07/12/2020, 23:19
Geld was bij Pepijn wel vaker een issue. Hij verdiende iets van Dreuzelgeld, maar hij had geen idee wat hij daarmee moest. Het scheen op een plastic kaartje te staan, dat hij dan maar goed bewaarde thuis.
Om wat tovenaarsgeld te verdienen, verzamelde hij vaak kruiden in het bos. Soms konden kruiden alleen geplukt worden bij volle maan en dan ook alleen maar om twaalf uur ‘s nachts, of alleen na de eerste nachtvorst als de temperatuur exact 0,3 graden Celsius was, of groeiden sommig kruiden alleen op Juttemusmest. Hoe dan ook: de schaarste ervan dreef de prijs omhoog en een geduldig mens zoals Pepijn had alle rust gehad om het te bemachtigen. In nette, met was afgesloten potjes en flesjes had hij alles verzameld en was hij klaar om naar de Lekke Ketel te gaan, om van daaruit naar diverse winkels op de Wegisweg te gaan om zijn koopwaar te slijten.
Om goed over te komen, had hij kleding aangetrokken waarvan hij verwachtte dat hij er een goede indruk mee maakte: een zwarte broek, die iets te kort was, zodat zijn stevige leren kuitlaarzen met zilveren gespen mooi uitkwamen. Een zwart overhemd van satijn en eroverheen een zwarte, wijduitlopende parka met een voering van Schots geruite stof. Zijn zwarte haren waren netjes gekamd - al kon dat wel eens anders zijn als hij straks het Haardvuur genomen had.
Goed; had hij alles? Licht zenuwachtig keek hij nog even in de spiegel: hij was geen mensen-mens en al helemaal geen topverkoper. Eerlijk gezegd vond hij het een beetje eng. Hij zuchtte dan ook diep toen hij een handje Brandstof nam en verzamelde moed.
“De Lekke Ketel!” riep hij en gooide de Brandstof in het vuur.
Hij hield zijn ogen dicht, maar zag desondanks het licht van vele haarden voorbij flitsen voordat hij eindelijk, tegelijk met een wolk roet, het café aan de Wegisweg instapte. En gelijk tegen iemand aanbotste.
“Sorry, sorry, sorry!” verontschuldigde hij zich, voorover gebogen om het roet uit zijn longen te proesten en zijn haren uit te kloppen. Coole schoenen, dacht hij bij het zien van de hakken. Daarna keek hij op. “Oh, wow,” bracht hij uit. Per slot van rekening kwam hij niet iedere dag een levend kunstwerk tegen.
Om wat tovenaarsgeld te verdienen, verzamelde hij vaak kruiden in het bos. Soms konden kruiden alleen geplukt worden bij volle maan en dan ook alleen maar om twaalf uur ‘s nachts, of alleen na de eerste nachtvorst als de temperatuur exact 0,3 graden Celsius was, of groeiden sommig kruiden alleen op Juttemusmest. Hoe dan ook: de schaarste ervan dreef de prijs omhoog en een geduldig mens zoals Pepijn had alle rust gehad om het te bemachtigen. In nette, met was afgesloten potjes en flesjes had hij alles verzameld en was hij klaar om naar de Lekke Ketel te gaan, om van daaruit naar diverse winkels op de Wegisweg te gaan om zijn koopwaar te slijten.
Om goed over te komen, had hij kleding aangetrokken waarvan hij verwachtte dat hij er een goede indruk mee maakte: een zwarte broek, die iets te kort was, zodat zijn stevige leren kuitlaarzen met zilveren gespen mooi uitkwamen. Een zwart overhemd van satijn en eroverheen een zwarte, wijduitlopende parka met een voering van Schots geruite stof. Zijn zwarte haren waren netjes gekamd - al kon dat wel eens anders zijn als hij straks het Haardvuur genomen had.
Goed; had hij alles? Licht zenuwachtig keek hij nog even in de spiegel: hij was geen mensen-mens en al helemaal geen topverkoper. Eerlijk gezegd vond hij het een beetje eng. Hij zuchtte dan ook diep toen hij een handje Brandstof nam en verzamelde moed.
“De Lekke Ketel!” riep hij en gooide de Brandstof in het vuur.
Hij hield zijn ogen dicht, maar zag desondanks het licht van vele haarden voorbij flitsen voordat hij eindelijk, tegelijk met een wolk roet, het café aan de Wegisweg instapte. En gelijk tegen iemand aanbotste.
“Sorry, sorry, sorry!” verontschuldigde hij zich, voorover gebogen om het roet uit zijn longen te proesten en zijn haren uit te kloppen. Coole schoenen, dacht hij bij het zien van de hakken. Daarna keek hij op. “Oh, wow,” bracht hij uit. Per slot van rekening kwam hij niet iedere dag een levend kunstwerk tegen.