17/12/2020, 14:35
Pakweg een maand later liepen Seth en Pepijn door een steegje in Londen. Ze maakten grappen en giechelden samen, terwijl ze hand in hand door de stad liepen. Ze hadden allebei een glaasje teveel op, want het was een gezellige avond in de Lekke Ketel geworden. Aan de zijkant van het steegje zag hij vaag, door zijn dronkenbril was gasten staan. Ze leunden tegen de muur aan, met een sigaret en een flesje water in hun handen verdeeld, met bij hun voeten een stapel lege blikjes bier en een illegaal aangestoken vuurtje. Hoewel Seth duidelijk zelf ook wel een slokje teveel ophad, stonk het bier dat zij gedronken hadden een stuk meer – of was het het feit dat die gasten zich waarschijnlijk al een tijdje niet gewassen hadden? Eén van de twee, hoewel de laatste mogelijkheid een stuk logischer klonk in Seths hoofd.
Seth besloot dat hij liever geen ruzie had met de gasten maar zag dat ze hem dreigend aankeken. Seth knikte hen nauwelijks zichtbaar toe en vervolgde zijn weg. Enkel om maar weer eens nageroepen te worden.
‘Hé, flikkers!’ riep een van de gasten en de mannen om hen heen begonnen te grinniken.
Seth bleef stilstaan. ‘Hou toch je grafmuil, ongewassen kluit zomp,’ riep hij hem verveeld terug. Hij keek naar Pepijn en draaide zich toen om en liep met opgeheven wenkbrauwen naar de gasten toe. ‘Ben je jaloers Of is dit een triootje waar jullie ons voor uit willen nodigen?’ Hij glimlachte. ‘Laat ons lekker met rust en hou je eens met je vriendje daar bezig. Hij heeft het nodig.’
Seth wilde zich omdraaien, maar de vent, die een stuk groter was dan hem – het was net zo’n halfreus, zo bleek het ineens nu hij dichterbij stond – greep hem vast. Seth zag de vuist op hem afkomen en wist de linkse hoek maar net te ontwijken. Met zijn hak trapte Seth hem in zijn kruis en wist zich los te wringen. Uit zijn jaszak pakte hij zijn toverstok en richtte die op de halfreus. ‘Ik wil dat je je excuses aanbied aan mijn vriend en mijzelf,’ zei hij dreigend. ‘Anders zal je mammie haar kleine schatje vanavond niet meer terugzien.’
Seth besloot dat hij liever geen ruzie had met de gasten maar zag dat ze hem dreigend aankeken. Seth knikte hen nauwelijks zichtbaar toe en vervolgde zijn weg. Enkel om maar weer eens nageroepen te worden.
‘Hé, flikkers!’ riep een van de gasten en de mannen om hen heen begonnen te grinniken.
Seth bleef stilstaan. ‘Hou toch je grafmuil, ongewassen kluit zomp,’ riep hij hem verveeld terug. Hij keek naar Pepijn en draaide zich toen om en liep met opgeheven wenkbrauwen naar de gasten toe. ‘Ben je jaloers Of is dit een triootje waar jullie ons voor uit willen nodigen?’ Hij glimlachte. ‘Laat ons lekker met rust en hou je eens met je vriendje daar bezig. Hij heeft het nodig.’
Seth wilde zich omdraaien, maar de vent, die een stuk groter was dan hem – het was net zo’n halfreus, zo bleek het ineens nu hij dichterbij stond – greep hem vast. Seth zag de vuist op hem afkomen en wist de linkse hoek maar net te ontwijken. Met zijn hak trapte Seth hem in zijn kruis en wist zich los te wringen. Uit zijn jaszak pakte hij zijn toverstok en richtte die op de halfreus. ‘Ik wil dat je je excuses aanbied aan mijn vriend en mijzelf,’ zei hij dreigend. ‘Anders zal je mammie haar kleine schatje vanavond niet meer terugzien.’