06/04/2021, 11:07
Theo’s mond viel open toen het meisje, dat blijkbaar MacKenzie heette, het woord “Ravenklauw” noemde. ‘D-dus je bent helemaal geen Dreuzel?’ wist ze alleen maar stomverbaasd uit te brengen. ‘Sorry – ik dacht – auto – nou ja, nu ik je zo zie – ja, sorry.’ Ze kleurde heel erg rood. Nu ze nog eens naar het meisje keek, inderdaad, was het een afdelingsgenootje van haar. Ze was niet heel goed met gezichten plaatsen, vooral niet buiten de context.
MacKenzie stak haar hand uit en dat was een ding dat Theo haatte. Handen schudden. Dat vond ze zo vies! Ze had ontzettende smetvrees, en sowieso vond ze aanraking gewoon echt niet prettig, dus ze vermeed dat handen schudden ten alle kosten. Maar nu Theo ook nog eens had gedacht dat het meisje een Dreuzel was, kon ze het waarschijnlijk niet veroorloven om de hand te weigeren; dat zou waarschijnlijk als erg onbeleefd aanschouwd worden, ook al begreep Theo niet zo goed wat er onbeleefd was aan een hand niet schudden van iemand die je nauwelijks kende, niet wist waar die met haar handen aan gezeten had en zo kon je verder nog wel doorgaan.
Theo besefte dat ze wat stom voor zich uit zat te staren en deed haastig een handschoen, die aan haar riem hing, aan. Ze schudde vervolgens zonder oogcontact te maken – dat haatte ze mogelijk nog meer dan handen schudden – de hand van MacKenzie en zei: ‘Hoi, ik ben Theo.’ Ze liet de hand zo snel mogelijk los en deed de handschoen snel weer uit.
Ze keek opnieuw naar het busje. ‘Hoe kom je hieraan?’ vroeg ze enthousiaster. ‘Deze is echt prachtig. Ik durf het bijna niet te vragen, maar – kan je tanken?’ vroeg ze vol verbijstering. ‘Dat is zo gaaf. Ik heb nog nooit getankt. Ik kan ook niet rijden, al wil ik het wel, want ik vind het een stuk prettiger reizen dan met bezem.’
Ze merkte dat ze maar wat aan het brabbelen was, maar de aanwezigheid van het busje maakte haar gewoon heel erg enthousiast. ‘Ik ben nog nooit zo dicht in de buurt van een Volkswagen geweest. Ik vind alles aan Dreuzels ontzettend interessant,’ zei ze snel. Ze keek over de schouder van MacKenzie naar de motorkap. Ze trok een pijnlijk gezicht. ‘Dit ziet er niet goed uit, moet ik heel eerlijk zijn. Mag ik?’
Ze bukte voorover en liet haar hand over de inhoud van de motorkap glijden. ‘Kijk,’ mompelde ze en wenkte MacKenzie. ‘Je motorbaksteunen zijn versleten. Die zijn dringend aan vervanging toe. En deze draad,’ zei ze, en ze greep een draad vast, ‘is niet verbonden met de accu, wat hij wel zou moeten zijn. En dan is er sowieso ook nog een hele hoop roest.’
Ze kwam overeind en knikte naar de gereedschapskist. ‘Ik weet niet of ik het kan fixen, maar ik kan mijn best doen?’
MacKenzie stak haar hand uit en dat was een ding dat Theo haatte. Handen schudden. Dat vond ze zo vies! Ze had ontzettende smetvrees, en sowieso vond ze aanraking gewoon echt niet prettig, dus ze vermeed dat handen schudden ten alle kosten. Maar nu Theo ook nog eens had gedacht dat het meisje een Dreuzel was, kon ze het waarschijnlijk niet veroorloven om de hand te weigeren; dat zou waarschijnlijk als erg onbeleefd aanschouwd worden, ook al begreep Theo niet zo goed wat er onbeleefd was aan een hand niet schudden van iemand die je nauwelijks kende, niet wist waar die met haar handen aan gezeten had en zo kon je verder nog wel doorgaan.
Theo besefte dat ze wat stom voor zich uit zat te staren en deed haastig een handschoen, die aan haar riem hing, aan. Ze schudde vervolgens zonder oogcontact te maken – dat haatte ze mogelijk nog meer dan handen schudden – de hand van MacKenzie en zei: ‘Hoi, ik ben Theo.’ Ze liet de hand zo snel mogelijk los en deed de handschoen snel weer uit.
Ze keek opnieuw naar het busje. ‘Hoe kom je hieraan?’ vroeg ze enthousiaster. ‘Deze is echt prachtig. Ik durf het bijna niet te vragen, maar – kan je tanken?’ vroeg ze vol verbijstering. ‘Dat is zo gaaf. Ik heb nog nooit getankt. Ik kan ook niet rijden, al wil ik het wel, want ik vind het een stuk prettiger reizen dan met bezem.’
Ze merkte dat ze maar wat aan het brabbelen was, maar de aanwezigheid van het busje maakte haar gewoon heel erg enthousiast. ‘Ik ben nog nooit zo dicht in de buurt van een Volkswagen geweest. Ik vind alles aan Dreuzels ontzettend interessant,’ zei ze snel. Ze keek over de schouder van MacKenzie naar de motorkap. Ze trok een pijnlijk gezicht. ‘Dit ziet er niet goed uit, moet ik heel eerlijk zijn. Mag ik?’
Ze bukte voorover en liet haar hand over de inhoud van de motorkap glijden. ‘Kijk,’ mompelde ze en wenkte MacKenzie. ‘Je motorbaksteunen zijn versleten. Die zijn dringend aan vervanging toe. En deze draad,’ zei ze, en ze greep een draad vast, ‘is niet verbonden met de accu, wat hij wel zou moeten zijn. En dan is er sowieso ook nog een hele hoop roest.’
Ze kwam overeind en knikte naar de gereedschapskist. ‘Ik weet niet of ik het kan fixen, maar ik kan mijn best doen?’