28/08/2020, 21:44
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 21:44 door Saskiaatje.)
1 Zwarte jas
Isa sloeg haar lange zwarte jas dichter om zich heen en rilde. De straat was helemaal uitgestorven. Een kwartier geleden had de conciërge de deur achter zich op slot gedraaid. Hij had Isa goedenacht gewenst en zij hem. Allebei hadden ze gedacht dat Isa opgehaald zou worden. Zenuwachtig keek ze op haar horloge, bijna half elf al. Normaal kwamen ze haar iets over tienen al halen bij de ingang van de school voor de kunsten. Isa tekende graag en was elke dag op de school te vinden, tot tien uur, want dan sloot het gebouw. Voor de honderdste keer keek ze de straat door, geen levend wezen was er te bekennen. Helemaal vreemd was dat niet; het gebouw stond aan de rand van de stad en werd omgeven door industrieterrein. Isa stampte met haar voeten op de grond om het een beetje warmer te krijgen en blies in haar handen. Het kon niet anders of pa en ma Ruyshof waren hun enige dochter vergeten. Isa ging op het muurtje voor het gebouw zitten en wiebelde wat met haar benen. Een uil riep zacht. De kerkklok die een paar kilometer verderop stond sloeg één eenzame toon.
Eigenlijk vond Isa het helemaal niet zo erg om alleen in het donker te zijn. Ze hield van de duisternis, net als de vleermuizen van hun nachtleven houden. Als het dan maar niet zo koud was... Isa pakte een zakdoek en veegde de druppel af die zich aan haar neus gevormd had. Naar huis lopen had geen zin; dat was aan de andere kant van de stad. Bovendien zou ze haar ouders mis kunnen lopen, ze zouden zich ongerust maken, zich afvragen waarom Isa niet voor de school stond en misschien de politie bellen. Nee, dat moest ze voorkomen. Toen ze de zakdoek terugstopte stootte haar hand tegen iets hards. Verwonderd haalde ze het voorwerp uit haar zak terwijl haar hart sneller begon te kloppen. Dat was waar ook, ze had een mobiele telefoon gekregen voor haar laatste verjaardag. Als dat ding het nou eens voor deze ene keer deed... Isa kon het niet goed vinden met technologische hoogstandjes. Haar mp3-speler haperde om de haverklap en haar mobiele telefoon had eigenlijk nog nooit echt gewerkt. Ook nu reageerde hij niet toen Isa de knopjes indrukte. Ze vervloekte het ding hartgrondig en wilde het op de grond gaan smijten toen een geluid haar deed opschrikken.
Een luide plop, alsof een fles champagne werd ontkurkt, maar het werd niet gevolgd door het ruisende schuim. Geruisloos dook Isa achter het muurtje en spiedde de straat door. Niets te zien. Ze wilde opstaan maar een nieuwe plop, nu dichterbij, weerhield haar daarvan. Haar nieuwsgierigheid overwon de angst en ze keek voorzichtig vanuit haar schuilplaats de straat door.
Een man in een lange zwarte jas liep haastig haar richting uit. Isa's hart sprong op. De jas zorgde dat de man duister oogde, maar zij had zo'n zelfde jas, kon deze man dan echt zo duister zijn? Ze sprong overeind, maar de man leek haar niet te zien, hij had meer oog voor de uil, die neergestreken was in een boom aan de overkant van de weg. Hij liep plompverloren op het beest af en liet hem op zijn schouder zitten.
Isa wreef in haar ogen. Haalde die man nu serieus een briefje van de poot van de uil? Ze zag hem knikken en afwachtend de straat door kijken. Hij leunde tegen de boom en krabbelde de uil verveeld over zijn kop. Luttele seconden later kwam er een andere man aanlopen. In het licht van de lantarenpaal waar hij onderdoor liep, zag Isa het nu duidelijk. Hij had een bezem bij zich en hij droeg geen jas, maar een zwarte mantel.
De twee figuren begonnen op gedempte toon tegen elkaar te praten. Af en toe keek een van hen vluchtig de straat door. Isa begreep dat ze nu al te lang achter het muurtje zat om nog een toevallige passant te lijken. Ze zuchtte diep en zonk weer door haar knieën. De grond verspreidde een onaangename kou maar haar jas hield haar warm. Ze borg haar verkleumde handen weg in de diepe zakken.
Ineens klonk er overal luid geplop. Isa schrok overeind maar besefte net op tijd dat ze zich beter niet kon laten zien. Met woest kloppend hart spitste ze haar oren en keek voorzichtig over het muurtje. De mannen die even tevoren nog gezellig hadden staan praten waren omcirkeld door minstens twintig gedaantes in zwarte mantels. Isa knipperde met haar ogen. Hadden ze werkelijk toverstokken in hun handen? Ze moest wel dromen...
'Er zijn Dreuzels hier,' riep een van de omcirkelden, 'jullie kunnen ons hier niks maken, helemaal niks.'
'Wat wil je doen Meila, ons vermoorden?' voegde de andere toe. Ze klonken strijdvaardig.
'Jij weet best wat ik wil, generaal McLarren,' zei een scherpe vrouwenstem, 'geef het me, dan word je een hoop leed bespaard.'
'Nooit,' zei generaal McLarren rustig.
'Het was een valstrik,' riep de andere man, 'een vuile valstrik.' De bezem beefde in zijn hand.
'Ja, dat was het,' beaamde Meila, 'geef het me, McLarren.'
De generaal nam een uitdagende houding aan.
'Nee.'
Meila hief haar toverstok.
'Crucio,' zei ze simpel.
Het gegil van McLarren klonk als een ijselijke kreet door de donkere straat. Het maakte Isa koud van binnen en er liep een rilling langs haar ruggengraat, wat deed die vrouw? Ze hief haar toverstok opnieuw.
'Ben je nog steeds niet bereid, Daniël?' vroeg ze aan de andere man. Hij schudde kort zijn hoofd. Meila grinnikte zacht en stond op het punt een andere spreuk uit te spreken toen er met een gele lichtflits een rood met gouden veer midden in de kring landde, voor Meila's voeten. Ze keek er even verbluft naar maar was te laat. Overal klonk opnieuw geplop, er verscheen een tiental mensen in donkere gewaden. Meila werd bleek en verdween met een klein plopje uit de kring. Haar helpers stoven uiteen. Binnen korte tijd vlogen rode en groene lichtstralen in het rond. Een heldergroene raakte Isa's muurtje en ze sprong met een gil overeind. Naast haar verscheen een jongen in een groen gewaad.
'Ben je gewond?' vroeg hij gehaast.
'Nee,' stamelde Isa, 'alleen geschrokken.'
'Heb je je toverstok bij je?' ging de jongen verder.
'Nee, ik eh...' begon Isa. De jongen duwde haar een houten stokje in haar hand.
'Je hebt een mooie schuilplaats hier,' zei hij snel, 'je zou ons gigantisch helpen door af en toe wat goedgemikte lamstralen te gebruiken.' Hij verdween net zo snel als hij gekomen was. Isa keek verbijsterd naar het houten stokje in haar hand. Het was nog warm, net nog gebruikt waarschijnlijk. Roerloos staarde ze naar de wirwar van stralen uit toverstokken. Waarom kwamen er geen mensen kijken, politie of de mensen uit de nabijgelegen woonwijk? Het lawaai was er hard genoeg voor...
Plotseling was het doodstil. Een gedaante met groen haar stond aan het einde van de straat. Met een paar welgemikte spreuken liet hij de mensen ontwaken die op de grond lagen. Ze verdwenen snel en een paar kwamen haastig op hem toelopen.
'Het was Meila,' hoorde Isa de jongen roepen die haar de toverstok van gegeven. De man knikte kort. 'Ik weet het, ik was te laat, jullie kunnen gaan. We bespreken dit later, niet hier. Zijn er gewonden?' Een paar mensen liepen haastig de groep uit en verdwenen met een luide plop.
'Ze heeft een Cruciatusvloek uitgesproken over generaal McLarren, maar hij voelde zich sterk genoeg om naar huis te kunnen Verdwijnselen,' rapporteerde de jongen.
'Ik laat jullie weten wanneer de volgende bijeenkomst is,' zei de man met het groene haar, 'laten we maken dat we wegkomen, voor Dreuzels ons zien.' Iedereen verdween, behalve die ene jongen. De man met het groene haar had zijn hand op zijn schouder gelegd.
'Je hebt goed standgehouden, jongen,' zei hij warm.
'Dank je,' zei de jongen glimlachend, 'ik ga mijn toverstok even terugvragen.' Hij wilde naar het muurtje lopen maar de greep op zijn schouder werd steviger. Hij draaide zich om.
'Was er iemand zonder toverstok hier?' vroeg de man. De jongen knikte naar het muurtje.
'Ze had goed overzicht.' Isa luisterde ademloos. Zouden ze ontdekken dat ze niks had kunnen doen? Dat ze eigenlijk gewoon helemaal niet wist wat ze op dit moment in haar hand had, en wat lamstralen waren? De man krabde op zijn hoofd en zei zacht: 'Patrick, heb jij er bij stilgestaan dat dat meisje een Dreuzel kan zijn?'
Isa sloeg haar lange zwarte jas dichter om zich heen en rilde. De straat was helemaal uitgestorven. Een kwartier geleden had de conciërge de deur achter zich op slot gedraaid. Hij had Isa goedenacht gewenst en zij hem. Allebei hadden ze gedacht dat Isa opgehaald zou worden. Zenuwachtig keek ze op haar horloge, bijna half elf al. Normaal kwamen ze haar iets over tienen al halen bij de ingang van de school voor de kunsten. Isa tekende graag en was elke dag op de school te vinden, tot tien uur, want dan sloot het gebouw. Voor de honderdste keer keek ze de straat door, geen levend wezen was er te bekennen. Helemaal vreemd was dat niet; het gebouw stond aan de rand van de stad en werd omgeven door industrieterrein. Isa stampte met haar voeten op de grond om het een beetje warmer te krijgen en blies in haar handen. Het kon niet anders of pa en ma Ruyshof waren hun enige dochter vergeten. Isa ging op het muurtje voor het gebouw zitten en wiebelde wat met haar benen. Een uil riep zacht. De kerkklok die een paar kilometer verderop stond sloeg één eenzame toon.
Eigenlijk vond Isa het helemaal niet zo erg om alleen in het donker te zijn. Ze hield van de duisternis, net als de vleermuizen van hun nachtleven houden. Als het dan maar niet zo koud was... Isa pakte een zakdoek en veegde de druppel af die zich aan haar neus gevormd had. Naar huis lopen had geen zin; dat was aan de andere kant van de stad. Bovendien zou ze haar ouders mis kunnen lopen, ze zouden zich ongerust maken, zich afvragen waarom Isa niet voor de school stond en misschien de politie bellen. Nee, dat moest ze voorkomen. Toen ze de zakdoek terugstopte stootte haar hand tegen iets hards. Verwonderd haalde ze het voorwerp uit haar zak terwijl haar hart sneller begon te kloppen. Dat was waar ook, ze had een mobiele telefoon gekregen voor haar laatste verjaardag. Als dat ding het nou eens voor deze ene keer deed... Isa kon het niet goed vinden met technologische hoogstandjes. Haar mp3-speler haperde om de haverklap en haar mobiele telefoon had eigenlijk nog nooit echt gewerkt. Ook nu reageerde hij niet toen Isa de knopjes indrukte. Ze vervloekte het ding hartgrondig en wilde het op de grond gaan smijten toen een geluid haar deed opschrikken.
Een luide plop, alsof een fles champagne werd ontkurkt, maar het werd niet gevolgd door het ruisende schuim. Geruisloos dook Isa achter het muurtje en spiedde de straat door. Niets te zien. Ze wilde opstaan maar een nieuwe plop, nu dichterbij, weerhield haar daarvan. Haar nieuwsgierigheid overwon de angst en ze keek voorzichtig vanuit haar schuilplaats de straat door.
Een man in een lange zwarte jas liep haastig haar richting uit. Isa's hart sprong op. De jas zorgde dat de man duister oogde, maar zij had zo'n zelfde jas, kon deze man dan echt zo duister zijn? Ze sprong overeind, maar de man leek haar niet te zien, hij had meer oog voor de uil, die neergestreken was in een boom aan de overkant van de weg. Hij liep plompverloren op het beest af en liet hem op zijn schouder zitten.
Isa wreef in haar ogen. Haalde die man nu serieus een briefje van de poot van de uil? Ze zag hem knikken en afwachtend de straat door kijken. Hij leunde tegen de boom en krabbelde de uil verveeld over zijn kop. Luttele seconden later kwam er een andere man aanlopen. In het licht van de lantarenpaal waar hij onderdoor liep, zag Isa het nu duidelijk. Hij had een bezem bij zich en hij droeg geen jas, maar een zwarte mantel.
De twee figuren begonnen op gedempte toon tegen elkaar te praten. Af en toe keek een van hen vluchtig de straat door. Isa begreep dat ze nu al te lang achter het muurtje zat om nog een toevallige passant te lijken. Ze zuchtte diep en zonk weer door haar knieën. De grond verspreidde een onaangename kou maar haar jas hield haar warm. Ze borg haar verkleumde handen weg in de diepe zakken.
Ineens klonk er overal luid geplop. Isa schrok overeind maar besefte net op tijd dat ze zich beter niet kon laten zien. Met woest kloppend hart spitste ze haar oren en keek voorzichtig over het muurtje. De mannen die even tevoren nog gezellig hadden staan praten waren omcirkeld door minstens twintig gedaantes in zwarte mantels. Isa knipperde met haar ogen. Hadden ze werkelijk toverstokken in hun handen? Ze moest wel dromen...
'Er zijn Dreuzels hier,' riep een van de omcirkelden, 'jullie kunnen ons hier niks maken, helemaal niks.'
'Wat wil je doen Meila, ons vermoorden?' voegde de andere toe. Ze klonken strijdvaardig.
'Jij weet best wat ik wil, generaal McLarren,' zei een scherpe vrouwenstem, 'geef het me, dan word je een hoop leed bespaard.'
'Nooit,' zei generaal McLarren rustig.
'Het was een valstrik,' riep de andere man, 'een vuile valstrik.' De bezem beefde in zijn hand.
'Ja, dat was het,' beaamde Meila, 'geef het me, McLarren.'
De generaal nam een uitdagende houding aan.
'Nee.'
Meila hief haar toverstok.
'Crucio,' zei ze simpel.
Het gegil van McLarren klonk als een ijselijke kreet door de donkere straat. Het maakte Isa koud van binnen en er liep een rilling langs haar ruggengraat, wat deed die vrouw? Ze hief haar toverstok opnieuw.
'Ben je nog steeds niet bereid, Daniël?' vroeg ze aan de andere man. Hij schudde kort zijn hoofd. Meila grinnikte zacht en stond op het punt een andere spreuk uit te spreken toen er met een gele lichtflits een rood met gouden veer midden in de kring landde, voor Meila's voeten. Ze keek er even verbluft naar maar was te laat. Overal klonk opnieuw geplop, er verscheen een tiental mensen in donkere gewaden. Meila werd bleek en verdween met een klein plopje uit de kring. Haar helpers stoven uiteen. Binnen korte tijd vlogen rode en groene lichtstralen in het rond. Een heldergroene raakte Isa's muurtje en ze sprong met een gil overeind. Naast haar verscheen een jongen in een groen gewaad.
'Ben je gewond?' vroeg hij gehaast.
'Nee,' stamelde Isa, 'alleen geschrokken.'
'Heb je je toverstok bij je?' ging de jongen verder.
'Nee, ik eh...' begon Isa. De jongen duwde haar een houten stokje in haar hand.
'Je hebt een mooie schuilplaats hier,' zei hij snel, 'je zou ons gigantisch helpen door af en toe wat goedgemikte lamstralen te gebruiken.' Hij verdween net zo snel als hij gekomen was. Isa keek verbijsterd naar het houten stokje in haar hand. Het was nog warm, net nog gebruikt waarschijnlijk. Roerloos staarde ze naar de wirwar van stralen uit toverstokken. Waarom kwamen er geen mensen kijken, politie of de mensen uit de nabijgelegen woonwijk? Het lawaai was er hard genoeg voor...
Plotseling was het doodstil. Een gedaante met groen haar stond aan het einde van de straat. Met een paar welgemikte spreuken liet hij de mensen ontwaken die op de grond lagen. Ze verdwenen snel en een paar kwamen haastig op hem toelopen.
'Het was Meila,' hoorde Isa de jongen roepen die haar de toverstok van gegeven. De man knikte kort. 'Ik weet het, ik was te laat, jullie kunnen gaan. We bespreken dit later, niet hier. Zijn er gewonden?' Een paar mensen liepen haastig de groep uit en verdwenen met een luide plop.
'Ze heeft een Cruciatusvloek uitgesproken over generaal McLarren, maar hij voelde zich sterk genoeg om naar huis te kunnen Verdwijnselen,' rapporteerde de jongen.
'Ik laat jullie weten wanneer de volgende bijeenkomst is,' zei de man met het groene haar, 'laten we maken dat we wegkomen, voor Dreuzels ons zien.' Iedereen verdween, behalve die ene jongen. De man met het groene haar had zijn hand op zijn schouder gelegd.
'Je hebt goed standgehouden, jongen,' zei hij warm.
'Dank je,' zei de jongen glimlachend, 'ik ga mijn toverstok even terugvragen.' Hij wilde naar het muurtje lopen maar de greep op zijn schouder werd steviger. Hij draaide zich om.
'Was er iemand zonder toverstok hier?' vroeg de man. De jongen knikte naar het muurtje.
'Ze had goed overzicht.' Isa luisterde ademloos. Zouden ze ontdekken dat ze niks had kunnen doen? Dat ze eigenlijk gewoon helemaal niet wist wat ze op dit moment in haar hand had, en wat lamstralen waren? De man krabde op zijn hoofd en zei zacht: 'Patrick, heb jij er bij stilgestaan dat dat meisje een Dreuzel kan zijn?'