31/08/2020, 10:36
Medelijden
Zij wantrouwde de mensen die vol medelijden zaten, hield van de mensen die zelfzuchtig waren en er voor uit kwamen dat ze enkel om zichzelf gaven. De enige vrienden die ze had, zaten in haar hoofd. Ze hield van Anastacia, dat dwaze kind gaf aan moed een nieuwe betekenis, maar ze haatte Jade, die schijnheiliger was dan alle mensen met medelijden bij elkaar. Haar verzonnen vrienden symboliseerden het spectrum van haar karakter, maar dat besefte zij zich nog niet.
Het was een levensbehoefte geweest, even nodig als ademhalen. De vlammen van het kampvuur hadden het voorspeld, het waren de enigen naast mijn hart die dansten in de avond, alsof de avond nooit meer voorbij zou gaan. Ik stapte op haar af, naar dat kind dat haar karakter als een zaklamp voor zich hield, zodat de werkelijkheid in de schaduwen zou verdwijnen. Met elke stap schepte ik een grotere afstand tussen mijn, en háár, familie die voor zich uit in de vlammen zaten te staren.
“Selene,” de klanken van mijn stem bleven een moment in de zwoele zomeravond hangen, voordat ze uitstierven. Alles wat ik kon hopen was dat zij het had gehoord. Haar witte jurk zwierde als een vlinder om haar heen toen ze zich omdraaide en me in mijn ogen keek. Ik keek snel naar de grond.
“O, hoi Jasper.”
Ze was nog maar een kind, een tafelkleed, zoals volwassene het gebied tussen jong volwassene en puber noemden. Er schitterde een traan in haar ogen.
“Hoe gaat het?”
“Anastacia is aan het zwemmen, kijk, daar doet ze een koprol.”
Ik volgde haar vinger naar de sloot achter onze families. Hij was bijna net zo ongeschonden als haar witte jurk. Dit was het twaalfde jaar dat ze hier, op de verjaardag van mijn oom, aanwezig was. Elk jaar had ze het het eerst over Anastacia, gehaat door al haar andere vrienden, maar haar hartsvriendin.
“Ik heb het gehoord.” Hoewel haar dromerige ogen niet verdwenen, leek er een rilling over haar rug heen te gaan. “Het spijt me.”
“Ach, doe niet zo dom.” Haar stem was fel, haar ogen hadden de kilheid van een… moordenaar. Alle emoties die ze net voor zich uit had gehouden waren verdwenen. Ik wilde dat ik niets had gezegd, en gewoon van dit moment had genoten. “Ik veracht mensen die medelijden hebben. Medelijden deelt het leed niet, het vergroot leed.”
Mijn mond vormde zich al tot een gemompel, maar ik slikte mijn verontschuldiging op tijd in. Haar aandacht was al niet langer bij mij, ze ging op de schommel die aan het balkon hing zitten en staarde naar de sloot. Waarschijnlijk zag zij haar opa en oma, mijn oom en tante, en alle andere aanwezigen op de verjaardag van mijn en haar nichtje niet.
“Wil je een handdoek halen?” Haar helderblauwe ogen troffen mij, weeral keek ik naar de grond.
“Hoezo?”
“Hoezo? Heb je wel ogen in die arrogante kop van je? Anastacia staat te klappertanden.” Ik zweeg, haar wangen werden rood, “kijk dan, dáár op de oever.”
Hoewel ik slechts mijn oma zag, die haar jas begon aan te trekken en met een geamuseerde blik naar mijn zusje keek die op de grond kroop en wat woordjes brabbelde, knikte ik. Ik had me al omgedraaid toen ik haar trillende stem hoorde.
“Wacht! Fiona heeft haar al gezien.” Ik draaide me opnieuw om, keek naar haar enthousiaste gezicht. Toen ik haar blik volgde zag ik dat mijn zusje naar de oever kroop, nieuwsgierig naar de wezens die net als zij door het gras kropen.
“Fiona!” Mijn schreeuw bereikte de volwassene niet eens, laat staan mijn zusje van anderhalf. Selene keek me met vreemde ogen aan.
“Jasper, je bent misschien vijf jaar ouder dan ik, maar je snapt er niets van!”
Er waren maar een paar seconden om te reageren, maar waar ik eigenlijk had moeten rennen, om de volwassene te waarschuwen over het gevaar dat zich achter hen bevond, bleef ik als betoverd naar het nichtje van mijn tante kijken.
“John Keats zei eens, aan iets moois beleeft men zijn hele leven vreugde.” Haar ogen stonden wijs, en ik vroeg me af of ik haar onderschat had. “Fiona moet de schoonheid van het water meemaken, om te weten hoe het eruit ziet.”
“Ze verdrinkt als ze valt. Selene!” Ik pakte haar vast, maar zodra ik de afstand tussen ons had verkleint, zag ik de wijsheid in haar ogen vergroten. Het verstijfde me, zorgde ervoor dat ik niets meer wist. Opeens was zij de oudere, en ik een klein jongetje dat net had geleerd om de tafel te dekken.
“Kijk, Jasper.” Selene wist haar ogen van me af te rukken, iets wat me uit mijn verstening hielp. “Jullie, volwassene.” Ze draaide met haar ogen en deed weer zorgvuldig een stap naar achteren. “Toneelspel is mooi, maar de echte menselijke aard is mooier, zei Keats altijd. Jij voelt wantrouwen voor het water, verafschuwing voor wat er kan gebeuren, angst voor de dood. Maar Jasper, snap dan dat je niet kunt leven voordat je weet wat leven is.”
Toen ik me omkeerde zag ik voor het eerst een schim achter mijn zusje staan, dat haar van de oever afduwde, naar de tuin waar ze opgevangen werd door mijn oma, die al die tijd een oogje in het zeil had gehouden.
Zij had geleerd medelijden te wantrouwen op de dag dat haar vader stierf. De enige vriendin bij wie ze altijd terecht kon, was haar Anastacia. De moedige, de redster, de vernietigster der medelijden. Iedereen die zijn medelijden durfde te uiten was een handlanger van Jade. Voor hen was er geen plekje in haar hart.
Gemaakt: 17 september 2010