28/08/2020, 22:03
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 22:05 door Saskiaatje.)
28 Zwarte nacht
Vanuit de lucht dwarrelde het perkament tot voor haar voeten.
Achter de Regenboog
Nu was het zeker, de boodschap was compleet, de laatste letter stond zwart op wit. Isa sloeg haar zwarte mantel om zich heen en liep het kasteel uit, het duister in. Ze moest naar Patrick, naar Zweinsveld, nu was het zeker.
Daarna zou ze weggaan. Onderduiken. Zoals ze zo lang geleden al had willen doen. Móéten doen. Weg van hier. Terug naar daar.
Tegelijkertijd wist ze dat het niet kon. Ze was te lang hier. Verankerd. Gevangen. Machteloos.
Ik zal in elk geval rusten in vrede, dacht ze verward. Waarom had ze het niet eerder gezien? Het had er al die tijd al gestaan en nu pas zag ze het. Sophia had haar willen waarschuwen, maar ze was blind geweest, zo blind!
Toen ze een paar passen buiten het schoolterrein had gezet, kwam Severus achter een boom vandaan. Isa versnelde haar pas, maar hij haalde haar in en pakte haar arm. Voor ze het wist waren ze Verdwijnseld.
Ze voelde dat het niet zo ging als hij plande. Hij trok haar de ene kant op, maar zij dacht tegelijkertijd aan iets anders. Onbewust.
Steen was het eerste wat Isa voelde, haar rug schuurde tegen een koele donkere steen. Terwijl ze om zich heen keek, kon ze tegen de donkere achtergrond de dreigende blokken nog net onderscheiden. Stonehenge. De droom. Ze zag Severus verdwaasd om zich heen kijken en drukte zich plat met haar rug tegen de steen. Voetje voor voetje schuifelde ze eromheen naar achteren, terwijl ze hem nauwlettend in de gaten hield. Haar hart bonkte in haar keel, maar hij leek haar niet te zien. Hijgend leunde ze tegen de viertonner. Wat moest ze doen? Waar kon ze heen? Ze kon niet Verdwijnselen, niet uit zichzelf. Er was maar één weg, het landschap rond Stonehenge was vlak, maar ze wist dat er een greppel rond de stenen lag. Ze moest het erop wagen. Behoedzaam tuurde ze naar Severus. Hij scheen met zijn toverstok in het rond en was nu vlakbij. Ze moest hier weg. Vluchten. Snel. Ze telde in haar hoofd tot drie en zette het zonder verder na te denken op een lopen.
Een blauwe spreuk landde naast haar in het gras. Ze rende door, maar de volgende spreuk was raak. Ze smakte languit tegen de grond. Toen ze zich omdraaide keek ze recht in de verlichte punt van zijn toverstok.
'Hoort… hier… niet'
'Jij gaat nergens heen.'
Hij gebaarde haar terug de kring in, zijn stok op haar gericht.
'Waarom Severus, wat wil je?' Ze krabbelde overeind.
'Je weet wat ik wil, Isabella, geef het me en ik bespaar je een hoop leed.'
Isa hijgde, maar produceerde een smalende lach terwijl ook zij haar toverstok trok.
'Dat heb ik eerder gehoord en ik geloof er niet in. Waar zijn je helpers, Severus, waar is Malfidus. Dat is de opdrachtgever, niet waar?'
'Hij gelooft er niet meer in, hij denkt dat het niets voorstelt. Ik was ook de moed bijna verloren. Tot je het door de Grote Zaal gilde, dat je Oermagie bezat. Mijn Heer zal me belonen om wat niemand zag en hoorde, behalve ik. Ik bleef je schaduwen tot het einde. Ik zal mijn beloning nog wel vinden, Isabella.'
Het was geen verrassing, hield Isa zichzelf voor, absoluut geen verrassing. Ze had altijd geweten dat Severus klusjes opknapte voor Malfidus, die banden had met… Voldemort.
Ze kon niet voorkomen dat ze keek alsof ze een klap in haar gezicht had gekregen. Voldemort.
Maar nu waren ze alleen. Leerling tegenover leraar. Of was het andersom?
'Bedankt voor je hulp.' Hij grijnsde vreugdeloos. 'Je hielp me met het ontwikkelen van mijn eigen spreukenvocabulaire, én je bezorgde me een valse toverstok. En nu ga ik mijn zelfverzonnen spreuk op je uitproberen, het lijkt me de perfecte mogelijkheid, ik heb nog geen vrijwillige proefpersoon gehad.'
In zijn zwarte ogen weerkaatsten de eerste sterren. Zijn ogen, de enige ogen die ze nooit had weten te doorgronden. Ze staarde hem aan terwijl de woorden zich rangschikten in haar hoofd.
That tears shall drown the wind. I have no spur
To prick the sides of my intent but only
Vaulting ambition which o'erleaps itself
And falls on th'other.
'Geef je me het goud nog, Isabella?' Hij hief zijn stok dreigend tot ooghoogte.
'Numquam.'
'Sectumse-' Ze kaatste de spreuk terug met een goede verdedigingsspreuk, maar de volgende aanval volgde te snel.
'Sectumsempra!' riep Severus.
Een seconde lang hadden haar hersenen de tijd om het Latijn te vertalen. Het volgende moment zakte Isa in elkaar. Haar handen gleden over haar gezicht, ze bekeek haar benen. Alles was rood. Bloedrood. Haar bloed? Ze gilde, maar er kwam geen menselijk geluid over haar lippen. Vervolgens kwam de pijn, de eindeloze pijn. Ze kreunde, gilde, vloekte en riep alle goden aan die ze kende. Tranen vermengden zich met het bloed uit haar gezicht.
'Waarom, Severus, wat heb ik je misdaan?' rochelde ze.
'Het goud, Isabella, het goud.' Hij kwam naar haar toe en trok haar bebloede mantel van haar stuiptrekkende lijf terwijl hij de zakken doorzocht. Plots leek hij te schrikken van een geluid. Ploppende geluiden, steeds meer. Hij liet de mantel vallen en verdween.
Isa huilde nu met haar laatste krachten van geluk. Als Patrick er maar bij was, hij zou het begrijpen.
'Hier, Jie, snel!' Het was Daniël Potter die riep en al snel stonden de twee bij haar. Jirair McLarren begon meteen spreuken te prevelen, maar het bloeden stopte niet.
'29… plus… 45'
'Ze zijn te diep,' mompelde hij. Veel tijd om te aarzelen was er niet, want om hen heen verschenen nu volgelingen van de duistere zijde. Isa herkende door de waas van tranen het witblonde haar dat onder een van de kappen uit kwam.
'Hij had gelijk,' siste de bijbehorende stem.
'Wat een prettig weerzien,' smaalde Meila met getrokken toverstok.
'74… plus… 43'
Isa voelde hoe ze de controle over haar lichaam verloor. Tegelijkertijd werden de schimmen om haar heen steeds duidelijker. Was dit het? Was dit de overgangszone? Ze voelde hoe ze werd opgetild en een eind verder in het gras werd gelegd.
Jonathan verscheen in haar gezichtsveld, keek in haar ogen en tikte tegen haar wang.
'117… plus… 34'
'Niet wegraken. Hier blijven. Hier blijven, Isabella. Ik stuur iemand.'
Niet lang daarna verscheen het hoofd van Quinten boven haar.
'Isa, mijn lieve Isa, wat hebben ze met je gedaan?' De tranen rolden over zijn wangen.
Isa versteende. Niemand wist dat het Severus was geweest, ze moest het vertellen.
'Pat-' hoestte ze. Uit haar mond gutste bloed.
'Heel haar!' schreeuwde Jonathan van een eind verderop.
'Ik ben gezakt op bloedstelpingen!' schreeuwde Quinten een stuk zachter terug, 'Gezakt op bloedstelpingen, Isa, gezakt.' Hij veegde het bloed van haar lippen en duwde er een zachte kus op terwijl zijn tranen onophoudelijk bleven stromen. Vervolgens begon hij tegen beter weten in voorzichtig haar gescheurde kleren van haar af te trekken en spreuken te prevelen. Het maakte nauwelijks verschil. Isa voelde het leven uit zich weg vloeien. Zijn stem werd zachter, de schimmen duidelijker.
'Jezus, Isa!' Patrick knielde naast hen neer met getrokken toverstok. 'Wie…'
Voor ze het wist, werd Isa door onzichtbare handen opgetild en neergesmakt op een harde koele ondergrond.
'Stil… Stil… Stil'
Een drietal stemmen dwong haar te blijven liggen. Waar was ze? Ze draaide moeizaam haar hoofd en zag onder zich het schouwspel. Meila vocht met Jirair, Daniël duelleerde met Malfidus. Jonathan liep overal en nergens, verscheen en verdween weer. Ze lag op een dwarssteen, onder haar krioelde het gevecht. Tussen de stenen, spreuken vlogen door openingen, mensen verschansten zich achter de massieve blokken.
'Weg… Weg… Terug'
De stemmen weer. Isa keek om zich heen, en zag voor het eerst menselijke vormen in de schimmen. Een jonge vrouw, een vrouw van middelbare leeftijd en een oude. Urd, Verdandi, Skuld. Verleden, heden en toekomst. Opnieuw kwamen de woorden zonder dat ze na hoefde te denken.
When shall we three meet again?
In thunder, lightning or in rain?
When the hurlyburly's done,
when the battle's lost and won.
Ze wist dat het zover was. De Nornen waren verschenen.
Hun gezichten stonden rustig en terwijl ze spraken, veranderde onder hen de positie van de mensen. Malfidus werd uit de kring van stenen gewerkt, terwijl Jonathan erin verscheen.
'151… 151… 151'
Er werd bevestigend geknikt en op dat moment verscheen er een koepel van blauw licht om de stenen. De omgeving werd zwarter dan ooit.
'Avada Kedavra!' probeerde een Dooddoener. De vloek ketste terug en de man viel levenloos op de grond. Er klonken kreten van afschuw, niemand probeerde nog een spreuk. Een magische stilte daalde neer over het gezelschap.
'Op… Op… Op'
De stemmen spoorden haar aan te gaan staan. Ze voelde geen pijn meer, haar hoofd was licht. Spoedig zou het over zijn, daar was ze van overtuigd. Ze krabbelde overeind zonder kracht te hoeven leveren.
'Meisje, je bent zo lelijk als de nacht.' Haar hoofd draaide in een reflex naar rechts. Tussen twee grote stenen stond Lucius Malfidus, alsof hij zich in een deuropening bevond leunde hij nonchalant tegen het grijze blok. Hij draaide zijn toverstok tussen zijn bleke vingers.
'Dank je, ik vind de nacht juist mooi,' reageerde ze gedachteloos.
'Nox… pulchra… est'
Buiten de kring klonk hier en daar een licht gegrinnik. Er gebeurde niets. Zijn masker weerkaatste de blauwe gloed uit het midden van de kring. Hij kon niets en besefte dat. Ook zijn macht was eindig.
Jonathan, Daniël, Meila en Jirair stonden nu in het midden van de kring en keken elkaar vragend aan. Isa ontwaarde in een blauwige gloed de cijfers boven hun hoofden. Leeftijden? Automatisch telden haar hersenen ze op. 151. Vereenvoudigd: zeven, het magische getal.
Meila probeerde een vloek, maar haar toverstok produceerde niet meer dan een geïmplodeerd plofje. Ze zuchtte en liet haar stokarm geïrriteerd langs haar lichaam hangen. Ook haar macht was eindig.
Isa's oren suisden. De wereld stond stil. Wachtte op haar actie.
'Isa,' riep Patrick, die aan haar linkerkant tussen twee stenen stond. 'De vijfeenheid!'
'Sophia.' Ze knikte langzaam en hief haar hoofd naar de hemel. Scandeerde het gedicht.
'Zwart Paars Rood, Griffoendor!
Blauw Goud Blauw, Ravenklauw!
Groen Geel Grijs, Huffelpuf!
Zwart Groen Wit, Zwadderich!
Donkerbruin Warmoranje Zachtroze Lichtgeel, Kwintessens!
Wit Groen Zwart, Zwadderich!
Grijs Geel Groen, Huffelpuf!
Blauw Goud Blauw, Ravenklauw!
Rood Paars Zwart, Griffoendor!'
Binnen en buiten de kring keek men elkaar vragend aan.
Toch voelde het alsof er iets miste. Eén component. De kracht was niet compleet. Ze staarde naar de sterren en schrok: er was geen maan. Een klomp ijs plofte in haar maag: geen maan. De vijfeenheid, waar Zalazar, Goderick, Helga en Rowena ook hun vijfeenheid hadden bezegeld. Hier. De magie was nog voelbaar. Maar er was geen maan. Alleen donkerte. Leegte. Stilte. Zwart.
Toch zou het gebeuren. Moest het gebeuren. Dit was het doel, hier kwam ze voor. Onbewust. Ongewild.
'Je bent een vijf hè, Quinten?' begon ze rustig terwijl ze zich naar hem toedraaide. Hij stond links van haar, een paar openingen verder dan Patrick. Zijn ogen gericht op haar en haar alleen.
'Hij… is… vijf'
'Wat… Vijf? Isa…'
'Geef me je volledige naam,' drong ze aan. Ze voelde dat de zandloper was omgekeerd, al veel te lang geleden. De tijd sijpelde weg en ze kon het niet stoppen. Maar dit, dit moest ze eerst weten. Voor ze hem ging verlaten wilde ze weten of zij het complement waren waar ze op had gehoopt.
'Quinten Eliphalet Dop,' antwoordde hij verbouwereerd.
Ze rekende snel. Q.E.D. Een vijf. Ze hoorden bij elkaar. Waarom dan toch niet? Waarom lag haar doel hier, en niet bij hem?
'Daarom…toch…niet'
'Donkerbruine ogen, Warmoranje haar, Zachtroze huid, Lichtgele botten.' Ze droeg het rijtje voor als een mantrum en krijste toen plotseling: 'Yggdrasill, hier ben ik.'
Onder haar ontstond verwarring, in de verte rommelde de donder. Dikke wolken pakten zich samen rond de stenenkring. Ze kende hem niet, Yggdrasil. De klanken kwamen uit haar mond, vormden onbekende woorden op haar lippen. Ze werd overgedragen aan de andere zijde. De zwarte zijde zonder licht aan de andere kant van de regenboog.
'Ahto haat me,' schreeuwde Isa de koele lucht in terwijl ze haar armen spreidde. De eerste paarse regendruppels vielen uit de hemel en de laatste gescheurde kleren lieten los van haar doorschijnende, bebloede lichaam. Aan haar voeten klonk gemompel. Ontsteltenis.
'Nee, Isa!' schreeuwde Quinten.
'Youmala houdt van me,' ging ze verder, met een vreemde glimlach rond haar lippen.
'Isa!'
Patrick legde een medelevende hand op zijn schouder.
Isa dacht niet langer na, liet de woorden stromen, sneller dan ze wilde, zodat het afgelopen zou zijn. Het voelde alsof ze zweefde. Ze was haar doel genaderd, het was vlakbij.
'Kun, Kootamoinen, waar ben je?'
'Ze zoekt de maan,' vertaalde Jirair, meer voor zichzelf dan voor de rest, 'de maan is weg. Vijftien maart, nieuwe maan.'
'Mammelainen, bescherm me!'
'Isa, nee!' Quinten had zich losgerukt en stond nu recht tegenover haar, tussen twee stenen van de kring.
'Ik ben Quinten. De vijf. De Kwintessens. Laat míj gaan.'
Hij schreeuwde nu tegen de hemel, waar een stortvloed aan druppels uit neerdaalde. 'Neem mij!'
'Nee… nee… nee'
Als antwoord sloeg de eerste bliksem in, middenin de kring, gevolgd door de eerste donderslag.
'Het goud, Isa!' echode de stem van Jirair vlak voor hij geraakt werd door het licht.
Er klonk geschreeuw buiten de kring, maar iedereen die de blauwe barrière probeerde te doorbreken werd achteruit gesmeten. In het midden van de kring lagen nu vier roerloze lichamen. Een dappere Griffoendor, een vlijtige Huffelpuf, een intelligente Ravenklauw en een ambitieuze Zwadderaar. Bovenop de dwarssteen stond Isa, de naakte Kwintessens.
Door de paarse stroom regen vloog een schim hoog boven hen.
Het Goud.
Isa scheurde het leren koord om haar nek kapot en hief de rode veer naar de hemel, samen met de Arquátuffér, die het toekijkende gezelschap in een oase van regenbogen hulde.
Felix slaakte een korte, bemoedigende kreet en liet drie felrode souvenirs vallen. Vlak voordat ze de grond raakten, veranderden ze in puur goud. De laatste drie goudstukken.
Zelf had ze er ook drie. Een gedachte, een veer en een regenboog. Natuurlijk zou ze het goud meenemen. Tot achter de regenboog.
Ze knielde, maar voelde geen steen. Ze was zichzelf niet meer, ze was er niet meer. Ze dacht niet meer, maar liet voor zich denken. Ze kon hun gezichten onderscheiden, streng doch rechtvaardig. De oudste zou er een einde aan maken, als het tijd was. Hun macht was oneindig.
'Tijd…tijd…tijd'
Ze opende haar armen en hief haar borst naar de sterren.
'Kalma, Sinettaret, neem me!'
'Nee!'
Een bliksemschicht verlichtte kort de hemel en haar hart, toen werd ook voor haar het leven zwart als de nacht.
Einde
Vanuit de lucht dwarrelde het perkament tot voor haar voeten.
Achter de Regenboog
Nu was het zeker, de boodschap was compleet, de laatste letter stond zwart op wit. Isa sloeg haar zwarte mantel om zich heen en liep het kasteel uit, het duister in. Ze moest naar Patrick, naar Zweinsveld, nu was het zeker.
Daarna zou ze weggaan. Onderduiken. Zoals ze zo lang geleden al had willen doen. Móéten doen. Weg van hier. Terug naar daar.
Tegelijkertijd wist ze dat het niet kon. Ze was te lang hier. Verankerd. Gevangen. Machteloos.
Ik zal in elk geval rusten in vrede, dacht ze verward. Waarom had ze het niet eerder gezien? Het had er al die tijd al gestaan en nu pas zag ze het. Sophia had haar willen waarschuwen, maar ze was blind geweest, zo blind!
Toen ze een paar passen buiten het schoolterrein had gezet, kwam Severus achter een boom vandaan. Isa versnelde haar pas, maar hij haalde haar in en pakte haar arm. Voor ze het wist waren ze Verdwijnseld.
Ze voelde dat het niet zo ging als hij plande. Hij trok haar de ene kant op, maar zij dacht tegelijkertijd aan iets anders. Onbewust.
Steen was het eerste wat Isa voelde, haar rug schuurde tegen een koele donkere steen. Terwijl ze om zich heen keek, kon ze tegen de donkere achtergrond de dreigende blokken nog net onderscheiden. Stonehenge. De droom. Ze zag Severus verdwaasd om zich heen kijken en drukte zich plat met haar rug tegen de steen. Voetje voor voetje schuifelde ze eromheen naar achteren, terwijl ze hem nauwlettend in de gaten hield. Haar hart bonkte in haar keel, maar hij leek haar niet te zien. Hijgend leunde ze tegen de viertonner. Wat moest ze doen? Waar kon ze heen? Ze kon niet Verdwijnselen, niet uit zichzelf. Er was maar één weg, het landschap rond Stonehenge was vlak, maar ze wist dat er een greppel rond de stenen lag. Ze moest het erop wagen. Behoedzaam tuurde ze naar Severus. Hij scheen met zijn toverstok in het rond en was nu vlakbij. Ze moest hier weg. Vluchten. Snel. Ze telde in haar hoofd tot drie en zette het zonder verder na te denken op een lopen.
Een blauwe spreuk landde naast haar in het gras. Ze rende door, maar de volgende spreuk was raak. Ze smakte languit tegen de grond. Toen ze zich omdraaide keek ze recht in de verlichte punt van zijn toverstok.
'Hoort… hier… niet'
'Jij gaat nergens heen.'
Hij gebaarde haar terug de kring in, zijn stok op haar gericht.
'Waarom Severus, wat wil je?' Ze krabbelde overeind.
'Je weet wat ik wil, Isabella, geef het me en ik bespaar je een hoop leed.'
Isa hijgde, maar produceerde een smalende lach terwijl ook zij haar toverstok trok.
'Dat heb ik eerder gehoord en ik geloof er niet in. Waar zijn je helpers, Severus, waar is Malfidus. Dat is de opdrachtgever, niet waar?'
'Hij gelooft er niet meer in, hij denkt dat het niets voorstelt. Ik was ook de moed bijna verloren. Tot je het door de Grote Zaal gilde, dat je Oermagie bezat. Mijn Heer zal me belonen om wat niemand zag en hoorde, behalve ik. Ik bleef je schaduwen tot het einde. Ik zal mijn beloning nog wel vinden, Isabella.'
Het was geen verrassing, hield Isa zichzelf voor, absoluut geen verrassing. Ze had altijd geweten dat Severus klusjes opknapte voor Malfidus, die banden had met… Voldemort.
Ze kon niet voorkomen dat ze keek alsof ze een klap in haar gezicht had gekregen. Voldemort.
Maar nu waren ze alleen. Leerling tegenover leraar. Of was het andersom?
'Bedankt voor je hulp.' Hij grijnsde vreugdeloos. 'Je hielp me met het ontwikkelen van mijn eigen spreukenvocabulaire, én je bezorgde me een valse toverstok. En nu ga ik mijn zelfverzonnen spreuk op je uitproberen, het lijkt me de perfecte mogelijkheid, ik heb nog geen vrijwillige proefpersoon gehad.'
In zijn zwarte ogen weerkaatsten de eerste sterren. Zijn ogen, de enige ogen die ze nooit had weten te doorgronden. Ze staarde hem aan terwijl de woorden zich rangschikten in haar hoofd.
That tears shall drown the wind. I have no spur
To prick the sides of my intent but only
Vaulting ambition which o'erleaps itself
And falls on th'other.
'Geef je me het goud nog, Isabella?' Hij hief zijn stok dreigend tot ooghoogte.
'Numquam.'
'Sectumse-' Ze kaatste de spreuk terug met een goede verdedigingsspreuk, maar de volgende aanval volgde te snel.
'Sectumsempra!' riep Severus.
Een seconde lang hadden haar hersenen de tijd om het Latijn te vertalen. Het volgende moment zakte Isa in elkaar. Haar handen gleden over haar gezicht, ze bekeek haar benen. Alles was rood. Bloedrood. Haar bloed? Ze gilde, maar er kwam geen menselijk geluid over haar lippen. Vervolgens kwam de pijn, de eindeloze pijn. Ze kreunde, gilde, vloekte en riep alle goden aan die ze kende. Tranen vermengden zich met het bloed uit haar gezicht.
'Waarom, Severus, wat heb ik je misdaan?' rochelde ze.
'Het goud, Isabella, het goud.' Hij kwam naar haar toe en trok haar bebloede mantel van haar stuiptrekkende lijf terwijl hij de zakken doorzocht. Plots leek hij te schrikken van een geluid. Ploppende geluiden, steeds meer. Hij liet de mantel vallen en verdween.
Isa huilde nu met haar laatste krachten van geluk. Als Patrick er maar bij was, hij zou het begrijpen.
'Hier, Jie, snel!' Het was Daniël Potter die riep en al snel stonden de twee bij haar. Jirair McLarren begon meteen spreuken te prevelen, maar het bloeden stopte niet.
'29… plus… 45'
'Ze zijn te diep,' mompelde hij. Veel tijd om te aarzelen was er niet, want om hen heen verschenen nu volgelingen van de duistere zijde. Isa herkende door de waas van tranen het witblonde haar dat onder een van de kappen uit kwam.
'Hij had gelijk,' siste de bijbehorende stem.
'Wat een prettig weerzien,' smaalde Meila met getrokken toverstok.
'74… plus… 43'
Isa voelde hoe ze de controle over haar lichaam verloor. Tegelijkertijd werden de schimmen om haar heen steeds duidelijker. Was dit het? Was dit de overgangszone? Ze voelde hoe ze werd opgetild en een eind verder in het gras werd gelegd.
Jonathan verscheen in haar gezichtsveld, keek in haar ogen en tikte tegen haar wang.
'117… plus… 34'
'Niet wegraken. Hier blijven. Hier blijven, Isabella. Ik stuur iemand.'
Niet lang daarna verscheen het hoofd van Quinten boven haar.
'Isa, mijn lieve Isa, wat hebben ze met je gedaan?' De tranen rolden over zijn wangen.
Isa versteende. Niemand wist dat het Severus was geweest, ze moest het vertellen.
'Pat-' hoestte ze. Uit haar mond gutste bloed.
'Heel haar!' schreeuwde Jonathan van een eind verderop.
'Ik ben gezakt op bloedstelpingen!' schreeuwde Quinten een stuk zachter terug, 'Gezakt op bloedstelpingen, Isa, gezakt.' Hij veegde het bloed van haar lippen en duwde er een zachte kus op terwijl zijn tranen onophoudelijk bleven stromen. Vervolgens begon hij tegen beter weten in voorzichtig haar gescheurde kleren van haar af te trekken en spreuken te prevelen. Het maakte nauwelijks verschil. Isa voelde het leven uit zich weg vloeien. Zijn stem werd zachter, de schimmen duidelijker.
'Jezus, Isa!' Patrick knielde naast hen neer met getrokken toverstok. 'Wie…'
Voor ze het wist, werd Isa door onzichtbare handen opgetild en neergesmakt op een harde koele ondergrond.
'Stil… Stil… Stil'
Een drietal stemmen dwong haar te blijven liggen. Waar was ze? Ze draaide moeizaam haar hoofd en zag onder zich het schouwspel. Meila vocht met Jirair, Daniël duelleerde met Malfidus. Jonathan liep overal en nergens, verscheen en verdween weer. Ze lag op een dwarssteen, onder haar krioelde het gevecht. Tussen de stenen, spreuken vlogen door openingen, mensen verschansten zich achter de massieve blokken.
'Weg… Weg… Terug'
De stemmen weer. Isa keek om zich heen, en zag voor het eerst menselijke vormen in de schimmen. Een jonge vrouw, een vrouw van middelbare leeftijd en een oude. Urd, Verdandi, Skuld. Verleden, heden en toekomst. Opnieuw kwamen de woorden zonder dat ze na hoefde te denken.
When shall we three meet again?
In thunder, lightning or in rain?
When the hurlyburly's done,
when the battle's lost and won.
Ze wist dat het zover was. De Nornen waren verschenen.
Hun gezichten stonden rustig en terwijl ze spraken, veranderde onder hen de positie van de mensen. Malfidus werd uit de kring van stenen gewerkt, terwijl Jonathan erin verscheen.
'151… 151… 151'
Er werd bevestigend geknikt en op dat moment verscheen er een koepel van blauw licht om de stenen. De omgeving werd zwarter dan ooit.
'Avada Kedavra!' probeerde een Dooddoener. De vloek ketste terug en de man viel levenloos op de grond. Er klonken kreten van afschuw, niemand probeerde nog een spreuk. Een magische stilte daalde neer over het gezelschap.
'Op… Op… Op'
De stemmen spoorden haar aan te gaan staan. Ze voelde geen pijn meer, haar hoofd was licht. Spoedig zou het over zijn, daar was ze van overtuigd. Ze krabbelde overeind zonder kracht te hoeven leveren.
'Meisje, je bent zo lelijk als de nacht.' Haar hoofd draaide in een reflex naar rechts. Tussen twee grote stenen stond Lucius Malfidus, alsof hij zich in een deuropening bevond leunde hij nonchalant tegen het grijze blok. Hij draaide zijn toverstok tussen zijn bleke vingers.
'Dank je, ik vind de nacht juist mooi,' reageerde ze gedachteloos.
'Nox… pulchra… est'
Buiten de kring klonk hier en daar een licht gegrinnik. Er gebeurde niets. Zijn masker weerkaatste de blauwe gloed uit het midden van de kring. Hij kon niets en besefte dat. Ook zijn macht was eindig.
Jonathan, Daniël, Meila en Jirair stonden nu in het midden van de kring en keken elkaar vragend aan. Isa ontwaarde in een blauwige gloed de cijfers boven hun hoofden. Leeftijden? Automatisch telden haar hersenen ze op. 151. Vereenvoudigd: zeven, het magische getal.
Meila probeerde een vloek, maar haar toverstok produceerde niet meer dan een geïmplodeerd plofje. Ze zuchtte en liet haar stokarm geïrriteerd langs haar lichaam hangen. Ook haar macht was eindig.
Isa's oren suisden. De wereld stond stil. Wachtte op haar actie.
'Isa,' riep Patrick, die aan haar linkerkant tussen twee stenen stond. 'De vijfeenheid!'
'Sophia.' Ze knikte langzaam en hief haar hoofd naar de hemel. Scandeerde het gedicht.
'Zwart Paars Rood, Griffoendor!
Blauw Goud Blauw, Ravenklauw!
Groen Geel Grijs, Huffelpuf!
Zwart Groen Wit, Zwadderich!
Donkerbruin Warmoranje Zachtroze Lichtgeel, Kwintessens!
Wit Groen Zwart, Zwadderich!
Grijs Geel Groen, Huffelpuf!
Blauw Goud Blauw, Ravenklauw!
Rood Paars Zwart, Griffoendor!'
Binnen en buiten de kring keek men elkaar vragend aan.
Toch voelde het alsof er iets miste. Eén component. De kracht was niet compleet. Ze staarde naar de sterren en schrok: er was geen maan. Een klomp ijs plofte in haar maag: geen maan. De vijfeenheid, waar Zalazar, Goderick, Helga en Rowena ook hun vijfeenheid hadden bezegeld. Hier. De magie was nog voelbaar. Maar er was geen maan. Alleen donkerte. Leegte. Stilte. Zwart.
Toch zou het gebeuren. Moest het gebeuren. Dit was het doel, hier kwam ze voor. Onbewust. Ongewild.
'Je bent een vijf hè, Quinten?' begon ze rustig terwijl ze zich naar hem toedraaide. Hij stond links van haar, een paar openingen verder dan Patrick. Zijn ogen gericht op haar en haar alleen.
'Hij… is… vijf'
'Wat… Vijf? Isa…'
'Geef me je volledige naam,' drong ze aan. Ze voelde dat de zandloper was omgekeerd, al veel te lang geleden. De tijd sijpelde weg en ze kon het niet stoppen. Maar dit, dit moest ze eerst weten. Voor ze hem ging verlaten wilde ze weten of zij het complement waren waar ze op had gehoopt.
'Quinten Eliphalet Dop,' antwoordde hij verbouwereerd.
Ze rekende snel. Q.E.D. Een vijf. Ze hoorden bij elkaar. Waarom dan toch niet? Waarom lag haar doel hier, en niet bij hem?
'Daarom…toch…niet'
'Donkerbruine ogen, Warmoranje haar, Zachtroze huid, Lichtgele botten.' Ze droeg het rijtje voor als een mantrum en krijste toen plotseling: 'Yggdrasill, hier ben ik.'
Onder haar ontstond verwarring, in de verte rommelde de donder. Dikke wolken pakten zich samen rond de stenenkring. Ze kende hem niet, Yggdrasil. De klanken kwamen uit haar mond, vormden onbekende woorden op haar lippen. Ze werd overgedragen aan de andere zijde. De zwarte zijde zonder licht aan de andere kant van de regenboog.
'Ahto haat me,' schreeuwde Isa de koele lucht in terwijl ze haar armen spreidde. De eerste paarse regendruppels vielen uit de hemel en de laatste gescheurde kleren lieten los van haar doorschijnende, bebloede lichaam. Aan haar voeten klonk gemompel. Ontsteltenis.
'Nee, Isa!' schreeuwde Quinten.
'Youmala houdt van me,' ging ze verder, met een vreemde glimlach rond haar lippen.
'Isa!'
Patrick legde een medelevende hand op zijn schouder.
Isa dacht niet langer na, liet de woorden stromen, sneller dan ze wilde, zodat het afgelopen zou zijn. Het voelde alsof ze zweefde. Ze was haar doel genaderd, het was vlakbij.
'Kun, Kootamoinen, waar ben je?'
'Ze zoekt de maan,' vertaalde Jirair, meer voor zichzelf dan voor de rest, 'de maan is weg. Vijftien maart, nieuwe maan.'
'Mammelainen, bescherm me!'
'Isa, nee!' Quinten had zich losgerukt en stond nu recht tegenover haar, tussen twee stenen van de kring.
'Ik ben Quinten. De vijf. De Kwintessens. Laat míj gaan.'
Hij schreeuwde nu tegen de hemel, waar een stortvloed aan druppels uit neerdaalde. 'Neem mij!'
'Nee… nee… nee'
Als antwoord sloeg de eerste bliksem in, middenin de kring, gevolgd door de eerste donderslag.
'Het goud, Isa!' echode de stem van Jirair vlak voor hij geraakt werd door het licht.
Er klonk geschreeuw buiten de kring, maar iedereen die de blauwe barrière probeerde te doorbreken werd achteruit gesmeten. In het midden van de kring lagen nu vier roerloze lichamen. Een dappere Griffoendor, een vlijtige Huffelpuf, een intelligente Ravenklauw en een ambitieuze Zwadderaar. Bovenop de dwarssteen stond Isa, de naakte Kwintessens.
Door de paarse stroom regen vloog een schim hoog boven hen.
Het Goud.
Isa scheurde het leren koord om haar nek kapot en hief de rode veer naar de hemel, samen met de Arquátuffér, die het toekijkende gezelschap in een oase van regenbogen hulde.
Felix slaakte een korte, bemoedigende kreet en liet drie felrode souvenirs vallen. Vlak voordat ze de grond raakten, veranderden ze in puur goud. De laatste drie goudstukken.
Zelf had ze er ook drie. Een gedachte, een veer en een regenboog. Natuurlijk zou ze het goud meenemen. Tot achter de regenboog.
Ze knielde, maar voelde geen steen. Ze was zichzelf niet meer, ze was er niet meer. Ze dacht niet meer, maar liet voor zich denken. Ze kon hun gezichten onderscheiden, streng doch rechtvaardig. De oudste zou er een einde aan maken, als het tijd was. Hun macht was oneindig.
'Tijd…tijd…tijd'
Ze opende haar armen en hief haar borst naar de sterren.
'Kalma, Sinettaret, neem me!'
'Nee!'
Een bliksemschicht verlichtte kort de hemel en haar hart, toen werd ook voor haar het leven zwart als de nacht.
Einde