10/12/2020, 20:33
De daarop volgende maanden stonden voor Seth in het teken van het leren van magie. Elke avond ging hij aan zijn schrijftafel zitten, controleerde of zijn deur echt op slot stond, en oefende magie. Hij sloeg dan zijn boek open, en vinkte elke spreuk af die hij tegenkwam. Het ging hem verrassend goed af, al kwam dat ook omdat hij weigerde te stoppen als iets niet lukte; dan ging hij gewoon de hele nacht door. Met name toen hij een kever in een kat moest veranderde – tegen de tijd dat het eindelijk gelukt was ging de wekker af en was het tijd om het ontbijt klaar te maken.
Vrij snel groeide Seth tot een competente tovenaar, zeker voor in zo’n korte tijd. Hij begon zichzelf steeds meer te isoleren van de wereld die andere tovenaars en heksen de ‘Dreuzelwereld’ noemden. Hij keek nooit meer Netflix, verdween van social media en sprak minder en minder af met zijn zogenaamde Dreuzelvrienden. Hij vond het jammer dat hij pas nu achter de waarheid van de toverwereld was gekomen; problemen werden steeds makkelijker om op te lossen en hij had gewild dat hij altijd al die kennis en krachten had gehad.
Helaas lukte het hem niet om met Pepijn in contact gekomen. Hij wilde het haardvuur gebruiken om bij hem te komen, maar dat was niet gelukt. Eén keer was hij bij een Dreuzel terecht gekomen wiens geheugen hij meteen gewist had. De andere keer belandde hij in een afgelegen huisje op een eiland. De andere keer bleef hij een kwartier lang tollen in het haardrooster. Het lukte hem niet.
Hij wilde Pepijn graag weer spreken. Zien. Voelen… Maar het lukte niet. Hij was niet te vinden. Na verloop van tijd begon Seth te denken dat hij met zijn magie Pepijn had gecreëerd. Hij kon hem nergens vinden. Alsof hij niet bestond.
‘Seth, nog tien minuutjes!’ klonk het achter de coulisse.
Seth wist weer waar hij was; back-stage voor de nieuwste theatervoorstelling die zijn theatergroep had bedacht. Hij keek op. ‘Ja – uh, bijna klaar.’
Hij keek in de spiegel. Zat zijn make-up goed? Hij speelde in deze theatervoorstelling de schurk; een baron die een land onderdrukte. Zijn tegenspelers waren de helden die hem moesten verslaan. Hij droeg een prachtig kostuum en zijn lange, witblonde haren waren gekruld, als een echte Renaissance-figuur. Zijn evenbeeld glimlachte naar hem. Wat was hij veel veranderd in de afgelopen maanden. Hij wist eindelijk wie hij was. Een tovenaar. Of heks. Hij had besloten dat hij een druïde was – een genderneutrale term, naar zijn mening. Dan kon niemand ooit verkeerd zitten.
Hij keek op de klok; 19:44. Geluksgetallen.
In gedachten hoopte hij dat hij, als hij hier klaar was, per ongeluk tegen Pepijn aan zou lopen. Dat is het enige wat hem nog gelukkiger zou maken dan hij al was.
Vrij snel groeide Seth tot een competente tovenaar, zeker voor in zo’n korte tijd. Hij begon zichzelf steeds meer te isoleren van de wereld die andere tovenaars en heksen de ‘Dreuzelwereld’ noemden. Hij keek nooit meer Netflix, verdween van social media en sprak minder en minder af met zijn zogenaamde Dreuzelvrienden. Hij vond het jammer dat hij pas nu achter de waarheid van de toverwereld was gekomen; problemen werden steeds makkelijker om op te lossen en hij had gewild dat hij altijd al die kennis en krachten had gehad.
Helaas lukte het hem niet om met Pepijn in contact gekomen. Hij wilde het haardvuur gebruiken om bij hem te komen, maar dat was niet gelukt. Eén keer was hij bij een Dreuzel terecht gekomen wiens geheugen hij meteen gewist had. De andere keer belandde hij in een afgelegen huisje op een eiland. De andere keer bleef hij een kwartier lang tollen in het haardrooster. Het lukte hem niet.
Hij wilde Pepijn graag weer spreken. Zien. Voelen… Maar het lukte niet. Hij was niet te vinden. Na verloop van tijd begon Seth te denken dat hij met zijn magie Pepijn had gecreëerd. Hij kon hem nergens vinden. Alsof hij niet bestond.
‘Seth, nog tien minuutjes!’ klonk het achter de coulisse.
Seth wist weer waar hij was; back-stage voor de nieuwste theatervoorstelling die zijn theatergroep had bedacht. Hij keek op. ‘Ja – uh, bijna klaar.’
Hij keek in de spiegel. Zat zijn make-up goed? Hij speelde in deze theatervoorstelling de schurk; een baron die een land onderdrukte. Zijn tegenspelers waren de helden die hem moesten verslaan. Hij droeg een prachtig kostuum en zijn lange, witblonde haren waren gekruld, als een echte Renaissance-figuur. Zijn evenbeeld glimlachte naar hem. Wat was hij veel veranderd in de afgelopen maanden. Hij wist eindelijk wie hij was. Een tovenaar. Of heks. Hij had besloten dat hij een druïde was – een genderneutrale term, naar zijn mening. Dan kon niemand ooit verkeerd zitten.
Hij keek op de klok; 19:44. Geluksgetallen.
In gedachten hoopte hij dat hij, als hij hier klaar was, per ongeluk tegen Pepijn aan zou lopen. Dat is het enige wat hem nog gelukkiger zou maken dan hij al was.