‘Nee, natuurlijk niet!’ lachte MacKenzie. ‘Dreuzels kunnen hun gereedschap niet laten vliegen.’
Hoe had het aan het meisje kunnen ontsnappen dat ze een heks tegenover zich had? MacKenzie vermoedde dat het door die vervloekte Geheimhoudingsplicht kwam. Tovenaars waren zo angstvallig benauwd om door de mand te vallen, dat ze de mensen om hen heen niet meer in de ogen durfden te kijken. Eeuwig zonde – en een van een lange lijst aan redenen om die vervloekte wet af te schaffen. MacKenzie nam zich voor om die theorie later met Sam te delen, al zou die er wel weer allerlei gaten in schieten. Ironisch genoeg was hij de debater van hen twee, maar voelde hij er – voor zover zij wist – maar weinig voor om die vaardigheid te benutten. Sam hield zich daarvoor te graag op de achtergrond.
Het meisje staarde een moment lang naar MacKenzies uitgestoken hand, alsof ze nog nooit eerder handen had geschud. Toen haakte ze een handschoentje los van haar riem, trok hem aan en schudde toch MacKenzies hand, waarbij ze strak naar hun verstrengelde vingers staarde. Een tel lang stonden ze zo, waarna Theo – want zo heette ze – MacKenzies hand vlug weer liet vallen, alsof ze door een vlieg gestoken was.
Vanwege dat haar had MacKenzie al een vermoeden gehad, maar nu wist MacKenzie vrij zeker dat het meisje nogal vreemd was. Niet dat zij daarmee zat.
Dat van die handschoenen was bovendien slim, want dan zou ze niet allemaal smeer onder haar nagels krijgen tijdens het klussen. Maar net toen ze daar iets over wilde zeggen, deed Theo de handschoen weer uit en hing hem terug aan het kleine haakje dat aan haar riem was bevestigd.
‘O. Mijn handen waren nog schoon, hoor,’ zei MacKenzie, en ze controleerde vlug of het klopte wat ze zei. ‘Hoe dan ook…’ Gelukkig bracht Theo haar graag naar het volgende onderwerp en bestookte haar met vragen. ‘Ik heb hem van mijn nicht gekregen, zo’n beetje zomaar. Ze is echt een held,’ glunderde MacKenzie. ‘Tuurlijk kan ik tanken, anders komt ze niet vooruit. Al doet ze dat momenteel ook niet echt, dus ik zie je punt… En ik snap wat je bedoelt met bezems. Ik hou evenveel van vliegen als wie dan ook, maar voor lange ritten zit een autostoel toch echt fijner. Ook al kun je dáár dan weer geen loopings mee maken, dus er valt voor allebei wel wat te zeggen.’
Theo liep met haar mee terug naar de voorkant van het busje, waar MacKenzie de motorkap alvast geopend had. Samen tuurden ze naar binnen. Nog altijd wist ze niet zeker wat ze zou moeten zien, maar dit deden mensen nou eenmaal altijd als ze aan de kant van de weg stonden. Handen in de zij en turen maar.
‘Voor iemand die nog nooit een Volkswagen van dichtbij heeft gezien, weet je er behoorlijk wat van,’ merkte MacKenzie verrast op toen Theo zich voorover boog en op een deel van de motor wees. MacKenzie zag er nog steeds niets bijzonders aan. Zo had het er altijd al uitgezien – al zei dat misschien niet heel veel. ‘Ik weet niet eens wat dat zijn – motorbaksteunen? Geen wonder dat ze wat liefde nodig hebben. Maar hoe dan? Er zijn vast spreuken voor, maar ik kon niks nuttigs vinden op YouTube.’
Verdorie. Ze had gehoopt dat ze met gewoon wat olie en vloeistof verversen wel klaar zou zijn, of in ieder geval rijklaar genoeg om Monza naar een professional te kunnen brengen. Maar nu waren er opeens allerlei andere onderdelen die vervangen of opnieuw aangesloten moesten worden. Ze wierp nog eens een blik op het meisje naast zich.
‘Denk je dit echt, of zeg je maar wat om slim te klinken?’ vroeg ze, en ze kruiste haar vingers achter haar rug, hopend op het laatste. ‘Want dat lukt behoorlijk, maar ik had liever wat vrolijker nieuws gehad.’
Hoe had het aan het meisje kunnen ontsnappen dat ze een heks tegenover zich had? MacKenzie vermoedde dat het door die vervloekte Geheimhoudingsplicht kwam. Tovenaars waren zo angstvallig benauwd om door de mand te vallen, dat ze de mensen om hen heen niet meer in de ogen durfden te kijken. Eeuwig zonde – en een van een lange lijst aan redenen om die vervloekte wet af te schaffen. MacKenzie nam zich voor om die theorie later met Sam te delen, al zou die er wel weer allerlei gaten in schieten. Ironisch genoeg was hij de debater van hen twee, maar voelde hij er – voor zover zij wist – maar weinig voor om die vaardigheid te benutten. Sam hield zich daarvoor te graag op de achtergrond.
Het meisje staarde een moment lang naar MacKenzies uitgestoken hand, alsof ze nog nooit eerder handen had geschud. Toen haakte ze een handschoentje los van haar riem, trok hem aan en schudde toch MacKenzies hand, waarbij ze strak naar hun verstrengelde vingers staarde. Een tel lang stonden ze zo, waarna Theo – want zo heette ze – MacKenzies hand vlug weer liet vallen, alsof ze door een vlieg gestoken was.
Vanwege dat haar had MacKenzie al een vermoeden gehad, maar nu wist MacKenzie vrij zeker dat het meisje nogal vreemd was. Niet dat zij daarmee zat.
Dat van die handschoenen was bovendien slim, want dan zou ze niet allemaal smeer onder haar nagels krijgen tijdens het klussen. Maar net toen ze daar iets over wilde zeggen, deed Theo de handschoen weer uit en hing hem terug aan het kleine haakje dat aan haar riem was bevestigd.
‘O. Mijn handen waren nog schoon, hoor,’ zei MacKenzie, en ze controleerde vlug of het klopte wat ze zei. ‘Hoe dan ook…’ Gelukkig bracht Theo haar graag naar het volgende onderwerp en bestookte haar met vragen. ‘Ik heb hem van mijn nicht gekregen, zo’n beetje zomaar. Ze is echt een held,’ glunderde MacKenzie. ‘Tuurlijk kan ik tanken, anders komt ze niet vooruit. Al doet ze dat momenteel ook niet echt, dus ik zie je punt… En ik snap wat je bedoelt met bezems. Ik hou evenveel van vliegen als wie dan ook, maar voor lange ritten zit een autostoel toch echt fijner. Ook al kun je dáár dan weer geen loopings mee maken, dus er valt voor allebei wel wat te zeggen.’
Theo liep met haar mee terug naar de voorkant van het busje, waar MacKenzie de motorkap alvast geopend had. Samen tuurden ze naar binnen. Nog altijd wist ze niet zeker wat ze zou moeten zien, maar dit deden mensen nou eenmaal altijd als ze aan de kant van de weg stonden. Handen in de zij en turen maar.
‘Voor iemand die nog nooit een Volkswagen van dichtbij heeft gezien, weet je er behoorlijk wat van,’ merkte MacKenzie verrast op toen Theo zich voorover boog en op een deel van de motor wees. MacKenzie zag er nog steeds niets bijzonders aan. Zo had het er altijd al uitgezien – al zei dat misschien niet heel veel. ‘Ik weet niet eens wat dat zijn – motorbaksteunen? Geen wonder dat ze wat liefde nodig hebben. Maar hoe dan? Er zijn vast spreuken voor, maar ik kon niks nuttigs vinden op YouTube.’
Verdorie. Ze had gehoopt dat ze met gewoon wat olie en vloeistof verversen wel klaar zou zijn, of in ieder geval rijklaar genoeg om Monza naar een professional te kunnen brengen. Maar nu waren er opeens allerlei andere onderdelen die vervangen of opnieuw aangesloten moesten worden. Ze wierp nog eens een blik op het meisje naast zich.
‘Denk je dit echt, of zeg je maar wat om slim te klinken?’ vroeg ze, en ze kruiste haar vingers achter haar rug, hopend op het laatste. ‘Want dat lukt behoorlijk, maar ik had liever wat vrolijker nieuws gehad.’