09/12/2020, 22:57
“Een selfie?” herhaalde Pepijn, niet wetend wat een Dreuzel allemaal kon doen met een smartphone. Yorick had ooit wel eens zo’n ding gehad, maar had nooit alle functies kunnen ontdekken. Bovendien had het een snoer, en dan moest het iets met een stopcontact - heel ingewikkeld allemaal, zeker voor iemand die een keukenmixer en een föhn door elkaar haalde (met alle gevolgen van dien).
Hoe dan ook zag Pepijn in een flits zijn spiegelbeeld op het scherm en toen was het alweer klaar. Stiekem had Pepijn ervan genoten dat Seth heel even, heel dichtbij was geweest. Veel mensen hield hij liever op een bepaalde afstand, maar Seth voelde wat vertrouwder aan. Seth zei het zelf ook: ze waren vandaag een vriendschap rijker geworden en dat had totaal geen moeite gekost.
“Ik dacht dat je het wel aan mijn accent gehoord zou hebben,” lachte Pepijn, “dat ik uit Schotland kom. Ik woon in het bos, vlakbij Zweinstein, de toverschool.”
Vervolgens vroeg Seth zijn nummer. Voor een appje, wat dat ook mocht zijn.
“Je bedoelt een berichtje?” vroeg hij onzeker. “Eh… ik heb dus geen nummer… en ik heb ook geen telefoon.” Dat was jammer, want hij zou echt heel graag berichtjes van Seth ontvangen.
“Je kan me een uil sturen?” opperde hij voorzichtig.
“Of je komt gewoon langs! Je koopt dan wat Brandstof, gooit het in de haard hier en dan roep je ‘het boswachtershuis!’ Als de vlammen groen worden, stap je het vuur in en voordat je het weet, sta je in mijn woonkamer.” Dat leek hem gezellig.
“Of je komt met de trein, maar dat duurt uren, hoor.”
Toen de vonken uit Seths spiksplinternieuwe toverstok schoten en hij daarna het hout nog eens bewonderend bekeek, legde Pepijn zijn hand over die van Seth heen.
“Niet doen waar Dreuzels bij zijn. Dat moet je me beloven; het is strafbaar. Je schendt dan de wet van de geheimhouding, en dat moet je niet willen. Daar krijg je grote problemen van.”
Tot zover het serieuze gedeelte. Pepijn trok zijn hand weg, en trommelde op de tafel.
“Doen we nog één Boterbiertje?” Of twee, mocht ook. “Volgende keer doen we Elfenwijn! Of Mede, dat moet je echt geproefd hebben.”
Hoe dan ook zag Pepijn in een flits zijn spiegelbeeld op het scherm en toen was het alweer klaar. Stiekem had Pepijn ervan genoten dat Seth heel even, heel dichtbij was geweest. Veel mensen hield hij liever op een bepaalde afstand, maar Seth voelde wat vertrouwder aan. Seth zei het zelf ook: ze waren vandaag een vriendschap rijker geworden en dat had totaal geen moeite gekost.
“Ik dacht dat je het wel aan mijn accent gehoord zou hebben,” lachte Pepijn, “dat ik uit Schotland kom. Ik woon in het bos, vlakbij Zweinstein, de toverschool.”
Vervolgens vroeg Seth zijn nummer. Voor een appje, wat dat ook mocht zijn.
“Je bedoelt een berichtje?” vroeg hij onzeker. “Eh… ik heb dus geen nummer… en ik heb ook geen telefoon.” Dat was jammer, want hij zou echt heel graag berichtjes van Seth ontvangen.
“Je kan me een uil sturen?” opperde hij voorzichtig.
“Of je komt gewoon langs! Je koopt dan wat Brandstof, gooit het in de haard hier en dan roep je ‘het boswachtershuis!’ Als de vlammen groen worden, stap je het vuur in en voordat je het weet, sta je in mijn woonkamer.” Dat leek hem gezellig.
“Of je komt met de trein, maar dat duurt uren, hoor.”
Toen de vonken uit Seths spiksplinternieuwe toverstok schoten en hij daarna het hout nog eens bewonderend bekeek, legde Pepijn zijn hand over die van Seth heen.
“Niet doen waar Dreuzels bij zijn. Dat moet je me beloven; het is strafbaar. Je schendt dan de wet van de geheimhouding, en dat moet je niet willen. Daar krijg je grote problemen van.”
Tot zover het serieuze gedeelte. Pepijn trok zijn hand weg, en trommelde op de tafel.
“Doen we nog één Boterbiertje?” Of twee, mocht ook. “Volgende keer doen we Elfenwijn! Of Mede, dat moet je echt geproefd hebben.”