31/08/2020, 10:41
Ik ben een helikopter
Met HP-personagesVandaag wist hij het weer. Dit was de dag waarop hij wist wie hij was, waar hij vandaan kwam en wat zijn reden van bestaan was. Hij was een helikopter.
Zoef, zoef, zijn armen zwaaiden in de lucht, het was zijn plicht om mensen te vervoeren. Allereerst daalde hij neer bij Agnes.
“Hoi schatje, hoe gaat het met jou vandaag?” De vrouw met haren op haar wangen keek hem argwanend aan. “Ik ben een helikopter!”
Met rechte rug, trots op zijn prachtige vleugels, keek hij naar de vrouw. Ze leek in de war, zocht naar haar pantoffels die ze recht onder haar bed had staan. Hij had haar naam van een andere dame, eentje die steeds naar hem keek en dan verlegen uit het raam staarde. Straks zou hij naar die dame gaan, maar eerst Agnes.
“Bijna net zo prachtig als ik, heb je een lift nodig? Ik ben namelijk,” hij prikte met zijn vinger in zijn borst, “een helikopter!”
Zoef, zoef, zo maaiden zijn armen door de lucht, terwijl hij nog een rondje draaide. Vanachter de kamer klonk een gegrinnik.
“GLADJE!” hoorde hij een vrouwenstem zingen. Lang geleden had hij de connectie al gelegd, als zij Gladje zei, bedoelde ze hem. Maar vandaag wilde hij niet naar haar luisteren, hij keek naar de richting van haar bed en stak zijn tong uit.
“Lies, ik ben een helikopter, helikopters hebben toch geen naam?” Alsof ze dom was wees hij naar zijn hoofd en draaide rondjes met zijn vinger.
“Gladje,” de grijze haren van de vrouw sierden haar. Hij kon er toch ook niets aan doen dat hij zo’n onweerstaanbaar knappe en beroemde helikopter was? Voordat hij het wist had hij Agnes achter zich gelaten, die nog altijd naar het portret van haar zoon aan het staren was. Of was het haar kleinzoon? Hij wist het even niet meer.
“Wat is er Lies?” vroeg hij toen hij zijn armen uit de lucht haalde en naast haar ging liggen. “Miste je me nu al?”
“Gladje, je bent lief! Heel, heel erg lief!” Lies ging rechtop in haar bed zitten en staarde naar de man die zijn t-shirt achterstevoren om had en een sok om zijn hoofd had gewikkeld als een tulband. “Ik kan niet slaappie doen. Wil je me weer zo’n verhaal vertellen?”
Hij glimlachte. Lies was de liefste van allemaal, hoe kon hij haar één van zijn prachtige verhalen onthouden? De prachtige verhalen die tot hem kwamen wanneer hij sliep. Zijn prachtige dromen van een man die bijna net zo knap was als hijzelf. Hoewel, hij was een helikopter, helikopters konden tenminste ook nog vliegen.
“Natuurlijk Liesje, ga maar lekker tegen me aanliggen.” Hij strekte zijn vleugels, dacht aan de droom die hij afgelopen nacht had. Het was een nare droom, eentje die niet zo rooskleurig afliep als hij graag had gewild. “Het was een duistere, donkere nacht. Ik had mijn schoenen aan en stond op het punt te vertrekken. Maar het kasteel, waar ik in verbleef, was nog niet klaar met mij. Ik hoorde drie kloppen op de deur, net toen ik weg wilde lopen.” Hij sloot zijn ogen en zag het drietal dat in zijn dromen naar hem toe was gekomen voor zich. Eén met haren zo rood dat ze in brand leken te staan, één met een bliksem op zijn hoofd en één met krullen warriger dan die van zijn Liesje. Toch wist hij niet meer zeker of ze nu bij hem stonden of niet. Voor het gemak liet hij hun eruit. Zijn verhaal was toch interessanter zonder dat rare drietal. Hij zou er meer een held door lijken.
“Er was een monster in het kasteel die elke avond iemand opvrat.” Onder zijn armen voelde hij Liesje huiveren. “Ik wilde het monster vermoorden, maar iets weerhield me ervan. Het kloppen op de deur stierf weg. Voordat ik het wist bevond ik me ergens anders. In een tunnel. Daar, in die tunnel, bevond zich een lichaam.”
“Aargh!” half angstig, half giechelend spiekte de vrouw vanonder haar dekens naar hem. “Stop, ik durf niet meer!”
Maar hij wist dat ze loog. “Het lichaam was dat van een slang zoooo lang!” Hij strekte zijn armen verder uit dan net toen hij als helikopter door de lucht vloog. “In een onbezonnen bui, rende ik er naar toe. En toen…”
Liesje was helemaal onder haar deken weggekropen. Ze durfde nu echt niet meer te luisteren, hoewel ze toch luisterde omdat ze de nekharen die overeind stonden ergens ook heel prettig vond.
“En toen…” hij wist niet meer wat er toen gebeurde. Zijn ogen werden glazig, niets van deze wereld kwam nog meer tot hem. Het voelde alsof hij in een diepe slaap viel terwijl zijn ogen nog open waren.
“Gladje?” ergens van heel ver kwam er een vrouwelijke stem naar hem. Een trilling ging door hem heen. “GLADJE! Frank, help me, Gladje droomt weg!”
Klappen in zijn gezicht. Alsof hij water in zijn longen had en hij dit er nu uit proestte kwam hij terug in de werkelijkheid.
“Ik heet geen Gladje. Ik heet Gladianus Smalhart. Wie ben jij?”
Lies en Frank keken hem beiden verward aan. Deze man herkenden ze niet. Frank gaf hem nog een stomp in zijn gezicht. “Gladje?” Lies keek wanhopig naar de man die ze als haar grote broer beschouwde. Hij bleef warrig voor zich uitstaren. “Helikopter?” probeerde ze.
Zoef, zoef. “Ik ben een helikopter!”
“Gladje!” Opgetogen van vreugde sprong Lies op en neer op haar bed. Ze gaf een handzoentje in de richting van Frank en knuffelde vervolgens haar Gladje.
“Lies, wil je met deze helikopter mee?” Hij had zijn armen weer als vleugels uitgespreid. Lies aarzelde geen moment, ging op haar bed staan en zette zich ervan af. Samen vlogen ze door de lucht. Hij was een helikopter! De enge droom van vannacht was hij allang weer vergeten.
Gemaakt: 18 april 2013