28/08/2020, 21:46
3 Rode veer
‘Schatje, je bent nog niet doodgevroren,’ zei meneer Ruyshof met een geforceerde glimlach terwijl hij zijn dochter omhelsde. Isa stopte snel en ongezien de rode veer in een diepe zwarte jaszak.
‘We moesten overwerken en kregen pech met de auto,’ verklaarde mevrouw Ruyshof, ‘waarschijnlijk was de motor bevroren.’
Isa knikte. ‘Pech.’ Ze besloot geen verdere vragen te stellen om geen argwaan te wekken.
Onderweg naar huis bestudeerde ze haar ouders in de achteruitkijkspiegel terwijl haar handen diep weggestopt zaten in haar jaszakken. Tussen haar vingers speelde ze met de veer. Nee, ze zagen er niet anders uit dan normaal, doodgewone mensen. Isa glimlachte bij het idee dat ze ooit met een toverstok in hun handen hadden gestaan. De ogen van haar moeder kruisten de hare en ze glimlachten. Isa kreeg een brok in haar keel. Deze ogen waren dus onverbiddelijk bij het overhalen van tovenaars, ze te doen stoppen met magie. De ogen waar ze altijd warmte in had gezien, de zachte stem. Ze geeuwde, en benutte de hand die voor haar ogen lag door deze met een zachte beweging af te vegen. Het was te laat geworden vanavond, en fatsoenlijk slapen zou er niet bij zijn vannacht.
Isa slofte de trap op en kroop zo snel mogelijk onder de wol. Het werd een piekernacht, eigenlijk was ze best benieuwd naar de tovenaarswereld. Maar dan zou ze haar ouders verlinken, hun enige dochter zou overlopen naar de tegenpartij. Kon ze hen dat aandoen? Toen Isa uiteindelijk in slaap viel was aan de horizon de schemering al weer zichtbaar.
'Opstaan!'
Isa draaide zich nog een keertje om en kreunde.
'Opstaan zei ik!' Mevrouw Ruyshof zette de radio hard aan en opende de zware gordijnen. De bleke ochtendzon scheen door het raam op Isa's gezicht en ze knipperde met haar ogen.
De spiegel was onverbiddelijk, ze zag er niet uit. Eigenlijk maakte het Isa nooit iets uit hoe ze eruit zag, maar deze wallen waren wel heel dik en heel zichtbaar.
Beneden aangekomen verliet haar vader net de keuken.
'Veel plezier op school, schat.' Hij duwde een vluchtige kus op haar hoofd en spurtte naar buiten.
'Lekker geslapen?' Mevrouw Ruyshof stopte twee volkoren boterhammen in de broodrooster.
Isa geeuwde extra hard zodat haar moeder opkeek van de pot met pindakaas.
'Nee dus. Je ziet er niet uit, Isa. Weet je zeker dat je zo naar school wilt? Ik heb nog wel wat camouflage...'
'Laat maar mam.' Isa plofte neer en at snel een paar boterhammen.
De koele buitenlucht toverde rode blosjes op Isa's wangen en tegen de tijd dat ze op school was stonden haar ogen ook weer wat levendiger.
'Geloof jij in dingen die je niet kunt zien?'
'God.'
Isa keek haar vriendin Leonie verbaasd aan. Die keek even verbaasd terug.
'Jij?'
Isa schudde haar hoofd.
'Nee, ik geloof alleen in dingen die ik gezien heb.'
Die middag begon Isa met een portret in de tekenlessen bij meneer Wilbert, haar tekenleraar. Ze herinnerde zich elke millimeter van zijn arrogante gezicht, zijn stekelige haar met de vreemde kleur en de toverstok die voor haar hoofd had gezweefd. Het gezicht dat op haar papier verscheen leek sprekend. Meneer Wilbert keek haar lachend aan toen ze haar tekening opborg in haar map.
‘Iemand in je klas heeft zijn haar geverfd?’
Isa schrok van zijn stem. Meestal vroeg hij helemaal niets, hij knikte alleen goedkeurend als hij haar tekeningen bekeek of gaf aanwijzingen.
‘Ja,’ stamelde ze, ‘raar hè, paars.’
Meneer Wilbert glimlachte naar haar terwijl ze als laatste het lokaal verliet.
‘Tot morgen,’ mompelde hij naar haar schaduw, die om het hoekje verdween.
'Isa, telefoon.'
Isa schrok op van haar huiswerk. Het zou toch niet... Nee, tovenaars hadden vast geen telefoons. Ze sprintte naar beneden en pakte de telefoon over van haar moeder. Meteen begon het ding te piepen.
'Mam, de batterij is leeg!' riep ze tegen haar moeder.
'Met Isa,' zei ze daarna in de telefoon.
'Isa, met Leonie,' klonk het aan de andere kant van de lijn, 'ik moet je wat vertellen.'
'Wat is er Lee?'
'Laurens belde, je weet wel, die jongen van atletiek.'
'Je trainer.'
'Ja.'
'Hij wil dat ik internationaal ga hardlopen, en daarom moet ik naar een andere school.'
Het was even stil.
'Isa?'
Isa stond als verstijfd. Dit kon niet, dit kón geen toeval zijn. In gedachten zag ze Perkamentus achter een glazen bol zitten en spreuken prevelen met het beeld van Leonie in de witte rook.
'Ja, sorry, wat zei je?'
'Hij is verliefd op me, we schelen eigenlijk helemaal niet zo veel, vijf jaar maar. Ik ga bij hem in wonen denk ik.' Leonie klonk dolgelukkig.
Isa liep naar de keukentafel en ging op het puntje zitten. Dit kon niet. Toch besloot ze opgewekt te klinken, haar vriendin had een vriendje, dan hoorde je toch zeker blij te zijn.
'Leuk voor je, meid!' riep ze nét iets te enthousiast door de telefoon.
'Is er wat Isa?'
'Nee, niks,' praatte Isa er gauw overheen, 'wanneer vertrek je?'
'Voor de kerstvakantie, ik moet ontzettend hard gaan trainen, Laurens wil dat ik over twee jaar meedoe met de Olympische Spelen.'
Het geluid stierf weg en de telefoon begon luid te piepen. De batterij was nu echt leeg.
Isa zette hem snel in de oplader en liep de trap weer op naar haar kamer en plofte languit neer op haar bed met gesloten ogen. Meteen zag ze Perkamentus voor zich, met zijn lange gewaad. 'Nu wordt het wel erg aantrekkelijk, niet waar?' Leken zijn ogen te zeggen. Tranen welden op en Isa duwde een kussen tegen haar gezicht. Even abrupt als de tranen gekomen waren, dwong Isa zichzelf nu te stoppen met jammeren. Haar vriendin had een vriend en ging verhuizen, zou ze niet hartstikke blij moeten zijn voor Leonie? Ze besloot nog wat huiswerk te maken als afleiding en vroeg naar bed te gaan, dat was wel nodig want ze begon overal spoken te zien. Perkamentus achter een glazen bol, belachelijk, glazen bollen kwamen alleen voor in sprookjes, misschien hadden de mensen in de Toverwereld wel helemaal geen glazen bollen. Glimlachend stapte ze in bed.
Albus Perkamentus verscheen meteen nadat de conciërge de straat uit was van achter een boom. Hij zag er gehaast uit maar glimlachte vriendelijk toen hij Isa zag zitten. Isa wiebelde zenuwachtig van het ene been op het andere en probeerde zijn gedachten te peilen, de glazen bol was weliswaar op de achtergrond geraakt maar niet geheel uit haar hoofd verdwenen. De oude man knikte haar toe.
‘Goedenavond Isabella.’
‘Hoi,’ mompelde Isa.
‘Je weet het nog niet hè?’
Isa schudde beschaamd haar hoofd. Ze durfde niet toe te geven dat ze er weliswaar de hele week op had gebroed maar al haar gedachten ten slotte in de tekening had gestopt. Daarbij wist ze niet of ze het aanbod moest aanvaarden omdat alles nu zo vanzelfsprekend leek. In haar gedachten wees alles op één grote deur waar in koeienletters 'Tovenaarswereld' op stond. Wat er achter de deur zat was niet duidelijk maar er kwam een gelig licht vandaan, de rest van haar hoofd was duisternis.
‘Je mag zelf kiezen,’ zei Perkamentus, ‘ik zal je niet overhalen. Ik weet hoe je ouders hierover zullen denken, ik wil jullie ook niet uit elkaar drijven. Ik wil alleen benadrukken dat je op elk moment mag stoppen. Zeg het, en je kunt weer naar huis.’
Isa keek hem aan, zijn blauwe ogen stonden serieus, maar ze waren niet te doorgronden. Lag er een hebzucht naar triomf in? Wilde hij haar tegen elke prijs naar zijn wereld lokken? Maar waarom dan, was ze bijzonder?
'Je hoort bij ons Isa, net als je ouders bij ons horen. En als je denkt dat ik je probeer over te halen, ja, maar het is jouw keuze. Je mag nee zeggen als je dat wilt. Nu, of later. De proeftijd is onbeperkt, je kunt altijd terug.'
Dat laatste sprak Isa bijzonder aan.
‘Echt?’
Perkamentus knikte. ‘Ik wis je geheugen en je bent binnen een uurtje weer bij je ouders.’
‘Oké,’ zuchtte Isa, ‘ik doe het.’ De woorden leken haar te worden ingefluisterd, er leek een aantrekkende werking uit te gaan van Perkamentus' stem. Ze negeerde het stemmetje in haar hoofd dat waarschuwde; 'hij heeft je ingepakt, sukkel!'.
Perkamentus’ blauwe ogen twinkelden.
‘Blij dat te horen,’ zei hij, ‘je hoort nog van mij.’
Een auto reed de straat in.
‘We zien elkaar snel,’ zei Perkamentus, opnieuw gehaast.
‘Wat vertel ik mijn ouders?’ vroeg Isa, maar de tovenaar verdween voor haar ogen.
De donkerblauwe Mercedes stopte voor haar neus en Isa stapte in.
‘Met wie stond je te praten?’ vroeg haar vader.
‘De conciërge,’ loog Isa, ‘hij is net terug het gebouw in, was iets vergeten.’ Meneer Ruyshof keek een ogenblik wantrouwig naar het donkere gebouw maar vroeg niet verder.
Thuis verdween Isa zo snel mogelijk naar haar kamer. Ze haalde de rode veer tevoorschijn en bekeek hem glimlachend. De afgelopen week was slopend geweest en nu ze een beslissing had genomen kon ze eindelijk weer eens rustig slapen. Isa deed de deur achter zich dicht en knipte het licht aan. Ze onderdrukte een gil. Op het tafeltje midden in haar kamer zat een uil. Hij was groot en kastanjebruin en hij keek haar met felle gele ogen doordringend aan. Isa’s blik gleed naar zijn poot, er zat een briefje aan. Ze voelde er niets voor het bruine monster aan te raken en schuifelde langs de muur naar haar bed.
‘Kssst!’ siste Isa zacht, ‘Ga weg.’
De uil knipperde een keer langzaam met zijn ogen en stak de poot met het briefje naar Isa uit. Ze zuchtte diep en haar hart ging wild tekeer toen ze het briefje uiteindelijk van zijn poot haalde.
‘Vertel ze dat je volwassen bent’ Stond er in een krullerig handschrift. Isa keek naar de raadselachtige boodschap en daarna naar de uil.
‘Nu?’ fluisterde ze paniekerig.
De uil knipoogde naar haar. Isa verbleekte. Nu zou er van slapen zeker niets meer komen.
‘Oké,’ fluisterde ze tegen de uil, ‘ik ga al.’
Met tegenzin stommelde Isa de trap af en ging de woonkamer binnen. Haar ouders zaten met een glas wijn gezellig naast elkaar op de bank te praten. Ze keken verstoord op toen hun dochter binnenkwam. Isa’s gezicht kleurde.
‘Pap, mam, ik ben volwassen,’ zei ze, terwijl ze besefte dat het belachelijk klonk.
Meneer en mevrouw Ruyshof keken elkaar een ogenblik vragend aan, toen zei meneer Ruyshof: ‘Je bent pas volwassen als je achttien bent, schat, nu ben je zeventien. Waarom zeg je dit?’
Mevrouw Ruyshof keek ineens paniekerig. ‘Ruud, wat als…’
Meneer Ruyshof legde een hand op haar arm. ‘Waarom zeg je dit Isa?’
Isa haalde haar schouders op. ‘Omdat ik volwassen ben.’
‘Ruud, ze is zeventien, je weet toch…’ Mevrouw Ruyshof hapte naar adem.
‘Met wie heb jij gesproken, waarom kraam je onzin uit?’ ging meneer Ruyshof verder.
‘Ik mag nu zelf beslissen wat ik wil doen in mijn leven,’ negeerde Isa zijn vraag.
‘O mijn god,’ piepte mevrouw Ruyshof.
‘Nooit,’ zei meneer Ruyshof tot zijn vrouw. ‘Waar gaat dit over?’ vroeg hij Isa.
‘Dat ik volwassen ben, jullie weten toch wat dat betekent? Ik mag zelf iets leuks met mijn leven doen.’ Isa zocht naar woorden. Waarom gaven ze haar zulke rare boodschappen, waarom kon ze niet gewoon zeggen dat ze ging leren toveren.
‘Ruud, doe nou niet of je dom bent, ze heeft met een tovenaar gesproken,’ stamelde mevrouw Ruyshof. Meneer Ruyshof keek Isa doordringend aan, die keek even doordringend terug.
‘Albus,’ zei hij zacht, ‘nee Isa, het gebeurt niet.’
Isa keek haar vader en moeder aan.
‘Ik ben zeventien dus ik mag zelf weten wat ik doe.’
‘Voor deze wereld moet je achttien zijn om dat te kunnen beslissen,’ zei meneer Ruyshof, ‘het gebeurt niet Isa, zet het uit je hoofd.’
‘Je begrijpt me verkeerd,’ zei Isa, ‘ik ben zeventien en ik ben een tovenaar, ik wil leren toveren dus dat ga ik doen.’
Mevrouw Ruyshof hapte naar adem.
‘Als je zo beslist kunnen we je niet tegenhouden,’ zei meneer Ruyshof terwijl hij zijn ogen tot spleetjes kneep, ‘maar je moet beseffen dat je familie niet langer je familie zal zijn als je besluit te gaan toveren.’
Isa slikte. ‘Ik word niet zoals jullie, als ik de mogelijkheid heb om magie te kunnen gebruiken zal ik dat doen.’
‘Je bent krankzinnig, je weet niet waar je het over hebt,’ zei mevrouw Ruyshof, ‘een echte Ruyshof tovert niet, als je ooit besluit ermee op te houden ben je weer welkom.’
‘Ga je spullen maar pakken,’ zei meneer Ruyshof simpel, ‘ik zet je morgen op de trein naar Londen, daar zit een tovenaarsherberg. Ik weet niet wat je hebt afgesproken met Albus Perkamentus maar vanaf dat moment zorgt hij maar voor je.’ Er lag een bittere ondertoon in hun stemmen, Isa draaide zich om en liep de trap weer op. De moed die ze zo-even had getoond was teveel geweest. Ze had te makkelijk afstand gedaan van haar familie. Perkamentus vroeg wel heel veel van haar. Opnieuw sloeg de twijfel toe. De tovenaarswereld leek aantrekkelijk maar de prijs was zo hoog... Te hoog? Isa plofte neer op haar bed en sloot haar ogen. Ze werd gewekt uit haar overpeinzingen toen er met een ruisend geluid weer een vogel naar binnen vloog, het was de uil weer. Vreemd, ze had hem niet eens gemist. Hij had opnieuw een briefje aan zijn poot en landde op haar bed. Voorzichtig peuterde Isa het briefje los en aaide de uil voorzichtig over zijn veren. Hij maakte klokkende geluidjes van genoegen.
‘Morgenochtend 9.00 uur voor de school voor de kunsten’
Een krullerig handschrift scheen Isa tegemoet. Hetzelfde handschrift als het vorige briefje, waarschijnlijk Perkamentus. Isa zuchtte. Morgen al… Misschien was het maar beter zo, haar ouders leken niet echt bereid haar nog lang onderdak te bieden nu ze was overgelopen naar de toverwereld. De tijd sprak haar minder aan; om negen uur zou het gebouw al open zijn, ze zou tussen de leerlingen lopen die dans- en muziekonderwijs zouden volgen. En wat als ze meneer Wilbert tegenkwam? Ze boog haar hoofd, misschien zou ze meneer Wilbert wel nooit meer zien. En Leonie... Isa beet op haar lip en zuchtte diep. Dit kostte ontzettend veel kracht, maar er leek geen weg terug. Balend dat ze niet behoorlijk afscheid had kunnen nemen van haar oude tekenleraar en haar beste vriendin begon Isa haar spullen te pakken. De uil klapwiekte het raam uit, weg van de herrie die het pakken van spullen met zich meebrengt. Isa had graag nog wat gezelschap gehad, zuchtend sloot ze het raam nadat ze de vogel nagekeken had die badend in het maanlicht over de huizen vloog. Tussen haar vingers draaide ze de rode veer. Bloedrood...
‘Schatje, je bent nog niet doodgevroren,’ zei meneer Ruyshof met een geforceerde glimlach terwijl hij zijn dochter omhelsde. Isa stopte snel en ongezien de rode veer in een diepe zwarte jaszak.
‘We moesten overwerken en kregen pech met de auto,’ verklaarde mevrouw Ruyshof, ‘waarschijnlijk was de motor bevroren.’
Isa knikte. ‘Pech.’ Ze besloot geen verdere vragen te stellen om geen argwaan te wekken.
Onderweg naar huis bestudeerde ze haar ouders in de achteruitkijkspiegel terwijl haar handen diep weggestopt zaten in haar jaszakken. Tussen haar vingers speelde ze met de veer. Nee, ze zagen er niet anders uit dan normaal, doodgewone mensen. Isa glimlachte bij het idee dat ze ooit met een toverstok in hun handen hadden gestaan. De ogen van haar moeder kruisten de hare en ze glimlachten. Isa kreeg een brok in haar keel. Deze ogen waren dus onverbiddelijk bij het overhalen van tovenaars, ze te doen stoppen met magie. De ogen waar ze altijd warmte in had gezien, de zachte stem. Ze geeuwde, en benutte de hand die voor haar ogen lag door deze met een zachte beweging af te vegen. Het was te laat geworden vanavond, en fatsoenlijk slapen zou er niet bij zijn vannacht.
Isa slofte de trap op en kroop zo snel mogelijk onder de wol. Het werd een piekernacht, eigenlijk was ze best benieuwd naar de tovenaarswereld. Maar dan zou ze haar ouders verlinken, hun enige dochter zou overlopen naar de tegenpartij. Kon ze hen dat aandoen? Toen Isa uiteindelijk in slaap viel was aan de horizon de schemering al weer zichtbaar.
'Opstaan!'
Isa draaide zich nog een keertje om en kreunde.
'Opstaan zei ik!' Mevrouw Ruyshof zette de radio hard aan en opende de zware gordijnen. De bleke ochtendzon scheen door het raam op Isa's gezicht en ze knipperde met haar ogen.
De spiegel was onverbiddelijk, ze zag er niet uit. Eigenlijk maakte het Isa nooit iets uit hoe ze eruit zag, maar deze wallen waren wel heel dik en heel zichtbaar.
Beneden aangekomen verliet haar vader net de keuken.
'Veel plezier op school, schat.' Hij duwde een vluchtige kus op haar hoofd en spurtte naar buiten.
'Lekker geslapen?' Mevrouw Ruyshof stopte twee volkoren boterhammen in de broodrooster.
Isa geeuwde extra hard zodat haar moeder opkeek van de pot met pindakaas.
'Nee dus. Je ziet er niet uit, Isa. Weet je zeker dat je zo naar school wilt? Ik heb nog wel wat camouflage...'
'Laat maar mam.' Isa plofte neer en at snel een paar boterhammen.
De koele buitenlucht toverde rode blosjes op Isa's wangen en tegen de tijd dat ze op school was stonden haar ogen ook weer wat levendiger.
'Geloof jij in dingen die je niet kunt zien?'
'God.'
Isa keek haar vriendin Leonie verbaasd aan. Die keek even verbaasd terug.
'Jij?'
Isa schudde haar hoofd.
'Nee, ik geloof alleen in dingen die ik gezien heb.'
Die middag begon Isa met een portret in de tekenlessen bij meneer Wilbert, haar tekenleraar. Ze herinnerde zich elke millimeter van zijn arrogante gezicht, zijn stekelige haar met de vreemde kleur en de toverstok die voor haar hoofd had gezweefd. Het gezicht dat op haar papier verscheen leek sprekend. Meneer Wilbert keek haar lachend aan toen ze haar tekening opborg in haar map.
‘Iemand in je klas heeft zijn haar geverfd?’
Isa schrok van zijn stem. Meestal vroeg hij helemaal niets, hij knikte alleen goedkeurend als hij haar tekeningen bekeek of gaf aanwijzingen.
‘Ja,’ stamelde ze, ‘raar hè, paars.’
Meneer Wilbert glimlachte naar haar terwijl ze als laatste het lokaal verliet.
‘Tot morgen,’ mompelde hij naar haar schaduw, die om het hoekje verdween.
'Isa, telefoon.'
Isa schrok op van haar huiswerk. Het zou toch niet... Nee, tovenaars hadden vast geen telefoons. Ze sprintte naar beneden en pakte de telefoon over van haar moeder. Meteen begon het ding te piepen.
'Mam, de batterij is leeg!' riep ze tegen haar moeder.
'Met Isa,' zei ze daarna in de telefoon.
'Isa, met Leonie,' klonk het aan de andere kant van de lijn, 'ik moet je wat vertellen.'
'Wat is er Lee?'
'Laurens belde, je weet wel, die jongen van atletiek.'
'Je trainer.'
'Ja.'
'Hij wil dat ik internationaal ga hardlopen, en daarom moet ik naar een andere school.'
Het was even stil.
'Isa?'
Isa stond als verstijfd. Dit kon niet, dit kón geen toeval zijn. In gedachten zag ze Perkamentus achter een glazen bol zitten en spreuken prevelen met het beeld van Leonie in de witte rook.
'Ja, sorry, wat zei je?'
'Hij is verliefd op me, we schelen eigenlijk helemaal niet zo veel, vijf jaar maar. Ik ga bij hem in wonen denk ik.' Leonie klonk dolgelukkig.
Isa liep naar de keukentafel en ging op het puntje zitten. Dit kon niet. Toch besloot ze opgewekt te klinken, haar vriendin had een vriendje, dan hoorde je toch zeker blij te zijn.
'Leuk voor je, meid!' riep ze nét iets te enthousiast door de telefoon.
'Is er wat Isa?'
'Nee, niks,' praatte Isa er gauw overheen, 'wanneer vertrek je?'
'Voor de kerstvakantie, ik moet ontzettend hard gaan trainen, Laurens wil dat ik over twee jaar meedoe met de Olympische Spelen.'
Het geluid stierf weg en de telefoon begon luid te piepen. De batterij was nu echt leeg.
Isa zette hem snel in de oplader en liep de trap weer op naar haar kamer en plofte languit neer op haar bed met gesloten ogen. Meteen zag ze Perkamentus voor zich, met zijn lange gewaad. 'Nu wordt het wel erg aantrekkelijk, niet waar?' Leken zijn ogen te zeggen. Tranen welden op en Isa duwde een kussen tegen haar gezicht. Even abrupt als de tranen gekomen waren, dwong Isa zichzelf nu te stoppen met jammeren. Haar vriendin had een vriend en ging verhuizen, zou ze niet hartstikke blij moeten zijn voor Leonie? Ze besloot nog wat huiswerk te maken als afleiding en vroeg naar bed te gaan, dat was wel nodig want ze begon overal spoken te zien. Perkamentus achter een glazen bol, belachelijk, glazen bollen kwamen alleen voor in sprookjes, misschien hadden de mensen in de Toverwereld wel helemaal geen glazen bollen. Glimlachend stapte ze in bed.
Albus Perkamentus verscheen meteen nadat de conciërge de straat uit was van achter een boom. Hij zag er gehaast uit maar glimlachte vriendelijk toen hij Isa zag zitten. Isa wiebelde zenuwachtig van het ene been op het andere en probeerde zijn gedachten te peilen, de glazen bol was weliswaar op de achtergrond geraakt maar niet geheel uit haar hoofd verdwenen. De oude man knikte haar toe.
‘Goedenavond Isabella.’
‘Hoi,’ mompelde Isa.
‘Je weet het nog niet hè?’
Isa schudde beschaamd haar hoofd. Ze durfde niet toe te geven dat ze er weliswaar de hele week op had gebroed maar al haar gedachten ten slotte in de tekening had gestopt. Daarbij wist ze niet of ze het aanbod moest aanvaarden omdat alles nu zo vanzelfsprekend leek. In haar gedachten wees alles op één grote deur waar in koeienletters 'Tovenaarswereld' op stond. Wat er achter de deur zat was niet duidelijk maar er kwam een gelig licht vandaan, de rest van haar hoofd was duisternis.
‘Je mag zelf kiezen,’ zei Perkamentus, ‘ik zal je niet overhalen. Ik weet hoe je ouders hierover zullen denken, ik wil jullie ook niet uit elkaar drijven. Ik wil alleen benadrukken dat je op elk moment mag stoppen. Zeg het, en je kunt weer naar huis.’
Isa keek hem aan, zijn blauwe ogen stonden serieus, maar ze waren niet te doorgronden. Lag er een hebzucht naar triomf in? Wilde hij haar tegen elke prijs naar zijn wereld lokken? Maar waarom dan, was ze bijzonder?
'Je hoort bij ons Isa, net als je ouders bij ons horen. En als je denkt dat ik je probeer over te halen, ja, maar het is jouw keuze. Je mag nee zeggen als je dat wilt. Nu, of later. De proeftijd is onbeperkt, je kunt altijd terug.'
Dat laatste sprak Isa bijzonder aan.
‘Echt?’
Perkamentus knikte. ‘Ik wis je geheugen en je bent binnen een uurtje weer bij je ouders.’
‘Oké,’ zuchtte Isa, ‘ik doe het.’ De woorden leken haar te worden ingefluisterd, er leek een aantrekkende werking uit te gaan van Perkamentus' stem. Ze negeerde het stemmetje in haar hoofd dat waarschuwde; 'hij heeft je ingepakt, sukkel!'.
Perkamentus’ blauwe ogen twinkelden.
‘Blij dat te horen,’ zei hij, ‘je hoort nog van mij.’
Een auto reed de straat in.
‘We zien elkaar snel,’ zei Perkamentus, opnieuw gehaast.
‘Wat vertel ik mijn ouders?’ vroeg Isa, maar de tovenaar verdween voor haar ogen.
De donkerblauwe Mercedes stopte voor haar neus en Isa stapte in.
‘Met wie stond je te praten?’ vroeg haar vader.
‘De conciërge,’ loog Isa, ‘hij is net terug het gebouw in, was iets vergeten.’ Meneer Ruyshof keek een ogenblik wantrouwig naar het donkere gebouw maar vroeg niet verder.
Thuis verdween Isa zo snel mogelijk naar haar kamer. Ze haalde de rode veer tevoorschijn en bekeek hem glimlachend. De afgelopen week was slopend geweest en nu ze een beslissing had genomen kon ze eindelijk weer eens rustig slapen. Isa deed de deur achter zich dicht en knipte het licht aan. Ze onderdrukte een gil. Op het tafeltje midden in haar kamer zat een uil. Hij was groot en kastanjebruin en hij keek haar met felle gele ogen doordringend aan. Isa’s blik gleed naar zijn poot, er zat een briefje aan. Ze voelde er niets voor het bruine monster aan te raken en schuifelde langs de muur naar haar bed.
‘Kssst!’ siste Isa zacht, ‘Ga weg.’
De uil knipperde een keer langzaam met zijn ogen en stak de poot met het briefje naar Isa uit. Ze zuchtte diep en haar hart ging wild tekeer toen ze het briefje uiteindelijk van zijn poot haalde.
‘Vertel ze dat je volwassen bent’ Stond er in een krullerig handschrift. Isa keek naar de raadselachtige boodschap en daarna naar de uil.
‘Nu?’ fluisterde ze paniekerig.
De uil knipoogde naar haar. Isa verbleekte. Nu zou er van slapen zeker niets meer komen.
‘Oké,’ fluisterde ze tegen de uil, ‘ik ga al.’
Met tegenzin stommelde Isa de trap af en ging de woonkamer binnen. Haar ouders zaten met een glas wijn gezellig naast elkaar op de bank te praten. Ze keken verstoord op toen hun dochter binnenkwam. Isa’s gezicht kleurde.
‘Pap, mam, ik ben volwassen,’ zei ze, terwijl ze besefte dat het belachelijk klonk.
Meneer en mevrouw Ruyshof keken elkaar een ogenblik vragend aan, toen zei meneer Ruyshof: ‘Je bent pas volwassen als je achttien bent, schat, nu ben je zeventien. Waarom zeg je dit?’
Mevrouw Ruyshof keek ineens paniekerig. ‘Ruud, wat als…’
Meneer Ruyshof legde een hand op haar arm. ‘Waarom zeg je dit Isa?’
Isa haalde haar schouders op. ‘Omdat ik volwassen ben.’
‘Ruud, ze is zeventien, je weet toch…’ Mevrouw Ruyshof hapte naar adem.
‘Met wie heb jij gesproken, waarom kraam je onzin uit?’ ging meneer Ruyshof verder.
‘Ik mag nu zelf beslissen wat ik wil doen in mijn leven,’ negeerde Isa zijn vraag.
‘O mijn god,’ piepte mevrouw Ruyshof.
‘Nooit,’ zei meneer Ruyshof tot zijn vrouw. ‘Waar gaat dit over?’ vroeg hij Isa.
‘Dat ik volwassen ben, jullie weten toch wat dat betekent? Ik mag zelf iets leuks met mijn leven doen.’ Isa zocht naar woorden. Waarom gaven ze haar zulke rare boodschappen, waarom kon ze niet gewoon zeggen dat ze ging leren toveren.
‘Ruud, doe nou niet of je dom bent, ze heeft met een tovenaar gesproken,’ stamelde mevrouw Ruyshof. Meneer Ruyshof keek Isa doordringend aan, die keek even doordringend terug.
‘Albus,’ zei hij zacht, ‘nee Isa, het gebeurt niet.’
Isa keek haar vader en moeder aan.
‘Ik ben zeventien dus ik mag zelf weten wat ik doe.’
‘Voor deze wereld moet je achttien zijn om dat te kunnen beslissen,’ zei meneer Ruyshof, ‘het gebeurt niet Isa, zet het uit je hoofd.’
‘Je begrijpt me verkeerd,’ zei Isa, ‘ik ben zeventien en ik ben een tovenaar, ik wil leren toveren dus dat ga ik doen.’
Mevrouw Ruyshof hapte naar adem.
‘Als je zo beslist kunnen we je niet tegenhouden,’ zei meneer Ruyshof terwijl hij zijn ogen tot spleetjes kneep, ‘maar je moet beseffen dat je familie niet langer je familie zal zijn als je besluit te gaan toveren.’
Isa slikte. ‘Ik word niet zoals jullie, als ik de mogelijkheid heb om magie te kunnen gebruiken zal ik dat doen.’
‘Je bent krankzinnig, je weet niet waar je het over hebt,’ zei mevrouw Ruyshof, ‘een echte Ruyshof tovert niet, als je ooit besluit ermee op te houden ben je weer welkom.’
‘Ga je spullen maar pakken,’ zei meneer Ruyshof simpel, ‘ik zet je morgen op de trein naar Londen, daar zit een tovenaarsherberg. Ik weet niet wat je hebt afgesproken met Albus Perkamentus maar vanaf dat moment zorgt hij maar voor je.’ Er lag een bittere ondertoon in hun stemmen, Isa draaide zich om en liep de trap weer op. De moed die ze zo-even had getoond was teveel geweest. Ze had te makkelijk afstand gedaan van haar familie. Perkamentus vroeg wel heel veel van haar. Opnieuw sloeg de twijfel toe. De tovenaarswereld leek aantrekkelijk maar de prijs was zo hoog... Te hoog? Isa plofte neer op haar bed en sloot haar ogen. Ze werd gewekt uit haar overpeinzingen toen er met een ruisend geluid weer een vogel naar binnen vloog, het was de uil weer. Vreemd, ze had hem niet eens gemist. Hij had opnieuw een briefje aan zijn poot en landde op haar bed. Voorzichtig peuterde Isa het briefje los en aaide de uil voorzichtig over zijn veren. Hij maakte klokkende geluidjes van genoegen.
‘Morgenochtend 9.00 uur voor de school voor de kunsten’
Een krullerig handschrift scheen Isa tegemoet. Hetzelfde handschrift als het vorige briefje, waarschijnlijk Perkamentus. Isa zuchtte. Morgen al… Misschien was het maar beter zo, haar ouders leken niet echt bereid haar nog lang onderdak te bieden nu ze was overgelopen naar de toverwereld. De tijd sprak haar minder aan; om negen uur zou het gebouw al open zijn, ze zou tussen de leerlingen lopen die dans- en muziekonderwijs zouden volgen. En wat als ze meneer Wilbert tegenkwam? Ze boog haar hoofd, misschien zou ze meneer Wilbert wel nooit meer zien. En Leonie... Isa beet op haar lip en zuchtte diep. Dit kostte ontzettend veel kracht, maar er leek geen weg terug. Balend dat ze niet behoorlijk afscheid had kunnen nemen van haar oude tekenleraar en haar beste vriendin begon Isa haar spullen te pakken. De uil klapwiekte het raam uit, weg van de herrie die het pakken van spullen met zich meebrengt. Isa had graag nog wat gezelschap gehad, zuchtend sloot ze het raam nadat ze de vogel nagekeken had die badend in het maanlicht over de huizen vloog. Tussen haar vingers draaide ze de rode veer. Bloedrood...