13/12/2020, 08:47
Pepijn deed hem goed voelen. Hij was lief, grappig, zorgzaam, mysterieus, intelligent… ja, dit was de soort persoon waar Seth op viel. Want dat was het. Het maakte Seth niets uit of het nou een man was, of een vrouw, of zoals Seth zelf, een beetje van beiden. Als diegene maar een mooie persoonlijkheid had.
En dat had Pepijn.
Bovendien kon hij ontzettend lekker zoenen. Onderweg terug naar Pepijns huis konden de twee bijna niet van elkaar afblijven; Seth was in lange tijd nog niet zó gelukkig geweest. Zelfs niet toen hij ontdekt had dat hij een tovenaar was. Tenslotte was de liefde krachtiger dan wat dan ook – zelfs welke vorm van magie dan ook.
Want Seth geloofde daarin. Liefde op het eerste gezicht. Hij had het altijd gezien in theaterstukken, had zelf ook een paar keer een rol gespeeld waarbij liefde op het eerste gezicht ter sprake kwam. En nu voelde hij het zelf.
Eenmaal in de woning was het een verwarrende weg waarbij liefde, lust en een slecht oriëntatievermogen door alcohol de weg wat vermoeilijkten. Toen ze het tweepersoonsbed van Pepijn gevonden hadden, duwde Seth hem op het bed en gooide zijn eigen leren jas uit en op de grond. Daarna ging het topje dat hij droeg uit, gevolgd door tweepaar hoge haklaarzen. Al zoenend ontdeed Seth Pepijn van de nodige kleding – en toen bedacht Seth zich iets.
Straks ziet hij het. Dat er biologisch gezien niets klopte van de onderkant van zijn lichaam. Hij aarzelde; hoewel hij zijn interseksualiteit ook uitdrukte in kleding was het lichamelijk gezien altijd een dingetje geweest, al vanaf het moment dat hij toen gepest werd toen de jongens allemaal gingen douchen. En ook bij de meidendouche hadden ze zijn aanwezigheid niet kunnen waarderen. Pepijn leek hem iemand die openstond voor dingen, openstond voor hem… maar wat als Seth zich vergiste? Ze kenden elkaar eigenlijk pas net, en hij had zelf wel vaker gehad dat het op dit moment van de relatie met zowel mannen als vrouwen hartstikke fout ging. Dan kwamen de verwensingen. De bedreigingen. De pijn bij Seth zelf.
Nee, hij durfde het niet. Wat als Pepijn zou roepen dat het goor was, dat Seth misvormd was? Dat hij linea directa het huis moest verlaten en hem nooit meer wilde zien? Seth wist niet of hij dat aankon. Hij wist het wel, trouwens: het antwoord was niet.
Hij scheurde zich los van Pepijns lippen en stond op. Hij pakte de toverstok die hij in zijn jas op de grond had zitten. ‘Je zult hier niets van voelen – Confundus!’
De Waanzichtsspreuk raakte Pepijn. Door deze spreuk zou Pepijn een uurtje of twee verward raken. Seth zou hem de volgende morgen vertellen dat ze de liefde bedreven hadden en dat het geweldig was. En hoewel hij dat ook echt zou willen, kon dat gewoon echt niet nu.
Hij kroop in het bed, naast een verward uitziende Pepijn. Hij streek zijn haren. ‘Geen zorgen, lieverd,’ fluisterde hij zachtjes. ‘Ga maar gewoon slapen.’ Met zijn toverstok deed hij de lichten uit en kroop naar Pepijn toe, waarbij hij hem in zijn nek kuste. Een eenzame traan viel op het dekbed.
En dat had Pepijn.
Bovendien kon hij ontzettend lekker zoenen. Onderweg terug naar Pepijns huis konden de twee bijna niet van elkaar afblijven; Seth was in lange tijd nog niet zó gelukkig geweest. Zelfs niet toen hij ontdekt had dat hij een tovenaar was. Tenslotte was de liefde krachtiger dan wat dan ook – zelfs welke vorm van magie dan ook.
Want Seth geloofde daarin. Liefde op het eerste gezicht. Hij had het altijd gezien in theaterstukken, had zelf ook een paar keer een rol gespeeld waarbij liefde op het eerste gezicht ter sprake kwam. En nu voelde hij het zelf.
Eenmaal in de woning was het een verwarrende weg waarbij liefde, lust en een slecht oriëntatievermogen door alcohol de weg wat vermoeilijkten. Toen ze het tweepersoonsbed van Pepijn gevonden hadden, duwde Seth hem op het bed en gooide zijn eigen leren jas uit en op de grond. Daarna ging het topje dat hij droeg uit, gevolgd door tweepaar hoge haklaarzen. Al zoenend ontdeed Seth Pepijn van de nodige kleding – en toen bedacht Seth zich iets.
Straks ziet hij het. Dat er biologisch gezien niets klopte van de onderkant van zijn lichaam. Hij aarzelde; hoewel hij zijn interseksualiteit ook uitdrukte in kleding was het lichamelijk gezien altijd een dingetje geweest, al vanaf het moment dat hij toen gepest werd toen de jongens allemaal gingen douchen. En ook bij de meidendouche hadden ze zijn aanwezigheid niet kunnen waarderen. Pepijn leek hem iemand die openstond voor dingen, openstond voor hem… maar wat als Seth zich vergiste? Ze kenden elkaar eigenlijk pas net, en hij had zelf wel vaker gehad dat het op dit moment van de relatie met zowel mannen als vrouwen hartstikke fout ging. Dan kwamen de verwensingen. De bedreigingen. De pijn bij Seth zelf.
Nee, hij durfde het niet. Wat als Pepijn zou roepen dat het goor was, dat Seth misvormd was? Dat hij linea directa het huis moest verlaten en hem nooit meer wilde zien? Seth wist niet of hij dat aankon. Hij wist het wel, trouwens: het antwoord was niet.
Hij scheurde zich los van Pepijns lippen en stond op. Hij pakte de toverstok die hij in zijn jas op de grond had zitten. ‘Je zult hier niets van voelen – Confundus!’
De Waanzichtsspreuk raakte Pepijn. Door deze spreuk zou Pepijn een uurtje of twee verward raken. Seth zou hem de volgende morgen vertellen dat ze de liefde bedreven hadden en dat het geweldig was. En hoewel hij dat ook echt zou willen, kon dat gewoon echt niet nu.
Hij kroop in het bed, naast een verward uitziende Pepijn. Hij streek zijn haren. ‘Geen zorgen, lieverd,’ fluisterde hij zachtjes. ‘Ga maar gewoon slapen.’ Met zijn toverstok deed hij de lichten uit en kroop naar Pepijn toe, waarbij hij hem in zijn nek kuste. Een eenzame traan viel op het dekbed.