31/08/2020, 10:27
Wonderen
Non-HP
In een dorp in Guizhou leefde eens een tweeling, Weinjao en Minja genaamd. Zij waren gezonde en knappe meiden, door vreemdelingen niet van elkaar te onderscheiden. Toch kenden zij grootse verschillen te vergelijken met dag en nacht, vuur en water, licht en donker, feniksen en tsja-tsja-ta-toe-toe’s. Maar hun grootste verschil was een verschil dat in hun hart zat.
In hun derde levensjaar openbaarde dit verschil zich voor het eerst. Weinjao en Minja zaten samen in de woonkamer te spelen. Het gordijn was half dicht. Of half open, zoals een glas half leeg of half vol is. Toen de zon zo hoog stond dat haar zonnestralen het raampje bereikten en naar binnen vielen, vloog Minja op alsof ze haar billen aan de stenen vloer brandde. Haar lichtgetuite mondje stond geschrokken en haar wonderbaarlijke groene ogen schoten heen en weer. Hun moeder, gealarmeerd door Minja’s schreeuw, kwam al gauw aangesneld en vroeg Minja wat haar zo had laten schrikken. Minja sloeg haar ogen neer en zei: “Het zijn de trollen!” Daarop vroeg hun moeder aan haar zusje of zij iets had gezien, maar die schudde verbijsterd haar hoofdje.
De waarheid was, dat Weinjao niet in wonderen geloofde, daardoor kon zij de wezens met hun lange neuzen en korte staarten niet zien. Daar Minja in haar hart aanvoelde dat een zon die door ramen schijnt wonderbaarlijk is, ging de verschijning gepaard met die van wezens.
Op een dag donderde de hemel vreselijk. Zo erg dat Weinjao haar handen tegen haar oren klapte en haar deken over haar hoofd gooide. De meiden waren inmiddels intelligente jongedames geworden, die spoedig dienden te trouwen. Hun wangen brachten mening jongeman in beroering en hun slanke postuur was een verademing naast alle zwaarlijvige boerendochters.
Uiteindelijk, na lang naar de rode vogel met zijn prachtige veren gestaard te hebben, kon Minja zich niet meer inhouden. Zij verzocht haar zus haar mond te houden en stapte op haar teentjes naar de Feniks. De Feniks keek haar met zijn grote, goudkleurige ogen aan en zei: “Dag Minja, heb je zin om met me mee te vliegen?” Minja knikte verrukt, haar wangen kregen van opwinding een rode blos.
“Minja wat doe je?” Weinjao haalde haar handen van haar oren en verschoof de deken zo dat ze net een streepje van de kamer kon zien. Wat ze zag liet haar erger schrikken dan de donder. “Minja!” Weinjao snelde naar het openstaande raam waar haar zuster met haar armen gespreid op stond. Maar voor ze haar had kunnen bereiken, glimlachte Minja al en klapperde met haar armen als wilde zij vliegen in de lucht, iets wat onmogelijk was voor mensen.
“Mag Weinjao zo meteen ook?” vroeg ze aan de Feniks die zijn kop naar haar boog. De vuurvogel met rode vederdos gaf geen antwoord. Minja zag een traan in de grote, goudkleurige ogen verschijnen, terwijl hij met zijn vleugels klapperde en weer voor zich uit keek.
“Minja,” schreeuwde Weinjao opnieuw, toen ze haar zusters voeten van de vensterbank zag oplichten. Zonder te aarzelen, holde ze de kamer uit, de trappen af, het huis uit. Haar ogen zochten de donkere nacht door en de angst greep haar bij de keel.
Ondertussen voelde Minja een draaikolk in haar maag die haar dwong haar blik van de schitterende vogel af te wendden om naar beneden te kijken. Maar beneden was veel dichterbij dan ze had verwacht.
“Sorry, Minja,” klonk het gezang van de vogel. Minja keek naar haar vingers, die de veren van de Feniks hadden omklemd. Deze waren echter niet meer zo betoverend rood als eerst. Ze waren verkleurd naar een vieze donkerbruine kleur en werden naarmate de grond dichterbij kwam steeds donkerder. Voordat zij het door had, lag ze op de grond naar een dansende vlam te kijken die zich bevond op de plaats waar de rode vogel had moeten zijn.
“Minja!” Voor de derde keer schreeuwde Weinjao haar zusters naam, hopend dat er ergens in de duisternis een lichtpunt was zodat zij haar kon zien. Juist op dat moment klonk een oorverdovend gedonder, gevolgd door een lichtflits waarop zij automatisch haar oogleden dichtkneep. Maar net voordat zij zichzelf in duisternis bracht, zag zij het slanke postuur van haar zuster. Hollend bereikte ze haar zus, sloeg haar armen opgelucht om haar heen en zei haar dat ze haar nooit meer zo mocht laten schrikken. Maar Minja keek verbijsterd langs haar heen, kijkend naar een klein bruin kopje dat uit de as van het vuur verscheen. Deze keek haar met zijn goudkleurige ogen aan, knikte vol vermaak naar haar en liet zijn kleine vleugels flapperen om op te stijgen. Voordat hij uit het zich verdween zong hij naar haar tweelingzus: “Bliksem en donder is een natuurwonder. Sluit wonderen op in je hart, zoals je zus dit heeft gedaan.”
Gemaakt: 7 juli 2009