28/08/2020, 21:52
16 Lichtgele tunnel
Ze maakte haar lippen los van de zijne en duwde hem zachtjes van zich af. Hij keek haar vragend aan.
'Ik kan het niet, Patrick, ik moet terug. Ik kan niemand liefhebben hier, dat mag niet. Sorry.' Ze wilde van hem weglopen maar hij hield haar tegen.
'Je hoort hier, Isa, bij ons, niemand verplicht je om terug te gaan.'
'En niemand kan me verplichten te blijven.'
Hij hield haar niet langer tegen en ze ging in de mensenmassa op zoek naar een leeg tafeltje terwijl duizenden gedachten door haar hoofd buitelden. Ze vond Rick en Quinten ergens bijna verscholen achter een enorme kerstboom en plofte bij hen neer. Hij was haar niet gevolgd.
'Gezellig?' knipoogde Rick.
Ze knikte werktuigelijk en bestelde nog een flesje Boterbier.
'Ah, daar zul je Suzy hebben.' Quinten stond op en verdween weer tussen de mensen. Isa keek hem na. Was hij het? Waren het zijn warme bruine ogen waardoor ze Patrick niet lief kon hebben? Had ze hem gekwetst om een jongen die ze nauwelijks kende?
'Tja, zo is er iemand, en zo is er niemand,' knikte Rick vagelijk alsof hij haar ongestelde vraag beantwoordde.
De magische muziek creëerde een lichte sfeer, maar Isa was moe en werd al snel overspoeld door het monotone geroezemoes.
'Ik wil naar huis,' mompelde ze.
'Wáár wil je heen?' Rick keek haar onschuldig aan, maar kwam toen overeind. 'Ik ga mee.'
Zweinsveld was koud en donker terwijl Isa naast een aangeschoten Rick terug naar Patricks huis wandelde. Ze voelde zich misselijk. Niet alleen van het bier, ook van alle dingen die ze had gezegd. Waarom gooide die toverwereld nu ineens alles door de war? Waarom kon ze niet gewoon haar hoofd alleen maar op leren zetten, zoals ze altijd al had gedaan? Waarom waren er ineens gevoelens die ze nooit had gekend? Waarom...
Ann stond door het raam naar buiten te kijken toen ze aan kwamen lopen en haastte zich naar de deur.
'Is Patrick niet bij jullie?'
Isa schudde haar hoofd en liep langs haar heen naar de kapstok.
'Sjit...' Ann liep naar buiten om de straat door te kijken maar kwam al snel rillend weer naar binnen. 'Er is een uil van het Ministerie gekomen, maar ik durf de brief niet aan te nemen. Er gebeuren zoveel rare dingen de laatste tijd.' Ze sloot de deur met een zwiepje van haar stok.
'Ik ga naar bed.' Rick stak loom zijn hand op en verdween naar boven.
Ann zuchtte en plofte op de bank voor de uil die zijn poot onmiddellijk weer naar haar uitstak.
'Nee, je moet mij niet hebben, maf beest.'
Isa plofte neer in een leunstoel tegenover haar en bestudeerde de grote uil die zijn poot verontwaardigd weer op de tafel zette.
'Wat was er vanochtend?'
Isa keek geschrokken in Anns blauwe ogen. De hele familie had blauwe ogen. Isa had ze ook al bij Josef en Rosalie ontdekt. Ontzettend heldere, blauwe ogen.
'Niets bijzonders,' besloot ze zuchtend en boog haar hoofd.
'Je zag eruit alsof je hoofdpijn had,' verklaarde Ann.
Isa keek weer op.
'Ik studeer voor Heler, weet je nog?' Ann glimlachte.
'Ik ga denk ik ook maar naar bed, een goede nachtrust helpt vast.' Isa stond op. Het gesprek verliep niet zoals ze wilde. Sterker nog: ze wilde helemaal geen gesprek.
'Ik kan de pijn voor je wegnemen.' Ann hield haar toverstok omhoog.
'Nee, dankjewel.' Ze draaide zich snel om en liep naar de trap. 'Welterusten.'
'Rust in vrede, mijn kind.'
Ze draaide zich geschrokken om en zag Sophia in de deuropening van diens slaapkamer staan. Zelfs vanaf de grote afstand met een gele gloed van het tegenlicht kon Isa haar blauwe ogen zien flikkeren.
Zwaar ademend rende ze de trap op, terwijl Ann beneden op Sophia afrende en haar uitfoeterde omdat ze middenin de nacht blootsvoets en alleen opgestaan was.
Isa werd na een slapeloze nacht wakker met een doffe hoofdpijn die haar hele hoofd vulde. Kennelijk was het ook mogelijk om van het onschuldige Boterbier een kater te krijgen. Meteen kwam de hele vorige avond in drievoud terug. Wie was het nou? Wie moest het worden en zo ja, waarom niet? Ze draaide zich zuchtend om; helder denken was onmogelijk.
'Isa, kom je ontbijten?' Het was Ann die op de deur klopte.
Ze kreunde. 'Kom eraan,' bracht ze schor uit.
Toen ze haar benen over de rand van het bed zwaaide, verklaarde ze zichzelf voor gek. Haar maag verlangde absoluut niet naar een of ander kerstontbijt. Bovendien zaten haar gedachten volledig in de knoop en zag ze er niet naar uit om met iemand te praten. Haar hele leven was Isa alleen geweest, ineens zo veel gezelschap was teveel.
'Goeiemorgen.' Philip was de enige die al aan de tafel zat die Ann aan het dekken was.
'Patrick is weer naar het Ministerie. Er schijnt een complot ontmaskerd of zoiets, gisteravond. Die uil was al zo hardnekkig, ik vond het gewoon vreemd.'
'Ook een fijn kerstfeest,' zei Philip, tegenover wie Isa uitgeput neerplofte, droogjes.
'Goeiemorgen samen.' Quinten haalde een hand door zijn haar en plofte neer naast Philip. Isa ontweek zorgvuldig zijn blik terwijl ook de anderen gingen zitten.
'Smakelijk eten dan maar.'
Isa at alleen een sneetje toast, iets waar ze het hele ontbijt over deed, en dronk een kop thee. Het gesprek ging over gisteravond, over het feest en over de lol. Annabels kakelende lach sneed als een zwaard door Isa's vermoeide hoofd.
Ze hadden zich net voor de openhaard genesteld toen de vlammen hoog oplaaiden en Patricks hoofd op de houtblokken verscheen. Isa schrok zich lam, alhoewel haar al lang geleden verteld was dat men zo kon communiceren in de toverwereld.
'Papa en mama nog niet thuis?' vroeg Patrick zakelijk.
'Nee, wat is er?' Ann schoof haar stoel dichterbij.
'We hebben namen, veel namen. Ik wilde jullie even laten weten dat we achter ze aan gaan. We krijgen hulp van de Orde van de Feniks, het clubje van Perkamentus. Zij zijn het trouwens die een paar weken terug die professor hebben geregeld, iets waar ik ze eeuwig dankbaar voor ben. Ik was niet meegegaan als mijn spreuken niet zoveel krachtiger zouden zijn geworden, het schijnt dat die vent Dubbelhandig is, maar hij is geen lid van de Orde. Ik wed dat ze hem maar wat graag hadden willen hebben... Maar ik moet nu gaan, ze wachten op me. Zeg tegen papa en mama dat ze niet hoeven te wachten met eten, ik kan een paar dagen wegblijven. Fijn kerstfeest allemaal.' Hij keek even snel de kamer door en zijn hoofd verdween.
'Doe voorzichtig!' riep Ann tevergeefs tegen het brandende hout.
'Dubbelhandig?' vroeg Rick ongelovig, 'Die mensen bestaan dus echt?'
'Volgens Patrick was deze man overduidelijk Dubbelhandig,' knikte Ann, 'hij heeft zoveel van hem geleerd, je merkt het aan zijn hele verschijning, zoveel zelfverzekerder...' Ze keek op. 'Nou ja, dat hoeven jullie ook allemaal niet te weten.' Ze leek zichtbaar uit haar doen.
'Die mensen zijn zo ontzettend zeldzaam, ik heb er nog nooit eentje ontmoet. Ze moeten echt hartstikke krachtig zijn.' Rick keek verlangend de kring rond, alsof hij verwachtte dat iemand hem nu ging vertellen dat in diens familie dozijnen Dubbelhandigen rondliepen.
'Ze lopen er niet mee te koop,' wist Philip te vertellen, 'zijn moeilijk met relaties en werken liever in hun eentje.'
'Hoe weet jij dat nou weer?' giechelde Annabel.
'Ooit een opstel over geschreven, bij Bezweringen geloof ik. Fascinerend, die mensen.'
Ergens achterin Isa's doorelkaar geschudde hoofd, rinkelde ineens een belletje. Krachtige tovenaar, Dubbelhandig: Sascha had niet zoals zij een vreemde stokhand, maar kon allebei zijn handen tegelijk gebruiken om te toveren.
'Ja, hij is echt Dubbelhandig,' mompelde ze. Alle hoofden draaiden haar kant op en ze schrok. Zo hard was het nu ook weer niet bedoeld...
'Ik heb afgelopen week bijles van hem gehad.'
'Fascinerend!' riep Rick meteen, 'Hoezo dat?'
'Voor een Dreuzel is het makkelijker om magie te leren als het verklaarbaar is. Hij heeft me het proberen uit te leggen, hoe het werkt. Dreuzels willen altijd alles verklaren, daarom geloven ze niet in magie.'
'Je moet magie niet proberen te begrijpen,' grinnikte Quinten, 'veel te ingewikkeld.'
'Wat deed hij tegelijk?' vroeg Rick gretig.
Ze aarzelde. Als het Sascha's geheim was, had ze nu al teveel verklapt. Het deed er ook allemaal niet meer toe.
'Op het bord schrijven terwijl hij een boek voor mijn neus liet vallen en kussens Sommeren met zijn hand in zijn zak.'
'Geweldig!' riep Rick uit, 'Ik wist dat zulke mensen moesten bestaan, ik wil wedden dat je ontzettend veel van hem geleerd hebt.'
Isa knikte glimlachend terwijl haar gedachten afdwaalden naar de laatste les, het boekje, de kracht. Het ontbrak haar momenteel een beetje aan kracht, maar dat kwam door gisteren. Gisteren, hield ze zich voor, was een vergissing. Morgen zou beter zijn. En vandaag, vandaag was de rustdag voor herstel. Niet om te overdenken, daarvoor was gisteren te dichtbij. Maar morgen, morgen zou het opnieuw beginnen.
'We zijn weer thuis!' Josef en Rosalie Wilder stapten met rode wangen van de kou de woonkamer binnen terwijl ze hun jassen naar de kapstok Sommeerden.
'Patrick is op pad met het Ministerie, een of andere bende die ze moeten oprollen,' rapporteerde Ann snel.
'O, nou, dat weten we dan ook weer.' Josef zwaaide naar de vrienden en kneep zacht in de schouder van zijn dochter.
'We willen u niet langer tot last zijn,' begon Philip, die Rick met zich mee omhoog trok. Annabel stond ook op.
'Tja, als Patrick weg is... Ik bedoel,...' Ze maakte haar zin niet af, maar liep achter de jongens aan naar de gang. Binnen een oogwenk waren ze verdwenen.
'Vreemde mensen, vrienden,' zei Quinten met één vragend opgetrokken wenkbrauw.
'Dan ga ik ook mijn spullen pakken, denk ik.' Isa stond op en liep de trap op naar haar kamer, waar ze haar tas begon in te pakken. De Arquatuffér wikkelde ze zorgvuldig terug in een stukje cadeaupapier en stopte ze met enig schuldgevoel in haar broekzak. Waar was ze eigenlijk mee bezig? Toen viel haar oog op het stuk perkament. 'Poog' stond er, 'Poog'. Ze kon niemand bedenken die een boek zou willen beginnen met het woord 'Poog'. Maar het was dan ook duidelijk afkomstig uit een oud boek, de randen waren vergeeld. Ze kon zich al bijna het omslag voorstellen, donkerrood, van stof, of juist matzwart, waar je eerst het stof vanaf moest blazen om de letters op de rug te kunnen lezen.
'Ik denk dat ik je de pijnverlichtingsspreuk uit kan leggen.'
Isa legde het perkament snel onderin de tas en draaide zich om. Ann stond tegen de deurpost geleund.
'Dat is het toch, waarom je niet behandeld wilt worden met toverkracht, omdat je niet weet wat er gebeurt?'
Nee, dat is het niet... Isa knikte langzaam, het drong niet door wat ze wilde. Wat wilde ze? Waarom niet eigenlijk?
'Je maakt het jezelf erg moeilijk.' Quinten verscheen achter Ann, die inmiddels de kamer in was gelopen en uit het raam naar het kasteel keek; grauw en bijna verlaten.
'Het is het verlammen van de cellen die de pijnsignalen doorgeven, eigenlijk net als Dreuzelaspirine.' Ze zweeg terwijl Isa zich als in een trance weer omdraaide en de laatste cadeautjes in haar tas propte.
Toen ze zich omdraaide stond Quinten voor haar neus.
'Twee tegen één, niet helemaal eerlijk hè.' Hij glimlachte en over zijn donkere ogen lag een bemoedigende glans.
Waarom ook niet? weerkaatste het in haar hoofd. Wat dan wel? Wie dan wel? Twee tegen één, konden ze wel! Haar hoofd leek nu pas echt een zwijnenstal: de rotzooi belette de radertjes goed te draaien. Denken ging stroef, maar waarom toch twee, waarom niet één...
'Oké, doe het maar,' zei ze schor, 'ik voel me waardeloos.'
Ann trok haar stok uit haar zak en gebood haar te gaan zitten. Isa ging op de rand van het bed zitten en er trok onbewust een rilling door haar lijf. Op dat moment voelde ze een warme hand in de hare glijden, een hand die bemoedigend kneep.
'Het is alleen warmte die je voelt, geen pijn. Doe je ogen maar dicht,' zei Ann rustig.
Isa zuchtte en sloot haar ogen, waarna Ann de punt van haar stok tegen haar voorhoofd zette en een bezwering begon te mompelen.
Langzaam verspreidde een tintelende warmte zich door Isa's hoofd. Geen onaangename warmte, eerder een doffe sfeer van een kamer met een brandende openhaard, oranje, de gloed van het vuur.
Net zo snel als het gevoel gekomen was, verdween het weer toen Ann haar stok van haar voorhoofd haalde.
'Nog eventjes blijven zitten, je kunt een beetje duizelig zijn,' zei ze zakelijk.
'Je mag je ogen wel weer opendoen hoor,' voegde Quinten eraan toe.
Isa knipperde tegen het licht en bewoog voorzichtig met haar hoofd. Het wolkendek in haar hersenpan was opgeklaard, er was weer plaats voor licht. Veel licht. Zonlicht.
'Beter?'
'Ja,' zuchtte ze.
'Doe maar rustig aan hoor, met inpakken, we willen je niet weghebben. Eet je nog mee, vanavond?'
'Nee, ik ga echt terug naar Zweinstein, bedankt.'
'Oké.' Ann knikte en liep de kamer uit.
Hij hield haar hand nog steeds vast, merkte ze; zijn vingers omsloten de hare. Ze stond op en glimlachte terwijl ze licht bloosde. Voor ze het wist omstrengelden haar armen hem en sloeg hij zijn armen om haar heen. Ze legde haar hoofd op zijn schouder en hij streelde zachtjes haar rug.
De wereld mocht altijd zo blijven, warm en knus. Veilig. Samen.
Hij liep met haar mee terug naar het kasteel, een arm om haar heen en een tas in zijn hand. Bij de poort duwden ze hun neuzen even tegen elkaar en hij duwde een kus op haar voorhoofd.
'Je bent een bijzonder meisje, Isa,' fluisterde hij terwijl hij een pluk haar achter haar oor streek. Daarna draaide hij zich om en liep met verende passen naar een plek een paar meter verderop, vanaf waar hij Verdwijnselde.
In de Grote Hal was verbazingwekkend licht als je vanaf buiten kwam. Isa bleef even staan om het gewelfde plafond te bewonderen. Zo had ze het gebouw nog nooit gezien, de marmeren trap die naar boven leidde was ineens mooier gepolijst dan ooit, het hout van de grote deuren ingenieus bewerkt... De schoonheid hing in de lucht. Terwijl ze naar boven liep ademde ze de huiselijke geur van de leerlingenkamer in, voelde ze het zachte tapijt bewuster dan ooit onder haar schoenen en werd de klap van de tas die ze op de grond liet vallen versterkt door de stilte.
De wereld was mooi, concludeerde Isa, mooi en licht. Ze deed het raam open en leunde op de vensterbank om naar buiten te kijken. Boven het donkere bos hing een hardnekkige mist die zich vermengde met de rook uit de schoorsteen van het hutje van de terreinopzichter. Dromerig staarde ze in de verte, de horizon, waar alle wegen samen kwamen. Daar, een lichtpuntje. Ineens wist ze het: daar moest ze heen, over het bos, boven de wolken, het einde van de tunnel.
Ze maakte haar lippen los van de zijne en duwde hem zachtjes van zich af. Hij keek haar vragend aan.
'Ik kan het niet, Patrick, ik moet terug. Ik kan niemand liefhebben hier, dat mag niet. Sorry.' Ze wilde van hem weglopen maar hij hield haar tegen.
'Je hoort hier, Isa, bij ons, niemand verplicht je om terug te gaan.'
'En niemand kan me verplichten te blijven.'
Hij hield haar niet langer tegen en ze ging in de mensenmassa op zoek naar een leeg tafeltje terwijl duizenden gedachten door haar hoofd buitelden. Ze vond Rick en Quinten ergens bijna verscholen achter een enorme kerstboom en plofte bij hen neer. Hij was haar niet gevolgd.
'Gezellig?' knipoogde Rick.
Ze knikte werktuigelijk en bestelde nog een flesje Boterbier.
'Ah, daar zul je Suzy hebben.' Quinten stond op en verdween weer tussen de mensen. Isa keek hem na. Was hij het? Waren het zijn warme bruine ogen waardoor ze Patrick niet lief kon hebben? Had ze hem gekwetst om een jongen die ze nauwelijks kende?
'Tja, zo is er iemand, en zo is er niemand,' knikte Rick vagelijk alsof hij haar ongestelde vraag beantwoordde.
De magische muziek creëerde een lichte sfeer, maar Isa was moe en werd al snel overspoeld door het monotone geroezemoes.
'Ik wil naar huis,' mompelde ze.
'Wáár wil je heen?' Rick keek haar onschuldig aan, maar kwam toen overeind. 'Ik ga mee.'
Zweinsveld was koud en donker terwijl Isa naast een aangeschoten Rick terug naar Patricks huis wandelde. Ze voelde zich misselijk. Niet alleen van het bier, ook van alle dingen die ze had gezegd. Waarom gooide die toverwereld nu ineens alles door de war? Waarom kon ze niet gewoon haar hoofd alleen maar op leren zetten, zoals ze altijd al had gedaan? Waarom waren er ineens gevoelens die ze nooit had gekend? Waarom...
Ann stond door het raam naar buiten te kijken toen ze aan kwamen lopen en haastte zich naar de deur.
'Is Patrick niet bij jullie?'
Isa schudde haar hoofd en liep langs haar heen naar de kapstok.
'Sjit...' Ann liep naar buiten om de straat door te kijken maar kwam al snel rillend weer naar binnen. 'Er is een uil van het Ministerie gekomen, maar ik durf de brief niet aan te nemen. Er gebeuren zoveel rare dingen de laatste tijd.' Ze sloot de deur met een zwiepje van haar stok.
'Ik ga naar bed.' Rick stak loom zijn hand op en verdween naar boven.
Ann zuchtte en plofte op de bank voor de uil die zijn poot onmiddellijk weer naar haar uitstak.
'Nee, je moet mij niet hebben, maf beest.'
Isa plofte neer in een leunstoel tegenover haar en bestudeerde de grote uil die zijn poot verontwaardigd weer op de tafel zette.
'Wat was er vanochtend?'
Isa keek geschrokken in Anns blauwe ogen. De hele familie had blauwe ogen. Isa had ze ook al bij Josef en Rosalie ontdekt. Ontzettend heldere, blauwe ogen.
'Niets bijzonders,' besloot ze zuchtend en boog haar hoofd.
'Je zag eruit alsof je hoofdpijn had,' verklaarde Ann.
Isa keek weer op.
'Ik studeer voor Heler, weet je nog?' Ann glimlachte.
'Ik ga denk ik ook maar naar bed, een goede nachtrust helpt vast.' Isa stond op. Het gesprek verliep niet zoals ze wilde. Sterker nog: ze wilde helemaal geen gesprek.
'Ik kan de pijn voor je wegnemen.' Ann hield haar toverstok omhoog.
'Nee, dankjewel.' Ze draaide zich snel om en liep naar de trap. 'Welterusten.'
'Rust in vrede, mijn kind.'
Ze draaide zich geschrokken om en zag Sophia in de deuropening van diens slaapkamer staan. Zelfs vanaf de grote afstand met een gele gloed van het tegenlicht kon Isa haar blauwe ogen zien flikkeren.
Zwaar ademend rende ze de trap op, terwijl Ann beneden op Sophia afrende en haar uitfoeterde omdat ze middenin de nacht blootsvoets en alleen opgestaan was.
Isa werd na een slapeloze nacht wakker met een doffe hoofdpijn die haar hele hoofd vulde. Kennelijk was het ook mogelijk om van het onschuldige Boterbier een kater te krijgen. Meteen kwam de hele vorige avond in drievoud terug. Wie was het nou? Wie moest het worden en zo ja, waarom niet? Ze draaide zich zuchtend om; helder denken was onmogelijk.
'Isa, kom je ontbijten?' Het was Ann die op de deur klopte.
Ze kreunde. 'Kom eraan,' bracht ze schor uit.
Toen ze haar benen over de rand van het bed zwaaide, verklaarde ze zichzelf voor gek. Haar maag verlangde absoluut niet naar een of ander kerstontbijt. Bovendien zaten haar gedachten volledig in de knoop en zag ze er niet naar uit om met iemand te praten. Haar hele leven was Isa alleen geweest, ineens zo veel gezelschap was teveel.
'Goeiemorgen.' Philip was de enige die al aan de tafel zat die Ann aan het dekken was.
'Patrick is weer naar het Ministerie. Er schijnt een complot ontmaskerd of zoiets, gisteravond. Die uil was al zo hardnekkig, ik vond het gewoon vreemd.'
'Ook een fijn kerstfeest,' zei Philip, tegenover wie Isa uitgeput neerplofte, droogjes.
'Goeiemorgen samen.' Quinten haalde een hand door zijn haar en plofte neer naast Philip. Isa ontweek zorgvuldig zijn blik terwijl ook de anderen gingen zitten.
'Smakelijk eten dan maar.'
Isa at alleen een sneetje toast, iets waar ze het hele ontbijt over deed, en dronk een kop thee. Het gesprek ging over gisteravond, over het feest en over de lol. Annabels kakelende lach sneed als een zwaard door Isa's vermoeide hoofd.
Ze hadden zich net voor de openhaard genesteld toen de vlammen hoog oplaaiden en Patricks hoofd op de houtblokken verscheen. Isa schrok zich lam, alhoewel haar al lang geleden verteld was dat men zo kon communiceren in de toverwereld.
'Papa en mama nog niet thuis?' vroeg Patrick zakelijk.
'Nee, wat is er?' Ann schoof haar stoel dichterbij.
'We hebben namen, veel namen. Ik wilde jullie even laten weten dat we achter ze aan gaan. We krijgen hulp van de Orde van de Feniks, het clubje van Perkamentus. Zij zijn het trouwens die een paar weken terug die professor hebben geregeld, iets waar ik ze eeuwig dankbaar voor ben. Ik was niet meegegaan als mijn spreuken niet zoveel krachtiger zouden zijn geworden, het schijnt dat die vent Dubbelhandig is, maar hij is geen lid van de Orde. Ik wed dat ze hem maar wat graag hadden willen hebben... Maar ik moet nu gaan, ze wachten op me. Zeg tegen papa en mama dat ze niet hoeven te wachten met eten, ik kan een paar dagen wegblijven. Fijn kerstfeest allemaal.' Hij keek even snel de kamer door en zijn hoofd verdween.
'Doe voorzichtig!' riep Ann tevergeefs tegen het brandende hout.
'Dubbelhandig?' vroeg Rick ongelovig, 'Die mensen bestaan dus echt?'
'Volgens Patrick was deze man overduidelijk Dubbelhandig,' knikte Ann, 'hij heeft zoveel van hem geleerd, je merkt het aan zijn hele verschijning, zoveel zelfverzekerder...' Ze keek op. 'Nou ja, dat hoeven jullie ook allemaal niet te weten.' Ze leek zichtbaar uit haar doen.
'Die mensen zijn zo ontzettend zeldzaam, ik heb er nog nooit eentje ontmoet. Ze moeten echt hartstikke krachtig zijn.' Rick keek verlangend de kring rond, alsof hij verwachtte dat iemand hem nu ging vertellen dat in diens familie dozijnen Dubbelhandigen rondliepen.
'Ze lopen er niet mee te koop,' wist Philip te vertellen, 'zijn moeilijk met relaties en werken liever in hun eentje.'
'Hoe weet jij dat nou weer?' giechelde Annabel.
'Ooit een opstel over geschreven, bij Bezweringen geloof ik. Fascinerend, die mensen.'
Ergens achterin Isa's doorelkaar geschudde hoofd, rinkelde ineens een belletje. Krachtige tovenaar, Dubbelhandig: Sascha had niet zoals zij een vreemde stokhand, maar kon allebei zijn handen tegelijk gebruiken om te toveren.
'Ja, hij is echt Dubbelhandig,' mompelde ze. Alle hoofden draaiden haar kant op en ze schrok. Zo hard was het nu ook weer niet bedoeld...
'Ik heb afgelopen week bijles van hem gehad.'
'Fascinerend!' riep Rick meteen, 'Hoezo dat?'
'Voor een Dreuzel is het makkelijker om magie te leren als het verklaarbaar is. Hij heeft me het proberen uit te leggen, hoe het werkt. Dreuzels willen altijd alles verklaren, daarom geloven ze niet in magie.'
'Je moet magie niet proberen te begrijpen,' grinnikte Quinten, 'veel te ingewikkeld.'
'Wat deed hij tegelijk?' vroeg Rick gretig.
Ze aarzelde. Als het Sascha's geheim was, had ze nu al teveel verklapt. Het deed er ook allemaal niet meer toe.
'Op het bord schrijven terwijl hij een boek voor mijn neus liet vallen en kussens Sommeren met zijn hand in zijn zak.'
'Geweldig!' riep Rick uit, 'Ik wist dat zulke mensen moesten bestaan, ik wil wedden dat je ontzettend veel van hem geleerd hebt.'
Isa knikte glimlachend terwijl haar gedachten afdwaalden naar de laatste les, het boekje, de kracht. Het ontbrak haar momenteel een beetje aan kracht, maar dat kwam door gisteren. Gisteren, hield ze zich voor, was een vergissing. Morgen zou beter zijn. En vandaag, vandaag was de rustdag voor herstel. Niet om te overdenken, daarvoor was gisteren te dichtbij. Maar morgen, morgen zou het opnieuw beginnen.
'We zijn weer thuis!' Josef en Rosalie Wilder stapten met rode wangen van de kou de woonkamer binnen terwijl ze hun jassen naar de kapstok Sommeerden.
'Patrick is op pad met het Ministerie, een of andere bende die ze moeten oprollen,' rapporteerde Ann snel.
'O, nou, dat weten we dan ook weer.' Josef zwaaide naar de vrienden en kneep zacht in de schouder van zijn dochter.
'We willen u niet langer tot last zijn,' begon Philip, die Rick met zich mee omhoog trok. Annabel stond ook op.
'Tja, als Patrick weg is... Ik bedoel,...' Ze maakte haar zin niet af, maar liep achter de jongens aan naar de gang. Binnen een oogwenk waren ze verdwenen.
'Vreemde mensen, vrienden,' zei Quinten met één vragend opgetrokken wenkbrauw.
'Dan ga ik ook mijn spullen pakken, denk ik.' Isa stond op en liep de trap op naar haar kamer, waar ze haar tas begon in te pakken. De Arquatuffér wikkelde ze zorgvuldig terug in een stukje cadeaupapier en stopte ze met enig schuldgevoel in haar broekzak. Waar was ze eigenlijk mee bezig? Toen viel haar oog op het stuk perkament. 'Poog' stond er, 'Poog'. Ze kon niemand bedenken die een boek zou willen beginnen met het woord 'Poog'. Maar het was dan ook duidelijk afkomstig uit een oud boek, de randen waren vergeeld. Ze kon zich al bijna het omslag voorstellen, donkerrood, van stof, of juist matzwart, waar je eerst het stof vanaf moest blazen om de letters op de rug te kunnen lezen.
'Ik denk dat ik je de pijnverlichtingsspreuk uit kan leggen.'
Isa legde het perkament snel onderin de tas en draaide zich om. Ann stond tegen de deurpost geleund.
'Dat is het toch, waarom je niet behandeld wilt worden met toverkracht, omdat je niet weet wat er gebeurt?'
Nee, dat is het niet... Isa knikte langzaam, het drong niet door wat ze wilde. Wat wilde ze? Waarom niet eigenlijk?
'Je maakt het jezelf erg moeilijk.' Quinten verscheen achter Ann, die inmiddels de kamer in was gelopen en uit het raam naar het kasteel keek; grauw en bijna verlaten.
'Het is het verlammen van de cellen die de pijnsignalen doorgeven, eigenlijk net als Dreuzelaspirine.' Ze zweeg terwijl Isa zich als in een trance weer omdraaide en de laatste cadeautjes in haar tas propte.
Toen ze zich omdraaide stond Quinten voor haar neus.
'Twee tegen één, niet helemaal eerlijk hè.' Hij glimlachte en over zijn donkere ogen lag een bemoedigende glans.
Waarom ook niet? weerkaatste het in haar hoofd. Wat dan wel? Wie dan wel? Twee tegen één, konden ze wel! Haar hoofd leek nu pas echt een zwijnenstal: de rotzooi belette de radertjes goed te draaien. Denken ging stroef, maar waarom toch twee, waarom niet één...
'Oké, doe het maar,' zei ze schor, 'ik voel me waardeloos.'
Ann trok haar stok uit haar zak en gebood haar te gaan zitten. Isa ging op de rand van het bed zitten en er trok onbewust een rilling door haar lijf. Op dat moment voelde ze een warme hand in de hare glijden, een hand die bemoedigend kneep.
'Het is alleen warmte die je voelt, geen pijn. Doe je ogen maar dicht,' zei Ann rustig.
Isa zuchtte en sloot haar ogen, waarna Ann de punt van haar stok tegen haar voorhoofd zette en een bezwering begon te mompelen.
Langzaam verspreidde een tintelende warmte zich door Isa's hoofd. Geen onaangename warmte, eerder een doffe sfeer van een kamer met een brandende openhaard, oranje, de gloed van het vuur.
Net zo snel als het gevoel gekomen was, verdween het weer toen Ann haar stok van haar voorhoofd haalde.
'Nog eventjes blijven zitten, je kunt een beetje duizelig zijn,' zei ze zakelijk.
'Je mag je ogen wel weer opendoen hoor,' voegde Quinten eraan toe.
Isa knipperde tegen het licht en bewoog voorzichtig met haar hoofd. Het wolkendek in haar hersenpan was opgeklaard, er was weer plaats voor licht. Veel licht. Zonlicht.
'Beter?'
'Ja,' zuchtte ze.
'Doe maar rustig aan hoor, met inpakken, we willen je niet weghebben. Eet je nog mee, vanavond?'
'Nee, ik ga echt terug naar Zweinstein, bedankt.'
'Oké.' Ann knikte en liep de kamer uit.
Hij hield haar hand nog steeds vast, merkte ze; zijn vingers omsloten de hare. Ze stond op en glimlachte terwijl ze licht bloosde. Voor ze het wist omstrengelden haar armen hem en sloeg hij zijn armen om haar heen. Ze legde haar hoofd op zijn schouder en hij streelde zachtjes haar rug.
De wereld mocht altijd zo blijven, warm en knus. Veilig. Samen.
Hij liep met haar mee terug naar het kasteel, een arm om haar heen en een tas in zijn hand. Bij de poort duwden ze hun neuzen even tegen elkaar en hij duwde een kus op haar voorhoofd.
'Je bent een bijzonder meisje, Isa,' fluisterde hij terwijl hij een pluk haar achter haar oor streek. Daarna draaide hij zich om en liep met verende passen naar een plek een paar meter verderop, vanaf waar hij Verdwijnselde.
In de Grote Hal was verbazingwekkend licht als je vanaf buiten kwam. Isa bleef even staan om het gewelfde plafond te bewonderen. Zo had ze het gebouw nog nooit gezien, de marmeren trap die naar boven leidde was ineens mooier gepolijst dan ooit, het hout van de grote deuren ingenieus bewerkt... De schoonheid hing in de lucht. Terwijl ze naar boven liep ademde ze de huiselijke geur van de leerlingenkamer in, voelde ze het zachte tapijt bewuster dan ooit onder haar schoenen en werd de klap van de tas die ze op de grond liet vallen versterkt door de stilte.
De wereld was mooi, concludeerde Isa, mooi en licht. Ze deed het raam open en leunde op de vensterbank om naar buiten te kijken. Boven het donkere bos hing een hardnekkige mist die zich vermengde met de rook uit de schoorsteen van het hutje van de terreinopzichter. Dromerig staarde ze in de verte, de horizon, waar alle wegen samen kwamen. Daar, een lichtpuntje. Ineens wist ze het: daar moest ze heen, over het bos, boven de wolken, het einde van de tunnel.