07/08/2020, 20:19
Titel: A Rush of Blood to the Head
Fandom: -
Datum gepost op Dreuzels: 30/1/2009
Taal: Nederlands
Genre: drama, oorlog
Inspiratie voor dit verhaal haalde ik uit het gelijknamige nummer van Coldplay. Op een ander forum ben ik bezig met een One-Shot100 en dit is mijn verhaal voor het thema Rood.
De laatste stralen van de ondergaande zon streelden de huizen van het dorpje in de vallei. De druilerige regen die de streek een hele week in zijn greep had gehad, had eindelijk plaats geruimd, maar de daken glommen nog van het nat en de plassen op de straten weerkaatsten de rode gloed van de laatste zonnestralen.
Rood, de kleur van de haat, volgens de man die van op één van de heuvelruggen die het dorp insloten al een hele poos onbeweeglijk stond toe te kijken. Hij was er verschenen toen de regen was opgehouden en sindsdien had hij nog niet bewogen. Hij was niet uit het dorp afkomstig en was er ook niet naar op weg. Nog niet. Voorlopig keek hij alleen maar.
Niemand in het dorp had opgemerkt dat hij er was, daar was hij wel zeker van. Jarenlange training had ervoor gezorgd dat hij zich zo goed als onzichtbaar kon maken als hij dat wilde. Onopvallendheid was één van zijn grootste troeven.
Zijn onberispelijke kakigroene uniform had elke toevallige voorbijganger in één oogopslag verteld wat het beroep was van de onbeweeglijke man; de eretekens en decoraties die zorgvuldig op zijn borst gespeld waren, toonden meteen dat hij niet de minste was. Maar uiteraard kwam er niemand langs. De generaal had zijn plaats zorgvuldig uitgekozen. Het machinegeweer dat losjes over zijn schouder hing, had misschien paniek kunnen veroorzaken en dat wilde hij niet. Nog niet. Voorlopig keek hij alleen maar. Wachtend op het juiste moment.
Hij had geduld. Ook dat was iets wat al die jaren in het leger hem geleerd hadden. Hij wachtte al jaren op dit moment, een paar uurtjes langer maakten nu niet meer uit. Hij zou wachten op het moment waarop de waakzaamheid in het legerkamp van het dorp het zwakst zou zijn. Dan pas zou hij, gedekt door absolute duisternis, afdalen naar het dorp. Geen straaltje maanlicht zou hem kunnen verraden, ook daar had hij rekening mee gehouden. De nacht die hij had uitgekozen was er één van nieuwe maan.
Op zijn geharde gezicht was geen enkele emotie zichtbaar, maar inwendig grijnsde hij toen in zijn gedachten de rode gloed die de ondergaande zon aan het dorp gaf overging in de rode gloed van vuur. Vlammen die verlangend om zich heen likten en al snel het hele dorp en vooral de legerbasis waar het vuur zou ontstaan, in lichterlaaie zouden zetten. De hemel zou rood kleuren terwijl hij tussen de afbrokkelende muren stond en toekeek hoe het dorp langzaam tot as werd herleid. As was ook alles wat er nu van haar overbleef.
Rood, de kleur van zijn wraak.
En dan, als het vuur geblust was en er enkel nog smeulende resten van de huizen overbleven, zou hij het machinegeweer aanleggen en iedereen die binnen zijn bereik kwam neermaaien. Bloed zou de zwartgeblakerde straten rood kleuren. Het bloed van zijn slachtoffers, maar ongetwijfeld uiteindelijk ook zijn bloed. Hij droeg dan wel een kogelwerende vest onder zijn uniform, maar dat zou het onvermijdelijke einde slechts vertragen. Ondanks het feit dat de oorlog officieel al jaren voorbij was, wist hij dat er nog genoeg wapens in het kamp zouden zijn om hem te stoppen en nog voldoende mensen die deze wapens konden hanteren. Hij was niet bang voor de dood. Hij had altijd geweten dat deze nacht voor hem een eindpunt zou zijn.
In een moment van zwakte doorbrak hij zijn bewegingsloosheid en wreef hij met zijn hand door zijn korte haren. Ooit was hij blond geweest, maar een leger van grijze haren was steeds verder opgetrokken en de blonde haren hadden uiteindelijk de strijd moeten opgeven.
Rood was ook de kleur van de liefde.
Zijn liefde voor haar was oneindig groot geweest. Nooit had hij nog iemand ontmoet die de vergelijking met haar enigszins aankon. Na haar had hij niet meer liefgehad. Hij hoorde soms het verwijt dat zijn hart van steen was en dat was waar. Maar dat was niet altijd zo geweest. Er was een tijd geweest dat één persoon ervoor kon zorgen dat het sneller ging kloppen, dat het zijn bloed sneller deed stromen en een warm gevoel over zijn hele lichaam deed verspreiden door alleen maar in zijn buurt te zijn. Vijfentwintig lange jaren hadden het beeld van haar verminkte lichaam niet van zijn netvlies kunnen wegvagen. En vannacht zouden de monsters die haar gefolterd en vermoord hadden boeten voor wat ze hadden gedaan. Samen met iedereen die zich in het dorp bevond. De nacht van zijn wraak was aangebroken. Vijfentwintig jaar had hij gewacht, maar over een paar uur zou het voorgoed voorbij zijn.
Op het moment dat de allerlaatste rode zonnestraal achter de horizon verdween, drong het met een schok tot hem door. Eén flits van verblindend inzicht. Zijn wraak zou haar niet terugbrengen. De haat die jarenlang zijn enige emotie was geweest, verbleekte met de afwezigheid van het zonlicht. Wraak was zijn enige geloof geweest, maar hij zag nu dat hij tot de verkeerde god had gebeden. Alles wat hij in zijn leven gedaan had sinds die verschrikkelijke dag, had hem naar dit punt geleid en nu hij hier stond, zag hij dat hij verdwaald was. Zijn strijd was onzinnig. Hij had niets over dat het waard was om voor te vechten.
Het feit dat hij had gezworen om wraak te nemen, was wat hem al die jaren op de been had gehouden en nu stortte hij in elkaar. Hij liet zich op zijn knieën zakken, verborg zijn hoofd in zijn handen en begon hartverscheurend te huilen. Omdat hij eindelijk besefte dat ze nooit meer terug kwam. Om het monster dat hij zelf geworden was.
Fandom: -
Datum gepost op Dreuzels: 30/1/2009
Taal: Nederlands
Genre: drama, oorlog
Inspiratie voor dit verhaal haalde ik uit het gelijknamige nummer van Coldplay. Op een ander forum ben ik bezig met een One-Shot100 en dit is mijn verhaal voor het thema Rood.
A Rush of Blood to the Head
De laatste stralen van de ondergaande zon streelden de huizen van het dorpje in de vallei. De druilerige regen die de streek een hele week in zijn greep had gehad, had eindelijk plaats geruimd, maar de daken glommen nog van het nat en de plassen op de straten weerkaatsten de rode gloed van de laatste zonnestralen.
Rood, de kleur van de haat, volgens de man die van op één van de heuvelruggen die het dorp insloten al een hele poos onbeweeglijk stond toe te kijken. Hij was er verschenen toen de regen was opgehouden en sindsdien had hij nog niet bewogen. Hij was niet uit het dorp afkomstig en was er ook niet naar op weg. Nog niet. Voorlopig keek hij alleen maar.
Niemand in het dorp had opgemerkt dat hij er was, daar was hij wel zeker van. Jarenlange training had ervoor gezorgd dat hij zich zo goed als onzichtbaar kon maken als hij dat wilde. Onopvallendheid was één van zijn grootste troeven.
Zijn onberispelijke kakigroene uniform had elke toevallige voorbijganger in één oogopslag verteld wat het beroep was van de onbeweeglijke man; de eretekens en decoraties die zorgvuldig op zijn borst gespeld waren, toonden meteen dat hij niet de minste was. Maar uiteraard kwam er niemand langs. De generaal had zijn plaats zorgvuldig uitgekozen. Het machinegeweer dat losjes over zijn schouder hing, had misschien paniek kunnen veroorzaken en dat wilde hij niet. Nog niet. Voorlopig keek hij alleen maar. Wachtend op het juiste moment.
Hij had geduld. Ook dat was iets wat al die jaren in het leger hem geleerd hadden. Hij wachtte al jaren op dit moment, een paar uurtjes langer maakten nu niet meer uit. Hij zou wachten op het moment waarop de waakzaamheid in het legerkamp van het dorp het zwakst zou zijn. Dan pas zou hij, gedekt door absolute duisternis, afdalen naar het dorp. Geen straaltje maanlicht zou hem kunnen verraden, ook daar had hij rekening mee gehouden. De nacht die hij had uitgekozen was er één van nieuwe maan.
Op zijn geharde gezicht was geen enkele emotie zichtbaar, maar inwendig grijnsde hij toen in zijn gedachten de rode gloed die de ondergaande zon aan het dorp gaf overging in de rode gloed van vuur. Vlammen die verlangend om zich heen likten en al snel het hele dorp en vooral de legerbasis waar het vuur zou ontstaan, in lichterlaaie zouden zetten. De hemel zou rood kleuren terwijl hij tussen de afbrokkelende muren stond en toekeek hoe het dorp langzaam tot as werd herleid. As was ook alles wat er nu van haar overbleef.
Rood, de kleur van zijn wraak.
En dan, als het vuur geblust was en er enkel nog smeulende resten van de huizen overbleven, zou hij het machinegeweer aanleggen en iedereen die binnen zijn bereik kwam neermaaien. Bloed zou de zwartgeblakerde straten rood kleuren. Het bloed van zijn slachtoffers, maar ongetwijfeld uiteindelijk ook zijn bloed. Hij droeg dan wel een kogelwerende vest onder zijn uniform, maar dat zou het onvermijdelijke einde slechts vertragen. Ondanks het feit dat de oorlog officieel al jaren voorbij was, wist hij dat er nog genoeg wapens in het kamp zouden zijn om hem te stoppen en nog voldoende mensen die deze wapens konden hanteren. Hij was niet bang voor de dood. Hij had altijd geweten dat deze nacht voor hem een eindpunt zou zijn.
In een moment van zwakte doorbrak hij zijn bewegingsloosheid en wreef hij met zijn hand door zijn korte haren. Ooit was hij blond geweest, maar een leger van grijze haren was steeds verder opgetrokken en de blonde haren hadden uiteindelijk de strijd moeten opgeven.
Rood was ook de kleur van de liefde.
Zijn liefde voor haar was oneindig groot geweest. Nooit had hij nog iemand ontmoet die de vergelijking met haar enigszins aankon. Na haar had hij niet meer liefgehad. Hij hoorde soms het verwijt dat zijn hart van steen was en dat was waar. Maar dat was niet altijd zo geweest. Er was een tijd geweest dat één persoon ervoor kon zorgen dat het sneller ging kloppen, dat het zijn bloed sneller deed stromen en een warm gevoel over zijn hele lichaam deed verspreiden door alleen maar in zijn buurt te zijn. Vijfentwintig lange jaren hadden het beeld van haar verminkte lichaam niet van zijn netvlies kunnen wegvagen. En vannacht zouden de monsters die haar gefolterd en vermoord hadden boeten voor wat ze hadden gedaan. Samen met iedereen die zich in het dorp bevond. De nacht van zijn wraak was aangebroken. Vijfentwintig jaar had hij gewacht, maar over een paar uur zou het voorgoed voorbij zijn.
Op het moment dat de allerlaatste rode zonnestraal achter de horizon verdween, drong het met een schok tot hem door. Eén flits van verblindend inzicht. Zijn wraak zou haar niet terugbrengen. De haat die jarenlang zijn enige emotie was geweest, verbleekte met de afwezigheid van het zonlicht. Wraak was zijn enige geloof geweest, maar hij zag nu dat hij tot de verkeerde god had gebeden. Alles wat hij in zijn leven gedaan had sinds die verschrikkelijke dag, had hem naar dit punt geleid en nu hij hier stond, zag hij dat hij verdwaald was. Zijn strijd was onzinnig. Hij had niets over dat het waard was om voor te vechten.
Het feit dat hij had gezworen om wraak te nemen, was wat hem al die jaren op de been had gehouden en nu stortte hij in elkaar. Hij liet zich op zijn knieën zakken, verborg zijn hoofd in zijn handen en begon hartverscheurend te huilen. Omdat hij eindelijk besefte dat ze nooit meer terug kwam. Om het monster dat hij zelf geworden was.