28/08/2020, 22:00
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 22:02 door Saskiaatje.)
27 Paarse regen
Warme zon op haar huid. De geur van gedroogd gras.
Nee, niet weer deze droom.
'Open… je… ogen.'
Haar ogen gehoorzamen automatisch.
Geen stenen, geen uil, geen korenveld. Goddank.
'Isa.' Hij staat een eindje verderop, aan het water. Zijn bruine ogen wenken. 'Kom.'
Haar lippen plooien zich in een gulle lach.
'Quinten!'
Ik droom.
Ze rent op hem af, zijn lippen vinden de hare, ze omhelst zijn lieve lijf.
'Ik was zo bang dat ik je nooit meer terug zou zien,' bekent ze beschaamd.
'Je… bent… bang.'
'Ik heb je gemist.' Hij knuffelt haar. De zon brandt door hen heen. Hij maakt zich los uit haar armen.
'Wat gaan we doen?' vraagt ze nieuwsgierig.
'Zwemmen natuurlijk,' antwoordt hij, terwijl hij zijn klamme gewaad over zijn hoofd trekt. Zon op zijn gebruinde huid. Voor ze het weet trekt hij haar gewaad over haar verbaasde hoofd. Ze staan tegenover elkaar, in hun ondergoed.
'Kom.' Hij pakt haar hand en loopt het water in.
'Nee, stop!' gilt ze, terwijl het water om hun enkels klotst.
Nee, niet weer deze droom.
'Het is niet koud,' lacht hij, 'het is warm, voel maar.' Hij spettert haar nat.
'Quinten!' gilt ze, 'Hou op!' Tranen stromen over haar wangen terwijl ze haar hand uit de zijne trekt en het water uit klost. Hij blijft verrast achter. Een moment blijft hij staan. Dan rent hij haar achterna, pakt haar arm, draait haar om, kust de tranen van haar wangen.
'Sorry,' fluistert hij. 'Ik wist het niet.'
'Wist… het… niet.'
Ze rilt in zijn armen.
'Ik kan niet zwemmen, Quinten.'
'Je had het me nooit verteld, Isa.'
Ze schokschoudert, laat hem haar haar strelen.
'Het is niet diep hier aan de rand,' begint hij, 'we blijven tot waar je kunt staan. Kom, vertrouw me, Isa.' Hij pakt haar hand.
Ze voelt hoe het water omhoog kruipt. Langs haar kuiten, knieholten, halverwege haar bovenbenen, rond haar billen. Water komt nu ook uit de lucht, het regent warme druppels. Ze durft niet te kijken, haar ademhaling versnelt.
Hij merkt haar angst, kust haar hals.
'Ik ben bang, Quinten, water houdt niet van mij.'
'Ik hou wel van je, Isa, vertrouw me.'
'Water… haat… je'
Doe het niet, alsjeblieft. Doe het niet.
Ze ontspant onder zijn handen. Hij duwt hun lichamen verder het water in, de paarse regendruppels glijden van zijn neus.
'Vertrouw me,' fluistert hij, 'vertrouw me, Isa.'
Ze sluit haar ogen, geeft zich over.
Nee!
Het volgende moment is er geen bodem meer onder haar voeten. Ze stuikelt, kopje onder, wil roepen, spartelt. De kolkende massa, paars van de regen, trekt haar verder naar beneden. Zijn Helershanden laten haar los, gaan.
Dom kind!
Grote blauwpaarse golven kolken om haar heen. De zuiging komt van beneden, voert haar mee. Paarse bellen ontsnappen van tussen haar lippen.
Dom kind!
'Nee… niet… dom.'
Waar bemoei je je mee?
'Met… jouw… leven.'
Sorry? Wie zijn jullie?
'Urd… Verdandi… Skuld.'
Waarom?
'Open… je… ogen.'
Haar ogen gehoorzaamden automatisch.
Geen water. Geen bellen. Geen paarse regen. Geen stemmen. Stilte.
Hijgend schrok Isa rechtop in haar hemelbed. Onder haar klonk het gestommel van afdelingsgenoten in de leerlingenkamer, tussen de gordijnen vielen strepen licht op haar dekens en het boek. Isa kreunde. Ze was in slaap gevallen op het opengeslagen boek van Ilmatar, zodat de pagina nu gekreukeld en nat was. Madame Rommella zou hier alles behalve blij van worden.
Ze streek haar haar uit haar gezicht en zocht haar toverstok om de bladzijdes te repareren. Aan de geluiden te horen was het al ver in de middag, de bedden van Tyra, Ayla en Muriël waren leeg. Isa zette een raam open en gooide een klets water in haar gezicht.
Vanaf haar bed keek ze dromerig naar heer Palagon, die zijn lans poetste. Haar hersenen kwamen langzaam op gang, reconstrueerden gebeurtenissen. Ze was verdronken, had Quinten teruggezien, een briefje gekregen, Patrick ontmoet, de P gevonden. Ze ging dood.
Isa rommelde met haar dekens en vond het stukje perkament onder haar kussen.
'Het licht,' mompelde ze, 'welk licht? Regen, paarse regen. Waarom was de regen paars?'
'Achter… de… regenboog.'
'Nee, hou daar nou maar mee op,' sprak ze bestraffend tegen haar hoofd, 'er klopt iets niet. Wat klopt er niet. Isa, denk, denk na!'
'Het… boek… klopt.'
'Die vage krabbels?' spotte Isa, 'Dacht het toch- Oh, wacht even!'
Het boek klopte niet. Er miste een stukje. Eén stukje van de puzzel kwam uit het boek. Perkamentus zou nooit een oud en bijzonder boek beschadigen.
Het was Perkamentus niet. Hij had zijn handschrift niet veranderd, had haar niets willen laten weten. Anders had Sascha het toch wel gezegd? Perkamentus had al een hele tijd niets van zich laten horen. Eigenlijk al niets meer sinds ze hem 'gek' had genoemd. Bekommerde hij zich niet meer om haar? Ze ging nu al een redelijke tijd haar eigen gang. Alleen maar mooi. Maar ze zat nu met een schilderij, moest beginnen aan een nieuw. Voor hem. Waarom eigenlijk? Ze had zich redelijk uit kunnen leven in de blauwdruk, maar had nu wel weer zin in iets anders, iets nieuws.
'Oud… is… Nieuw.'
'Hou toch eens je mond!' Isa ging voor de spiegel staan en keek naar haar hoofd. 'Dat je je met mijn droom bemoeit, dat moet je zelf weten, maar houd je abstracte zinnen voor je in mijn dagelijks leven, wil je?'
Het bleef stil.
'Dankjewel.'
Haar hersenen waren duidelijk op hol geslagen. Ze spraken elkaar tegen en gooiden met gedachten door haar vermoeide hoofd. Isa kon het niet langer hebben.
'Iemand nog dingen die ik moet weten?' vroeg ze aan de stilte. 'Ik weet al dat ik doodga en ik weet dat ik bijzonder ben. Iemand nog iets nieuws? Over regenbogen wellicht?'
Isa sloeg haar handen voor haar gezicht en masseerde haar slapen.
'Pytty kan wel helpen, mevrouw.'
Isa keek naar het midden van de slaapzaal. De behulpzame huiself was er verschenen.
'Pytty?' Isa schudde verbaasd haar hoofd. 'Ik denk niet dat je me hiermee kunt helpen, Pytty, het zit in mijn hoofd.'
'Pytty heeft nog wel iets nieuws,' knikte het wezentje terwijl het haar handen uitstak. Isa pakte het reepje perkament aan zonder iets te zeggen en vouwde het open.
'Laat de kleuren niet vervagen, zoek, voor ze verdwenen zijn!'
'De regenboog,' fluisterde ze, 'ik zoek de regenboog. Ik ben een Regenboogjager.'
Ze keek op, maar de huiself was verdwenen. Waar was ze heen? Isa moest haar spreken, misschien wist ze meer. Konden huiselven schrijven? Schreef Pytty haar briefjes? Ze haastte zich naar de keukens en kietelde de peer.
'Mevrouw Ruyshof.' Een drietal huiselven kwam direct op haar afgerend en boog diep terwijl ze dienbladen met pasteitjes omhoog hielden.
'Nee, niets te eten, dankje,' glimlachte Isa vriendelijk naar de nederig neergeslagen tennisbalogen.
'Ik heb een vraagje,' ging ze verder, 'kennen jullie Pytty? Zij is ook een huiself hier op Zweinstein.'
'Nee mevrouw, geen Pytty werkt voor Zweinstein, mevrouw.' De meest rechtse elf schudde triest zijn hoofd. 'Dan moet ze van een particulier zijn, mevrouw.'
'Ja, van een particulier,' viel de middelste elf haar bij.
'Van een particulier,' herhaalde Isa ongelovig, terwijl ze zich omdraaide en de keukens uitliep, de huiselven met hun onaangeroerde pasteitjes achterlatend.
Ze herinnerde zich het prima, ze had al een keer eerder een briefje gehad van Pytty, de avond dat ze het kantoor van Perkamentus uit was gerend, omdat hij in haar gedachten had gezeten. De engerd. De andere briefjes waren zomaar uit het niets verschenen, tussen haar tekenspullen, onder haar kussen… Isa sloeg zichzelf voor haar hoofd en sprintte naar de Uilenvleugel.
Ze nam een stukje perkament uit het bakje wat daar hing en zocht een veer uit met een scherpe punt. Vervolgens doopte ze die in de inkt en schreef haar briefje.
'Patrick, hebben jullie een huiself?'
'Flora, kom eens meid, kom eens een briefje voor Isa bezorgen.' Flora knipperde loom met haar blauwe ogen, alsof ze net wakker was. Zo voel ik me nou ook altijd, dacht Isa.
'En zeg hem dat ik antwoord wil,' sprak ze tegen de uil terwijl ze het briefje aan haar poot bond.
Ze keek Flora na terwijl die in de verte verdween. Hoe had ze zo dom kunnen zijn? Als haar theorie klopte, nee, die moest wel kloppen. Het was geen toeval meer. Sophia Wilder had een uil gehad, Flora. Flora bezorgde briefjes. Sophia had het boek gelezen, Sophia sprak wartaal. Het enige wat ze niet kon, was schrijven, maar Patrick had zelf gezegd dat handschriften te fatsoeneren waren. Voor de bezorging had ze twee communicatiemiddelen. Behalve de uil, ook haar huiself: Pytty. Isa had zich nooit gerealiseerd dat de blaadjes niet uit de lucht kwamen vallen, maar het gevolg waren van het verschijnen en verdwijnen van een huiself. Natuurlijk wist ze dat die op de meest ongepaste tijden konden opduiken, maar dit verband had ze nooit gelegd.
Ze wandelde terug naar de slaapzaal en legde de briefjes onder elkaar.
Rood Oranje Geel Groen Blauw (Paars!), ik hou van jou...
Inktzwarte letters, bloedrood is voor jou,
want zonder dat ik anders kan, blijf ik je eeuwig trouw...
Poog uwzelven niet te redden, uwen noodlot is daarvoor te groot,
het bloeden is niet te stelpen, uit uwen aderen, bloedrood
In een eindeloze speurtocht, door het noodlot voorbestemd,
reikend naar de horizon, een doel dat niet bestaat.
Struikel niet, negeer de leugens, breek de kettingen,
vlieg, droom van vrijheid en eigen wil.
Achter de stromende regen ligt de schat,
ongrijpbaar voor reikende handen.
Blijf hopen, de zoektocht is eeuwig, vervul hem alleen.
Eenmaal voorbestemd kan weigeren niet,
hoger dan de hemel, achter de regenboog is het doel.
Lonkend schijnt het licht, ook in de nacht, vlieg daarom verder door
de regen, het is het zoeken waard.
Laat de kleuren niet vervagen, zoek, voor ze verdwenen zijn!
'Oké, Sophia,' sprak ze hardop tegen het perkament, 'zeg het maar, wat bedoel je met deze wartaal. Wat moet ik zoeken? En belangrijker: waar?'
Ze las ze in omgekeerde volgorde, gooide ze door elkaar en probeerde een rode lijn te ontdekken. Uiteindelijk legde ze ze toch weer op chronologische volgorde, mompelde de woorden voor zich uit. Er was geen touw aan vast te knopen. De eerste drie briefjes vormden totaal geen verhaal, dat leek pas te beginnen bij het vierde. Maar ook dat verhaal was te vaag. Sprak het vierde briefje van 'een doel dat niet bestaat', in het achtste briefje stond toch duidelijk dat het 'achter de regenboog' gelegen was. Zou ze een Regenboogjager zijn? Maar waar moest ze dan zoeken?
'Waar moet ik zoeken?' vroeg ze hulpeloos aan de briefjes. 'Waar moet ik beginnen?'
Ze liep naar het raam en keek over het terrein. Het schemerde al en in Hagrids hutje brandde licht. Ze miste iets. Het plaatje was niet compleet.
Niet compleet. Wat als de boodschap nog niet compleet was? Ze keerde terug naar haar bed en de briefjes en las ze opnieuw en opnieuw.
Plotseling was het duidelijk. Alles was duidelijk. De boodschap wás incompleet. Ze miste een laatste puzzelstukje en haar hart stond stil. Ze ging dood. Hier kon geen Patrick-logica meer tegenop. Ze ging sterven en wel binnenkort. Daarvoor was alleen nog het laatste briefje nodig. Ze schraapte haar keel.
'Pytty,' zei ze met onvaste stem, 'Pytty, geef me mijn laatste boodschap!'
Warme zon op haar huid. De geur van gedroogd gras.
Nee, niet weer deze droom.
'Open… je… ogen.'
Haar ogen gehoorzamen automatisch.
Geen stenen, geen uil, geen korenveld. Goddank.
'Isa.' Hij staat een eindje verderop, aan het water. Zijn bruine ogen wenken. 'Kom.'
Haar lippen plooien zich in een gulle lach.
'Quinten!'
Ik droom.
Ze rent op hem af, zijn lippen vinden de hare, ze omhelst zijn lieve lijf.
'Ik was zo bang dat ik je nooit meer terug zou zien,' bekent ze beschaamd.
'Je… bent… bang.'
'Ik heb je gemist.' Hij knuffelt haar. De zon brandt door hen heen. Hij maakt zich los uit haar armen.
'Wat gaan we doen?' vraagt ze nieuwsgierig.
'Zwemmen natuurlijk,' antwoordt hij, terwijl hij zijn klamme gewaad over zijn hoofd trekt. Zon op zijn gebruinde huid. Voor ze het weet trekt hij haar gewaad over haar verbaasde hoofd. Ze staan tegenover elkaar, in hun ondergoed.
'Kom.' Hij pakt haar hand en loopt het water in.
'Nee, stop!' gilt ze, terwijl het water om hun enkels klotst.
Nee, niet weer deze droom.
'Het is niet koud,' lacht hij, 'het is warm, voel maar.' Hij spettert haar nat.
'Quinten!' gilt ze, 'Hou op!' Tranen stromen over haar wangen terwijl ze haar hand uit de zijne trekt en het water uit klost. Hij blijft verrast achter. Een moment blijft hij staan. Dan rent hij haar achterna, pakt haar arm, draait haar om, kust de tranen van haar wangen.
'Sorry,' fluistert hij. 'Ik wist het niet.'
'Wist… het… niet.'
Ze rilt in zijn armen.
'Ik kan niet zwemmen, Quinten.'
'Je had het me nooit verteld, Isa.'
Ze schokschoudert, laat hem haar haar strelen.
'Het is niet diep hier aan de rand,' begint hij, 'we blijven tot waar je kunt staan. Kom, vertrouw me, Isa.' Hij pakt haar hand.
Ze voelt hoe het water omhoog kruipt. Langs haar kuiten, knieholten, halverwege haar bovenbenen, rond haar billen. Water komt nu ook uit de lucht, het regent warme druppels. Ze durft niet te kijken, haar ademhaling versnelt.
Hij merkt haar angst, kust haar hals.
'Ik ben bang, Quinten, water houdt niet van mij.'
'Ik hou wel van je, Isa, vertrouw me.'
'Water… haat… je'
Doe het niet, alsjeblieft. Doe het niet.
Ze ontspant onder zijn handen. Hij duwt hun lichamen verder het water in, de paarse regendruppels glijden van zijn neus.
'Vertrouw me,' fluistert hij, 'vertrouw me, Isa.'
Ze sluit haar ogen, geeft zich over.
Nee!
Het volgende moment is er geen bodem meer onder haar voeten. Ze stuikelt, kopje onder, wil roepen, spartelt. De kolkende massa, paars van de regen, trekt haar verder naar beneden. Zijn Helershanden laten haar los, gaan.
Dom kind!
Grote blauwpaarse golven kolken om haar heen. De zuiging komt van beneden, voert haar mee. Paarse bellen ontsnappen van tussen haar lippen.
Dom kind!
'Nee… niet… dom.'
Waar bemoei je je mee?
'Met… jouw… leven.'
Sorry? Wie zijn jullie?
'Urd… Verdandi… Skuld.'
Waarom?
'Open… je… ogen.'
Haar ogen gehoorzaamden automatisch.
Geen water. Geen bellen. Geen paarse regen. Geen stemmen. Stilte.
Hijgend schrok Isa rechtop in haar hemelbed. Onder haar klonk het gestommel van afdelingsgenoten in de leerlingenkamer, tussen de gordijnen vielen strepen licht op haar dekens en het boek. Isa kreunde. Ze was in slaap gevallen op het opengeslagen boek van Ilmatar, zodat de pagina nu gekreukeld en nat was. Madame Rommella zou hier alles behalve blij van worden.
Ze streek haar haar uit haar gezicht en zocht haar toverstok om de bladzijdes te repareren. Aan de geluiden te horen was het al ver in de middag, de bedden van Tyra, Ayla en Muriël waren leeg. Isa zette een raam open en gooide een klets water in haar gezicht.
Vanaf haar bed keek ze dromerig naar heer Palagon, die zijn lans poetste. Haar hersenen kwamen langzaam op gang, reconstrueerden gebeurtenissen. Ze was verdronken, had Quinten teruggezien, een briefje gekregen, Patrick ontmoet, de P gevonden. Ze ging dood.
Isa rommelde met haar dekens en vond het stukje perkament onder haar kussen.
'Het licht,' mompelde ze, 'welk licht? Regen, paarse regen. Waarom was de regen paars?'
'Achter… de… regenboog.'
'Nee, hou daar nou maar mee op,' sprak ze bestraffend tegen haar hoofd, 'er klopt iets niet. Wat klopt er niet. Isa, denk, denk na!'
'Het… boek… klopt.'
'Die vage krabbels?' spotte Isa, 'Dacht het toch- Oh, wacht even!'
Het boek klopte niet. Er miste een stukje. Eén stukje van de puzzel kwam uit het boek. Perkamentus zou nooit een oud en bijzonder boek beschadigen.
Het was Perkamentus niet. Hij had zijn handschrift niet veranderd, had haar niets willen laten weten. Anders had Sascha het toch wel gezegd? Perkamentus had al een hele tijd niets van zich laten horen. Eigenlijk al niets meer sinds ze hem 'gek' had genoemd. Bekommerde hij zich niet meer om haar? Ze ging nu al een redelijke tijd haar eigen gang. Alleen maar mooi. Maar ze zat nu met een schilderij, moest beginnen aan een nieuw. Voor hem. Waarom eigenlijk? Ze had zich redelijk uit kunnen leven in de blauwdruk, maar had nu wel weer zin in iets anders, iets nieuws.
'Oud… is… Nieuw.'
'Hou toch eens je mond!' Isa ging voor de spiegel staan en keek naar haar hoofd. 'Dat je je met mijn droom bemoeit, dat moet je zelf weten, maar houd je abstracte zinnen voor je in mijn dagelijks leven, wil je?'
Het bleef stil.
'Dankjewel.'
Haar hersenen waren duidelijk op hol geslagen. Ze spraken elkaar tegen en gooiden met gedachten door haar vermoeide hoofd. Isa kon het niet langer hebben.
'Iemand nog dingen die ik moet weten?' vroeg ze aan de stilte. 'Ik weet al dat ik doodga en ik weet dat ik bijzonder ben. Iemand nog iets nieuws? Over regenbogen wellicht?'
Isa sloeg haar handen voor haar gezicht en masseerde haar slapen.
'Pytty kan wel helpen, mevrouw.'
Isa keek naar het midden van de slaapzaal. De behulpzame huiself was er verschenen.
'Pytty?' Isa schudde verbaasd haar hoofd. 'Ik denk niet dat je me hiermee kunt helpen, Pytty, het zit in mijn hoofd.'
'Pytty heeft nog wel iets nieuws,' knikte het wezentje terwijl het haar handen uitstak. Isa pakte het reepje perkament aan zonder iets te zeggen en vouwde het open.
'Laat de kleuren niet vervagen, zoek, voor ze verdwenen zijn!'
'De regenboog,' fluisterde ze, 'ik zoek de regenboog. Ik ben een Regenboogjager.'
Ze keek op, maar de huiself was verdwenen. Waar was ze heen? Isa moest haar spreken, misschien wist ze meer. Konden huiselven schrijven? Schreef Pytty haar briefjes? Ze haastte zich naar de keukens en kietelde de peer.
'Mevrouw Ruyshof.' Een drietal huiselven kwam direct op haar afgerend en boog diep terwijl ze dienbladen met pasteitjes omhoog hielden.
'Nee, niets te eten, dankje,' glimlachte Isa vriendelijk naar de nederig neergeslagen tennisbalogen.
'Ik heb een vraagje,' ging ze verder, 'kennen jullie Pytty? Zij is ook een huiself hier op Zweinstein.'
'Nee mevrouw, geen Pytty werkt voor Zweinstein, mevrouw.' De meest rechtse elf schudde triest zijn hoofd. 'Dan moet ze van een particulier zijn, mevrouw.'
'Ja, van een particulier,' viel de middelste elf haar bij.
'Van een particulier,' herhaalde Isa ongelovig, terwijl ze zich omdraaide en de keukens uitliep, de huiselven met hun onaangeroerde pasteitjes achterlatend.
Ze herinnerde zich het prima, ze had al een keer eerder een briefje gehad van Pytty, de avond dat ze het kantoor van Perkamentus uit was gerend, omdat hij in haar gedachten had gezeten. De engerd. De andere briefjes waren zomaar uit het niets verschenen, tussen haar tekenspullen, onder haar kussen… Isa sloeg zichzelf voor haar hoofd en sprintte naar de Uilenvleugel.
Ze nam een stukje perkament uit het bakje wat daar hing en zocht een veer uit met een scherpe punt. Vervolgens doopte ze die in de inkt en schreef haar briefje.
'Patrick, hebben jullie een huiself?'
'Flora, kom eens meid, kom eens een briefje voor Isa bezorgen.' Flora knipperde loom met haar blauwe ogen, alsof ze net wakker was. Zo voel ik me nou ook altijd, dacht Isa.
'En zeg hem dat ik antwoord wil,' sprak ze tegen de uil terwijl ze het briefje aan haar poot bond.
Ze keek Flora na terwijl die in de verte verdween. Hoe had ze zo dom kunnen zijn? Als haar theorie klopte, nee, die moest wel kloppen. Het was geen toeval meer. Sophia Wilder had een uil gehad, Flora. Flora bezorgde briefjes. Sophia had het boek gelezen, Sophia sprak wartaal. Het enige wat ze niet kon, was schrijven, maar Patrick had zelf gezegd dat handschriften te fatsoeneren waren. Voor de bezorging had ze twee communicatiemiddelen. Behalve de uil, ook haar huiself: Pytty. Isa had zich nooit gerealiseerd dat de blaadjes niet uit de lucht kwamen vallen, maar het gevolg waren van het verschijnen en verdwijnen van een huiself. Natuurlijk wist ze dat die op de meest ongepaste tijden konden opduiken, maar dit verband had ze nooit gelegd.
Ze wandelde terug naar de slaapzaal en legde de briefjes onder elkaar.
Rood Oranje Geel Groen Blauw (Paars!), ik hou van jou...
Inktzwarte letters, bloedrood is voor jou,
want zonder dat ik anders kan, blijf ik je eeuwig trouw...
Poog uwzelven niet te redden, uwen noodlot is daarvoor te groot,
het bloeden is niet te stelpen, uit uwen aderen, bloedrood
In een eindeloze speurtocht, door het noodlot voorbestemd,
reikend naar de horizon, een doel dat niet bestaat.
Struikel niet, negeer de leugens, breek de kettingen,
vlieg, droom van vrijheid en eigen wil.
Achter de stromende regen ligt de schat,
ongrijpbaar voor reikende handen.
Blijf hopen, de zoektocht is eeuwig, vervul hem alleen.
Eenmaal voorbestemd kan weigeren niet,
hoger dan de hemel, achter de regenboog is het doel.
Lonkend schijnt het licht, ook in de nacht, vlieg daarom verder door
de regen, het is het zoeken waard.
Laat de kleuren niet vervagen, zoek, voor ze verdwenen zijn!
'Oké, Sophia,' sprak ze hardop tegen het perkament, 'zeg het maar, wat bedoel je met deze wartaal. Wat moet ik zoeken? En belangrijker: waar?'
Ze las ze in omgekeerde volgorde, gooide ze door elkaar en probeerde een rode lijn te ontdekken. Uiteindelijk legde ze ze toch weer op chronologische volgorde, mompelde de woorden voor zich uit. Er was geen touw aan vast te knopen. De eerste drie briefjes vormden totaal geen verhaal, dat leek pas te beginnen bij het vierde. Maar ook dat verhaal was te vaag. Sprak het vierde briefje van 'een doel dat niet bestaat', in het achtste briefje stond toch duidelijk dat het 'achter de regenboog' gelegen was. Zou ze een Regenboogjager zijn? Maar waar moest ze dan zoeken?
'Waar moet ik zoeken?' vroeg ze hulpeloos aan de briefjes. 'Waar moet ik beginnen?'
Ze liep naar het raam en keek over het terrein. Het schemerde al en in Hagrids hutje brandde licht. Ze miste iets. Het plaatje was niet compleet.
Niet compleet. Wat als de boodschap nog niet compleet was? Ze keerde terug naar haar bed en de briefjes en las ze opnieuw en opnieuw.
Plotseling was het duidelijk. Alles was duidelijk. De boodschap wás incompleet. Ze miste een laatste puzzelstukje en haar hart stond stil. Ze ging dood. Hier kon geen Patrick-logica meer tegenop. Ze ging sterven en wel binnenkort. Daarvoor was alleen nog het laatste briefje nodig. Ze schraapte haar keel.
'Pytty,' zei ze met onvaste stem, 'Pytty, geef me mijn laatste boodschap!'