Het meisje keek MacKenzie verschrikt aan, alsof ze een geest had gezien of met iets geniepigs bezig was. Had ze willen inbreken of zo? MacKenzie keek haar onderzoekend aan en het meisje hakkelde iets. Het was niet MacKenzies bedoeling geweest om haar in verlegenheid te brengen…
‘Op de bus kun je lang wachten,’ zei ze met een vriendelijke grijns. ‘Volgens mij gaan die hier namelijk niet. Moet je in Zweinsveld zijn? Dan moet je die kant op.’ Ze wees naar de weg achter het meisje.
Tot haar verbazing bood het meisje haar hulp aan. ‘Het lijkt mijn geluksdag wel!’ riep MacKenzie uit. Haar achterdocht was meteen verdwenen. ‘Ik ben namelijk niet bepaald een held in motoronderhoud, maar het hoort er nu eenmaal bij. En in Zweinsveld is geen garage, natuurlijk… Ik zou je hulp graag aannemen, als je de tijd hebt.’
MacKenzie stroopte haar mouwen op en rommelde wat door de materialen die ze had meegebracht. Ze wist eigenlijk niet eens goed waar ze moest beginnen. Normaal gesproken zou dat geen probleem zijn, maar nu ze publiek had, wilde ze geen figuur slaan. Misschien had ze beter haar best moeten doen om Samuel mee te nemen, want hij was een stuk technischer aangelegd dan zij. Waarom moest hij nou zo nodig leren voor die toets?
Ze besloot om maar gewoon te beginnen bij het begin. Ze gooide de motorkap omhoog en klom vervolgens in het busje om te controleren welke dashboardlichtjes er allemaal brandden. De belangrijkste twee waren de koelvloeistof en het oliepeil van de motor. MacKenzie trommelde met haar vingers op het stuur, terwijl ze haar gedachten op een rijtje probeerde te zetten. Ze had een plan gehad toen ze hierheen kwam. Nu hoefde ze dat plan alleen maar ten uitvoer te brengen. En daar had ze nog een extra paar handen bij gekregen ook! Ze moest zich gewoon over haar angst voor kokend hete olie heen zetten. En het beeld uit haar hoofd zetten van Monza die haar verpletterde terwijl zij onder de auto lag te sleutelen aan de aftapkranen.
‘Volgens mij heb ik me nog niet eens voorgesteld,’ zei MacKenzie, terwijl ze de cabine weer uit klauterde. ‘Ik ben MacKenzie, Mackie voor vrienden.’ Ze stak haar hand uit, die nu nog schoon was. ‘Heb ik je niet eens in de leerlingenkamer gezien? Je zit ook in Ravenklauw, toch?’
‘Op de bus kun je lang wachten,’ zei ze met een vriendelijke grijns. ‘Volgens mij gaan die hier namelijk niet. Moet je in Zweinsveld zijn? Dan moet je die kant op.’ Ze wees naar de weg achter het meisje.
Tot haar verbazing bood het meisje haar hulp aan. ‘Het lijkt mijn geluksdag wel!’ riep MacKenzie uit. Haar achterdocht was meteen verdwenen. ‘Ik ben namelijk niet bepaald een held in motoronderhoud, maar het hoort er nu eenmaal bij. En in Zweinsveld is geen garage, natuurlijk… Ik zou je hulp graag aannemen, als je de tijd hebt.’
MacKenzie stroopte haar mouwen op en rommelde wat door de materialen die ze had meegebracht. Ze wist eigenlijk niet eens goed waar ze moest beginnen. Normaal gesproken zou dat geen probleem zijn, maar nu ze publiek had, wilde ze geen figuur slaan. Misschien had ze beter haar best moeten doen om Samuel mee te nemen, want hij was een stuk technischer aangelegd dan zij. Waarom moest hij nou zo nodig leren voor die toets?
Ze besloot om maar gewoon te beginnen bij het begin. Ze gooide de motorkap omhoog en klom vervolgens in het busje om te controleren welke dashboardlichtjes er allemaal brandden. De belangrijkste twee waren de koelvloeistof en het oliepeil van de motor. MacKenzie trommelde met haar vingers op het stuur, terwijl ze haar gedachten op een rijtje probeerde te zetten. Ze had een plan gehad toen ze hierheen kwam. Nu hoefde ze dat plan alleen maar ten uitvoer te brengen. En daar had ze nog een extra paar handen bij gekregen ook! Ze moest zich gewoon over haar angst voor kokend hete olie heen zetten. En het beeld uit haar hoofd zetten van Monza die haar verpletterde terwijl zij onder de auto lag te sleutelen aan de aftapkranen.
‘Volgens mij heb ik me nog niet eens voorgesteld,’ zei MacKenzie, terwijl ze de cabine weer uit klauterde. ‘Ik ben MacKenzie, Mackie voor vrienden.’ Ze stak haar hand uit, die nu nog schoon was. ‘Heb ik je niet eens in de leerlingenkamer gezien? Je zit ook in Ravenklauw, toch?’