31/08/2020, 10:46
Bindend Contract
Let op: Deze one-shot bevat veel verwijzingen
én spoilers naar diverse RPG-topics.
én spoilers naar diverse RPG-topics.
Met een klap slaat de deur achter me dicht. Aan de rand van het bad zie ik nog net hoe een bloedmooie laatstejaars haar spijkerbroek uitdoet.
Toen ik nog geen kwartier voor de avondklok inging de kamer verliet, had Trevor me met gefronste wenkbrauwen aangekeken. Toch had mijn beste vriend niet gevraagd naar mijn nachtelijke avonturen. Helaas. Ik had hem graag verteld dat die knappe Griffoendor met de lange blonde haren eindelijk op mijn avances in was gegaan. Vorig jaar had ik haar een paar keer het hof gemaakt, maar ze had me elke keer genegeerd.
Je kunt je wel voorstellen hoe verrukt ik was toen ze vorige week na een blokuur Verweer tegen de Zwarte Kunsten zichtbaar treuzelde. Pas nadat haar vriendinnen eindelijk allemaal weg waren, keek ze me recht met haar verleidelijke blauwe ogen aan en drukte zonder ook maar een woord te zeggen een dichtgevouwen velletje perkament in mijn hand. Daarna was ze weggelopen. Ik ontweek Trevors vragende blik en pas toen hij me niet meer nauwlettend in de gaten hield, opende ik het briefje.
Woensdag, 21:00 uur, Klassenoudste-badkamer. Kom enkel als je het wachtwoord kent.
“Ik zie dat je je reputatie eer aan doet,” klinkt de zoete stem van de Griffoendor door de badkamer. Ze heeft een rode bikini aan met gele linten en ziet eruit als een van die goddelijke Griekse meisjes waar ik veel goede herinneringen aan heb. Mijn grootouders zijn Grieks en ik ga bijna elke zomervakantie naar het land.
“Denk je echt dat een stom wachtwoord me tegenhoudt?” kaats ik terug met mijn bekende zelfingenomen stem. “Kom op, schoonheid. Ik ben Jareth Gray Unger. Niet een of ander dom Eendje.”
Ik herken de flirterige bewondering die in de ogen van de leeuwin verschijnt. Het is een pretlichtje dat ik in menig paar ogen heb gezien. Zowel bij dames als bij heren. Niet bij Scarlett McAvoy, nooit bij Scarlett. Snel onderdruk ik de gedachte aan de afdelingsgenoot van het meisje in bikini voor me. Over een paar dagen zou er voor het eerst in jaren weer een Valentijnsbal op Zweinstein gehouden worden en ik wil daar niet met Scarlett aan mijn arm verschijnen. Sinds eind vorig jaar slaat mijn hart tot mijn grote ergernis een slag over elke keer dat ik de bruinharige krullenbol op de gang tegenkom. Die verdomde vlinders in mijn buik moet ik vermoorden, voordat ze mijn reputatie om zeep helpen.
“Waar denk je aan?” vraagt de Griffoendor, die opeens voor mijn neus staat. Tot mijn verbazing kan ik me haar naam niet herinneren. Myrthe, Monica, Mary?
“Aan hoe knap je bent,” zeg ik, terwijl ik mijn vinger over haar wang streel. Ze is een heel stuk kleiner dan ik, zeker nu ze geen hoge hakken aan heeft en ik moet zeggen dat me dat prima bevalt.
Ik wil mijn blouse uitdoen, als ze mijn handen vastpakt en deze op haar heupen legt. Er gaat een rilling door me heen en ik zak een beetje door mijn knieën om een kus op haar lippen te kunnen geven. De Griffoendor slaat haar handen om mijn nek om me te begeleiden.
Waarom heeft Scarlett nooit zulke verleidelijke ogen? Schiet er door mijn kop. Nog voordat ik de lippen van het meisje voor me kan beroeren, schud ik verwoed met mijn hoofd. Dit voelt zo verkeerd. In plaats van de gebruikelijke euforie en adrenaline die ongeveer nu door mijn lichaam zou moeten stromen, voel ik dat het angstzweet me uitbreekt.
“Ik… Sorry, ik kan dit niet,” breng ik uit. Heb ik dat echt hardop gezegd?
Maria - vast niet haar echte naam - kijkt me met niet-begrijpende ogen aan, terwijl in mijn hoofd de contouren van Scarletts gezicht verschijnen. Wat had Trevor ook alweer gezegd?
Als je Lila’s vriendschap kapot maakt, dan ben je echt laag gezakt.
Bij alle slangen. Lila, mijn zusje! Daar heb ik niet aan gedacht toen ik de uitnodiging van Marianne aannam.
“Ik moet gaan,” zeg ik, duidelijker dit keer.
De Griffoendor wrijft met haar handen over haar blote benen en ik weet dat ik haar hart heb gebroken. Niet dat dat een onbekend gevoel is. Er zijn vele tovenaars en heksen die beweren dat ik ze tot iets dwong waar ze zelf niet achter stonden. Als ik er zo aan denk, valt het me mee dat ik nooit echt aangeklaagd ben wegens ondeugdelijk gedrag. Net als ik me wil omdraaien om de badkamer uit te vluchten, raakt ze mijn arm aan.
“Het is je watervrees, niet? Kom op, Jareth, iedereen op deze hele school weet dat je als de dood bent voor water. Dat hoef je echt niet voor me te verbergen.”
Met een ruk draai ik me om. Watervrees? Dat is haar uitleg voor mijn plotselinge ommezwaai? Toegegeven, ik heb de pest aan water, zelfs in de riante badkuip van deze kamer staat naar mijn mening veel te veel water. Maar het is echt niet zo dat ik bevries als ik een bad neem. Dat zou compleet belachelijk zijn en onpraktisch bovendien.
Aan de andere kant, een angst toegeven die blijkbaar al een publiek geheim was, is veel beter dan op te moeten biechten dat ik hopeloos verliefd ben op haar afdelingsgenoot. Gadver, alleen al bij die romantische gedachte draait mijn maag zich uit protest om.
“Sorry, lieverd, ik kan dit echt niet. Ik ben als kind een keertje bijna verzopen.” Het is de waarheid, al heb ik het daar pas een keer eerder over gehad. Tegen Joshua en Trevor, die mij noodgedwongen over mijn watervrees heen moesten krijgen toen de kerkers blank stonden.
Zonder Maryse nog een blik te gunnen, stap ik de badkamer weer uit en ren ik de trappen af richting mijn leerlingenkamer. Een van de eerste keren dat Scarlett me compleet had weten te verrassen, was in een trappenhal geweest. Ik duw de herinnering weg alsof ik deze boven een hersenpan bekijk. Met een beetje geluk zijn de Klassenoudsten die vanavond het onprettige genoegen hebben om tot tien uur de wacht te houden als eerste richting Ravenklauw gelopen. Die toren is ver van de route die ik naar de Kerkers moet lopen.
Ik mag hopen dat Scarlett weet waar je mee bezig bent.
Mijn kamergenoot lijkt compleet niet op zijn tweelingbroer uit Ravenklauw, behalve als Trevor mij ergens van beschuldigt. Ik probeer zijn stem uit mijn hoofd te bannen, om bij de volgende trede de lieve lach van Scarlett voor me te zien. Bij de laatste trede van de trap word ik overvallen door haar prachtige ogen. En is dat nou de geur van haar parfum?
Stop. Ik ben toch verdomme geen verliefd Huffeltrutje? Ik ben Jareth Gray Unger. Iedereen weet dat Jareth zich niet aan één meisje, of jongen, laat binden. Zelfs Scarlett weet dat. Bij alle slangen, nu denk ik ook al in de derde persoon over mezelf.
Als ik de laatste trede voor de begane grond bereik, hoor ik opeens voetstappen. Mijn oren spitsen zich en mijn hart gaat als een razende tekeer. Ik heb geen zin om al mijn charmes in de strijd te gooien en zo een plichtgetrouwe Klassenoudste ervan te overtuigen me geen straf te geven. Kan ik het standbeeld dat drie meter voor me staat bereiken voordat de irritante bemoeial om de hoek komt? Ik besluit het erop te wagen en trek een sprintje. Mijn haren, die ik voor het gemak in een staart had gestoken, zijn net achter het marmer verdwenen als er een schaduw zichtbaar wordt.
Lila! Geschrokken duw ik mijn hand voor mijn mond om geen geluid te maken. Ik herken de rode haren van mijn zusje direct. Als er één Klassenoudste is aan wie ik niet wil uitleggen waarom ik nog in de gangen zwerf, is het wel de beste vriendin van Scarlett. Is dit nou karma, waar Joshua het altijd over heeft? Lila is zich duidelijk niet van mijn aanwezigheid bewust, want ze loopt met trefzekere stappen door richting de Kerkers. Ergens in mijn borst groeit de argwaan. Ze is toch niet op weg naar Trevor? Mijn beste vriend en mijn zusje hebben maandenlang hun relatie voor mij verborgen en ik weet niet of ik ze daar ooit helemaal voor kan vergeven. Bovendien is het idee dat die twee elkaar zoenen op zijn zachtst gezegd onbehagelijk. Bijna net zo misselijkmakend als het idee dat ik verliefd zou zijn. Bijna.
Lila heeft het einde van de hal bereikt en draait zich om naar links af te slaan. Opgelucht slaak ik een zucht en kom ik achter het standbeeld vandaan.
“Bedankt, Percival,” fluister ik tegen de stenen oren van het marmeren beeld. Ik wil verder richting de kerkers lopen, als ik de voetstappen van mijn zusje opeens hoor stoppen. Bij alle slangen, het zal toch niet dat mijn bezoekje aan Mona in de badkamer me fataal wordt?! Snel duik ik weer achter Percival, maar voordat ik helemaal achter het standbeeld verdwijn, zie ik mijn kleine zusje wankelen.
“Lila!” breng ik geschrokken uit. Ik ben alle redenen waarom ik niet wil dat ze me betrapt compleet vergeten als mijn kleine zusje zich tegen een muur laat zakken. In een paar stappen sta ik naast haar en tot mijn afschuw zie ik dat ze haar ogen heeft gesloten. Paniek verspreidt zich als een verlammende spreuk door mijn lichaam en ik pak haar schouders beet om haar zachtjes heen en weer te schudden.
“Lieve Lexie, word wakker,” zeg ik fluisterend.
Lexie is haar middelnaam en ik heb haar als kind heel lang zo genoemd. Toen ik twee was had ik blijkbaar een hekel aan de La-klank. Mijn ouweheer grapt tegen iedereen die het maar wil horen dat ik bang was voor de draak in mijn ladekast.
Op diezelfde kast betrapte ik mijn vader met een vrouw aan zijn lippen die niet mijn moeder was. In de zomer dat ik de brief van Zweinstein kreeg. Ik was in de tuin op zoek naar een plek om alvast een toverspreuk te oefenen, toen ik geluid uit de schuur hoorde komen. Onze schuur is zo groot dat het dienst deed als het zomerhuisje van mijn Griekse grootouders. En als opbergruimte voor oude meubels. De klootzak maakte met handgebaren duidelijk dat ik hier tegen niemand over mocht praten en gooide daarna de schuurdeur dicht. Ik durfde er niet tegen mijn moeder over te beginnen, laat staan mijn kleine zusje. Ik hoef je vast niet uit te leggen dat ik hem haat.
Tot mijn opluchting opent Lila haar ogen, maar bij het zien van de pijn die daar in staat, breekt het angstzweet me weer uit. “Lila, wat is er aan de hand?” vraag ik met mijn grotebroerstem. Even zie ik haar zoeken naar een leugen, de meest redelijke verklaring waarom ze net flauwviel. Maar ze is niet voor niets een Raaf en al snel komt ze tot de conclusie dat ik haar toch niet geloof als ze de waarheid niet spreekt.
“Ik… Jar, wat doe je hier?”
Het hoekje van haar mond trekt omhoog en het is overduidelijk dat ze zich niet echt afvraagt waarom ik op de gang ben. Ik heb toch ogen in mijn kop? Ze heeft pijn en probeert dat voor mij te verbergen. “Lila, wat is er?” herhaal ik.
“Ik… ik weet niet…” zei Lila, die zichtbaar aan het afwegen is of ze liever haar mond houdt om me geen leugen te hoeven verkopen.
Ik laat me tegen de muur zakken en leg haar tegen mijn borst aan. Haar tranen zijn als de eerste pijnscheuten van een Cruciatusvloek en ik veeg ze zo snel mogelijk weg. “Het is al goed,” fluister ik, “Lexie, je kunt me alles vertellen, dat weet je toch?”
Opnieuw aarzelt Lila, maar ik zie dat ze te moe is om haar geheim nog langer te blijven verbergen. Ik hoef alleen maar te wachten tot ze geen andere uitweg meer ziet. Minuten is het stil en streel ik met mijn hand over haar rug. Ik begin al bijna bang te worden dat de Klassenoudste, die samen met Lila rondes door het kasteel loopt, naar haar op zoek gaat omdat ze al zo lang niets van zich heeft laten horen.
“Weet je nog dat Trevor je vertelde over die profetie?” verbreekt mijn zusje eindelijk de stilte.
“Die idiote Ziener? Lexie!” Ik houd mijn hand omhoog. In een strijd van leven en dood was ik hem verloren en we hadden heel wat kwakzalvers af moeten gaan voor we een echte Heler hadden gevonden. “We hebben genoeg zwendelaars gezien om te weten dat die profetie over dat je een of andere mysterieuze ziekte zou krijgen complete onzin is.” Ik wil haar zorgen niet wegschuiven, maar ik ben wel opgelucht dat dit is waar ze zich druk om maakt. Iedereen weet dat negentig procent van de profetieën niet uit komt. Simpel omdat er maar een handvol Zieners écht voorspellende gaven heeft.
“Jar, luister. Ik heb… symptomen. Soms ben ik zo moe dat ademhalen al te veel energie kost, andere keren moet ik midden in de nacht op mijn hemelbed heen en weer springen om niet uit mijn vel te barsten. Het zijn symptomen van die mysterieuze ziekte. Ik weet het zeker.”
Ik verstijf en vergeet de nieuwe tranen van haar wangen te vegen. Het is maar goed dat ik al op de grond zit, anders zouden mijn benen het hebben begeven. Nu is het mijn beurt om haar wazig aan te kijken. “Lila, waarom heb je dit niet eerder verteld?” Mijn stem breekt halverwege de zin, maar het maakt me geen donder uit. Aan de hele houding van mijn kleine zusje merk ik dat ze de waarheid spreekt. Ergens hoop ik dat het haar waarheid is en niet de realiteit. Maar als ik mijn hand op haar gezicht leg en voel hoe heet haar huid is, bijna tegen de temperatuur van koorts aan, weet ik dat het ijle hoop is.
“Ik wilde het je vertellen. Of papa. Maar papa was er helemaal kapot van toen je terug kwam zonder… toen je terug kwam na die zombie-uitbraak. Oh, kijk niet zo, je weet best dat hij van je houdt, Jareth. Of wil je soms beweren dat hij niet anders deed na die vervloekte uitbraak?”
Daar heb ik niet van terug. Onze ouweheer had inderdaad anders gedaan. Hoewel Lila waarschijnlijk niet bedoelt dat die klootzak de hele zomer in onze schuur had geslapen. Ik weet zeker dat hij elke avond een andere vrouw bij zich had. Maar mijn zusje plaatst onze vader al jaren op een voetstuk en ik wil haar illusie niet doorbreken. Zeker niet nu ze huilend in mijn armen ligt, alsof ze weer vijf is en haar teddybeer niet kan vinden.
“Je wilde het ons helemaal niet vertellen,” kaats ik terug, haar opmerking over onze vader negerend. Ik ken mijn zusje, ik weet wanneer ze liegt. Ook als ze zelf niet eens door heeft dat ze liegt. Opnieuw glijden er tranen over haar wangen waar ik me geen raad mee weet. Ik voel me nog machtelozer dan toen ik net overvallen werd door mijn gevoelens voor Scarlett en daardoor Michelle niet kon zoenen. Of hoe heet dat kreng van een Griffoendor nou.
Lila kijkt van me weg en ik kan voelen dat ze op dit moment het liefst haar handen in haar zij wil steken. Haar manier om haar woorden kracht bij te zetten. Een ongemakkelijke gedachte vormt zich in mijn hoofd. “Heb je het Trevor verteld?” vraag ik op scherpe toon, bang voor het antwoord. Ik weet dat het onredelijk is, het zou een opluchting moeten zijn als ze het iemand had verteld, maar de gedachte dat mijn beste vriend zoiets belangrijks over mijn zusje eerder weet dan ik is ondraaglijk.
“Nee,” zegt ze zonder ook maar een seconde te twijfelen. “En jij gaat het hem ook niet vertellen, Jareth Unger.” De beruchte scherpe rand klinkt zelfs nu door in haar stem. Ik huiver. Mijn kleine zusje kan enorm koppig zijn en ik weet dat ik me op gevaarlijk terrein bevind.
“Lila, we moeten het iemand vertellen. Ik bedoel, wie weet bestaat er wel een antigif.” Het is ironisch dat de rollen nu omgekeerd zijn. Ik ben een Zwadderaar, zij een Ravenklauw. Normaal is het haar taak om de verstandige van ons twee te zijn.
“Waag het niet om het hem te vertellen. Wat zeg ik, beloof me dat je het aan niemand vertelt.”
Ik open mijn mond om haar tegen te spreken, sluit mijn lippen weer als ik haar gevaarlijke blik in haar gezicht zie. Wat kan ik doen om mijn koppige zusje in te laten zien dat het in haar belang is om het juist wél iemand te vertellen?
“Alleen aan Trevor dan,” probeer ik nog met een smekende stem, maar ik weet dat ik verloren heb als ze zich uit mijn armen rukt.
“Nee.” Haar stem is onverbiddelijk. “Trevor heeft genoeg doorgemaakt. Hij is nu net pas uit zijn depressie en ik wil hem niet met mijn stomme problemen daar weer in terugjagen.”
Ik weet dat het zinloos is om haar erop te wijzen dat haar symptomen alles behalve stomme problemen zijn. En dat mijn beste vriend het me nooit gaat vergeven als ik het hem niet vertel. “Oké,” geef ik me gewonnen, “ik beloof dat ik het niemand vertel.”
Lila houdt haar hoofd schuin en ik voel dat ze me niet vertrouwt. Met veel moeite trekt ze zich aan mijn schouder omhoog om weer op eigen kracht tegen de muur te zitten. “Geef me een vel perkament,” gebiedt ze op een toon die veel weg heeft van de stem van onze moeder.
“Wat?” breng ik verward uit. Ik heb helemaal niets bij me, laat staan schrijfgerei.
“Je handdoek, sukkel,” zegt ze op zo’n luchtige toon dat ik even vergeet waar ons gesprek over gaat.
Verbijsterd raak ik mijn brede schouder aan en voel dat daar inderdaad een handdoek over heen ligt. Ik moet het ding meegenomen hebben uit de badkamer toen ik wegrende van hoe heet ze nou verdomme, iets met een M. Margot? Met een tik van mijn toverstaf krimpt de witte handdoek en transfigureert in een mum van tijd in een vel perkament. Lila vist uit een van haar zakken een ganzenveer en begint met sierlijke letters iets op de getransformeerde handdoek te krabbelen. Ik probeer mee te lezen, maar de kunst van op zijn kop lezen is duidelijk niet aan mij besteed. Ik ben dan ook geen Ravenklauw. Als ze klaar is, reikt ze met het velletje aan.
Ik, Jareth Gray Unger, beloof met een bindende spreuk dat ik aan niemand vertel wat Lila Lexie Lelia hem over haar ziekte heeft toevertrouwd. Als ik deze magische belofte verbreek, dan dwingt mij dat om het Zwarte Meer over te zwemmen.
..........................................
Ik kijk ontzet naar mijn kleine zusje, die slim gebruik maakt van mijn watervrees. Verdomme, ik ben vergeten dat Lila de derde persoon op deze klote school is aan wie ik die beklemmende angst ooit heb opgebiecht. “Lexie,” sis ik op een scherpe toon, “ik ga dit echt niet ondertekenen.” Bindende spreuken zijn gevaarlijk, dat weet zelfs een eerstejaars.
Lila duwt een flacon onder mijn neus die ze in de tijd dat ik het contract heb gelezen uit haar zak moet hebben gegrist. “Vergetelheidsdrank.” Ze hoeft niet meer te zeggen dan dat ene woordje om haar dreigement duidelijk te maken. Als ik niet teken, weet ze ongetwijfeld een combinatie van onze afdelingen te vinden om op zowel een slimme als sluwe manier mij een paar druppels van het drankje toe te dienen.
“Bij alle slangen, Lila!” mompel ik, terwijl ik de ganzenveer met veel tegenzin van haar aanpak, ermee in mijn vinger prik en met mijn bloed de belofte bindend maak. Op de stippellijn zet ik mijn handtekening.
JG Unger
***
Toen Lila’s wacht er eindelijk op zat, nam ze met een knuffel en een glimlach afscheid. Op de een of andere manier waren haar schouders rechter dan ik ze in maanden had gezien. Alsof er een last vanaf was gevallen nu ze iemand haar geheim had verteld.
Maar één iemand is niet genoeg. En zonder dat ik ook maar een moment heb getwijfeld, ben ik van richting veranderd om niet naar de kerkers maar naar de westelijke toren van het kasteel te lopen. Op weg naar de Uilenvleugel heb ik uit een leegstaand klaslokaal schrijfgerei gepikt. Gelukkig ben ik geen andere Klassenoudste tegengekomen. Of O’Donoghue, de Hoofdmonitor van Zwadderich, die me zou bestoken met vragen als hij me betrapt. Gewoon uit leedvermaak.
De uilen kraaien nu ik de vleugel betreed. Ik open de kooi van mijn uil Harkie en geef hem een van de lekkernijen uit de voorraad van de school.
Trust,
Ironisch. Ik heb u nooit vertrouwd. Maar als er iets is waar ik u wel mee vertrouw, is het Lila. Ze is ziek, de profetie lijkt uit te komen en ze vertoont symptomen van extreme vermoeidheid aan de ene kant en magische uitbarstingen aan de andere.
Heel weinig hartelijke groeten,
Uw zoon. Mocht u me vergeten zijn, vraag uw vrouw maar.
Ik verander de laatste zinnen door er met een inktwissende gum over heen te gaan. Hoewel Lila het oogappeltje van die klootzak is, denk ik niet dat onze vader het kan waarderen als ik hem toch een schop na geef. Een nette afsluiting kan vast geen kwaad.
Hooggeacht,
Jareth, u weet wel, uw zoon.
Harkie blijft rustig zitten als ik het velletje perkament oprol om aan zijn poot te binden en het uiltje zachtjes toefluister dat het voor de heer van Villa Unger is. Ik hoop vurig dat de klootzak voor de verandering inderdaad in het huis is en niet weer in de schuur ligt. Al zou Harkie hem daar waarschijnlijk ook wel vinden.
Ik open het raam, zodat het beestje naar buiten kan. De gure wind strijkt in mijn gezicht en ruikt naar zeewater, snel sluit ik het raam weer. Lila mag dan wel slim zijn, ze weet nog niet dat ik mijn watervrees heb overwonnen tijdens de zondvloed van de kerkers. Terwijl ik de Uilenvleugel uitloop, vermoord ik het stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat een oversteek door het zwarte meer mijn dood zal zijn. Zonder verdere complicaties weet ik mijn leerlingenkamer in te glippen.
Het verbaast me niets als ik die ochtend word opgeschrokken door een knal. Trevor mompelt slechts dat het nog veel te vroeg is om op te staan, als ik het gordijn van mijn hemelbed open. Ik rommel in de bovenste lade van mijn nachtkastje, maar daar ligt alleen mijn speelgoedsnaai en een klein doosje dat ik maanden geleden in een opwelling voor één van mijn nieuwste uitdagingen heb gekocht.
Snel trek ik de onderste lade open waar elk jaar meer rotzooi in ligt. Chocokikkers zonder kop, kauwgomballen, meerdere proppen aan nooit afgemaakt huiswerk. Uiteindelijk stuiten mijn vingers op iets onbekends en met kloppend hart vis ik het voorwerp uit mijn lade. Het is een klein doorzichtig buisje met bruine vloeistof. Op het flesje heeft de klootzak een label geplakt.
1 druppel 1 x per week
T.D.U.
De initialen van mijn vader, Trust Dylan Unger. Heb ik al verteld dat mijn ouweheer toverdrankmeester is op het Ministerie van Toverkunst? Die man heeft zich uitgesloofd en onze huiself Lenina gebruikt om de toverdrank sneller op Zweinstein te krijgen dan per uilenpost. Hem over Lila’s symptomen vertellen blijkt inderdaad een betere keuze dan Trevor.
Opgelucht haal ik de inhoud uit mijn bovenste lade. Met een tik van mijn toverstaf wordt de dubbele bodem zichtbaar, waar ik het flesje met de toverdrank in stop. Daarna leg ik mijn speelgoedsnaai weer terug.
Het doosje kan ik maar beter weggooien, ik denk niet dat ik Scarlett blij maak met een of ander prullaria dat ik gekocht heb om iemand anders het hof te maken. Ik pak het zwarte doosje met een rood lint op. Voordat ik het in de richting van de prullenbak gooi, zie ik dat aan het lint een kaartje hangt.
Voor Mirella.
Bij alle slangen, die blonde Griffoendor heet Mirella! Blijkbaar ben ik nog niet helemaal over mijn haat voor de La-klank af.
Gemaakt: 4 februari 2019