Hoofdstuk 2
De Uil en de Brief
Het huis van De Wilden was klein, maar goed genoeg. Het was niet anders dan de andere gebouwtjes in de verzameling huisjes die hier te vinden was en zichzelf tot ‘Hunsville’ gedoopt had. De stenen muren waren grauw en ietwat versleten, het dak leek ietwat geïmproviseerd en in het algemeen was het niet bijzonder groot. Maar het was thuis. Of althans, Merlijns thuis tot op deze dag.
Uiteindelijk aangekomen bij dit huisje na de wandeling van Caerlon, was het eerste dat Merlijn opviel, de grote uil op het hekje van de aardbeienvelden. Normaal bleven vogels weg, opgejaagd door de grote vogelverschrikker ten midden van de velden, maar deze zat daar gewoon. Hij was erg groot, en zou zeker tot de heupen van de elf-jarige Merlijn kunnen komen, die voor zijn leeftijd sowieso best klein was.
Toen de uil zijn kop helemaal ronddraaide en hij de jonge aardbeienboer aankeek, maakte Merlijn een klein sprongetje van schrik. ‘Jezus’ harige baard,’ mompelde Merlijn geschrokken. Hij had nog nooit zo’n grote uil gezien, laat staan eentje die zo rustig voor zijn huis zat.
Hij klapte in zijn handen om de uil weg te jagen, maar deze liet niet eens blijken dat hij hem gehoord had. Merlijn zuchtte en liep zijn huis in. ‘Ma? Er zit een gekke uil in de tuin –’
Zijn woorden stierven weg toen hij zag dat zijn vader en moeder gebogen om een figuur zaten die een stuk brood at aan hun keukentafel. Deze draaide zijn hoofd om bij Merlijns binnenkomst en deze maakte een sprongetje van schrik. Hij herkende de man meteen: stoppelbaardje, lang, blond haar: dit was dezelfde tovenaar die een paar uur geleden een executie op de grote markt ontsnapt was.
‘Wat heeft dit te betekenen?’ riep hij geschrokken riep Merlijn geschrokken. ‘Pas op, vader! Hij is een tovenaar!’
Hij pakte de hooivork die aan de muur van het halletje stond, maar tot zijn schrik vloog deze vrijwel onmiddellijk uit zijn hand. Hij draaide zich om naar de tovenaar, die met zijn houten toverstok op hem gericht stond.
‘Denk je nou echt dat jij een kans maakt tegen mij? Hm?’ zei de tovenaar. Toen begon hij te lachen. ‘Dat vind ik nou leuk. Moed. Dat kan ik altijd bijzonder waarderen. Ga zitten, jongen, je hebt een lange dag gehad als ik je ouders mag geloven.’
Merlijn bewoog niet.
De tovenaar glimlachte, maar Merlijn vertrouwde hem voor geen meter. ‘Jij moet Merlijn zijn,’ zei de tovenaar.
‘En jij bent een tovenaar!’
De tovenaar knikte en deed zijn stok in het felrode gewaad dat hij droeg. ‘En een verdomd goede ook nog eens, als ik zo vrij mag zijn. Als ik me niet vergis, moet jij op de markt geweest zijn toen die executie plaatsvond en heb je met je eigen ogen gezien wat mogelijk is. Tenzij je tegen je ouders gelogen hebt over het naar de markt gaan om aardbeien te verkopen.’
De tovenaar draaide zich om naar zijn moeder. ‘Ze zijn echt ontzettend lekker, trouwens. Heb je er nog een paar?’
Zijn moeder glimlachte en zei: ‘We hebben een hele tuin vol. Je mag er zoveel meenemen als je wilt.’
‘Top, geweldig,’ bromde de tovenaar.
‘Wat heeft dit te betekenen?’ herhaalde Merlijn. Het zweet gutste over zijn voorhoofd. ‘Heb je mijn ouders betoverd?’
Merlijn bekeek de woning. Hoe kon hij iemand aanvallen die gesteund werd door de duivel hemzelf? Tegen iemand die in een flits alle wetten van de natuur kon ombuigen? Hij had zelf gezegd wat hij kon, daarzo op de markt: iemand in een slak veranderen, iemand in een flits doden… Daar was Merlijn niet tegen opgewassen…
‘Merlijn, er is niks aan de hand,’ zei zijn vader rustig, die een arm op zijn schouder legde. ‘We… hebben iets voor je verborgen gehouden. Maar dat was enkel voor je eigen veiligheid. En nu, nu je 11 bent, ben je oud genoeg om het te weten.’
‘Wat te weten?’ zei Merlijn, die merkte dat zijn stem oversloeg.
‘Ga even rustig zitten,’ gebood zijn moeder.
De kalmte in de stem van zijn moeder stelde Merlijn wat meer op zijn gemak. Hij ging langzaam naar de keukentafel en ging zitten. In die tijd liet hij de tovenaar geen moment los met zijn ogen. Hij wist waar de messen lagen: in het keukenkastje achter hem. Als jij snel genoeg was…
‘Wie is dit?’ vroeg hij aan zijn moeder.
‘Ik ben een professor,’ zei de tovenaar.
Merlijn fronste. ‘Een professor?’ vroeg hij lachend. ‘U liegt. U bent een tovenaar.’
‘Dat heb ik al bevestigd, dus ik denk niet dat dat een tweede keer nodig is. Maar ik ben ook een professor. En goede vrienden van je ouders.’
‘U hebt ze betoverd…’
‘Nee,’ zei de tovenaar. ‘Als je héél even je mond houdt, zal ik mezelf even voorstellen.’
Merlijn zei niets. De tovenaar was intimiderend, ondanks het feit dat hij al die tijd een vriendelijke glimlach had die hij boven zijn stoppelbaardje liet zien. Het viel Merlijn nu pas op dat hij helemaal in orde leek, ondanks het feit dat hij met een pijl beschoten was.
‘Oké,’ zei de tovenaar. ‘Ik ben dus een tovenaar, maar dat wist je al, maar nu mijn naam – Goderic Griffoendor.’
Goderic Griffoendor. Merlijn liet de naam even op zijn mond rusten. Hij had die naam nog nooit gehoord, maar het was fijn om een naam aan de gedaante te koppelen.
‘Ik ben hier om je iets te vertellen wat nooit makkelijk is om te horen,’ zei Griffoendor vriendelijk. Merlijn bewoog zich ongemakkelijk in zijn stoel. ‘Ik kom hier om je te vertellen dat jij een tovenaar bent.’
Griffoendor liet de woorden even tussen hen inzweven en leunde naar achteren, met zijn gezicht op Merlijn gerust. Merlijn – de tovenaar? Merlijns gedachten over messen verdwenen onmiddellijk en zijn mond viel open van verbazing. Hij keek van zijn moeder naar zijn vader, en van hen weer naar Griffoendor. Hij wist niet wat hij moest zeggen, maar de gedachten overvielen hem. Het enige wat hij kon zeggen was: ‘Nee. Dat ben ik niet.’
Griffoendor schudde zijn hoofd. ‘Nee. Dat ben je wel. En als ik het naar de talenten van je ouders moet beoordelen zou jij een verdomd goede moeten zijn, net als hen.’
Nu brak Merlijns klomp echt. Hij draaide zich om naar zijn ouders. ‘Wat?’ vroeg hij geschrokken. ‘Jullie zijn… wat?’
Zijn moeder knikte. Ze haalde iets tevoorschijn: een toverstok. Merlijns mond viel open. Toen zijn vader ook een toverstok tevoorschijn haalde, had Merlijn pas echt het gevoel een klap van de bakkers molen gekregen te hebben.
‘Dit slaat helemaal nergens op,’ besloot Merlijn. ‘Wij zijn… heidenen?’
Griffoendor haalde zijn schouders op. ‘Als je het zo bekijkt, wel ja. Maar wat doen tovenaars zo slecht, dat we slechte mensen zijn?’
Merlijn aarzelde. Hij had altijd te horen gekregen van priesters op school dat tovenaars en heksen slecht waren en dat ze eigenlijk zo snel mogelijk geëxecuteerd moesten worden. Maar hij was het er nooit helemaal mee eens geweest. Waarom wist hij niet, maar hij had nooit het idee gehad dat dat helemaal oké was. Van hem mocht men zo leven als ze wilden, en gewoon dat iemand nog niet slecht was omdat diegene als een bepaalde persoon geboren was.
‘Zie, tovenaars en heksen die slecht zijn, is een leugen,’ zei Griffoendor. ‘Een fabeltje. Uiteraard zijn niet alle tovenaars slecht, maar velen zijn goed. Zoals ik. En je ouders. En Bertha daar, al heeft ze zo haar momenten.’
Pas toen merkte Merlijn het lachende meisje van de brandstapel op die ronkend op de bank lag. Nu hij haar goed kon bekijken, leek ze niet heel veel ouder dan hijzelf; veertien, of vijftien of zo.
Hij keek weer naar Griffoendor. Hij had zoveel vragen. Hoezo waren zijn ouders nooit eerlijk erover geweest? Moest hij nu vluchten? En hoe leerde hij om te gaan met zijn krachten?
‘Maar… ik kan helemaal geen mensen laten vliegen,’ zei Merlijn onzeker. ‘Of mensen in slakken veranderen. Of ze doodmaken…’
‘Doodmaken is sowieso niet goed,’ zei Griffoendor. ‘Ik ben een groot voorstander ervan om magie te gebruiken voor goede dingen. En sprekend over goede dingen, weet je zeker dat je niets kunt?’ Hij glimlachte vriendelijk. ‘Die aardbeien van jullie zijn erg lekker. Wie van jullie werkt er het hardste in de aarde? Je ouders niet; die hebben het al druk genoeg met andere dingen, of niet?’
Merlijn aarzelde. ‘Zorg ik voor die lekkere smaak?’
‘Nou, niet alleen jij, maar jij en je ouders hebben daar zeker een invloed op.’ Hij bewoog een beetje in zijn stoel. ‘Je ouders hebben dit dorp jarenlang geholpen. Vanuit de schaduwen. Ze hebben ervoor gezorgd dat men het hier goed heeft. De grond is enorm vruchtbaar. Tomaten? Die groeien alleen in warme gebieden, en toch groeien ze in dit dorpje. Dit dorpje heeft geen enkel slachtoffer aan de pest gehad, ook al huisde het flink in Caerlon. Sterfgevallen hebben enkel ouderdom als slachtoffer. En – waarom denk je dat ik die pijlpunt in mijn borst overleefd heb?’ Hij klopte zichzelf op zijn borst.
Merlijn keek zijn ouders sprakeloos aan. Die haalden hun schouders op.
‘Je ouders zijn tovenaars, maar met goede bedoelingen,’ zei Griffoendor. ‘Dat kan jij ook worden.’
Merlijn voelde trots. Hij had altijd geweten dat zijn ouders goede mensen geweest waren, maar dit verklaarde een hoop. Er biggelde een traan langs de wang van zijn moeder. ‘We moesten het geheimhouden omdat we bang waren dat je teveel ging experimenten in de stad,’ zei ze.
Merlijn knikte. ‘Ik begrijp het.’
Hij keek weer naar Griffoendor. ‘Wat nu? Word ik vanaf dit moment opgejaagd door de ridders van Uther Pendragon en de heksenjagers?’
Griffoendor slaakte een zucht. ‘Dat is helemaal aan jou, Merlijn. Sommigen doen niks met de kennis dat ze magie kunnen begeleiden. Anderen gaan er zelf mee experimenteren, vaak met een gelukkige afloop. Vincent de Bevreesde is daar een mooi voorbeeld van. Durfde na zijn je-bent-een-tovenaar-gesprekje zijn huis niet meer uit en blies deze per ongeluk op na toch te willen experimenten met zijn magie.’
Merlijn aarzelde. ‘Ik wil het wel leren, maar ik ben bang voor de ridders,’ zei hij.
‘Dat begrijp ik,’ zei Griffoendor. ‘Maar dat is niet nodig. Meestal pakken ze mensen op die toch geen magie blijken te hebben. Vandaar het grote aantal sterfgevallen. Tovenaars kunnen, in het geval ze hun magie goed beheersen, makkelijk ontsnappen aan de ridders.’
‘Maar u en Bertha…’
‘Bertha is een van mijn leerlingen,’ vertelde Griffoendor. ‘Ze is erg impulsief. Vindt het branden van het vuur blijkbaar lekker, met name de kik van de jacht en het opgesloten zitten. Toen ik hoorde dat ze haar gevangen genomen hadden, besloot ik haar te gaan redden, een speech te houden voor jullie stad, de onschuldige gevangenen te laten ontsnappen en daarna Bertha een preek te geven. Helaas ging tot nu toe, maar één van die dingen succesvol.’
Merlijn kon zich niet voorstellen dat hij zichzelf in zoveel gevaar zou stoppen als deze man had gedaan, zeker niet voor iemand die zulke gevaarlijke dingen deed enkel voor de kik. Hij herinnerde zich wat de man over moed had gezegd toen hij een hooivork had gepakt om hem aan te vallen en besefte dat deze man zelf ook behoorlijk moedig was.
Hij liet alles even bezinken. Hij was een tovenaar, en zelfs dan was hij dus nog geen slecht persoon. Bovendien leken zijn ouders de man te kennen en waren ze blijkbaar veilig voor de ridders, zelfs door het uitvoeren van magie. Zijn hoofd deed pijn, maar hij wilde meer weten.
‘Hoe leer ik het controleren?’ vroeg Merlijn. ‘Kan ik bijvoorbeeld… zomaar dingen laten vliegen?’
Griffoendor grinnikte. ‘Dat zweven heeft een grote indruk op je achtergelaten, hm? Nu kan je dat helaas nog niet, maar als je wilt, kan ik het je leren.’
‘Ja, dat wil ik,’ zei Merlijn onmiddellijk. ‘Als… jullie dat goedvinden, tenminste,’ zei hij terneergeslagen tegen zijn ouders. Deze leken echter erg blij te zijn; zijn moeder klapte trots in haar handen en zijn vader grijnsde breed.
‘Natuurlijk vind ik dat goed, lieverd. Oh, zal ik even thee maken terwijl jullie de educatie even regelen?’
‘Ja, lekker!’ zei Griffoendor. ‘Maak je die ook met aardbeien?’
‘Jazeker!’
‘Heerlijk!’ riep Griffoendor. Toen richtte hij zich weer tot Merlijn. ‘Afijn – je educatie. Ik en mijn vrienden hebben een school in Schotland opgericht. Een tovenaarsschool. Het heet Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Daar leren we kinderen van heel Groot-Brittannië en Ierland bij over alles wat wij over magie weten. Je moeder, bijvoorbeeld viel onder mijn verantwoordelijkheid,’ zei hij met een glimlach naar zijn moeder toe, die terugkwam met de aardbeienthee. ‘Dankjewel, Mira. Heerlijk. Proost!’
Ze dronken even aan hun aardbeienthee. Zijn moeder maakte de heerlijkste thee die hij kende – misschien ook wel een gevolg van haar magie.
‘Op Zweinstein leer je dus alles over magie en de wereld die voor Dreuzels verborgen ligt.’
‘Dreuzels?’
‘Niet-tovenaars. Er gaat verrassend veel aan hun neus voorbij en hetgeen dat ze wel opmerken wordt vaak als een wilde fantasie gebrandmerkt.’
‘Aha.’
Ineens leek Griffoendor zich wat te bedenken en haalde uit de binnenzak van zijn mantel een envelop tevoorschijn. ‘Ik heb hier overigens een officiële brief van de school. De uil kwam hem brengen, maar toeval wilde dat Gilly en Bertha toevallig dezelfde richting opgingen en dus ben ik hier.’
Merlijn nam de brief aan.
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
Hoofd: G. Griffoendor, H. Huffelpuf, R. Ravenklauw, Z. Zwadderich
Geachte heer De Wilde,
Het doet me genoegen u te kunnen meedelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden. Het schooljaar begint op 1 september. Gelieve vóór 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Aurora Skrolling,
Assistent-schoolhoofd
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
UNIFORM
Eerstejaarsstudenten hebben nodig:
1. Drie effen werkgewaden (zwart)
2. Eén effen puntmuts (zwart) voor schooltijd
3. Eén paar beschermende handschoenen (drakenhuid of soort gelijk)
4. Eén wintermantel (zwart, met zilveren speld)
N.B. Alle kledingsstukken moeten van naamlabels zijn voorzien.
VERPLICHTE LECTUUR
Alle leerlingen moeten in het bezit zijn van de volgende werken:
Het Oude Boek der Spreuken door Badeloeg Hinkel
Van Rots naar Vogel van Rosa Transfort
Over Paddenstoelen, Kruiden en Planten door Ulbrich Paddel
Magische Brouwsels en Broeisels door Gaius Grein
De Monsters van Groot-Brittannië door Gwen Rosemonde
De Zwarte Kunsten en Hoe Je Ertegen Te Beschermen door Willem Gliff
OVERIGE BENODIGDHEDEN
1 toverstaf
1 ketel (tin, standaardmaat 2)
1 set glazen of kristallen flesjes
1 telescoop
1 set koperen weegschalen
leerlingen mogen tevens een uil OF een kat OF een pad meenemen.
Merlijn las de brief voor de zekerheid nog een keer om zeker te zijn dat hij op de markt geen zonnesteek was opgelopen.
‘Waar moet ik al dat vinden?’ vroeg hij, met een verwarde blik op de lijst toverspullen die hij ergens vandaan moest zien te toveren.
‘Dat weten je ouders wel,’ zei Griffoendor vriendelijk. ‘Dus je bent in? Je komt naar Zweinstein om over je magie te leren?’
‘Ja, natuurlijk!’
Griffoendor grijnsde breed. ‘Dan heet ik je van harte welkom op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.’ Hij gaf hem een hand, eentje die Merlijn grijnzend beantwoordde. ‘Ik weet zeker dat je het er naar je zin zult hebben. En zo niet, hoor ik het wel van je moeder.’
Hij gaf hem een tweede briefje. Merlijn las het:
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ EN HOCUS-POCUS
Zweinsteins Hogeschool Voor Hekserij En Hocus-Pocus, Zweinsveld, Schotland, Verenigd Koninkrijk
1 September Bij Het Zakken Van De Zon In Het Grote Meer
‘Ik zal er zijn.’
‘Goed. Nou, dan is het tijd dat ik weer terug ga naar school,’ zei Griffoendor. ‘Onze verplegers zullen Bertha eerst even moeten opknappen en daarna zal ik haar zelf naar huis nemen.’
Hij gaf Merlijn opnieuw een hand. ‘Ik kijk ernaar uit je weer te zien, Merlijn. Hopelijk onder mijn supervisie.’
De seconde nadat Merlijn zijn hand weer losliet, waren zowel Griffoendor als Bertha verdwenen. Hij draaide zich om naar zijn moeder. ‘Hoe doet-ie dat toch steeds?’