12/12/2020, 20:37
‘Dat uhm, Verschijnselen, is het niet? – moet ik echt nog even leren,’ zei Seth, toen hij al tollend in een bosachtige omgeving terecht kwam. ‘Heel handig.’ Maar hoewel hij het wel super handig vond, werd hij er wel een beetje misselijk van. Sowieso had hij het niet heel erg op tovenaarstransportatie van wat hij tot nu toe had meegemaakt: via een haardrooster, tollen door de lucht… bah! Nee, wat dat betreft hadden Dreuzels het voor de verandering wel beter gefixt.
Hij liep wat stuntelig met Pepijn mee. Niet achter hem, niet voor hem, mét hem. Het was frisjes, want het was voorjaar, en dus had Seth wel zin om dicht tegen Pepijn aan te kruipen. Hij stak zijn arm in die van Pepijn en liep gezellig tegen hem aan.
Het uitzicht waar Pepijn hem naartoe had gebracht was fantastisch. Een prachtig, gigantisch meer en een nog veel prachtiger kasteel dat hoog boven hen uittorende. Zoveel torentjes en lichtjes keken op hen neer. Zo mooi dat Seth uit ontzag enkel een ‘wauw’ kon fluisteren.
‘Heb je daar op school gezeten?’ vroeg hij vol ontzag en keek Pepijn verwonderend aan. Het maanlicht zorgde ervoor dat Seth wel zijn gezicht kon zien in het donker. ‘Dat is toch echt fantastisch. Prachtig.’ Hij dacht even na. ‘Ik heb gelezen over die vier verschillende afdelingen, hm? Ik denk dat ik in Zwadderich zou komen. Elegant, ambitieus, slim, nieuwsgierig. Die eigenschappen passen wel bij me. Jij bent… hmmm… een Ravenklauw? Mysterieus, slim, wijs, knap?’
Glimlachend keek hij Pepijn aan en ontblootte zijn tanden een beetje. ‘Dankjewel dat je me dit allemaal aan me laat zien,’ zei hij uit de grond van zijn hart. Hij keek weer naar het kasteel, maar toen hij weer terugkeek naar Pepijn, besefte hij pas echt hoe dicht hij bij hem stond. Hij voelde iets in zijn borstkas, iets kloppends. Een hart. Een hart waarvan hij zich wel bewust was, maar op een pijnlijke manier. Er was verlangen, er was lust.
Zijn hand pakte die van Pepijn en zijn vingers vouwden zich over de hand heen. Pepijns ademhaling voelde dichtbij. Seth voelde zijn aanwezigheid. Het tintelde. Alsof er vonken van hem afsprongen. Zijn andere hand plaatste hij op Pepijns wang. En voordat hij er erg in had, plaatste Seth zijn lippen tegen die vak Pepijn. Hij kuste hem. En het was met passie.
Hij liep wat stuntelig met Pepijn mee. Niet achter hem, niet voor hem, mét hem. Het was frisjes, want het was voorjaar, en dus had Seth wel zin om dicht tegen Pepijn aan te kruipen. Hij stak zijn arm in die van Pepijn en liep gezellig tegen hem aan.
Het uitzicht waar Pepijn hem naartoe had gebracht was fantastisch. Een prachtig, gigantisch meer en een nog veel prachtiger kasteel dat hoog boven hen uittorende. Zoveel torentjes en lichtjes keken op hen neer. Zo mooi dat Seth uit ontzag enkel een ‘wauw’ kon fluisteren.
‘Heb je daar op school gezeten?’ vroeg hij vol ontzag en keek Pepijn verwonderend aan. Het maanlicht zorgde ervoor dat Seth wel zijn gezicht kon zien in het donker. ‘Dat is toch echt fantastisch. Prachtig.’ Hij dacht even na. ‘Ik heb gelezen over die vier verschillende afdelingen, hm? Ik denk dat ik in Zwadderich zou komen. Elegant, ambitieus, slim, nieuwsgierig. Die eigenschappen passen wel bij me. Jij bent… hmmm… een Ravenklauw? Mysterieus, slim, wijs, knap?’
Glimlachend keek hij Pepijn aan en ontblootte zijn tanden een beetje. ‘Dankjewel dat je me dit allemaal aan me laat zien,’ zei hij uit de grond van zijn hart. Hij keek weer naar het kasteel, maar toen hij weer terugkeek naar Pepijn, besefte hij pas echt hoe dicht hij bij hem stond. Hij voelde iets in zijn borstkas, iets kloppends. Een hart. Een hart waarvan hij zich wel bewust was, maar op een pijnlijke manier. Er was verlangen, er was lust.
Zijn hand pakte die van Pepijn en zijn vingers vouwden zich over de hand heen. Pepijns ademhaling voelde dichtbij. Seth voelde zijn aanwezigheid. Het tintelde. Alsof er vonken van hem afsprongen. Zijn andere hand plaatste hij op Pepijns wang. En voordat hij er erg in had, plaatste Seth zijn lippen tegen die vak Pepijn. Hij kuste hem. En het was met passie.