarom hij dit zichzelf had aangedaan. Maar hij had gelijk: er was geen bewijs. Ze moest hem helpen zijn onschuld te bewijzen. Hij verdiende ook een leven. Hij vertrouwde haar ermee.
Haar vingers voelden over het masker heen, maar Hermelien schrok even toen ze een traan voelde die haar vingers tegemoet kwam op het masker. Haar vingers trilden terwijl ze zich naar de rand van het masker bewogen.
Hij probeerde alle slechte gedachten uit zijn geheugen te bannen. Hij moest geloven dat ze hem kon helpen. Hij moest geloven dat ze om hem gaf. Dat hij haar kon vertrouwen.
Hij hield ellendig zijn ogen gesloten en was te gehypnotiseerd door hetgeen ze in hem deed branden om haar vingers aan de rand van het masker te voelen.
En plots trok ze het masker van zijn gezicht.
Zijn ogen schrokken open en de hypnose was in één seconde verbroken. Verschrokken keek hij naar haar gezicht, waar niets dan horror van af te lezen viel.
Hermelien werd bleek en kroop onbewust verder van hem af. Dit had ze niet gewild. Dit had ze niet verwacht. Ze had zijn gezicht willen zien, niet... dit.
Hermelien voelde zich misselijk van het zicht alleen, maar kon niet wegkijken. Ze herkende amper een gezicht in hetgeen ze zag. Waar zijn voorhoofd en wenkbrauwen zouden moeten zitten, zag ze niets dan een afschuwelijk rood-bruine huid, vol met littekens en zwarte plekken die op brandwondes leken. Zijn wangen, en dan vooral zijn linkerwang, waren even afstotelijk, maar hetgeen haar het meeste verschrok was hetgeen er was overgebleven van zijn neus. Het zag eruit alsof het behoorde aan iemand die net was gestorven in een brand. Hermelien had geen enkel idee wat er was gebeurd en hoe hij het kon hebben overleefd, maar ze voelde zich suf worden van het zicht alleen.
Gehaast trok hij zijn masker terug uit haar handen en kwam hij recht. Hij deed een paar stappen van haar weg en stond met zijn rug naar haar toe, maar toch kon hij nog steeds haar ogen voelen branden. De horror in haar ogen had alle illusies doen verdwijnen. Hij hoorde hier, alleen. Niet tussen anderen, niet bij haar.
Trillend kwam Hermelien recht en deed ze een stap achteruit. Hij had helemaal niet geprobeerd zijn identiteit te verbergen... Hij was... mismaakt. Lelijk. Afstotelijk. Dat had ze niet mogen weten. Dat had hij voor haar proberen verborgen te houden.
De kamer draaide voor Hermeliens ogen. Dit kon gewoon niet waar zijn! Ze deed nog een stap naar achter en slikte toen hij haar opeens zijlings aankeek.
Ze haatte zichzelf ervoor, maar ze wilde dat hij zo snel mogelijk het masker terug opdeed. Haar hele lichaam trilde terwijl hij haar met de meest merkwaardige blik aankeek. Er was duidelijk boosheid en razernij te lezen in zijn ogen, maar tegelijkertijd ook verdriet en medelijden.
"Ga weg," siste hij stil, maar Hermelien bewoog niet terwijl er geluidloze tranen over haar wangen gleden en hij balde zijn vuisten.
Hij draaide zich woedend terug naar haar en deed snel een paar stappen dichter, totdat hij voor haar stond.
"Had je dit verwacht?" riep hij in haar gezicht terwijl zijn kille ogen contact met de hare zochten. "Wilde je dit zo graag zien?"
Hermelien keek hem even aan, maar wendde een paar tellen later in afschuw haar blik naar de grond.
"Kijk dan, Hermelien!" riep hij luid, maar zijn stem brak en zijn onderlip trilde. "Kijk nou!"
Hermeliens tranen maakten haar blik wazig, maar ze deed nog een poging om hem aan te kijken, al kwamen er steeds meer tranen die over haar wangen gleden en ze klemde haar kaken opeen om te voorkomen dat ze echt zou gaan snikken.
"Zie je dan wat er van me is geworden?" ging hij stiller, maar nog steeds met een bittere stem verder. "Zie je nu in waarom ik het masker draag?"
Hij wilde even lachen, maar sloeg er niet in.
"Niet om mijn identiteit te verbergen..." ging hij steeds kalmer verder en hij slikte terwijl hij voorzichtig zijn vingers troostend over haar wangen liet tasten. Ze voelden klam aan door de tranen die ze weende en hij schudde zijn hoofd lichtjes.
"Ik heb geen masker nodig om te verbergen wie ik ben," zei hij met een bittere glimlach op zijn gezicht en zijn stem was niets meer dan een fluister. "Je herkent me zo ook niet..."
Het was alsof Hermelien een slag op haar hoofd kreeg. Herkennen. Herkende ze hem? Rillingen liepen over haar rug terwijl ze in zijn ogen keek. Wie was hij? Ze kende hem. Een dooddoener. Blauwgrijze ogen. Een zwadderaar. Niet veel ouder dan haar. Hij kende haar. Hij...
Het werd zwart voor Hermeliens ogen, maar ze kon de naam op haar lippen niet meer terugnemen terwijl ze zwak op de grond viel.
"... Draco."
"Draco!"
Met een ruk schrok Hermelien overeind.
Gedesoriënteerd keek ze om zich heen. Waar was ze? Dit was de Geheime Kamer helemaal niet, dit was... haar kamer. Het licht scheen al binnen door het kerkerraam en Hermelien zag dat ze op haar eigen bed lag.
Het was al bijna middag! Hoe was dat mogelijk? Ze had nooit zo lang kunnen slapen na hetgeen ze... Hetgeen ze had gezien achter het masker.
Hij moest haar een slaapdrank hebben gegeven. Draco.
Hermelien stond snel recht van haar bed en keek om zich heen. Haar bezem stond in een hoek van de kamer en haar toverstaf lag op haar nachtkastje. Waar was hij? Was hij terug in de Kamer?
Met een kloppend hart ijsbeerde Hermelien voor haar bed. Ze kon niet begrijpen dat het Draco was. Hij was zo enorm veranderd, niet enkel wat zijn uiterlijk betrof, hij was nu zo groot en zijn hele lichaamsbouw was veranderd, hij had vroeger nooit zo'n brede schouders gehad, maar ook die onnatuurlijk witte haren waren nieuw voor haar, om maar te zwijgen van hetgeen hij achter het masker verborg. Ook vanbinnen was hij anders. Aardig. Hoe kon hij aardig tegen haar doen? Hij was vroeger altijd zo onuitstaanbaar... Als hij haar in die laatste weken één keer zo vreselijk had behandeld als vroeger, had ze hem meteen herkend, maar dat had hij niet gedaan, tijdens geeneen van hun ontmoetingen. Hermelien kon de vergelijking met haar arrogante klasgenoot uit Zwadderich niet leggen, maar hij was het echt. Hij was niet dood, zoals Hermelien tien jaar lang had geloofd, maar wat was er dan wel gebeurd met hem?
Ze moest met hem praten, zich excuseren voor het feit dat ze zijn masker had afgetrokken, hem laten weten dat ze hem nog steeds vertrouwde.
En dat deed ze ook echt. Ze had hem al vertrouwd voor ze zijn identiteit wist en nu ze wist wie hij was, veranderde dat niets voor haar. Hij was goed. De Draco die zij had gekend, had ze amper teruggevonden in zijn ogen.
Ellendig ging ze terug op het bed zitten. Ze had hem niet durven aankijken. Ze had geweend. Ze had gewalgd en gegruweld van hetgeen ze had gezien. En hij had het allemaal in haar ogen kunnen lezen. Hermelien vroeg zich af hoe ze hem terug onder ogen zou kunnen komen, de schaamte voor haar eigen gedrag ging als een steek door haar hart, maar ze wist dat ze hem terug moest spreken.
Maar zou hij dat nog wel willen? Ze had zijn vertrouwen op zo'n vreselijke manier geschaad... Hij had niet gewild dat ze zijn masker van zijn gezicht trok toen hij haar had gezegd dat hij haar vertrouwde, dat had hij er helemaal niet mee bedoeld, maar toch had Hermelien het gedaan. Zou hij haar nog ooit willen spreken?
Ze kon niet weeral proberen naar de Kamer te sluipen door de gangen, ze zou ongetwijfeld weer in een val lopen en ditmaal zou hij haar misschien niet willen redden.
De enige hoop die Hermelien had, waren de stukken perkament die ze bij de huiswerken kon steken. Binnen een paar dagen zouden de lessen weer beginnen en zou hij de huiswerken controleren. Ze moest hem schrijven en hem proberen te contacteren.
Ze zou het zichzelf nooit vergeven als ze nu nooit meer iets van hem zou horen. Hij had haar nodig. En zij hem ook, al kon ze dat gevoel niet verklaren, ze wist gewoon dat het zo was.
Hermelien stapte de kamer binnen en zag hoe hij enkele kaarsen met een zwaai van zijn toverstaf aan het branden kreeg. Ze bleef aan de ingang wachten en kuchte even.
"Kom, zet je neer," glimlachte hij nerveus terwijl hij naar een lage, zwartleren bank wees.
Hij besefte maar al te goed hoe vreemd dit voor hem was. Dit was de eerste keer in tien jaren dat hij bezoek mocht ontvangen. Hij was ietwat nerveus, zeker omdat hij in het gezelschap was van Hermelien, op wie hij de afgelopen maand nogal gesteld was geraakt. Hoe graag hij ook met haar wilde praten, hij was bang om iets te zeggen, bang dat hij iets verkeerd zou doen en haar zou wegjagen.
Voorzichtig ging Hermelien zitten en keek ze om zich heen. Voor de bank stond een lage, rechthoekige salontafel, waarop een schotel met fruit stond. Naast de schotel lag een enorm dik en oud boek. Ze probeerde de titel van het boek te lezen, maar opeens merkte hij dat ze het boek had gezien en hij liep snel naar de tafel om het boek op te rapen. Hermelien schrok lichtjes van de snelle beweging waarmee hij het boek weggriste en hij liep gehaast naar een boekenkast heen.
Hij zette het boek terug op zijn plaats en hij kon de kleine letters zien die op de rug geschreven stonden: "Magische Middelen ter Bestrijding van Marteldranken". Hij had liever niet dat zij het zag, hij wou er geen vragen over beantwoorden.
Hermelien merkte hoe gespannen hij was en voelde zich een beetje schuldig.
"Is alles in orde?" vroeg ze voorzichtig en hij draaide zich snel terug naar haar om.
"Ja, ja, natuurlijk..." antwoordde hij, maar hij hield nerveus met beide handen de rand van zijn mantel vast en Hermelien was niet overtuigd.
"Zet je erbij..." zei ze op zachte toon en ze schoof een beetje op in de zetel.
Hij durfde niet te weigeren en ging naast haar zitten. Zijn ogen keken haar van onder zijn masker continue aan. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden en hoopte dat ze er niets van merkte. Ze zag er prachtig uit en leek wel te gloeien in het kaarslicht. Het was duidelijk dat ze zich meer op haar gemak voelde in zijn buurt dan hij bij haar. Ze was mooier dan hij zich kon herinneren en ze had een soort kwetsbaarheid over zich die hij nooit eerder bij haar had opgemerkt. Het was zo vreemd voor hem om haar in zo'n nieuw licht te zien.
Hermelien keek strak naar haar eigen handen. Hier zat ze dan, in een zetel in de Geheime Kamer, naast haar spook, een voormalige dooddoener die al tien jaar een kluizenaarsleven leidde. Dit was exact wat ze had gewild, ze had gewild dat hij haar terug mee zou nemen naar de Geheime Kamer zodat ze hem beter zou kunnen leren kennen, maar nu had ze geen flauw idee wat ze hem moest vertellen of vragen.
Hij merkte ook dat de stilte tussen hen tweeën alles behalve natuurlijk en aangenaam was en zuchtte lichtjes. Hermelien draaide haar hoofd naar hem en keek hem verontschuldigend aan.
"Dit loopt niet bepaald vlotjes, he?" vroeg ze langzaam en ze durfde hem niet in de ogen te kijken.
Hij glimlachte ook verontschuldigend.
"Wil je misschien..." Hermelien aarzelde even, maar keek hem toch aan. "Wil je misschien liever dat ik je met rust laat? Ik wil me niet opdringen en je hebt nooit gevraagd dat ik je kwam opzoeken."
Hermelien maakte aanstalten om op te staan, maar hij nam snel haar hand vast en hield haar tegen.
"Nee," zei hij. "Ik ben blij met je gezelschap."
Hij keek Hermelien oprecht aan en ze bloosde.
"Maar je bent ook niet erg spraakzaam erdoor," zei ze verlegen.
Hij glimlachte en hield haar hand nog steeds vast in de zijne.
"Ik vind het moeilijk om met je te praten, Hermelien."
Hermelien fronste haar voorhoofd en keek hem medelevend aan.
"Omdat het al zo lang geleden is dat je nog met iemand hebt gesproken?" vroeg ze.
"Dat niet alleen," glimlachte hij. "Maar er is zoveel dat je niet weet..."
Hermelien keek naar haar hand in de zijne en knikte.
"Wil je erover praten?" stelde ze voorzichtig voor.
Verrast keek hij haar aan. Ze was echt merkwaardig. Iedere keer dat ze iets zei wist ze hem meer en meer te verrassen. Een deel van hem wilde haar omhelzen en haar bedanken, maar een ander deel van hem voelde niets dan angst bij het gedacht dat ze te weten zou kunnen komen wie hij werkelijk was.
"Ja en nee..." antwoordde hij eerlijk en hij liet haar hand los.
Hermelien merkte dat hij niets uit zichzelf zou vertellen, maar ze wist dat er iets was dat hij kwijt wilde. Ze zou hem voorzichtig moeten aanpakken als ze wilde dat hij haar vertrouwde.
Haar hand reikte naar zijn linkerarm en voorzichtig legde ze zijn arm zo in haar andere hand dat ze het dooddoenersteken kon zien. Ze voelde met haar vingers over het zwarte teken en hij keek haar als gehypnotiseerd aan.
"Wanneer wist je eigenlijk dat je liever niet bij de Dooddoeners wilde horen?" vroeg Hermelien op een rustige toon.
Hij keek haar glimlachend aan en stond even versteld van de vraag die ze hem stelde. Hij had eerder gedacht dat ze weer om zijn naam zou vragen of hem zou vragen of ze achter zijn masker mocht kijken, maar deze vraag stelde hem gerust: ze had blijkbaar respect voor zijn geheimen.
"Ik wist het toen ze me vroegen mijn eerste Onvergeeflijke Vloek uit te spreken," antwoordde hij voorzichtig. "Ik heb altijd geweten dat ik ooit een Dooddoener zou worden. Ik was ook helemaal niet onschuldig als kind en al helemaal niet toen ik op Zweinstein zat. Toen ik pas Dooddoener was, was ik zo trots..."
Een vreemde, bittere glimlach verscheen op zijn gezicht.
"Ik was ervan overtuigd dat ik gekozen was omdat ik zo'n grote indruk had nagelaten..."
Hij slikte en leek diep na te denken.
Hermelien wachtte af, maar hij bleef zwijgen.
"Waarom was je dan gekozen?" vroeg ze stil.
Hij haalde nonchalant zijn schouders op.
"Het lot," zuchtte hij. "Het had niets met mij te maken. Ik was gewoon geboren in de juiste familie... Of in de verkeerde familie, beter gezegd. Toen ik dat besefte kwamen de twijfels. Ik besefte dat ik liever was geboren in een ander gezin, bij andere tovenaars die niets te maken hadden met Voldemort, bij dreuzelouders, ergens waar men me nooit in zo'n levensgevaar zou hebben geplaatst. Ik besefte dat ik verkeerd zat wat dreuzels en modderbloedjes betrof... Ik had zoveel spijt van alles... Ik wist dat ik een Onvergeeflijke Vloek moest uitspreken, of hij zou me doden, maar ik kon het niet. Ik had zoveel zelfmedelijden dat ik de haat niet kon opbrengen..."
Hermelien luisterde ademloos, maar liet zijn hand niet los.
"Dus je hebt nooit een Onvergeeflijke Vloek uitgesproken?" vroeg Hermelien met grote ogen.
Hij schudde zijn hoofd en zuchtte.
"Maar..." Hermelien zette even een aantal zaken op een rijtje. "Maar waarom zit je dan hier? Waarom ga je niet naar het Ministerie? Vertel hen alles, je zit dan misschien wel een paar jaar in Azkaban, maar dat is beter dan je leven lang hier gevangen te zitten! Als je geen Onvergeeflijke Vloek hebt uitgesproken, hebben ze geen enkel excuus om je langer dan een vijftal jaren gevangen te houden."
Hij schudde weeral zijn hoofd en keek Hermelien aan.
"Ik heb geen enkel bewijs. Ze zullen me nooit geloven... Het woord van een Dooddoener heeft niet veel waarde op het Ministerie..."
Ellendig staarde hij voor zich uit, totdat hij plots schrok van Hermeliens hand onder zijn kin. Verward keek hij haar aan en ze zette zich iets dichter bij hem.
"Je moet het niet zo snel opgeven," zei ze op een zachte toon en ze legde haar hand op zijn wang, gedeeltelijk over het masker. "Je verdient meer dan dit. Dit is geen leven voor iemand die niets heeft misdaan."
Haar hand ging even door zijn haar en hij keek haar ongelovend aan.
"Ik zal je helpen," fluisterde ze en ze keek hem met een warme blik aan. "Vertrouw me."
Hij sloot zijn ogen terwijl hij haar vingers terug over zijn gezicht voelde en hij genoot van de warmte van haar hand. Hij wilde niets meer vertellen, hij wilde gewoon genieten van haar bezorgdheid en voelen dat er iemand was die om hem gaf.
"Ik vertrouw je..." fluisterde hij terug.
Hermelien moest haar tranen bedwingen terwijl ze hem aankeek. Ze kon niet begrijpen waarom hij dit zichzelf had aangedaan. Maar hij had gelijk: er was geen bewijs. Ze moest hem helpen zijn onschuld te bewijzen. Hij verdiende ook een leven. Hij vertrouwde haar ermee.
Haar vingers voelden over het masker heen, maar Hermelien schrok even toen ze een traan voelde die haar vingers tegemoet kwam op het masker. Haar vingers trilden terwijl ze zich naar de rand van het masker bewogen.
Hij probeerde alle slechte gedachten uit zijn geheugen te bannen. Hij moest geloven dat ze hem kon helpen. Hij moest geloven dat ze om hem gaf. Dat hij haar kon vertrouwen.
Hij hield ellendig zijn ogen gesloten en was te gehypnotiseerd door hetgeen ze in hem deed branden om haar vingers aan de rand van het masker te voelen.
En plots trok ze het masker van zijn gezicht.
Zijn ogen schrokken open en de hypnose was in één seconde verbroken. Verschrokken keek hij naar haar gezicht, waar niets dan horror van af te lezen viel.
Hermelien werd bleek en kroop onbewust verder van hem af. Dit had ze niet gewild. Dit had ze niet verwacht. Ze had zijn gezicht willen zien, niet... dit.
Hermelien voelde zich misselijk van het zicht alleen, maar kon niet wegkijken. Ze herkende amper een gezicht in hetgeen ze zag. Waar zijn voorhoofd en wenkbrauwen zouden moeten zitten, zag ze niets dan een afschuwelijk rood-bruine huid, vol met littekens en zwarte plekken die op brandwondes leken. Zijn wangen, en dan vooral zijn linkerwang, waren even afstotelijk, maar hetgeen haar het meeste verschrok was hetgeen er was overgebleven van zijn neus. Het zag eruit alsof het behoorde aan iemand die net was gestorven in een brand. Hermelien had geen enkel idee wat er was gebeurd en hoe hij het kon hebben overleefd, maar ze voelde zich suf worden van het zicht alleen.
Gehaast trok hij zijn masker terug uit haar handen en kwam hij recht. Hij deed een paar stappen van haar weg en stond met zijn rug naar haar toe, maar toch kon hij nog steeds haar ogen voelen branden. De horror in haar ogen had alle illusies doen verdwijnen. Hij hoorde hier, alleen. Niet tussen anderen, niet bij haar.
Trillend kwam Hermelien recht en deed ze een stap achteruit. Hij had helemaal niet geprobeerd zijn identiteit te verbergen... Hij was... mismaakt. Lelijk. Afstotelijk. Dat had ze niet mogen weten. Dat had hij voor haar proberen verborgen te houden.
De kamer draaide voor Hermeliens ogen. Dit kon gewoon niet waar zijn! Ze deed nog een stap naar achter en slikte toen hij haar opeens zijlings aankeek.
Ze haatte zichzelf ervoor, maar ze wilde dat hij zo snel mogelijk het masker terug opdeed. Haar hele lichaam trilde terwijl hij haar met de meest merkwaardige blik aankeek. Er was duidelijk boosheid en razernij te lezen in zijn ogen, maar tegelijkertijd ook verdriet en medelijden.
"Ga weg," siste hij stil, maar Hermelien bewoog niet terwijl er geluidloze tranen over haar wangen gleden en hij balde zijn vuisten.
Hij draaide zich woedend terug naar haar en deed snel een paar stappen dichter, totdat hij voor haar stond.
"Had je dit verwacht?" riep hij in haar gezicht terwijl zijn kille ogen contact met de hare zochten. "Wilde je dit zo graag zien?"
Hermelien keek hem even aan, maar wendde een paar tellen later in afschuw haar blik naar de grond.
"Kijk dan, Hermelien!" riep hij luid, maar zijn stem brak en zijn onderlip trilde. "Kijk nou!"
Hermeliens tranen maakten haar blik wazig, maar ze deed nog een poging om hem aan te kijken, al kwamen er steeds meer tranen die over haar wangen gleden en ze klemde haar kaken opeen om te voorkomen dat ze echt zou gaan snikken.
"Zie je dan wat er van me is geworden?" ging hij stiller, maar nog steeds met een bittere stem verder. "Zie je nu in waarom ik het masker draag?"
Hij wilde even lachen, maar sloeg er niet in.
"Niet om mijn identiteit te verbergen..." ging hij steeds kalmer verder en hij slikte terwijl hij voorzichtig zijn vingers troostend over haar wangen liet tasten. Ze voelden klam aan door de tranen die ze weende en hij schudde zijn hoofd lichtjes.
"Ik heb geen masker nodig om te verbergen wie ik ben," zei hij met een bittere glimlach op zijn gezicht en zijn stem was niets meer dan een fluister. "Je herkent me zo ook niet..."
Het was alsof Hermelien een slag op haar hoofd kreeg. Herkennen. Herkende ze hem? Rillingen liepen over haar rug terwijl ze in zijn ogen keek. Wie was hij? Ze kende hem. Een dooddoener. Blauwgrijze ogen. Een zwadderaar. Niet veel ouder dan haar. Hij kende haar. Hij...
Het werd zwart voor Hermeliens ogen, maar ze kon de naam op haar lippen niet meer terugnemen terwijl ze zwak op de grond viel.
"... Draco."
"Draco!"
Met een ruk schrok Hermelien overeind.
Gedesoriënteerd keek ze om zich heen. Waar was ze? Dit was de Geheime Kamer helemaal niet, dit was... haar kamer. Het licht scheen al binnen door het kerkerraam en Hermelien zag dat ze op haar eigen bed lag.
Het was al bijna middag! Hoe was dat mogelijk? Ze had nooit zo lang kunnen slapen na hetgeen ze... Hetgeen ze had gezien achter het masker.
Hij moest haar een slaapdrank hebben gegeven. Draco.
Hermelien stond snel recht van haar bed en keek om zich heen. Haar bezem stond in een hoek van de kamer en haar toverstaf lag op haar nachtkastje. Waar was hij? Was hij terug in de Kamer?
Met een kloppend hart ijsbeerde Hermelien voor haar bed. Ze kon niet begrijpen dat het Draco was. Hij was zo enorm veranderd, niet enkel wat zijn uiterlijk betrof, hij was nu zo groot en zijn hele lichaamsbouw was veranderd, hij had vroeger nooit zo'n brede schouders gehad, maar ook die onnatuurlijk witte haren waren nieuw voor haar, om maar te zwijgen van hetgeen hij achter het masker verborg. Ook vanbinnen was hij anders. Aardig. Hoe kon hij aardig tegen haar doen? Hij was vroeger altijd zo onuitstaanbaar... Als hij haar in die laatste weken één keer zo vreselijk had behandeld als vroeger, had ze hem meteen herkend, maar dat had hij niet gedaan, tijdens geeneen van hun ontmoetingen. Hermelien kon de vergelijking met haar arrogante klasgenoot uit Zwadderich niet leggen, maar hij was het echt. Hij was niet dood, zoals Hermelien tien jaar lang had geloofd, maar wat was er dan wel gebeurd met hem?
Ze moest met hem praten, zich excuseren voor het feit dat ze zijn masker had afgetrokken, hem laten weten dat ze hem nog steeds vertrouwde.
En dat deed ze ook echt. Ze had hem al vertrouwd voor ze zijn identiteit wist en nu ze wist wie hij was, veranderde dat niets voor haar. Hij was goed. De Draco die zij had gekend, had ze amper teruggevonden in zijn ogen.
Ellendig ging ze terug op het bed zitten. Ze had hem niet durven aankijken. Ze had geweend. Ze had gewalgd en gegruweld van hetgeen ze had gezien. En hij had het allemaal in haar ogen kunnen lezen. Hermelien vroeg zich af hoe ze hem terug onder ogen zou kunnen komen, de schaamte voor haar eigen gedrag ging als een steek door haar hart, maar ze wist dat ze hem terug moest spreken.
Maar zou hij dat nog wel willen? Ze had zijn vertrouwen op zo'n vreselijke manier geschaad... Hij had niet gewild dat ze zijn masker van zijn gezicht trok toen hij haar had gezegd dat hij haar vertrouwde, dat had hij er helemaal niet mee bedoeld, maar toch had Hermelien het gedaan. Zou hij haar nog ooit willen spreken?
Ze kon niet weeral proberen naar de Kamer te sluipen door de gangen, ze zou ongetwijfeld weer in een val lopen en ditmaal zou hij haar misschien niet willen redden.
De enige hoop die Hermelien had, waren de stukken perkament die ze bij de huiswerken kon steken. Binnen een paar dagen zouden de lessen weer beginnen en zou hij de huiswerken controleren. Ze moest hem schrijven en hem proberen te contacteren.
Ze zou het zichzelf nooit vergeven als ze nu nooit meer iets van hem zou horen. Hij had haar nodig. En zij hem ook, al kon ze dat gevoel niet verklaren, ze wist gewoon dat het zo was.