31/08/2020, 10:17
Gevangen
Vergeet wie je dacht te zijn, en accepteer wie je bent - Dalai Lama
Haar stralen verblindden (Emanuel)
Voor het eerst zag ik haar staan. Te laat, veel te laat. Ze wankelde, lag in mijn armen. Het was een fijn gevoel, zoals zij daar lag.
Haar ogen straalden. Geluidloos bedankten zij mij ervoor dat ik haar had opgevangen toen ik tegen haar opbotste.
Ik voelde de drang om haar lippen te naderen, wilde haar steile haren die zo eigenwijs lang waren strelen. Maar ik deed het niet.
Zij lag daar, in mijn armen. Te lang, veel te lang. Verblindde mij met haar ogen.
Stilte. De tijd stond stil terwijl zij daar lag. Maar ze stond op, bedankte mij en verliet mij. Ik liet haar gaan. Voor nu. Maar ik zou haar gaan opzoeken, want ik moest haar naam kennen.
Ze verblindde mij voor de toekomst. Ik werd blind voor de gevolgen.
In het midden van de bijbel (Enola)
Ik was perplex. Jij stond daar, mocht hier zijn. Ze vertrouwden jou. Waarom?
Iedereen was voor hen hetzelfde, maar jij mocht bij mij zijn. Sterker nog, ze lieten ons alleen. Voor het eerst van mijn leven werd ik alleen gelaten met iemand van buitenaf. Hier, in dit gebouw. Een gebouw zonder naam, zonder functie, grijs, grauw en verlaten. Een gebouw zonder verleden, alleen het hier en nu. En de toekomst. Het leven na de dood, daar draaide het hier om.
Nee, het was geen klooster of tenminste, dat beweerden zij. Ik vond het een klooster, een gevangenis. Zo ervoer ik het dan ook, elke dag dat ik mijzelf hier vond, voelde ik me doods. Verlaten. Alleen in een grijs en grauw gebouw.
Het was een school om te leren je te gedragen, om op je eigen manier de weg naar God te volgen. Een school om je te beschermen. Veilig. Dichter bij God dan waar dan ook. De meest liefdevolle opvoeding. Een leugen.
Jij raakte mij aan. Reikte me een bijbel aan, dus dat was jouw geheim. Jouw ogen gleden over mijn ongelukken. Mijn blauwe plekken, mijn rode striemen. Ongelukken, zo vertelden zij mijn tante. Maar elke nacht moest ik het geluid van de zweep uit mijn hoofd bannen, de pijn weghuilen. Geluidloos, maar niet zonder woede.
Stilte. Net als toen. Jij had mij eindelijk gevonden. Ik had op je gewacht, onze ogen hadden de afspraak gemaakt.
“Enola.”
Jij was achter mijn naam gekomen. Ik voelde mijn hart opspringen. Het was lang geleden dat iemand mijn naam zo liefdevol en beminnend had gezegd.
Ik legde mijn vinger op jouw mooie, haast vrouwelijke mond. Er ging een schok door me heen. Meer dan ooit miste ik mijn lange, gelakte nagels. Maar ijdelheid was een zonde, vonden zij.
Je deed de gordijnen van mijn ene raampje dat uitzicht had op de gang dicht. Sterren werden mij niet gegund. Ik was een zondaar, zeiden zij, zei mijn tante.
Ik sloeg de bijbel open, jij las luid en duidelijk voor zodat ze jou konden horen. Je passeerde een tekst met de naam Emanuel. Ik begreep jouw hint.
“Emanuel,” herhaalde ik, terwijl ik mijn hoofd dichter naar je toe boog.
Het gebeurde. Zonder reden, zonder nadenken, maar niet zonder oorzaak. De galm van jouw stem stopte, net als de tijd. Jouw lippen voelden zacht aan. Ik betastte je terwijl jij de bijbel liet zakken. Ik huilde. Dit was wat ik die veertien maanden gemist had, me herenigen met lippen. Die veertien maanden nadat mijn ouders op onverklaarbare wijze een auto-ongeluk hadden gekregen en ik bij mijn vrome tante terecht was gekomen.
Mijn ouders waren niet omgekomen in een auto, ze waren vermoord door Heer Voldemort en mijn tante wist dat ik een heks was. Vroom dat ze was, verafschuwde ze magie waardoor zij me in dit gebouw stopte. Tegen de opzichter vertelde zij rustig dat ik een heks was en dat ik met de duivel hulde. Ik zat met mijn zestien jaar gevangen in een gebouw vol met Dreuzels en mocht bij wet geen magie gebruiken.
Zij was een engel (Emanuel)
Ik had een slaapplaats nodig, zo zei ik en zij boden mij er een aan. Gewoon uit liefdadigheid. Ze hielden me niet echt in de gaten, dachten dat ik in God geloofde. Enola wist als enige waarom ik deed alsof. Ik moest dicht bij haar zijn na die ene keer dat ik haar ontmoet had.
Het was fantastisch dat ik haar de bijbelteksten voorlas. Geweldig. Ik was Godsvruchtig. Subliem dat een leeftijdsgenoot haar wilde helpen! Ik moest die kleine heks beschermen voor de hel.
Maar er kwamen geen bijbelteksten over mijn lippen. Elke avond beminde ik haar en zij mij. Mijn leven eindelijk compleet, volledig en veilig.
Toch niet.
De tijd verstreek, bijna een maand voorbij. Tijd voor maatregelen. Nog steeds kwam ik bij Enola, maar ik paste wel meer op. Ze verlangde steeds meer van mij. Ik kon het haar niet kwalijk nemen, want ook ik verlangde steeds meer naar haar.
Rood werden de dagen, rood werden de nachten. Ik werd bang en verstopte me voor mijzelf. Niet voor haar. Zij vertrouwde mij, hield echt van me. Ik voelde het.
Het was een avond als geen ander en toch voelde het anders. Er hing iets in de lucht.
Ik schreef een gedicht voor haar terwijl haar handen op mijn schouders rustten. Ze kroop onder mijn shirt en legde haar borsten tegen mijn rug. Er ging een rilling door me heen.
Er klonk een deur. Ik keek op. Te laat, weer te laat.
Enola bracht een schreeuw uit, riep mijn naam. Ik wilde antwoorden, maar een afschuwelijke pijn belette me. In plaats van haar gerust te kunnen stellen, gilde ik het uit. Handen betastten mijn lichaam, het maakte me misselijk. Er werd gesjord aan mijn kleren, ik had de kracht niet ze tegen te houden. Die kracht hadden zij er met de zweep uitgeslagen. Mijn kleren lagen verspreid over de grond, iemand hield me van de vloer vandaan en toonde me triomfantelijk aan Enola.
“Laat hem los!”
De stem van mijn engel klonk luid. Zelfs nu zij me naakt zag, geloofde ze hen niet. Enola toonde zich als een ware engel.
“Hem? Hem? Ik zal je laten zien hoe een echte man handelt!”
Mijn lijf was te zwak. Het kon de tweede zwiep die mijn botten liet kraken niet aan. Ik stortte in elkaar als een dood vogeltje. Mijn vleugels braken en ik stortte neer. Ze hadden het ontdekt, wist ik. Het laatste wat ik zag was het rood wat voor mijn ogen werd gehouden. Mijn laken, mijn verrader.
Uit de zoete overzijde (Enola)
Ik knipperde met mijn ogen, die dichtvielen en weer opensprongen toen ik de bekende pijn voelde. Waarom lieten ze jou niet los? Begrepen ze dan niet wat ik al lang wist?
Ze verkrachtten je voor mijn ogen. Om mij te treiteren. De een na de ander. Jij lag daar. Met jouw mooie grote ogen staarde jij naar me alsof je wilde zeggen dat ik mij er buiten moest houden. Zelfs nu beschermde jij mij.
Jouw lijf schokte. God, houd ze tegen! Waren dit de mannen die zo vroom als monniken de Schepper aanbaden? Om over de vrouwen die jou met de zweep bewerkten maar niet te spreken. Voor het eerst was ik de grootste voorstander van de stelling dat dit geen klooster was.
Ik moest magie gebruiken. De magische wetten overtreden. Mijn hand zocht al onder mijn japon. Ik zag jouw ogen. Ze waren vuurrood en de levenslust waren eruit verdwenen. Mijn God, je was stervende. Ze vermoordden jou!
Later zouden ze zeggen dat het een ongeluk was, zoals zij dat altijd deden. Maar dan zou jij al in de zoete overzijde zijn en op mij neerkijken.
Onzijdige liefde (Enola)
Zij maakten mij gek, vertelden mij de onwaarheden dat je een meisje was. Jij heette Emma en was een lesbienne die geen familie meer had. Om dat te verhullen verkleedde jij jou als jongen en maakte je misbruik van onschuldige meisjes als ik die niet beter wisten. Jij verdiende de dood.
Ik heb ze nooit geloofd, Emanuel. En al was jij een meisje, dan nog zou ik je nooit zo gezien hebben. Ik was verliefd op jou, niet op het lichaam waar jij in gevangen zat.
Woorden in het midden (Emanuel)
Haar stralen verblindden,
In het midden van de bijbel,
Zij is een engel,
Uit de zoete overzijde.
Ik zou de magische wetten verzuipen, eindelijk. Zo lang had ik hier op gewacht, eerst durfde ik niet, bang voor sancties. Maar toen wist ik nog niet hoe ver zij gingen.
Ik was het aan jou verplicht je gedicht af te maken. Het was zo helder hoe het gedichtje af zou lopen.
De taken waren omgedraaid. Ik had de wereld op zijn kop gezet, zoals de wereld voor mij op zijn kop had gestaan toen ik jou voor het eerst had ontmoet. Het was zo simpel. Ik staarde naar de lichamen van de opzichter en jouw verkrachters.
Wraak was nog nooit zo zoet geweest.
De overzijde voert haar mee (Emanuel)
Ik keek op haar neer. Glimlachte. Hierboven hadden ze me verteld dat zij een heks was, daardoor wist ik wat haar plannen waren.
Toen zij naast de eigenhandig vermoorde lichamen neerzakte, daalde ik voor het laatst op de aarde neer. Een lichtgroene flits verlichtte even het schokkende tafereel van de levenloze lichamen, waarna het doofde. Net zoals haar kaarsje doofde. Ik zag toe hoe een verschrikte non haar lichaam doorzocht op tekens van leven, maar de vrouw was te laat. Enola verscheen al naast mij en ik fluisterde mijn en haar woorden in haar oren.
“Haar stralen verblindden,
In het midden van de bijbel.
Zij is een engel,
Uit de zoete overzijde.
Onzijdige liefde,
Woorden in het midden.
Wat bitter is smaakt zoet,
De overzijde voert haar mee.”
Gemaakt: 30 juli 2007