Nomaj | Waar de magie nazindert
Merlijn en het Schild van de Waarheid - Afdrukversie

+- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl)
+-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4)
+--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12)
+---- Forum: Lange Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=18)
+---- Topic: Merlijn en het Schild van de Waarheid (/showthread.php?tid=89)



Merlijn en het Schild van de Waarheid - Timsel - 13/08/2020

[Afbeelding: vv2rmm.png]

Soort schrijfsel: lang verhaal, fictie 
Fandom: Harry Potter
Overige opmerkingen: spoilers voor Hogwarts Mystery als je dat nog speelt!



Merlijn Wilde was voor de dag van 1 juni van het jaar 993 een eenvoudige, elfjarige boerenjongen zonder iets heel erg speciaals te kunnen. Ja, hij kon redelijk goed jongleren en hij vond zichzelf zo af en toe best wel grappig, maar voor de rest was hij niets anders dan Merlijn de boerenjongen van de Wilde familie, een gezin dat best wel lekkere aardbeien verkocht. Er was geen sprake van dat hij s’ werelds bekendste tovenaar zou worden, een naam zou hebben die zelfs bij Dreuzels bekend zou zijn, stichter zou zijn van de Orde van Merlijn en daarnaast ook nog eens de inspiratie werd voor het bekendste gezegde in de Britse tovenaarswereld.
In dit verhaal leren we Merlijn kennen. Hoe hij zo groot werd, wat hem dreef, op welke manier hij geliefd werd door zowel Dreuzels als tovenaars en hoe hij uiteindelijk zijn einde vond. 
- Hoofdstuk 1

Merlijn de tovenaar is een bekende figuur in Europese legendes, ondanks het feit dat tovenaars in de tijd waarin Merlijn leefde, gezocht en geëxecuteerd werden. Hoe komt het toch dat deze tovenaar in de hofhouding van prins Arthur en later koning Arthur terecht kwam? Een merkwaardig voorval. Merlijn de tovenaar heeft op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus gezeten in deze donkere tijden voor de tovenaarsgemeenschap, een tovenaarsschool die net begon op te bloeien. In dit verhaal zien we hoe Merlijn zijn schoolcarrière doorkwam, en uiteindelijk de tovenaar werd die zo bekend werd dat hij Dreuzelgrenzen over ging. 

Dit verhaal vindt dus plaats in de middeleeuwen en zal bekende personages voorbij laten komen als de Stichters van Zweinstein, de tovenaar die heer Palagon zou worden en bekende personages uit de legendes van Arthur, zoals prins Arthur zelf, Lancelot, Morgan le Fay, natuurlijk Merlijn zelf en vele anderen die helemaal niet zo bekend zijn binnen de Harry Potter-wereld of daarbuiten. Het volgt de avonturen van deze bekende personages, en drie grote oorlogen waarin Merlijn zelf een sleutelrol in speelde. 

Het eerste deel gaat met name over de tijd op Zweinstein die Merlijn de Wilde toen meemaakte, zijn band met Morgan le Fay die later zijn grootste vijand zou worden, de immer slechter wordende band tussen de Stichters van de school en de vele mysteries die het kasteel binnen de enkele jaren dat het bestond uit zichzelf ontwikkelde. Het verhaal bevat ook elementen uit Hogwarts Mystery, het mobiele Harry Potter-spel.

Ik probeer het verhaal zoveel mogelijk canon te houden, dus als je niet zoveel weet over Merlijn in de Harry Potter-wereld of een van de andere personages uit de middeleeuwen die wél genoemd worden via de boeken of chocokikkerplaatjes, zou ik aanraden uit Harry Potter-Wiki te blijven gezien ik de weinige bekende feiten over deze personages ga gebruiken en in een verhaal probeer om te dopen.  

Dit verhaal staat los van de BBC-serie Merlin, al zal je misschien op sommige stukjes denken aan sommige scenarios die in die serie voorkwamen. 

Ik zou ontzettend graag feedback willen krijgen, dus als je een opmerking hebt wat betreft de inhoud van het verhaal, of misschien tips hebt om mijn schrijfstijl te verbeteren, plaats dan alsjeblieft even een reactie in het reactietopic, al is het maar "Hé, wat een leuk verhaal!" Feedback zie ik als een cadeautje, dus zelfs al ben je enorm negatief, dan kan ik daarvan leren en helpen om zowel de schrijfstijl als inhoud van het verhaal te verbeteren. 

Veel leesplezier!


RE: Merlijn en het Schild van de Waarheid - Timsel - 13/08/2020

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Merlijn de Tovenaar
Hoofdstuk 2: De Uil en de Brief 
Hoofdstuk 3: Het Diadeem van Wijsheid



RE: Merlijn en het Schild van de Waarheid - Timsel - 13/08/2020

Hoofdstuk 1
Merlijn de Tovenaar



De Wilde familie was, ondanks de achternaam misschien zou suggereren, nou niet bepaald wild. Ze vielen nauwelijks op, zelfs al was het een klein dorpje waarin ze leefden. De Wildetjes hadden nooit ruzie, gedroegen zich netjes en stonden bekend om hun lekkere aardbeien die op hun grond geoogst werden en door het hele dorp Hunsville en de dichtbij zijnde stad, Caerlon, goed verkocht werden. Ze waren nooit het onderwerp van het gesprek, wat maar goed was, gezien men dan misschien zou merken dat er misschien wel meer met ze aan de hand was dan op het eerste oog zou lijken. Met name het enige kind van Ambrosius en Mira, die ze Merlijn hadden genoemd, zou later juist een gróót onderwerp van gesprek worden. Zo groot, dat hij de persoon is die we in dit verhaal volgen.    
Merlijn Wilde was voor de dag van 1 juni van het jaar 993 een eenvoudige, elfjarige boerenjongen zonder iets heel erg speciaals te kunnen. Ja, hij kon redelijk goed jongleren en hij vond zichzelf zo af en toe best wel grappig, maar voor de rest was hij niets anders dan Merlijn de boerenjongen van de Wilde familie, een gezin dat best wel lekkere aardbeien verkocht. Er was geen sprake van dat hij s’ werelds bekendste tovenaar zou worden, een naam zou hebben die zelfs bij Dreuzels bekend zou zijn, stichter zou zijn van de Orde van Merlijn en daarnaast ook nog eens de inspiratie werd voor het bekendste gezegde in de Britse tovenaarswereld.
In dit verhaal leren we Merlijn kennen. Hoe hij zo groot werd, wat hem dreef, op welke manier hij geliefd werd door zowel Dreuzels als tovenaars en hoe hij uiteindelijk zijn einde vond.
Ik dwaal af. Dat zijn allemaal veel te grote aanwijzingen voor wat er later in het verhaal zal gebeuren, veel, veel later. Om daar te komen moeten we eerst naar de jonge Merlijn kijken. Een Merlijn die, zoals gezegd, 11 jaar is en samen met zijn aardbeien oogst. De dag waarop dit verhaal begint, is hij nog helemaal niet op de hoogte van het feit dat hij überhaupt een tovenaar is.
Het begon allemaal op een warme vroege zomerdag die eigenlijk heel normaal begon. Merlijn had s’ ochtends de eieren van hun kippen verzameld en ze hadden die gekookt voor bij het ontbijt, samen met het lekkerste brood van de lokale bakker. Hij had samen met zijn ouders ontbeten en was daarna naar het aardbeienveldje gegaan, dat net buiten hun huis lag. Daar hielp hij zijn ouders bij het plukken van de verse aardbeien, waarna hij deze ging verkopen op de markt in Caerlon.
Zoals altijd ging het verkopen van de aardbeien uitstekend. De mensen waren dol op de aardbeien en noemden ze vaak ‘de lekkerste die ze ooit geproefd hadden’. Merlijn was zelf ook dol op de aardbeien van zijn familie en had daar weinig op tegenin te brengen. Hij nam er zelf ook een paar, zo af en toe.
Het was een drukke dag in de stad, zoals altijd wanneer er markt was. Maar dat niet alleen; vandaag zou er weer een executie plaatsvinden, zo ving hij op van de gebroeders Minkel, die vis verkochten, toen deze met de tomatenverkoper zat te kletsen. Merlijn hield niet van executies, maar ze vonden altijd plaats op het marktplein en vandaag had hij weer een plekje gekregen waarop hij goed kon zien wat er gebeurde. Het hout lag alvast klaar en hier en daar stonden wat ridders gestationeerd.
Na een tijdje kwam ook Merlijns goede vriend, Percy, voorbij. Percy was een jongen met een goed hart en een scherpe tong. Ze kenden elkaar al sinds ze jong waren en ze konden het goed met elkaar vinden.
‘Alles goed, ouwe aardbeienverkoper?’ riep Percy die een hand op Merlijns schouder legde en een aardbei uit het kraampje pakte. Percy was de zoon van een smid en was ervan overtuigd dat hij meer waarde had in de maatschappij omdat wapens veel nuttiger waren dan aardbeien – iets waar Merlijn het niet helemaal mee eens was.
Merlijn haalde zijn schouders op. ‘Niet anders dan gebruikelijk,’ zei hij. ‘Aardbeien dit, aardbeien dat, je kent het wel. Ik heb er al best wel veel verkocht vandaag trouwens. Het is vandaag behoorlijk druk.’
‘Vind je het gek?’ grinnikte Percy, die nog een handje aardbeien pakte en sprak met volle mond verder. ‘Vandwaag weer ’n nieuwe exwecutie.’
‘Ik weet het,’ mompelde Merlijn.
Percy klapte hem op zijn schouder. ‘Kom op. Er zijn al zo lang geen executies meer geweest. De laatste was…’
‘Vorige winter…?’
‘Precies ja!’ riep Percy. ‘Mensen willen toch wat te zien krijgen. Iets anders dan de gebruikelijke sleur van het leven. Jij bent die aardbeien toch ook wel een keer zat?’
Merlijn trok een gezicht. ‘Waarom zou ik aardbeien ooit zat zijn?’ vroeg hij grinnikend. ‘Jij bent ze ook niet zat – hé, blijf daar eens vanaf,’ zei hij lachend toen Percy’s hand opnieuw naar de kraam ging. ‘Je bent niet de enige hier.’
Percy grijnsde. ‘Zie je wel, het is ook nog eens goed voor de zaken. Bovendien geeft het ook wel weer een soort… gevoel van veiligheid? We weten dat ze er zitten, we weten alleen niet waar.’
Merlijn aarzelde. Ze gingen verder kletsen, dit keer over iets lichtere gespreksonderwerpen dan executies, maar dat veranderde gauw toen het gepraat op de grote markt na een tijdje verstomde. Merlijn keek op van zijn nu bijna-lege aardbeienkraam. Op het podium verschenen een groep ridders met een paar gedaantes met kappen op. De gedaantes zaten vast aan touwen. Het harnas van de ridders glinsterden in de zon en de schittering in de zwaarden verblindde Merlijn bijna. Hij stond naar zijn mening veel te dichtbij bij dit schouwspel, maar keek desondanks niet weg.
Daarna stapte een indrukwekkende gedaante het podium op. Hij had lange, zwarte haren en had een klein sikje. Hij keek de grote markt af met zijn felle, blauwe heldere ogen. Merlijn dook enigszins weg. Hij vond de gedaante erg indrukwekkend. ‘Een heksenjager,’ fluisterde Percy vol ontzag. ‘Ik heb wel eens van deze mensen gehoord. Ze zijn dé experts in het vangen van heksen.’
‘Goedemiddag, goede burgers van Caerlon!’ riep de man met bulderende stem over het dorpsplein. ‘U bent hier bijeen gekomen voor de executie van heidenen die de vrede van God dwarsbomen.’
‘Nee hoor, om aardbeien te verkopen,’ mompelde Merlijn, maar Percy gaf hem een stomp en hij werd stil.
‘U bent hier om te zien dat God u beschermt, tegen welk kwaad dan ook. U bent hier om erachter te komen, dat u veilig bent van welk kwaad u ook bang voor bent. Mijn naam is Roderick Stig en ik ben hier in de naam van God, om u te beschermen.’
Hij knikte naar de ridders, die op dit gebaar de kappen van de gevangenen haalden.
‘Zie hier!’ riep Stig dramatisch en er volgde een schok door de menigte. ‘Mensen die eruit zien als gewone burgers, maar ondertussen dienaren zijn van de duivel zelf, zijn kwaad en heidense rituelen verspreiden over onze vredige dreven, maar wij, de Kerk en de Ridders van Uther Pendragon, zijn niet blind voor dit aloude kwaad. Dit zijn heksen!’
Er ging nog een schok door de menigte. Merlijn bewoog onrustig heen-en-weer. Hij vond het altijd verschrikkelijk om dit mee te maken – met name omdat de zogenaamde heksen vaak achteraf toch geen heksen te zijn. Onder de gevangenen zat een jonge vrouw, twee mannen van middelbare leeftijd en oude vrouw.
‘Ik ben geen heks, jij dwaas!’ riep een van de mannen. ‘Ik ben een tovenaar!’ Hij had lang, blond haar tot over zijn schouders en een klein stoppelbaardje.
Er klonk onrustig gemompel in de menigte. Merlijn moest enigszins grinniken. Deze man had lef. Maar goed, misschien kwam dat ook wel gedeeltelijk omdat hij wist dat hij toch zou sterven en dat hij er maar net zo goed een showtje van kon maken.
Een van de ridders gaf de man een klap en hij hield zijn mond. Daarna bonden ze de gevangenen vast aan de grote stapel hout. Merlijn kon duidelijk zien dat de dappere man geen kik gaf, de jonge vrouw gewoon breed zat te grijnzen en de andere twee doodsangsten uit leken te staan.
‘Twee die angstig zijn en twee die er helemaal niks van hebben,’ mompelde Merlijn. ‘Je zal er maar moeten staan.’ Percy gebaarde dat hij stil moest zijn.
Stig de heksenjager kreeg een fakkel toegereikt van één van de soldaten. De jonge vrouw was begonnen met zingen. Een vrolijk liedje wat Merlijn niet kende of goed kon horen door het opgewonden gemompel in de menigte.
‘Als jullie dit overleven, zijn jullie heksen en zullen jullie nekken de bijl voelen,’ zei Stig. ‘Als jullie verbranden, dan weten we dat u andere zonden jegens God bent begaan en dit enkel uw verdiende loon is. Moge het vuur van God u teisteren!’
Met die woorden stak hij het vuur aan. De vlammen bulderden toen ze oversprongen op het droge hout van de brandstapel. De oude vrouw en de andere man begonnen te schreeuwen en de angst sprong uit hun ogen. De jonge vrouw begon te lachen en de andere man gaf nog steeds geen kik. De menigte begon te schreeuwen: ‘Heks! Heks! Heks!’
‘Meer! Meer!’ gilde de jonge vrouw. Merlijn deinsde ietwat achteruit. Die vrouw was een heks. De vlammen deden haar niets. Dat, of ze was gewoon gestoord. De tovenaar die geen heks was gaf nog steeds geen kik.
‘Ik kan dit niet aanzien,’ mompelde Merlijn en hij keek weg.
Net omdat hij dat deed, kon hij niet zien wat er toen gebeurde. Er klonk een harde knal en er ging een schokgolf door de menigte. Percy deinsde geschrokken achteruit. Merlijn keek op om te zien wat er gebeurde.
De brandstapel was uit elkaar gevallen. Het vuur was op de één of andere manier gedoofd en de jonge vrouw was de enige die nog aan het hout was vastgebonden. De andere drie waren nergens te bekennen. Merlijn slaakte een zucht van opluchting.
Stig de heksenjager schreeuwde kwaad en de ridders doven het plein op om de gevangenen te vinden. Daarna pakte Stig een bijl en stormde op de jonge vrouw af. ‘De duivel is slim, maar zal mij nooit te slim af zijn!’
Merlijn wilde zijn hoofd afwenden, maar was vastgevroren en moest zijn blik op de jonge heks en de heksenjager houden. De heksenjager wilde de genadeklap uitdelen… maar leek te bevriezen met zijn bijl op de keel van de jonge heks.
Iedereen begon geschrokken te mompelen toen ze zagen hoe de tovenaar die geen heks was het podium beklom en een dun, klein stokje op Stig de heksenjager hield.
‘Tovenaar! Heks!’ riep de menigte. Merlijns hart klopte in zijn keel.
De tovenaar stapte dichterbij Stig de heksenjager, die geen enkele beweging kon maken. Toen leek Stig wat op te stijgen. De mensen in de menigte begonnen te schreeuwen toen Stig over hun hoofden vloog, naar de andere kant van de markt, nog steeds niet in staat om welke spier in zijn lichaam dan ook te gebruiken.
Daarna viel hij neer in een kar met hooi.
De tovenaar maakte een beweging met zijn stok en hield die tegen zijn keel aan. Toen hij sprak, galmde zijn stem over de grote markt en zou het Merlijn niets verbazen, als men zijn stem ook buiten de markt kon horen.
‘Het spijt mij dat u geen vrede kent, heer Stig,’ zei de tovenaar. ‘Ik had u makkelijk in duizend stukjes kunnen blazen, u in een slak kunnen veranderen of mijn brandende lichaam met dat van u te ruilen. Alle Abraxas nog aan toe, ik had u zelfs een harde landing kunnen geven. Maar nee, ik besloot ervoor om u te sparen. Tovenaars hebben namelijk helemaal geen kwaad in de zin, en toch kiest u ervoor om mijn mensen te verbranden, zonder enige vorm van genade.’
Hij richtte zich op de mensenmenigte. ‘Alstublieft, wij hebben geen kwaad in de zin. Houd op met deze heksenjacht.’
‘Ik wil meer vuur!’ gilde de jonge heks ineens.
De tovenaar richtte zich geïrriteerd op de jonge heks. ‘Houd alsjeblieft je mond, Bertha. Dit is niet het moment.’ Hij schrapte zijn keel en sprak toen verder. ‘Ik wil dat de heksenjacht ophoudt en…’
Tak!
Uit het niets kwam een pijl die zich in de borst van de tovenaar werkte. De mensenmenigte juichte en de ridders kwamen met getrokken zwaarden weer het podium op. Merlijn keek om en zag dat Stig de bijl in zijn hand richting het podium ging om de genadeklap uit te delen.
De heks sprong los uit het touw, uit het niets, zo bleek en greep de hand van de tovenaar. Er klonk een luide knal en ze waren allebei verdwenen.
‘Zoek die verdomde heksen!’ bulderde Stig.
De ridders stoven uiteen en gingen allemaal een andere kant op. Merlijn haalde diep adem en nam een aardbei om bij zinnen te komen. Percy leek wat teleurgesteld. ‘Dat viel tegen,’ mompelde hij.
‘Valt tegen?’ vroeg Merlijn verbaasd. ‘Hoezo dat? Iedereen leeft nog…’
‘Merlijn, je moet echt ophouden met dit soort vragen,’ zei Percy, die nu serieus klonk. ‘Als je jou zo hoort praten, denk je bijna dat jij ook zo eentje bent.’
Merlijn aarzelde. ‘Ik vind het gewoon niet nodig om mensen zomaar dood te maken. Die tovenaar spaarde de heksenjager en alle ridders, maar alsnog kreeg hij een pijl in zijn borst geschoten.’
Percy zei niets. Hij besloot het gesprek op een andere boeg te gooien en Merlijn was hem er dankbaar voor.
Dit is het punt dat ons verhaal echt begint: de mislukte executie van Caerlon zou nog in verschillende verhalen genoemd worden, maar speelt een sleutelrol in het begin van het avontuur van Merlijn de tovenaar. Merlijn bleef maar denken aan het spektakel op het plein, maar sprak er niets meer over. Toen zijn vele aardbeien uitverkocht waren, ging hij met Percy richting de stadspoort en kletsten ze vrolijk verder.
Helaas ging het gesprek uiteindelijk toch weer richting de executie. ‘Ik wil ook een ridder worden,’ zei Percy nadat Merlijn had gezegd het er niet over te willen hebben. ‘Mijn pa maakt m’n zwaarden, ik voer de gevechten uit. Ik ben de trouwste dienaar van de jonge prins, hoe heette die ook alweer?’
‘Arthur,’ grinnikte Merlijn. ‘Maffe naam, vind je ook niet?’
‘Niet zulke gekke dingen zeggen over zijne majesteit,’ antwoordde Percy pompeus.
‘En als ik jou was, zou ik zijn naam in ieder geval leren,’ zei Merlijn met een grijns. ‘Ridder Percy, de ridder die onthoofd werd omdat hij de naam van zijn koning niet kon onthouden.’
‘Héhéhé,’ zei Percy beledigd, ‘ik ben best wel goed in namen onthouden! En bovendien zou ik voor de verandering wel mijn echte naam gebruiken als ik in de hofhouding mag.’
Merlijn fronste. ‘Wat was dat ook alweer? Perseus?’
Percy aarzelde. Merlijn wist dat hij niet hield van de naam die hij bij zijn geboorte had gekregen. ‘Percival,’ verbeterde hij hem uiteindelijk.
‘Wat dan ook, Perisius,’ grinnikte Merlijn.
Ze namen lachend afscheid en Merlijn keerde terug naar zijn dorpje. Het was een wandeling van een halfuurtje, maar hij had nu best wel honger en zijn aardbeien waren op, dus die kon hij niet benuttigen. Merlijn wist niet dat dit zijn laatste moment met Percy was, die later bekend zou worden als ridder Percy, zou zijn.
Op de weg naar huis ervoer Merlijn volgens de vele historici die de levensloop van Merlijn later zouden onderzoeken helemaal niets. Misschien dat hij een vos zag die angstig wegdook en zou dat het meest bijzondere zijn dat Merlijn onderweg meemaakte. Maar voor de rest gebeurde er weinig bijzonders.
Gelukkig maar, want na deze wandeling had Merlijn een lange weg te gaan. Een weg vol met magie en gevaar. Dood, liefde, vriendschap. Het moment wanneer hij zijn huis bereikt is een moment dat zijn leven voorgoed verandert, een moment dat hem de legendarische tovenaar maakt als wie hij bekend staat.


RE: Merlijn en het Schild van de Waarheid - Timsel - 16/08/2020

Hoofdstuk 2
De Uil en de Brief




Het huis van De Wilden was klein, maar goed genoeg. Het was niet anders dan de andere gebouwtjes in de verzameling huisjes die hier te vinden was en zichzelf tot ‘Hunsville’ gedoopt had. De stenen muren waren grauw en ietwat versleten, het dak leek ietwat geïmproviseerd en in het algemeen was het niet bijzonder groot. Maar het was thuis. Of althans, Merlijns thuis tot op deze dag.
Uiteindelijk aangekomen bij dit huisje na de wandeling van Caerlon, was het eerste dat Merlijn opviel, de grote uil op het hekje van de aardbeienvelden. Normaal bleven vogels weg, opgejaagd door de grote vogelverschrikker ten midden van de velden, maar deze zat daar gewoon. Hij was erg groot, en zou zeker tot de heupen van de elf-jarige Merlijn kunnen komen, die voor zijn leeftijd sowieso best klein was.
Toen de uil zijn kop helemaal ronddraaide en hij de jonge aardbeienboer aankeek, maakte Merlijn een klein sprongetje van schrik. ‘Jezus’ harige baard,’ mompelde Merlijn geschrokken. Hij had nog nooit zo’n grote uil gezien, laat staan eentje die zo rustig voor zijn huis zat.
Hij klapte in zijn handen om de uil weg te jagen, maar deze liet niet eens blijken dat hij hem gehoord had. Merlijn zuchtte en liep zijn huis in. ‘Ma? Er zit een gekke uil in de tuin –’
Zijn woorden stierven weg toen hij zag dat zijn vader en moeder gebogen om een figuur zaten die een stuk brood at aan hun keukentafel. Deze draaide zijn hoofd om bij Merlijns binnenkomst en deze maakte een sprongetje van schrik. Hij herkende de man meteen: stoppelbaardje, lang, blond haar: dit was dezelfde tovenaar die een paar uur geleden een executie op de grote markt ontsnapt was.
‘Wat heeft dit te betekenen?’ riep hij geschrokken riep Merlijn geschrokken. ‘Pas op, vader! Hij is een tovenaar!’
Hij pakte de hooivork die aan de muur van het halletje stond, maar tot zijn schrik vloog deze vrijwel onmiddellijk uit zijn hand. Hij draaide zich om naar de tovenaar, die met zijn houten toverstok op hem gericht stond.
‘Denk je nou echt dat jij een kans maakt tegen mij? Hm?’ zei de tovenaar. Toen begon hij te lachen. ‘Dat vind ik nou leuk. Moed. Dat kan ik altijd bijzonder waarderen. Ga zitten, jongen, je hebt een lange dag gehad als ik je ouders mag geloven.’
Merlijn bewoog niet.
De tovenaar glimlachte, maar Merlijn vertrouwde hem voor geen meter. ‘Jij moet Merlijn zijn,’ zei de tovenaar.
‘En jij bent een tovenaar!’
De tovenaar knikte en deed zijn stok in het felrode gewaad dat hij droeg. ‘En een verdomd goede ook nog eens, als ik zo vrij mag zijn. Als ik me niet vergis, moet jij op de markt geweest zijn toen die executie plaatsvond en heb je met je eigen ogen gezien wat mogelijk is. Tenzij je tegen je ouders gelogen hebt over het naar de markt gaan om aardbeien te verkopen.’
De tovenaar draaide zich om naar zijn moeder. ‘Ze zijn echt ontzettend lekker, trouwens. Heb je er nog een paar?’
Zijn moeder glimlachte en zei: ‘We hebben een hele tuin vol. Je mag er zoveel meenemen als je wilt.’
‘Top, geweldig,’ bromde de tovenaar.
‘Wat heeft dit te betekenen?’ herhaalde Merlijn. Het zweet gutste over zijn voorhoofd. ‘Heb je mijn ouders betoverd?’
Merlijn bekeek de woning. Hoe kon hij iemand aanvallen die gesteund werd door de duivel hemzelf? Tegen iemand die in een flits alle wetten van de natuur kon ombuigen? Hij had zelf gezegd wat hij kon, daarzo op de markt: iemand in een slak veranderen, iemand in een flits doden… Daar was Merlijn niet tegen opgewassen…
‘Merlijn, er is niks aan de hand,’ zei zijn vader rustig, die een arm op zijn schouder legde. ‘We… hebben iets voor je verborgen gehouden. Maar dat was enkel voor je eigen veiligheid. En nu, nu je 11 bent, ben je oud genoeg om het te weten.’
‘Wat te weten?’ zei Merlijn, die merkte dat zijn stem oversloeg.
‘Ga even rustig zitten,’ gebood zijn moeder.
De kalmte in de stem van zijn moeder stelde Merlijn wat meer op zijn gemak. Hij ging langzaam naar de keukentafel en ging zitten. In die tijd liet hij de tovenaar geen moment los met zijn ogen. Hij wist waar de messen lagen: in het keukenkastje achter hem. Als jij snel genoeg was…
‘Wie is dit?’ vroeg hij aan zijn moeder.
‘Ik ben een professor,’ zei de tovenaar.
Merlijn fronste. ‘Een professor?’ vroeg hij lachend. ‘U liegt. U bent een tovenaar.’
‘Dat heb ik al bevestigd, dus ik denk niet dat dat een tweede keer nodig is. Maar ik ben ook een professor. En goede vrienden van je ouders.’
‘U hebt ze betoverd…’
‘Nee,’ zei de tovenaar. ‘Als je héél even je mond houdt, zal ik mezelf even voorstellen.’
Merlijn zei niets. De tovenaar was intimiderend, ondanks het feit dat hij al die tijd een vriendelijke glimlach had die hij boven zijn stoppelbaardje liet zien. Het viel Merlijn nu pas op dat hij helemaal in orde leek, ondanks het feit dat hij met een pijl beschoten was.
‘Oké,’ zei de tovenaar. ‘Ik ben dus een tovenaar, maar dat wist je al, maar nu mijn naam – Goderic Griffoendor.’
Goderic Griffoendor. Merlijn liet de naam even op zijn mond rusten. Hij had die naam nog nooit gehoord, maar het was fijn om een naam aan de gedaante te koppelen.
‘Ik ben hier om je iets te vertellen wat nooit makkelijk is om te horen,’ zei Griffoendor vriendelijk. Merlijn bewoog zich ongemakkelijk in zijn stoel. ‘Ik kom hier om je te vertellen dat jij een tovenaar bent.’
Griffoendor liet de woorden even tussen hen inzweven en leunde naar achteren, met zijn gezicht op Merlijn gerust. Merlijn – de tovenaar? Merlijns gedachten over messen verdwenen onmiddellijk en zijn mond viel open van verbazing. Hij keek van zijn moeder naar zijn vader, en van hen weer naar Griffoendor. Hij wist niet wat hij moest zeggen, maar de gedachten overvielen hem. Het enige wat hij kon zeggen was: ‘Nee. Dat ben ik niet.’
Griffoendor schudde zijn hoofd. ‘Nee. Dat ben je wel. En als ik het naar de talenten van je ouders moet beoordelen zou jij een verdomd goede moeten zijn, net als hen.’
Nu brak Merlijns klomp echt. Hij draaide zich om naar zijn ouders. ‘Wat?’ vroeg hij geschrokken. ‘Jullie zijn… wat?’
Zijn moeder knikte. Ze haalde iets tevoorschijn: een toverstok. Merlijns mond viel open. Toen zijn vader ook een toverstok tevoorschijn haalde, had Merlijn pas echt het gevoel een klap van de bakkers molen gekregen te hebben.
‘Dit slaat helemaal nergens op,’ besloot Merlijn. ‘Wij zijn… heidenen?’
Griffoendor haalde zijn schouders op. ‘Als je het zo bekijkt, wel ja. Maar wat doen tovenaars zo slecht, dat we slechte mensen zijn?’
Merlijn aarzelde. Hij had altijd te horen gekregen van priesters op school dat tovenaars en heksen slecht waren en dat ze eigenlijk zo snel mogelijk geëxecuteerd moesten worden. Maar hij was het er nooit helemaal mee eens geweest. Waarom wist hij niet, maar hij had nooit het idee gehad dat dat helemaal oké was. Van hem mocht men zo leven als ze wilden, en gewoon dat iemand nog niet slecht was omdat diegene als een bepaalde persoon geboren was.
‘Zie, tovenaars en heksen die slecht zijn, is een leugen,’ zei Griffoendor. ‘Een fabeltje. Uiteraard zijn niet alle tovenaars slecht, maar velen zijn goed. Zoals ik. En je ouders. En Bertha daar, al heeft ze zo haar momenten.’
Pas toen merkte Merlijn het lachende meisje van de brandstapel op die ronkend op de bank lag. Nu hij haar goed kon bekijken, leek ze niet heel veel ouder dan hijzelf; veertien, of vijftien of zo.
Hij keek weer naar Griffoendor. Hij had zoveel vragen. Hoezo waren zijn ouders nooit eerlijk erover geweest? Moest hij nu vluchten? En hoe leerde hij om te gaan met zijn krachten?
‘Maar… ik kan helemaal geen mensen laten vliegen,’ zei Merlijn onzeker. ‘Of mensen in slakken veranderen. Of ze doodmaken…’
‘Doodmaken is sowieso niet goed,’ zei Griffoendor. ‘Ik ben een groot voorstander ervan om magie te gebruiken voor goede dingen. En sprekend over goede dingen, weet je zeker dat je niets kunt?’ Hij glimlachte vriendelijk. ‘Die aardbeien van jullie zijn erg lekker. Wie van jullie werkt er het hardste in de aarde? Je ouders niet; die hebben het al druk genoeg met andere dingen, of niet?’
Merlijn aarzelde. ‘Zorg ik voor die lekkere smaak?’
‘Nou, niet alleen jij, maar jij en je ouders hebben daar zeker een invloed op.’ Hij bewoog een beetje in zijn stoel. ‘Je ouders hebben dit dorp jarenlang geholpen. Vanuit de schaduwen. Ze hebben ervoor gezorgd dat men het hier goed heeft. De grond is enorm vruchtbaar. Tomaten? Die groeien alleen in warme gebieden, en toch groeien ze in dit dorpje. Dit dorpje heeft geen enkel slachtoffer aan de pest gehad, ook al huisde het flink in Caerlon. Sterfgevallen hebben enkel ouderdom als slachtoffer. En – waarom denk je dat ik die pijlpunt in mijn borst overleefd heb?’ Hij klopte zichzelf op zijn borst.
Merlijn keek zijn ouders sprakeloos aan. Die haalden hun schouders op.
‘Je ouders zijn tovenaars, maar met goede bedoelingen,’ zei Griffoendor. ‘Dat kan jij ook worden.’
Merlijn voelde trots. Hij had altijd geweten dat zijn ouders goede mensen geweest waren, maar dit verklaarde een hoop. Er biggelde een traan langs de wang van zijn moeder. ‘We moesten het geheimhouden omdat we bang waren dat je teveel ging experimenten in de stad,’ zei ze.
Merlijn knikte. ‘Ik begrijp het.’
Hij keek weer naar Griffoendor. ‘Wat nu? Word ik vanaf dit moment opgejaagd door de ridders van Uther Pendragon en de heksenjagers?’
Griffoendor slaakte een zucht. ‘Dat is helemaal aan jou, Merlijn. Sommigen doen niks met de kennis dat ze magie kunnen begeleiden. Anderen gaan er zelf mee experimenteren, vaak met een gelukkige afloop. Vincent de Bevreesde is daar een mooi voorbeeld van. Durfde na zijn je-bent-een-tovenaar-gesprekje zijn huis niet meer uit en blies deze per ongeluk op na toch te willen experimenten met zijn magie.’
Merlijn aarzelde. ‘Ik wil het wel leren, maar ik ben bang voor de ridders,’ zei hij.
‘Dat begrijp ik,’ zei Griffoendor. ‘Maar dat is niet nodig. Meestal pakken ze mensen op die toch geen magie blijken te hebben. Vandaar het grote aantal sterfgevallen. Tovenaars kunnen, in het geval ze hun magie goed beheersen, makkelijk ontsnappen aan de ridders.’
‘Maar u en Bertha…’
‘Bertha is een van mijn leerlingen,’ vertelde Griffoendor. ‘Ze is erg impulsief. Vindt het branden van het vuur blijkbaar lekker, met name de kik van de jacht en het opgesloten zitten. Toen ik hoorde dat ze haar gevangen genomen hadden, besloot ik haar te gaan redden, een speech te houden voor jullie stad, de onschuldige gevangenen te laten ontsnappen en daarna Bertha een preek te geven. Helaas ging tot nu toe, maar één van die dingen succesvol.’
Merlijn kon zich niet voorstellen dat hij zichzelf in zoveel gevaar zou stoppen als deze man had gedaan, zeker niet voor iemand die zulke gevaarlijke dingen deed enkel voor de kik. Hij herinnerde zich wat de man over moed had gezegd toen hij een hooivork had gepakt om hem aan te vallen en besefte dat deze man zelf ook behoorlijk moedig was.
Hij liet alles even bezinken. Hij was een tovenaar, en zelfs dan was hij dus nog geen slecht persoon. Bovendien leken zijn ouders de man te kennen en waren ze blijkbaar veilig voor de ridders, zelfs door het uitvoeren van magie. Zijn hoofd deed pijn, maar hij wilde meer weten.
‘Hoe leer ik het controleren?’ vroeg Merlijn. ‘Kan ik bijvoorbeeld… zomaar dingen laten vliegen?’
Griffoendor grinnikte. ‘Dat zweven heeft een grote indruk op je achtergelaten, hm? Nu kan je dat helaas nog niet, maar als je wilt, kan ik het je leren.’
‘Ja, dat wil ik,’ zei Merlijn onmiddellijk. ‘Als… jullie dat goedvinden, tenminste,’ zei hij terneergeslagen tegen zijn ouders. Deze leken echter erg blij te zijn; zijn moeder klapte trots in haar handen en zijn vader grijnsde breed.
‘Natuurlijk vind ik dat goed, lieverd. Oh, zal ik even thee maken terwijl jullie de educatie even regelen?’
‘Ja, lekker!’ zei Griffoendor. ‘Maak je die ook met aardbeien?’
‘Jazeker!’
‘Heerlijk!’ riep Griffoendor. Toen richtte hij zich weer tot Merlijn. ‘Afijn – je educatie. Ik en mijn vrienden hebben een school in Schotland opgericht. Een tovenaarsschool. Het heet Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Daar leren we kinderen van heel Groot-Brittannië en Ierland bij over alles wat wij over magie weten. Je moeder, bijvoorbeeld viel onder mijn verantwoordelijkheid,’ zei hij met een glimlach naar zijn moeder toe, die terugkwam met de aardbeienthee. ‘Dankjewel, Mira. Heerlijk. Proost!’
Ze dronken even aan hun aardbeienthee. Zijn moeder maakte de heerlijkste thee die hij kende – misschien ook wel een gevolg van haar magie.
‘Op Zweinstein leer je dus alles over magie en de wereld die voor Dreuzels verborgen ligt.’
‘Dreuzels?’
‘Niet-tovenaars. Er gaat verrassend veel aan hun neus voorbij en hetgeen dat ze wel opmerken wordt vaak als een wilde fantasie gebrandmerkt.’
‘Aha.’
Ineens leek Griffoendor zich wat te bedenken en haalde uit de binnenzak van zijn mantel een envelop tevoorschijn. ‘Ik heb hier overigens een officiële brief van de school. De uil kwam hem brengen, maar toeval wilde dat Gilly en Bertha toevallig dezelfde richting opgingen en dus ben ik hier.’
Merlijn nam de brief aan.
 
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
Hoofd: G. Griffoendor, H. Huffelpuf, R. Ravenklauw, Z. Zwadderich

Geachte heer De Wilde,
Het doet me genoegen u te kunnen meedelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden. Het schooljaar begint op 1 september. Gelieve vóór 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Aurora Skrolling,
Assistent-schoolhoofd

ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
UNIFORM
Eerstejaarsstudenten hebben nodig:
1. Drie effen werkgewaden (zwart)
2. Eén effen puntmuts (zwart) voor schooltijd
3. Eén paar beschermende handschoenen (drakenhuid of soort gelijk)
4. Eén wintermantel (zwart, met zilveren speld)
N.B. Alle kledingsstukken moeten van naamlabels zijn voorzien.

VERPLICHTE LECTUUR
Alle leerlingen moeten in het bezit zijn van de volgende werken:
Het Oude Boek der Spreuken door Badeloeg Hinkel
Van Rots naar Vogel van Rosa Transfort
Over Paddenstoelen, Kruiden en Planten door Ulbrich Paddel

Magische Brouwsels en Broeisels door Gaius Grein
De Monsters van Groot-Brittannië door Gwen Rosemonde
De Zwarte Kunsten en Hoe Je Ertegen Te Beschermen door Willem Gliff

OVERIGE BENODIGDHEDEN
1 toverstaf
1 ketel (tin, standaardmaat 2)
1 set glazen of kristallen flesjes
1 telescoop
1 set koperen weegschalen
leerlingen mogen tevens een uil OF een kat OF een pad meenemen.

 
Merlijn las de brief voor de zekerheid nog een keer om zeker te zijn dat hij op de markt geen zonnesteek was opgelopen.
‘Waar moet ik al dat vinden?’ vroeg hij, met een verwarde blik op de lijst toverspullen die hij ergens vandaan moest zien te toveren.
‘Dat weten je ouders wel,’ zei Griffoendor vriendelijk. ‘Dus je bent in? Je komt naar Zweinstein om over je magie te leren?’
‘Ja, natuurlijk!’
Griffoendor grijnsde breed. ‘Dan heet ik je van harte welkom op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.’ Hij gaf hem een hand, eentje die Merlijn grijnzend beantwoordde. ‘Ik weet zeker dat je het er naar je zin zult hebben. En zo niet, hoor ik het wel van je moeder.’
Hij gaf hem een tweede briefje. Merlijn las het:
 
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ EN HOCUS-POCUS
Zweinsteins Hogeschool Voor Hekserij En Hocus-Pocus, Zweinsveld, Schotland, Verenigd Koninkrijk
1 September Bij Het Zakken Van De Zon In Het Grote Meer
 
‘Ik zal er zijn.’
‘Goed. Nou, dan is het tijd dat ik weer terug ga naar school,’ zei Griffoendor. ‘Onze verplegers zullen Bertha eerst even moeten opknappen en daarna zal ik haar zelf naar huis nemen.’
Hij gaf Merlijn opnieuw een hand. ‘Ik kijk ernaar uit je weer te zien, Merlijn. Hopelijk onder mijn supervisie.’
De seconde nadat Merlijn zijn hand weer losliet, waren zowel Griffoendor als Bertha verdwenen. Hij draaide zich om naar zijn moeder. ‘Hoe doet-ie dat toch steeds?’