28/08/2020, 21:59
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 22:00 door Saskiaatje.)
26 Bloedrood
Het lukte niet. Isa gooide haar penseel geïrriteerd door de slaapzaal, waar de grijze verf een spoor achterliet op de gordijnen van Tyra's hemelbed. Ze was moe. Heel moe. Eigenlijk te moe om een penseel vast te houden, maar zéker te moe om zoiets fijns als een lans te schilderen. Haar ridder was nu uitgerust met een wapen dat veel te groot voor hem was.
'Sanitato.' Isa wees zuchtend op de veeg. 'Accio penseel.' Ze liet zich achterover op haar bed vallen.
Net nu het schilderij bijna klaar was kon ze zich met geen mogelijkheid meer concentreren. Als ze haar ogen sloot, zelfs als ze ermee knipperde al, doemden de inktzwarte letters op voor haar gesloten oogleden. Achter de regenboog.
Ze had zich pas later, véél later, vannacht pas, het gesprek herinnerd dat ze met zichzelf had gevoerd. Hoe ze die nacht de volle maan had bewonderd, die haar van binnen altijd verwarmde, alsof ze thuiskwam na een lange dag. Hoe ze had gevraagd of haar vader die maan voor haar uit de lucht kon pakken, zodat ze hem altijd bij zich zou dragen, tot hij zo klein was geworden, dat een nieuwe maancyclus zou beginnen. Zou de maan het zien, haar doel? Zou de maan achter de regenboog kunnen kijken? Isa vond haar gedachten niet eens meer vreemd. Haar Dreuzelnatuurkundig geschoolde hersenen waren niet in staat om zoiets te bevatten, 'voorbij' de regenboog reizen was onmogelijk. Ze probeerde er niet langer over na te denken. De magie was er niet langer om te begrijpen, zoals ze van Sascha had geleerd, maar om te doen. En ze kon het. De Oermagie hielp.
Maar het doel, wat was het doel? Moest ze op zoek naar de ontbrekende goudstukken? Die waren toch goed opgeborgen? En wat als ze ze dan allemaal had verzameld, moest ze dan Voldemort verslaan? Kon ze dat, omdat hij maar drie goudstukken had en zij zes? Omdat ze Oermagisch was? Was ze daarom voorbestemd? Er miste iets. Isa miste iets. Een hint, of iets dergelijks. Alsof haar hele leven al in het teken had gestaan van de regenboog, en Isa dat niet had beseft. Natuurlijk, ze was geboren onder een regenboog. Maar aan welke kant? En hoe kwam ze dan bij de andere?
Ze miste de tijd waarin Quintens ogen haar hoofd hadden gevuld met liefde, de allesverdringende kracht waardoor haar zorgen waren verdwenen, haar angsten uitgebannen. Waarin het doel niets anders was geweest dan zijn lippen, waar zij de hare op gedrukt had. Keer, op keer, op keer...
'Ik haat maandagen,' klonk het gedempt achter haar rug. 'Niet te geloven dat ik in slaap ben gevallen bij professor Kist. Ik kan me totaal niet concentreren.'
'Kom op, Ayla, iedereen valt in slaap bij professor Kist, stel je niet aan.'
'Ik niet!' Ondanks de dempingsspreuk hoorde Isa de wanhoop in Ayla's stem. 'Snappen jullie het dan niet? De laatste examens komen eraan, dit is het moment, we moeten nu scoren!'
'Schat, je bent helemaal oververhit, kom even afkoelen.' Muriël trok haar toverstok en bespatte Ayla met kleine waterdruppeltjes.
'Kijk uit voor mijn verf,' bromde Isa terwijl ze ingespannen tuurde naar het harnas, waar ze de laatste likjes zilvergijze verf op smeerde.
'Oh, kijk nou, ze zegt wat,' spotte Tyra, 'ik dacht dat die tong onderhand wel vastgekleefd zou zitten.'
Isa keek op en haar ogen ontmoetten drie paar verwijtende pupillen.
'Ik wil niet praten,' reageerde ze defensief terwijl ze het penseel weglegde en haar Kinematicaboek pakte.
'Mooi, wij ook niet.' Tyra draaide zich om. 'Voor het geval je het niet had gemerkt, Oermagiër, Griffoendor heeft van Huffelpuf gewonnen en dat betekent dat we ze moeten verslaan om nog kampioen te worden. Dit deel van de drie-eenheid verlaat daarom nu deze ruimte om te gaan trainen. Zwerkbal, weet je wel?'
Isa haalde haar schouders op en sloeg het boek demonstratief open.
Muriël aarzelde, maar liep uiteindelijk ook de slaapzaal uit.
Ze was nu alleen met Ayla. Die gooide een stuk perkament in haar schoot.
'Flora kwam dit afleveren in de leerlingenkamer. Misschien is het slim om die dempingsspreuk hier,' Ayla gebaarde naar de onzichtbare luchtbel waarin Isa zich bevond, 'op te heffen, zodat je het zelf hoort als je uil op het raam tikt.' Ze liep haar vriendinnen achterna en sloot de deur met een zachte klik. Met geen woord had ze gerept over het feit dat Isa al een week niet met hen gesproken had. Dat ze gespijbeld had, niets gegeten, te weinig geslapen. Zie je wel, dacht Isa triomfantelijk, echte vriendinnen zouden bezorgd zijn, deze hebben geen vriendschap over voor mij. Het perkament zou wel weer van Perkamentus komen. Met de mededeling dat hij 'weliswaar' uitkeek naar haar schilderij 'maar' ook vond dat ze nu eindelijk weer eens wat lessen moest gaan volgen.
Bespaar me je gezeur, dacht Isa en haalde de brief van de tekst die ze aan het lezen was. Haar ridder zou straks kunnen lopen door andere schilderijen dan het zijne, kunnen praten, kunnen vechten. Haar heer Palagon, zijn voorlopige naam, zou het eerste bewijs zijn van haar Kinematicakunst en -kunde. Ze pakte het perkament waar ze zijn karaktereigenschappen op had geschreven en grinnikte om de vreemde persoonlijkheid die haar figuurtje zou hebben als ze met hem klaar was. Ze wilde álles op hem uitproberen voor ze begon aan het definitieve schilderij.
'Je krijgt een leven,' fluisterde ze teder naar haar eigen penseelstreken. Voor de laatste keer controleerde ze alle centimeters van het doek. Er was geen wit plekje meer te bekennen. Bevend kwam de eerste bezwering over haar lippen en al snel volgden de ingewikkeldere. Het gras kon nu opgegeten worden door de pony, de ridder kon zijn edele dier aaien, met zijn lans zwaaien en zich direct richten tot de bekijker van het schilderij. Hij kreeg karaktertrekjes, werd lichtgeraakt, maar ook behulpzaam, dapper, maar ook onhandig. Zoals het boek had aanbevolen, bewaarde ze de mobilisatiespreuken op haar heer Palagon voor het laatst. In het hoekje priegelde ze de Latijnse spreuk 'Isa me pinxit anno 1972'.
Vervolgens begon het wachten. Alle bezweringen moesten doordringen tot de diepste lagen verf, en dat waren er nog al wat. Even dacht Isa dat alles mislukt was, maar het volgende moment trok de pony een hap gras uit de grond en staarde de ridder haar verbaasd aan.
'Hallo,' grijnsde ze naar haar nu levende creatie.
'Lach je me uit?' piepte hij beledigd, 'Daar zul je voor boeten! Heft het zwaard, kruist den degens, ik daag je uit voor een toernooi!'
Isa had in geen tijden zo hard gelachen. Dit was absoluut geweldig. Ze kuste het Kinematicaboek en keek geamuseerd toe hoe heer Palagon op zijn pony probeerde te klimmen en ten slotte het beeld uitliep. Hij liet haar alleen achter met de pony.
'Je zult het er nog zwaar mee krijgen,' sprak ze tegen het beest, 'sorry daarvoor.'
Terwijl ze een pluk haar achter haar oor schoof, plofte ze in een leunstoel en draaide de envelop om. Het handschrift kwam haar bekend voor, maar het was Perkamentus niet, dit was Quinten. Isa voelde haar hart een sprongetje maken.
Lieve Isa,
Ik voel me leeg,
hunker naar de liefde die ik van je kreeg.
Mijn regen zoekt jouw zonneschijn,
laat ons samen de regenboog zijn.
Quinten
Haar glimlach verdween, de regenboog, hij ook al! Laat ons samen de regenboog zijn. Ze walgde. Wat een misplaatste poëzie. Toch verschenen er blosjes op haar wangen bij de gedachte aan zijn donkere ogen, zijn warme handen, zijn lieve glimlach en zijn zachte lippen. Ja, ze wilde hem terug. Heel graag terug. Het was nooit echt weggeweest, haar liefde voor hem. Kennelijk ook niet andersom, al had dat wel zo geleken. Híj had er toch een einde aan gemaakt? Ze pakte een ganzenveer, krabbelde 'Waar en wanneer? Ik zal er zijn.' op de achterkant van het perkament en liep de leerlingenkamer in, op zoek naar Flora. Ze was er niet meer en Isa besloot om een bezoekje te brengen aan de Uilenvleugel. Wie weet zou ze heer Palagon nog tegenkomen in ander schilderij, zo hard zou hij niet kunnen lopen in zijn onhandige harnas.
'Er staat een jongen buiten op je te wachten,' wist een derdejaars haar te vertellen.
Isa slikte, zou hij hier nu al zijn? Wat moest ze zeggen, wat moest ze doen? Ze voelde hoe het bloed naar haar hoofd steeg en schudde verward haar hoofd terwijl haar hart bonkte tot in haar keel.
'Hij... zoekt... je'
'Bedankt,' mompelde ze, en liep de leerlingenkamer uit.
Het was Patrick.
Bijna slaakte ze een zucht van verlichting, maar tegelijkertijd voelde ze de vlinders in haar buik verdwijnen met de snelheid van een lamstraal. Hij had haar met een klap terug op aarde gebracht, terwijl ze nog wel even van het uitzicht vanaf haar roze wolk had willen genieten.
'Heb je even tijd?'
'Eh... Ja?'
Hij keek ook een beetje aarzelend, droeg een dik boek onder zijn arm en trok haar mee een verlaten lokaal in. Ze liet zich gewillig op een stoel vallen en keek hem vragend aan. Hij schraapte zijn keel en zocht haar blik.
'Ik heb je P gevonden.'
'Mijn wat?'
Hij sloeg het boek voor haar open op de juiste pagina en Isa zag hem meteen. Omgeven door de bloemenranken, de sierlijke krullen.
'Poog,' mompelde ze verschrikt.
De bladzijde was leeg, het was één zin die uit vier regels bestond en de hele pagina besloeg.
'Poog uwzelven niet te helpen,
uwen noodlot is daarvoor te groot:
het bloeden is niet te stelpen,
uit uwen aderen, bloedrood.'
Waar ze de vlinders net nog hoorde gonzen door haar hoofd, was het nu opvallend stil. Al het bloed trok weg uit haar gezicht.
'Patrick?' zei ze schor.
'Ja Isa?'
'Ik denk dat ik dood ga.'
'Doe normaal,' schrok hij op. 'Iedereen gaat dood. Dit is maar een zin, eeuwen geleden opgeschreven door… Hoe heet ze ook alweer.'
Hij sloeg het boek dicht met zijn vinger ertussen als bladwijzer.
'Ilmatar,' zeiden ze tegelijk.
Isa verborg haar hoofd in haar handen. Duizend gedachten. Eentje keerde steeds terug. Waarom heb je dat boek nog niet gelezen? Waarom heb je dat vervloekte boek nou nog niet gelezen?
'Een of andere Voorspellend Rekenaarster, schijnt,' ging hij verder. 'Ze deed nogal veel met kleuren. Daarom zal er ook wel een regenboog op de kaft staan. Maar dat is absoluut geen reden om te denken dat je dóódgaat, hoe kom je daar nou weer bij.'
'Patrick,' onderbrak ze hem zacht. Hij hield zijn mond.
'Dat boek ligt op mijn nachtkastje.'
'O, had je hem zelf ook al gevonden?'
'Nee,' fluisterde ze, 'ik was er nog niet in begonnen. Mijn God, dat boek ligt er al een maand. Dit kan geen toeval zijn, ik geloof niet meer in toeval.' Ze rilde paniekerig en Patrick sloeg automatisch een arm om haar heen.
'Toeval... bestaat... niet.'
'Wacht even… Hij heeft het je verteld, niet waar?'
'Wat?' Ze keek verward op en wurmde zich los uit zijn omhelzing.
'Perkamentus. Het is nu duidelijk, Isa. Perkamentus stuurde je de briefjes omdat hij je op die manier wilde vertellen wat er met je aan de hand is. Hoe speciaal je bent. Het is goed dat alles er nu uit is. Het is klaar, geen mysterieuze boodschappen meer. Je weet het nu.'
'Maar, het handschrift –'
'Kom, kom, niet zo naïef, hij weet ook wel dat jij zijn handschrift kent. Iedereen kan zijn eigen handschrift vertoveren.'
'Denk je het echt?'
'Ik ben geen Schouwer geworden omdat ik geen losse eindjes aan elkaar kan knopen,' glimlachte hij. 'Je bent speciaal, Isa, en Perkamentus wist dat. Hij wilde het je alleen op deze manier vertellen.'
Isa sloot haar ogen en schudde haar hoofd.
'Ik weet het niet,' zuchtte ze. Iets verzette zich tegen het idee dat het zo simpel was.
'Heb je nog briefjes gekregen de afgelopen tijd?' informeerde hij zakelijk.
'Gisteren nog,' knikte ze, 'Eenmaal voorbestemd kan weigeren niet,
hoger dan de hemel, achter de regenboog is het doel.'
'Zie je, hij vertelde je dat je in het boek van Ilmatar moest kijken.' Patrick keek haar triomfantelijk aan.
'Maar waar ben ik voor voorbestemd dan? Wat is het doel?'
'Om Oermagische krachten te bezitten.'
Het was even stil. Isa's hersenen maakten van die stilte gebruik om op volle toeren gedachten door elkaar te mengen zodat het haar duizelde. Alle vezels in haar lichaam waren het ermee eens: er klopte iets niet, ze vergat iets. Híj vergat iets. Ze was te moe om de woorden die in haar hoofd gefluisterd werden te verstaan. Ze kon niet anders dan accepteren dat hij gelijk had.
'Bedankt.'
'Graag gedaan. Het was min of meer toeval hoor.' Hij klopte op het boek. 'Sophia was erin aan het lezen vanochtend, ze citeerde hele lappen tekst. Ik herkende de versieringen. Wat een vergezochte theorieën staan erin zeg.' Hij rolde zijn ogen en Isa glimlachte. Ze zag het al helemaal voor zich, oma Wilder die voorlas en niet te stoppen was.
'Goed, ik ga weer. Veel plezier met schilderen nog.'
'Hoe weet je –'
Hij wees naar haar vingers, waar de zilverkleurige verf nog aan kleefde. Ze trok haar toverstok en wiste de sporen.
'Bedankt, nogmaals,' glimlachte ze.
'Tot de volgende keer.'
Hij beende met het boek onder zijn arm het lokaal uit.
Isa haastte zich achter hem aan, terug naar haar leerlingenkamer, naar de slaapzaal. Ze tilde hijgend het loodzware boek op haar bed, sprong er zelf ook in en trok de gordijnen rondom dicht. Pagina 151, had ze onthouden.
Hij stond er niet. De P was weg. Het hoekje van de pagina was er zorgvuldig uitgescheurd, zodat de zin er pas vanaf het tweede streepje van de eerste letter van het tweede woord stond. Isa was niet eens verbaasd. Ze trok haar koffer onder het bed vandaan en raapte de stukken perkament van de bodem. Ze spreidde ze uit op de dekens en pakte het stuk met de P. Het paste precies. In een roes bladerde ze door het boek. Dit was het boek van het doel, het boek van haar leven. Hier had de briefjesschrijver ook in gebladerd en hij had deze P uitgekozen om aan haar te sturen. Hier moesten meer hints in staan. Naast uitgebreide tabellen met beschrijvingen over Indolassi en Tempestassi, snapte Isa al snel waarom Patrick het boek grote onzin vond. Op sommige bladzijdes stond maar één letter, op andere vreemde gedichten, veelal zonder uitleg. Het was een samenraapsel van schrijfsels waar Isa zich geen raad mee wist. Af en toe dacht ze een zin van een briefje te herkennen, maar ze stonden er nooit helemaal.
'Dit... is... het'
Plotseling viel haar oog op een wel heel kleurrijke pagina. Zweinsteinbindersgedicht stond erboven. De randen waren versierd met rode, blauwe, gele en groene schilden en bloemenranken, terwijl de rest van het boek vrij sober gekleurd was. De pagina ernaast besloeg in zijn geheel een inleidend verhaal over de theorie van de stichters en hun verbinding met de vier elementen. Isa bekeek het gedicht. Het was een opeenstapeling van woorden.
Zwart Paars Rood
Blauw Goud Blauw
Groen Geel Grijs
Zwart Groen Wit
Donkerbruin Warmoranje Zachtroze Lichtgeel
Wit Groen Zwart
Grijs Geel Groen
Blauw Goud Blauw
Rood Paars Zwart
Ze kon er geen wijs uit worden. Opnieuw was Ilmatar een cruciaal stuk uitleg vergeten. Isa bladerde naar de volgende pagina, maar vond ook daar geen verhelderende tekst.
'Zwart, paars, rood,' mompelde ze, 'blauw, goud, blauw.'
De klanken hingen nog in de lucht toen een stuk perkament op het opengeslagen boek viel.
Lonkend schijnt het licht, ook in de nacht, vlieg daarom verder door
de regen, het is het zoeken waard.
Isa kreunde en liet zich achterover in de kussens vallen, klaar voor een nieuwe slapeloze nacht.
Het lukte niet. Isa gooide haar penseel geïrriteerd door de slaapzaal, waar de grijze verf een spoor achterliet op de gordijnen van Tyra's hemelbed. Ze was moe. Heel moe. Eigenlijk te moe om een penseel vast te houden, maar zéker te moe om zoiets fijns als een lans te schilderen. Haar ridder was nu uitgerust met een wapen dat veel te groot voor hem was.
'Sanitato.' Isa wees zuchtend op de veeg. 'Accio penseel.' Ze liet zich achterover op haar bed vallen.
Net nu het schilderij bijna klaar was kon ze zich met geen mogelijkheid meer concentreren. Als ze haar ogen sloot, zelfs als ze ermee knipperde al, doemden de inktzwarte letters op voor haar gesloten oogleden. Achter de regenboog.
Ze had zich pas later, véél later, vannacht pas, het gesprek herinnerd dat ze met zichzelf had gevoerd. Hoe ze die nacht de volle maan had bewonderd, die haar van binnen altijd verwarmde, alsof ze thuiskwam na een lange dag. Hoe ze had gevraagd of haar vader die maan voor haar uit de lucht kon pakken, zodat ze hem altijd bij zich zou dragen, tot hij zo klein was geworden, dat een nieuwe maancyclus zou beginnen. Zou de maan het zien, haar doel? Zou de maan achter de regenboog kunnen kijken? Isa vond haar gedachten niet eens meer vreemd. Haar Dreuzelnatuurkundig geschoolde hersenen waren niet in staat om zoiets te bevatten, 'voorbij' de regenboog reizen was onmogelijk. Ze probeerde er niet langer over na te denken. De magie was er niet langer om te begrijpen, zoals ze van Sascha had geleerd, maar om te doen. En ze kon het. De Oermagie hielp.
Maar het doel, wat was het doel? Moest ze op zoek naar de ontbrekende goudstukken? Die waren toch goed opgeborgen? En wat als ze ze dan allemaal had verzameld, moest ze dan Voldemort verslaan? Kon ze dat, omdat hij maar drie goudstukken had en zij zes? Omdat ze Oermagisch was? Was ze daarom voorbestemd? Er miste iets. Isa miste iets. Een hint, of iets dergelijks. Alsof haar hele leven al in het teken had gestaan van de regenboog, en Isa dat niet had beseft. Natuurlijk, ze was geboren onder een regenboog. Maar aan welke kant? En hoe kwam ze dan bij de andere?
Ze miste de tijd waarin Quintens ogen haar hoofd hadden gevuld met liefde, de allesverdringende kracht waardoor haar zorgen waren verdwenen, haar angsten uitgebannen. Waarin het doel niets anders was geweest dan zijn lippen, waar zij de hare op gedrukt had. Keer, op keer, op keer...
'Ik haat maandagen,' klonk het gedempt achter haar rug. 'Niet te geloven dat ik in slaap ben gevallen bij professor Kist. Ik kan me totaal niet concentreren.'
'Kom op, Ayla, iedereen valt in slaap bij professor Kist, stel je niet aan.'
'Ik niet!' Ondanks de dempingsspreuk hoorde Isa de wanhoop in Ayla's stem. 'Snappen jullie het dan niet? De laatste examens komen eraan, dit is het moment, we moeten nu scoren!'
'Schat, je bent helemaal oververhit, kom even afkoelen.' Muriël trok haar toverstok en bespatte Ayla met kleine waterdruppeltjes.
'Kijk uit voor mijn verf,' bromde Isa terwijl ze ingespannen tuurde naar het harnas, waar ze de laatste likjes zilvergijze verf op smeerde.
'Oh, kijk nou, ze zegt wat,' spotte Tyra, 'ik dacht dat die tong onderhand wel vastgekleefd zou zitten.'
Isa keek op en haar ogen ontmoetten drie paar verwijtende pupillen.
'Ik wil niet praten,' reageerde ze defensief terwijl ze het penseel weglegde en haar Kinematicaboek pakte.
'Mooi, wij ook niet.' Tyra draaide zich om. 'Voor het geval je het niet had gemerkt, Oermagiër, Griffoendor heeft van Huffelpuf gewonnen en dat betekent dat we ze moeten verslaan om nog kampioen te worden. Dit deel van de drie-eenheid verlaat daarom nu deze ruimte om te gaan trainen. Zwerkbal, weet je wel?'
Isa haalde haar schouders op en sloeg het boek demonstratief open.
Muriël aarzelde, maar liep uiteindelijk ook de slaapzaal uit.
Ze was nu alleen met Ayla. Die gooide een stuk perkament in haar schoot.
'Flora kwam dit afleveren in de leerlingenkamer. Misschien is het slim om die dempingsspreuk hier,' Ayla gebaarde naar de onzichtbare luchtbel waarin Isa zich bevond, 'op te heffen, zodat je het zelf hoort als je uil op het raam tikt.' Ze liep haar vriendinnen achterna en sloot de deur met een zachte klik. Met geen woord had ze gerept over het feit dat Isa al een week niet met hen gesproken had. Dat ze gespijbeld had, niets gegeten, te weinig geslapen. Zie je wel, dacht Isa triomfantelijk, echte vriendinnen zouden bezorgd zijn, deze hebben geen vriendschap over voor mij. Het perkament zou wel weer van Perkamentus komen. Met de mededeling dat hij 'weliswaar' uitkeek naar haar schilderij 'maar' ook vond dat ze nu eindelijk weer eens wat lessen moest gaan volgen.
Bespaar me je gezeur, dacht Isa en haalde de brief van de tekst die ze aan het lezen was. Haar ridder zou straks kunnen lopen door andere schilderijen dan het zijne, kunnen praten, kunnen vechten. Haar heer Palagon, zijn voorlopige naam, zou het eerste bewijs zijn van haar Kinematicakunst en -kunde. Ze pakte het perkament waar ze zijn karaktereigenschappen op had geschreven en grinnikte om de vreemde persoonlijkheid die haar figuurtje zou hebben als ze met hem klaar was. Ze wilde álles op hem uitproberen voor ze begon aan het definitieve schilderij.
'Je krijgt een leven,' fluisterde ze teder naar haar eigen penseelstreken. Voor de laatste keer controleerde ze alle centimeters van het doek. Er was geen wit plekje meer te bekennen. Bevend kwam de eerste bezwering over haar lippen en al snel volgden de ingewikkeldere. Het gras kon nu opgegeten worden door de pony, de ridder kon zijn edele dier aaien, met zijn lans zwaaien en zich direct richten tot de bekijker van het schilderij. Hij kreeg karaktertrekjes, werd lichtgeraakt, maar ook behulpzaam, dapper, maar ook onhandig. Zoals het boek had aanbevolen, bewaarde ze de mobilisatiespreuken op haar heer Palagon voor het laatst. In het hoekje priegelde ze de Latijnse spreuk 'Isa me pinxit anno 1972'.
Vervolgens begon het wachten. Alle bezweringen moesten doordringen tot de diepste lagen verf, en dat waren er nog al wat. Even dacht Isa dat alles mislukt was, maar het volgende moment trok de pony een hap gras uit de grond en staarde de ridder haar verbaasd aan.
'Hallo,' grijnsde ze naar haar nu levende creatie.
'Lach je me uit?' piepte hij beledigd, 'Daar zul je voor boeten! Heft het zwaard, kruist den degens, ik daag je uit voor een toernooi!'
Isa had in geen tijden zo hard gelachen. Dit was absoluut geweldig. Ze kuste het Kinematicaboek en keek geamuseerd toe hoe heer Palagon op zijn pony probeerde te klimmen en ten slotte het beeld uitliep. Hij liet haar alleen achter met de pony.
'Je zult het er nog zwaar mee krijgen,' sprak ze tegen het beest, 'sorry daarvoor.'
Terwijl ze een pluk haar achter haar oor schoof, plofte ze in een leunstoel en draaide de envelop om. Het handschrift kwam haar bekend voor, maar het was Perkamentus niet, dit was Quinten. Isa voelde haar hart een sprongetje maken.
Lieve Isa,
Ik voel me leeg,
hunker naar de liefde die ik van je kreeg.
Mijn regen zoekt jouw zonneschijn,
laat ons samen de regenboog zijn.
Quinten
Haar glimlach verdween, de regenboog, hij ook al! Laat ons samen de regenboog zijn. Ze walgde. Wat een misplaatste poëzie. Toch verschenen er blosjes op haar wangen bij de gedachte aan zijn donkere ogen, zijn warme handen, zijn lieve glimlach en zijn zachte lippen. Ja, ze wilde hem terug. Heel graag terug. Het was nooit echt weggeweest, haar liefde voor hem. Kennelijk ook niet andersom, al had dat wel zo geleken. Híj had er toch een einde aan gemaakt? Ze pakte een ganzenveer, krabbelde 'Waar en wanneer? Ik zal er zijn.' op de achterkant van het perkament en liep de leerlingenkamer in, op zoek naar Flora. Ze was er niet meer en Isa besloot om een bezoekje te brengen aan de Uilenvleugel. Wie weet zou ze heer Palagon nog tegenkomen in ander schilderij, zo hard zou hij niet kunnen lopen in zijn onhandige harnas.
'Er staat een jongen buiten op je te wachten,' wist een derdejaars haar te vertellen.
Isa slikte, zou hij hier nu al zijn? Wat moest ze zeggen, wat moest ze doen? Ze voelde hoe het bloed naar haar hoofd steeg en schudde verward haar hoofd terwijl haar hart bonkte tot in haar keel.
'Hij... zoekt... je'
'Bedankt,' mompelde ze, en liep de leerlingenkamer uit.
Het was Patrick.
Bijna slaakte ze een zucht van verlichting, maar tegelijkertijd voelde ze de vlinders in haar buik verdwijnen met de snelheid van een lamstraal. Hij had haar met een klap terug op aarde gebracht, terwijl ze nog wel even van het uitzicht vanaf haar roze wolk had willen genieten.
'Heb je even tijd?'
'Eh... Ja?'
Hij keek ook een beetje aarzelend, droeg een dik boek onder zijn arm en trok haar mee een verlaten lokaal in. Ze liet zich gewillig op een stoel vallen en keek hem vragend aan. Hij schraapte zijn keel en zocht haar blik.
'Ik heb je P gevonden.'
'Mijn wat?'
Hij sloeg het boek voor haar open op de juiste pagina en Isa zag hem meteen. Omgeven door de bloemenranken, de sierlijke krullen.
'Poog,' mompelde ze verschrikt.
De bladzijde was leeg, het was één zin die uit vier regels bestond en de hele pagina besloeg.
'Poog uwzelven niet te helpen,
uwen noodlot is daarvoor te groot:
het bloeden is niet te stelpen,
uit uwen aderen, bloedrood.'
Waar ze de vlinders net nog hoorde gonzen door haar hoofd, was het nu opvallend stil. Al het bloed trok weg uit haar gezicht.
'Patrick?' zei ze schor.
'Ja Isa?'
'Ik denk dat ik dood ga.'
'Doe normaal,' schrok hij op. 'Iedereen gaat dood. Dit is maar een zin, eeuwen geleden opgeschreven door… Hoe heet ze ook alweer.'
Hij sloeg het boek dicht met zijn vinger ertussen als bladwijzer.
'Ilmatar,' zeiden ze tegelijk.
Isa verborg haar hoofd in haar handen. Duizend gedachten. Eentje keerde steeds terug. Waarom heb je dat boek nog niet gelezen? Waarom heb je dat vervloekte boek nou nog niet gelezen?
'Een of andere Voorspellend Rekenaarster, schijnt,' ging hij verder. 'Ze deed nogal veel met kleuren. Daarom zal er ook wel een regenboog op de kaft staan. Maar dat is absoluut geen reden om te denken dat je dóódgaat, hoe kom je daar nou weer bij.'
'Patrick,' onderbrak ze hem zacht. Hij hield zijn mond.
'Dat boek ligt op mijn nachtkastje.'
'O, had je hem zelf ook al gevonden?'
'Nee,' fluisterde ze, 'ik was er nog niet in begonnen. Mijn God, dat boek ligt er al een maand. Dit kan geen toeval zijn, ik geloof niet meer in toeval.' Ze rilde paniekerig en Patrick sloeg automatisch een arm om haar heen.
'Toeval... bestaat... niet.'
'Wacht even… Hij heeft het je verteld, niet waar?'
'Wat?' Ze keek verward op en wurmde zich los uit zijn omhelzing.
'Perkamentus. Het is nu duidelijk, Isa. Perkamentus stuurde je de briefjes omdat hij je op die manier wilde vertellen wat er met je aan de hand is. Hoe speciaal je bent. Het is goed dat alles er nu uit is. Het is klaar, geen mysterieuze boodschappen meer. Je weet het nu.'
'Maar, het handschrift –'
'Kom, kom, niet zo naïef, hij weet ook wel dat jij zijn handschrift kent. Iedereen kan zijn eigen handschrift vertoveren.'
'Denk je het echt?'
'Ik ben geen Schouwer geworden omdat ik geen losse eindjes aan elkaar kan knopen,' glimlachte hij. 'Je bent speciaal, Isa, en Perkamentus wist dat. Hij wilde het je alleen op deze manier vertellen.'
Isa sloot haar ogen en schudde haar hoofd.
'Ik weet het niet,' zuchtte ze. Iets verzette zich tegen het idee dat het zo simpel was.
'Heb je nog briefjes gekregen de afgelopen tijd?' informeerde hij zakelijk.
'Gisteren nog,' knikte ze, 'Eenmaal voorbestemd kan weigeren niet,
hoger dan de hemel, achter de regenboog is het doel.'
'Zie je, hij vertelde je dat je in het boek van Ilmatar moest kijken.' Patrick keek haar triomfantelijk aan.
'Maar waar ben ik voor voorbestemd dan? Wat is het doel?'
'Om Oermagische krachten te bezitten.'
Het was even stil. Isa's hersenen maakten van die stilte gebruik om op volle toeren gedachten door elkaar te mengen zodat het haar duizelde. Alle vezels in haar lichaam waren het ermee eens: er klopte iets niet, ze vergat iets. Híj vergat iets. Ze was te moe om de woorden die in haar hoofd gefluisterd werden te verstaan. Ze kon niet anders dan accepteren dat hij gelijk had.
'Bedankt.'
'Graag gedaan. Het was min of meer toeval hoor.' Hij klopte op het boek. 'Sophia was erin aan het lezen vanochtend, ze citeerde hele lappen tekst. Ik herkende de versieringen. Wat een vergezochte theorieën staan erin zeg.' Hij rolde zijn ogen en Isa glimlachte. Ze zag het al helemaal voor zich, oma Wilder die voorlas en niet te stoppen was.
'Goed, ik ga weer. Veel plezier met schilderen nog.'
'Hoe weet je –'
Hij wees naar haar vingers, waar de zilverkleurige verf nog aan kleefde. Ze trok haar toverstok en wiste de sporen.
'Bedankt, nogmaals,' glimlachte ze.
'Tot de volgende keer.'
Hij beende met het boek onder zijn arm het lokaal uit.
Isa haastte zich achter hem aan, terug naar haar leerlingenkamer, naar de slaapzaal. Ze tilde hijgend het loodzware boek op haar bed, sprong er zelf ook in en trok de gordijnen rondom dicht. Pagina 151, had ze onthouden.
Hij stond er niet. De P was weg. Het hoekje van de pagina was er zorgvuldig uitgescheurd, zodat de zin er pas vanaf het tweede streepje van de eerste letter van het tweede woord stond. Isa was niet eens verbaasd. Ze trok haar koffer onder het bed vandaan en raapte de stukken perkament van de bodem. Ze spreidde ze uit op de dekens en pakte het stuk met de P. Het paste precies. In een roes bladerde ze door het boek. Dit was het boek van het doel, het boek van haar leven. Hier had de briefjesschrijver ook in gebladerd en hij had deze P uitgekozen om aan haar te sturen. Hier moesten meer hints in staan. Naast uitgebreide tabellen met beschrijvingen over Indolassi en Tempestassi, snapte Isa al snel waarom Patrick het boek grote onzin vond. Op sommige bladzijdes stond maar één letter, op andere vreemde gedichten, veelal zonder uitleg. Het was een samenraapsel van schrijfsels waar Isa zich geen raad mee wist. Af en toe dacht ze een zin van een briefje te herkennen, maar ze stonden er nooit helemaal.
'Dit... is... het'
Plotseling viel haar oog op een wel heel kleurrijke pagina. Zweinsteinbindersgedicht stond erboven. De randen waren versierd met rode, blauwe, gele en groene schilden en bloemenranken, terwijl de rest van het boek vrij sober gekleurd was. De pagina ernaast besloeg in zijn geheel een inleidend verhaal over de theorie van de stichters en hun verbinding met de vier elementen. Isa bekeek het gedicht. Het was een opeenstapeling van woorden.
Zwart Paars Rood
Blauw Goud Blauw
Groen Geel Grijs
Zwart Groen Wit
Donkerbruin Warmoranje Zachtroze Lichtgeel
Wit Groen Zwart
Grijs Geel Groen
Blauw Goud Blauw
Rood Paars Zwart
Ze kon er geen wijs uit worden. Opnieuw was Ilmatar een cruciaal stuk uitleg vergeten. Isa bladerde naar de volgende pagina, maar vond ook daar geen verhelderende tekst.
'Zwart, paars, rood,' mompelde ze, 'blauw, goud, blauw.'
De klanken hingen nog in de lucht toen een stuk perkament op het opengeslagen boek viel.
Lonkend schijnt het licht, ook in de nacht, vlieg daarom verder door
de regen, het is het zoeken waard.
Isa kreunde en liet zich achterover in de kussens vallen, klaar voor een nieuwe slapeloze nacht.