09/12/2020, 16:43
Een paar uur later was Seths wereld helemaal veranderd. Hij zat aan tafel met een tovenaar, een bierfles met het merk ‘Boterbier’ erop die in de lucht zweefde en af en toe zijn glas bijvulde, en naast hem een tas met een toverstok, boeken over allerlei gare monsters, toverspreuken en toverdranken, een ketel en een handjevol kleding die hij zo had zien hangen die hij wel even wilde proberen voor zijn eigen spiegel.
Het was niet ontzettend gek dat Seth zo makkelijk in het hele magieverhaal meeging. Hij had zich altijd al… bijzonder gevoeld. Anders dan de rest. Er waren altijd onverklaarbare dingen gebeurd, of het nou een muur was die opzij sprong of een vreemde slaapwandeling, er was altijd wel iets geks met Seth. En ondanks alle pesterijen was hij nooit gewond geraakt – maar zijn pesters wel. En altijd als dat gebeurde, kon Seth zich daar helemaal niets van herinneren. Zelfs niet van die jongen wiens oog hij uitgekrast had – hij had het mes niet eens in zijn hand gehad. Het was allemaal zo snel gebeurd dat hij mee was gegaan met het verhaal dat zijn onderdrukte agressie uit het niets kwam, maar dit was zo veel logischer.
Bovendien was hij altijd al groot fan geweest van fantasy. Las altijd fantasy-boeken, nam altijd deel uit van cosplay events zoals grote LARP-feesten. Nu was hij niet altijd een tovenaar, of heks, wat in het geval van intersekse natuurlijk het geval was – hij moest nadenken over een genderneutrale term voor wat Seth zelf dan was.
Het was ook fantastisch hoe Pepijn hem hielp. Hij had gewoon door kunnen lopen, Seth laten denken dat hij gewoon ontzettend high was geweest, en doorgelopen. Vooral omdat niet iedereen iemand van Seths uiterlijk zou helpen. Dat zou Seth ook absoluut niet vergeten. Ook had Pepijn nog werkelijk waar nul opmerkingen gemaakt over Seths aparte uiterlijk – wat hij ook wel ontzettend kon waarderen. Iemand die hem gewoon zichzelf liet zijn.
Hij nam een slok van het boterbier. Hij was verrast; het was warm. Hij was van bier gewend dat het koud was. De warmte vulde zijn longen en zijn maag – het was een behagelijke warmte. Een beetje de warmte die Pepijn uitstraalde.
‘Dit was me een dagje wel,’ zei Seth. ‘Toen ik kerstcadeautjes ging kopen ging ik er niet vanuit dat ik thuis zou komen met een hele collectie boeken over een wereld die ik niet eens kende toen de dag begon en een stok waar magie uit zou komen,’ grapte hij en grinnikte. ‘En bovendien – een goede vriend gemaakt. Cheers.’ Hij hief zijn glas op.
‘We moeten trouwens nog wel een selfie nemen,’ zei hij. ‘Als herinnering voor deze bijzondere dag.’ Hij schoof aan bij Pepijn, gooide een arm om hem heen en trok een duckface. ‘Cheeeeeeers, baby!’ Klik! De foto was gemaakt.
Hij glimlachte en gooide zijn benen over elkaar. Dat zat lekker. ‘Enneh… nou, ik ga zometeen naar huis – metrootje pakken, dan nog een wandeling van tien minuutjes. Waar woon jij? Ook in Londen, of brengt dat magische vuur je zometeen naar de andere kant van het land?’ grapte hij, al zou het hem niet eens verbazen als dat zo was.
‘Oh, voordat we zometeen afscheid nemen – wat is je nummer?’ vroeg hij terwijl hij haastig zijn telefoon weer uit zijn jaszak haalde. ‘Dan stuur ik je vanavond een appje. Misschien… als je wil… kunnen we over een tijdje weer wat afspreken? Dan kan ik je laten zien wat ik dan hopelijk kan met eh, dit ding.’ Hij zwaaide met de toverstok die hij had gekregen, maar had daar meteen spijt van toen hij dat deed, want er kwamen knetterende vonken vanaf en hij wilde niet op zijn eerste dag tovenaar-zijn een tovenaarskroeg in de fik steken.
Hij keek naar het hout. Bizar dat er uit zo’n stokje zoveel kracht kon komen. Wat had de tovenaar gezegd die hem aan hem had verkocht? Een feniksveer. Erg krachtig wanneer men een krachtige wil had. Deelde een veer met een jonge heks met veel potentie. Zoiets. Het was een beetje langs hem heen gegaan; hij was nog steeds misselijk geweest van die achtbaan in de tovenaarsbank.
Het was niet ontzettend gek dat Seth zo makkelijk in het hele magieverhaal meeging. Hij had zich altijd al… bijzonder gevoeld. Anders dan de rest. Er waren altijd onverklaarbare dingen gebeurd, of het nou een muur was die opzij sprong of een vreemde slaapwandeling, er was altijd wel iets geks met Seth. En ondanks alle pesterijen was hij nooit gewond geraakt – maar zijn pesters wel. En altijd als dat gebeurde, kon Seth zich daar helemaal niets van herinneren. Zelfs niet van die jongen wiens oog hij uitgekrast had – hij had het mes niet eens in zijn hand gehad. Het was allemaal zo snel gebeurd dat hij mee was gegaan met het verhaal dat zijn onderdrukte agressie uit het niets kwam, maar dit was zo veel logischer.
Bovendien was hij altijd al groot fan geweest van fantasy. Las altijd fantasy-boeken, nam altijd deel uit van cosplay events zoals grote LARP-feesten. Nu was hij niet altijd een tovenaar, of heks, wat in het geval van intersekse natuurlijk het geval was – hij moest nadenken over een genderneutrale term voor wat Seth zelf dan was.
Het was ook fantastisch hoe Pepijn hem hielp. Hij had gewoon door kunnen lopen, Seth laten denken dat hij gewoon ontzettend high was geweest, en doorgelopen. Vooral omdat niet iedereen iemand van Seths uiterlijk zou helpen. Dat zou Seth ook absoluut niet vergeten. Ook had Pepijn nog werkelijk waar nul opmerkingen gemaakt over Seths aparte uiterlijk – wat hij ook wel ontzettend kon waarderen. Iemand die hem gewoon zichzelf liet zijn.
Hij nam een slok van het boterbier. Hij was verrast; het was warm. Hij was van bier gewend dat het koud was. De warmte vulde zijn longen en zijn maag – het was een behagelijke warmte. Een beetje de warmte die Pepijn uitstraalde.
‘Dit was me een dagje wel,’ zei Seth. ‘Toen ik kerstcadeautjes ging kopen ging ik er niet vanuit dat ik thuis zou komen met een hele collectie boeken over een wereld die ik niet eens kende toen de dag begon en een stok waar magie uit zou komen,’ grapte hij en grinnikte. ‘En bovendien – een goede vriend gemaakt. Cheers.’ Hij hief zijn glas op.
‘We moeten trouwens nog wel een selfie nemen,’ zei hij. ‘Als herinnering voor deze bijzondere dag.’ Hij schoof aan bij Pepijn, gooide een arm om hem heen en trok een duckface. ‘Cheeeeeeers, baby!’ Klik! De foto was gemaakt.
Hij glimlachte en gooide zijn benen over elkaar. Dat zat lekker. ‘Enneh… nou, ik ga zometeen naar huis – metrootje pakken, dan nog een wandeling van tien minuutjes. Waar woon jij? Ook in Londen, of brengt dat magische vuur je zometeen naar de andere kant van het land?’ grapte hij, al zou het hem niet eens verbazen als dat zo was.
‘Oh, voordat we zometeen afscheid nemen – wat is je nummer?’ vroeg hij terwijl hij haastig zijn telefoon weer uit zijn jaszak haalde. ‘Dan stuur ik je vanavond een appje. Misschien… als je wil… kunnen we over een tijdje weer wat afspreken? Dan kan ik je laten zien wat ik dan hopelijk kan met eh, dit ding.’ Hij zwaaide met de toverstok die hij had gekregen, maar had daar meteen spijt van toen hij dat deed, want er kwamen knetterende vonken vanaf en hij wilde niet op zijn eerste dag tovenaar-zijn een tovenaarskroeg in de fik steken.
Hij keek naar het hout. Bizar dat er uit zo’n stokje zoveel kracht kon komen. Wat had de tovenaar gezegd die hem aan hem had verkocht? Een feniksveer. Erg krachtig wanneer men een krachtige wil had. Deelde een veer met een jonge heks met veel potentie. Zoiets. Het was een beetje langs hem heen gegaan; hij was nog steeds misselijk geweest van die achtbaan in de tovenaarsbank.