28/08/2020, 12:26
Epiloog
“Loena, je vader is er!”
Severus zag in de verte de gedaante van Abraxis met Xenophilius op zijn rug naderen. Hij hield zijn hand boven zijn ogen, want door de scherp brandende zon kon hij amper wat zien. Het was hartje zomer en de warmste dag in jaren. Al had hij vroeger de zon geschuwd, nu kon hij er wel van genieten – daarenboven had hij een nieuwe passie gevonden in tuinieren. Loena had hem betrokken bij het onderhouden van zowel de binnentuin als de tuin in de Obscura-grot en al snel waren ze beginnen te experimenteren met de meest zeldzame planten die wilden groeien in het natte Noordzee-klimaat. Hij had dus een goede reden om in de hitte op zijn knieën in de tuin te zitten op het binnenplein van Azkaban, namelijk een zeer magische en zeldzame plant te verzorgen.
De plant kirde zielig toen Severus opstond, en Severus sprak snel een kleine regenspreuk uit over de plant, waarna die tevreden blubberde.
Xenophilius sprong van Abraxis op het moment dat hij landde en Severus stapte naar hem toe. De mannen schudden elkaar de hand en Xenophilius pufte even.
“Een vermoeiende reis gehad?” vroeg Severus.
Xenophilius nam een zakdoek uit zijn mantel en veegde er het zweet mee af dat op zijn voorhoofd stond. “Ziedend heet, Severus! Ziedend heet! Je ziet er niet uit alsof jij er al te veel last van hebt?”
Severus haalde zijn schouders op. “Valt wel mee. Maar waarom heb je niet gewoon Dobby en Winky geroepen om je naar hier te Verschijnselen? Dat zou een pak minder warm zijn geweest.”
Xenophilius keek Severus aarzelend aan. “Als ik het mag zeggen, Severus... Ik zou me er niet goed bij voelen!”
“Ach, komop, het zijn en blijven huiselven,” protesteerde Severus lichtjes.
“Maakt niet uit, ze zijn nog maar net ouders geworden en het zou niet juist voelen om hen aan het werk te zetten op dit moment.”
“Je naar hier verschijnselen zou maar een minuutje duren! Ze kunnen hun kleine Spruit wel even missen!”
“Hebben ze al een naam?”
“Ja, dat zei ik net. Spruit.”
Xenophilius lachte even om de naam en pinkte een traantje uit zijn oog, maar draaide zich daarna weer naar Abraxis, die twee tassen op zijn rug droeg. “Moet je zien!” zei de man enthousiast. “De nieuwe editie van de Kibbelaar! Is gisteren van de pers gerold en ik heb er al honderden uilen over ontvangen! Nog nooit meegemaakt!”
Severus keek naar de voorkant en glimlachte bij het zien van de foto die ze twee weken eerder hadden genomen. Het overgrote deel van de foto werd in beslag genomen door de Obscura-draak, die tussen de tuinen in stond. Voor hem stonden Severus en Loena, hand in hand, en Dobby en Winky met de kleine Spruit in Winky’s armen. Als titel blinkte er in felblauwe letters: “Azkaban Leeft!”, met daaronder in kleinere, groene letters “zoals nooit tevoren”.
“Het is een goede foto,” gaf Severus toe.
“Dat mag ook wel! Het is de best verkopende editie sinds Voldemort verslagen is! Je kan je niet inbeelden wat voor reacties ik ontvangen heb! Van alle mogelijke soorten tovenaars! Zelfs van je oude vriend, Lucius Malfidus. Hij zou graag opnieuw contact met je hebben.”
Het was duidelijk in Severus’ blik te lezen dat hij dat niet vertrouwde, maar Xenophilius klopte hem gemoedelijk op zijn rug. “Ik zou me niet teveel zorgen erover maken. Lucius Malfidus is na de oorlog zo mak als een lammetje geworden. Hij excuseerde zich voor de vloek die zijn schoonzuster over je had uitgesproken en schreef ook dat noch hij, noch andere bekenden van Bellatrix er ooit wat vanaf hebben geweten – anders had hij je wel eerder opgezocht. En hij wenste je ook veel succes toe met het opzetten van het wetenschappelijk onderzoekslaboratorium.”
Dat herinnerde Severus ergens aan. “Zijn er al reacties van geïnteresseerden?”
Xenophilius lachte luid. “Dozijnen! Ik heb ze allemaal mee!”
“Mag ik het artikel eerst nalezen?”
Xenophilius knikte terwijl Severus de Kibbelaar uit zijn handen nam en achter het magazine verdween.
“Vader!”
Xenophilius draaide zich om toen Loena naar hem toe kwam gerend. Ze droeg een lichtgele zomerjurk en een grote strooien hoed, waarop ze enkele vergrootte klavertjes vier had gepind.
Ze omhelsde haar vader en keek hem daarna enthousiast aan. “Is de nieuwe Kibbelaar klaar?”
Toen ze zag dat Severus al erin was aan het lezen, graaide ze het uit zijn handen en draaide ze zich om zodat ze er ongestoord in kon bladeren.
“Hey!” protesteerde Severus, maar Xenophilius greep al in zijn tas om een nieuw exemplaar boven te halen. Severus nam het exemplaar over en las er ook ijverig in voort.
“Ik heb nog drie exemplaren mee,” lichtte Xenophilius hen in – al leek het niet alsof een van hen was aan het luisteren, zo druk waren ze aan het lezen. “Voor Dobby, Winky en de draak.” Xenophilius wachtte op reactie, maar er kwam er geen. “Ik zal ze wel geven wanneer jullie minder geobsedeerd bezig zijn met de Kibbelaar.”
“Vader, de foto’s van de draak zijn echt supermooi! Heb je er veel reacties op gehad?”
“Jazeker!” knikte Xenophilius. “Zelfs van je oude vriendin Hermelien Griffel! Al moet ik zeggen dat haar mening niet strookte met die van de andere lezers...”
Zowel Loena als Severus keken nu op van de Kibbelaar en staarden Xenophilius nieuwsgierig aan.
“Ze zei dat Obscura-draken fabeltjes zijn en dat de foto mooi getruceerd was. Ze zei ook dat Severus er veel te jong uit zag voor zijn leeftijd en ze was geshockeerd door het feit dat ik jou had kunnen overhalen om zo een verhaal op te spelden en dat het niet realistisch was dat je iets zou beginnen met je oud-leraar.”
Severus rolde met zijn ogen. “Betweter.”
Loena moest echter lachen. “Het is duidelijk dat ze de artikels niet eens bekeken heeft... Dan had ze wel geweten hoe het kwam dat Severus er enkele jaren jonger uitziet nu.”
“Dank Merlijn daarvoor...” grijnsde Severus. “Hemeltjelief, als je met zo een oude kerel op de foto had gestaan als ik werkelijk ben, had de halve tovenaarswereld ons vervloekt.”
“Zo is het, zoon!” lachte Xenophilius.
Severus keek echter voor een moment in horror naar de man. Hij kon er maar niet aan wennen om “zoon” genoemd te worden door iemand die maar acht jaar ouder dan hem was. Xenophilius deed het echter geregeld, en iedere keer voelde het even vreemd.
“Wat mij nog het meest verbaast, is dat ze het echt niet kan geloven! En dat terwijl Harry nog heeft meegeholpen aan deze editie!” Loena leek echt verbaasd en schudde haar hoofd.
“Toen ik Harry heb gesproken vorige week, was hij ook verrast! Hij wilde me eerst niet geloven toen ik hem vertelde wat er allemaal was gebeurd, totdat ik hem de foto liet zien.”
“Hoe reageerde hij?” vroeg Severus ter zake en hij keek Xenophilius strak aan.
“Nou, dat je er te jong uitzag... Maar toen ik hem eenmaal uitlegde hoe de vloek in elkaar had gezeten, snapte hij het wel. Hij zei me ook dat hij niemand iets zou zeggen ervan tot de Kibbelaar uitkwam – hij wilde het niet verpesten.”
“Vreemd,” gaf Severus toe, maar Loena negeerde hem. Ze kende hem nu lang genoeg om te snappen dat Harry en hij het nooit met elkaar zouden vinden, maar zo erg vond ze het ook weer niet.
“Ik vermoed dan maar dat Hermelien duidelijk niet met Harry heeft gesproken voordat ze de uil stuurde...”
“Dat moet haast wel,” ging Xenophilius akkoord met zijn dochter. “Oh!” Xenophilius sprong haast in de lucht toen hij zich iets herinnerde. “Filius Banning had ook een brief gestuurd. Hij zei...”
“Heb je alle brieven nu al gelezen?” onderbrak Severus de man ongelovend.
“Nou...” Xenophilius werd rood. “Wel toch zeker die brieven die kwamen van mensen die ik kende... Ze waren aan de redactie van de Kibbelaar gericht! Nou ja, en aan jullie... Maar hoe dan ook! Filius Banning wil graag helpen in jullie onderzoekslaboratorium!”
Zo enthousiast als Xenophilius was, zo wantrouwend was Severus. “Geeft hij geen les meer aan Zweinstein dan?”
“Nee, hemeltjelief, nee, al zeker vijf jaar niet meer. Hij schreef dat hij graag wilde helpen als jullie veel studenten zouden hebben. Hij ziet het wel zitten om eens les te geven aan oudere studenten.”
“Ja maar... Filius gaf op Zweinstein Bezweringen! Dat is toch niet gerelateerd aan wetenschappen? Wat weet hij daar nou vanaf?” Severus leek nog niet echt warm te lopen voor het idee.
“Hij is een Ravenklauwer,” antwoordde Loena simpel.
Severus rolde zijn ogen. “En ik een Zwadderaar, wat wil dat nou nog zeggen?”
“Dat je het niet kan laten om met je ogen te rollen en sarcastische opmerkingen te maken wanneer we het hebben over iemand die niet-Zwadderaar is.” Loena keek Severus sluw aan en Severus schudde zijn hoofd.
“Sinds wanneer ben jij zo een wijsneus?”
Loena grijnsde breed. “Hoe dan ook, ik zou het tof vinden! Filius Banning is enorm slim – ik ben er zeker van dat hij iets zou kunnen bijdragen aan de opleiding!”
“Oh, over opleiding gesproken! Het ministerie heeft ook een uil gestuurd. Ze hebben een overzicht aan criteria die jullie moeten behalen na het eerste jaar – anders zullen ze jullie het recht ontnemen van een eigen opleiding te geven.”
“Laat dat maar aan mij,” zei Severus vastberaden. “Ik heb een redelijk goed oog op welke onderzoeken er voor het komende jaar gepland zijn en hoe de studenten moeten evalueren doorheen het jaar. Ik ben er zeker van dat we hun doelstellingen wel kunnen halen.”
“Mij goed,” ging Loena akkoord en ze keek tevreden naar het exemplaar van de Kibbelaar in haar handen.
“Zullen we anders even binnen gaan zitten? Ik laat Dobby ons wat limonade brengen. Dat zal smaken, in dit weer!”
Xenophilius leek onder de indruk van de pas gerenoveerde kamer. “Slecht... Niet slecht... Ziet er best gezellig uit!”
De ontvangstruimte deed Loena altijd denken aan de leerlingenkamer van Ravenklauw. Er was een mooie haard en de donkerblauwe zetels stonden er aangenaam rond geschikt. Het vuur was niet aan – wat van de ontvangstruimte een aangenaam koele ruimte maakte op deze hete zomerdag – en de kleine ramen waren afgedekt met prachtig gedetailleerde wandtapijten.
Toen Dobby terugkeerde met de limonades, riep Xenophilius de huiself bij zich.
“Dobby, ik heb speciaal voor jou en Winky een exemplaar van de Kibbelaar meegenomen!”
Dobby trok grote ogen toen hij de omslag van de Kibbelaar onder ogen kreeg en was nog meer onder de indruk toen hij zichzelf, Winky en de kleine Spruit op de voorpagina herkende.
“Je zult wel heel erg trots zijn,” zei Xenophilius bemoedigend. “Jullie zijn de eerste huiselven die op de voorpagina van een magazine staan!”
Dobby weende tranen van geluk. “Het is een fantastisch grote eer voor Dobby! En ook voor Winky en Spruit!”
Xenophilius overhandigde de magazines en Dobby liet zijn vingers over de foto strijken.
“Er staan nog meer foto’s in het magazine zelf!” merkte Loena op en Dobby begon onmiddellijk te bladeren. Toen hij een foto zag van de kleine Spruit, hield hij zijn hand voor zijn mond en sprongen er weer tranen in zijn ogen. Hij zag ook het opschrift bij de foto, maar kon het niet onmiddellijk lezen – huiselven konden dan ook maar zelden lezen.
“De... eerste... vrije... huiself!” las Dobby langzaam, maar apetrots voor.
“Dat is echt iets om trots op te zijn!” Xenophilius klopte de huiself gemoedelijk op zijn schouder. “Ik heb persoonlijk onderzoek gedaan – maar volgens alle mogelijke bronnen, is er nog nooit een vrije huiself geboren! Spruit is de allereerste.”
Loena en Severus keken tevreden toe hoe Dobby straalde van trots. Hij keek met grote ogen naar zijn meester en Severus knikte terwijl hij zijn trouwe huiself aansprak. “Ga het goede nieuws maar aan Winky vertellen!”
Dobby grijnsde breed en verdween met een plofje.
Die namiddag bespraken Severus, Loena en Xenophilius de reacties van de tovenaars en heksen op de Kibbelaar en de toekomst van Azkaban als onderzoekscentrum. Ze hadden nog anderhalve maand de tijd om Azkaban klaar te maken voor deze verandering, maar zelf hadden ze er het volste vertrouwen in dat het zou lukken om Azkaban om te vormen tot een school voor verdere studies. Er waren nog steeds genoeg vrije kamers in de ruines en deze zomer hadden ze al die kamers opgeknapt – er was geen sprake meer van lekken en barsten – veel kamers hadden zelfs een nieuw kleurtje gekregen. Severus en Loena hadden hun handen er wel aan vol gehad.
Af en toe maakte Xenophilius zich wel bezorgd om hoe gehecht Loena en Severus aan Azkaban waren. Zelfs nu Severus zijn vrijheid had herwonnen, verliet hij Azkaban niet. Volgens Severus was dat niet nodig – hij zei telkens dat hij nog genoeg had te ontdekken en beleven in Azkaban zelf.
Toen Xenophilius die avond weer vertrok op de rug van Abraxis, bleven Loena en Severus buiten in de tuin zitten om naar de volle maan te kijken. De ruïnes waren prachtig in het maanlicht en Loena en Severus genoten in stilte van het zicht en van elkaars gezelschap.
Loena lag met haar hoofd tegen zijn schouder en dacht diep na terwijl ze naar de maan keek.
“Severus?” vroeg ze stil.
“Mm?” Severus keek nog steeds dromend naar de sterren toen Loena haar hoofd draaide om hem even aan te kijken.
“Het is vreemd, vind je ook niet?” mijmerde ze.
“Wat?” vroeg Severus in een afwezige stem.
Loena glimlachte. Ze vond het altijd grappig als ze ontdekte dat Severus harder kon dromen dan zij.
“Wij...”
Dit hielp Severus wel uit zijn droom en hij draaide zich naar Loena. “Hoe kom je daar opeens bij?” Hij keek Loena niet-begrijpend aan, maar Loena kneep in zijn hand als teken dat er niets mis was.
“Gewoon, de reacties van sommige mensen... Niet dat ik me eraan stoor he! Maar... Het is inderdaad wel vreemd... Wij. Ik zou het nooit gedacht hebben.”
Severus moest glimlachen met hetgeen Loena zei. Hij herkende het gevoel. “Ik zou het ook nooit verwacht hebben. Integendeel... Als iemand het me tien jaar geleden had gezegd...” Severus lachte, maar kneep Loena ook even bemoedigend in haar hand. “Ik zou ze nooit geloofd hebben. Maar nu – nu heb ik alles behalve spijt.”
Loena kroop dichterbij en gaf hem een kus. Daarna liet ze zich weer zakken tot ze met haar hoofd op zijn schouder leunde.
“Ben je niet bang voor de mensen die nu naar Azkaban zullen komen in september? Het is niet alsof we in ons verleden zo geweldig goed met mensen hebben kunnen omgaan... Ik wil niet weer...” Loena aarzelde even, maar Severus kon haar onzekerheid voelen en gaf haar een kalmerende kus op haar voorhoofd.
“Geen zorgen Loena, ze zullen je ditmaal niet pesten. En zoja – we zijn hier wel de baas he. Ieder die ons durft aan te raken, gooien we buiten.”
Loena lachte kort. Severus had inderdaad gelijk. Het zou niet hetzelfde lopen als vroeger.
“Vind je het niet erg?” mijmerde Loena verder.
“Wat dan?”
Loena haalde even haar schouders op. “Je nieuwe job. Professor – alweer. En het leek niet bepaald alsof je dat in het verleden heel graag deed.”
Severus haalde ook zijn schouders op. “Ik had toen niet echt een keus... Ze stonden niet bepaald overal met open armen te wachten op ex-Dooddoeners...”
“Ja maar dat bedoel ik nou net... Nu heb je wél de keus... Je bent nu vrij! En toch was het jouw idee om het onderzoekscentrum te starten. Waarom dan eigenlijk?”
“Ik heb het gevoel dat ik dat verplicht ben... Niet meteen aan mezelf... Maar aan deze plek en alle mensen die hier willen komen om bij te leren. Ik heb er een goed gevoel bij...”
Loena glimlachte. Ze vond het merkwaardig hoezeer Severus vertrouwde in zijn intuïtie.
Severus kuchte even. “En de draak zei ook dat het zeer lonend zou zijn om hier te blijven.”
Loena draaide haar hoofd en keek hem sluw aan. “Aha! Dus zo zit de vork in de steel... De draak heeft je weer eens wat verklapt en nu kan je niet wachten om te zien hoe het eindigt!”
Severus grinnikte. “Dat doet hij toch niet zo vaak?”
Loena schudde haar hoofd en rolde met haar ogen. “Je wist enkel dat Winky zwanger was voor ze het zelf door had, je wist twee maanden geleden dat Abraxis een nagel in zijn hoef had nog voordat je hem had gezien en vorige week bestelde je me dat zomerkleedje van uit de advertenties in de Ochtendprofeet in exact dezelfde kleur als dat ik wilde – zonder dat ik het je zelfs had gezegd dat ik het wilde!”
Severus glimlachte schuldig. “Ok... Misschien dat de draak toch iets teveel verklapt nu en dan... Is dat dan reden om te klagen?”
Loena grijnsde. “Als je maar niet alles weet, is het goed. Maar wat heeft de draak je dan eigenlijk verteld over onze toekomst... Nu ben ik toch wel benieuwd.”
“Oh...” Severus aarzelde even. “Niet zoveel. Dat we beiden professors worden, dat je bevalt van een drieling, dat we binnen tien jaar hier met een klein leger aan huiselven zitten en dat we binnen twintig jaar wel zeker zestien kinderen hebben in totaal.”
Loena keek Severus ongelovend aan.
“Oh ja,” ging Severus plagend verder. “En eentje heeft drie ogen.”
Loena sloeg Severus toen ze eenmaal doorhad dat hij haar voor de gek hield en hij gniffelde schuldig.
Loena keek hem licht gefrustreerd aan. “En nou serieus... Wat zei hij dan? Had hij het echt over kinderen?”
Severus schudde zijn hoofd. “Nee hoor. Niet echt. Enkel over leerlingen – hier op Azkaban. En dat ons nog vele avonturen te wachten zouden staan als we hier bleven voor de eerstkomende jaren.”
Dit luchtte Loena op en ze knikte. “Klinkt goed.” Ze glimlachte opeens. “Nog enkele jaren met jou hier in Azkaban...” Ze knikte langzaam, alsof ze het overweegde. “Ik hou wel van dat vooruitzicht.”
Severus keek haar tevreden aan en leek trots dat ze dat zei. “Ik ook.”
“Langer mag ook wel,” mijmerde Loena dromend en ze liet haar hoofd weer tegen zijn schouder vallen terwijl ze naar de volle maan keek.
Severus knikte en keek ook weer naar de stralende maan boven hen. “Langer mag ook...”
Voor eeuwig.
~ EINDE ~
“Loena, je vader is er!”
Severus zag in de verte de gedaante van Abraxis met Xenophilius op zijn rug naderen. Hij hield zijn hand boven zijn ogen, want door de scherp brandende zon kon hij amper wat zien. Het was hartje zomer en de warmste dag in jaren. Al had hij vroeger de zon geschuwd, nu kon hij er wel van genieten – daarenboven had hij een nieuwe passie gevonden in tuinieren. Loena had hem betrokken bij het onderhouden van zowel de binnentuin als de tuin in de Obscura-grot en al snel waren ze beginnen te experimenteren met de meest zeldzame planten die wilden groeien in het natte Noordzee-klimaat. Hij had dus een goede reden om in de hitte op zijn knieën in de tuin te zitten op het binnenplein van Azkaban, namelijk een zeer magische en zeldzame plant te verzorgen.
De plant kirde zielig toen Severus opstond, en Severus sprak snel een kleine regenspreuk uit over de plant, waarna die tevreden blubberde.
Xenophilius sprong van Abraxis op het moment dat hij landde en Severus stapte naar hem toe. De mannen schudden elkaar de hand en Xenophilius pufte even.
“Een vermoeiende reis gehad?” vroeg Severus.
Xenophilius nam een zakdoek uit zijn mantel en veegde er het zweet mee af dat op zijn voorhoofd stond. “Ziedend heet, Severus! Ziedend heet! Je ziet er niet uit alsof jij er al te veel last van hebt?”
Severus haalde zijn schouders op. “Valt wel mee. Maar waarom heb je niet gewoon Dobby en Winky geroepen om je naar hier te Verschijnselen? Dat zou een pak minder warm zijn geweest.”
Xenophilius keek Severus aarzelend aan. “Als ik het mag zeggen, Severus... Ik zou me er niet goed bij voelen!”
“Ach, komop, het zijn en blijven huiselven,” protesteerde Severus lichtjes.
“Maakt niet uit, ze zijn nog maar net ouders geworden en het zou niet juist voelen om hen aan het werk te zetten op dit moment.”
“Je naar hier verschijnselen zou maar een minuutje duren! Ze kunnen hun kleine Spruit wel even missen!”
“Hebben ze al een naam?”
“Ja, dat zei ik net. Spruit.”
Xenophilius lachte even om de naam en pinkte een traantje uit zijn oog, maar draaide zich daarna weer naar Abraxis, die twee tassen op zijn rug droeg. “Moet je zien!” zei de man enthousiast. “De nieuwe editie van de Kibbelaar! Is gisteren van de pers gerold en ik heb er al honderden uilen over ontvangen! Nog nooit meegemaakt!”
Severus keek naar de voorkant en glimlachte bij het zien van de foto die ze twee weken eerder hadden genomen. Het overgrote deel van de foto werd in beslag genomen door de Obscura-draak, die tussen de tuinen in stond. Voor hem stonden Severus en Loena, hand in hand, en Dobby en Winky met de kleine Spruit in Winky’s armen. Als titel blinkte er in felblauwe letters: “Azkaban Leeft!”, met daaronder in kleinere, groene letters “zoals nooit tevoren”.
“Het is een goede foto,” gaf Severus toe.
“Dat mag ook wel! Het is de best verkopende editie sinds Voldemort verslagen is! Je kan je niet inbeelden wat voor reacties ik ontvangen heb! Van alle mogelijke soorten tovenaars! Zelfs van je oude vriend, Lucius Malfidus. Hij zou graag opnieuw contact met je hebben.”
Het was duidelijk in Severus’ blik te lezen dat hij dat niet vertrouwde, maar Xenophilius klopte hem gemoedelijk op zijn rug. “Ik zou me niet teveel zorgen erover maken. Lucius Malfidus is na de oorlog zo mak als een lammetje geworden. Hij excuseerde zich voor de vloek die zijn schoonzuster over je had uitgesproken en schreef ook dat noch hij, noch andere bekenden van Bellatrix er ooit wat vanaf hebben geweten – anders had hij je wel eerder opgezocht. En hij wenste je ook veel succes toe met het opzetten van het wetenschappelijk onderzoekslaboratorium.”
Dat herinnerde Severus ergens aan. “Zijn er al reacties van geïnteresseerden?”
Xenophilius lachte luid. “Dozijnen! Ik heb ze allemaal mee!”
“Mag ik het artikel eerst nalezen?”
Xenophilius knikte terwijl Severus de Kibbelaar uit zijn handen nam en achter het magazine verdween.
“Vader!”
Xenophilius draaide zich om toen Loena naar hem toe kwam gerend. Ze droeg een lichtgele zomerjurk en een grote strooien hoed, waarop ze enkele vergrootte klavertjes vier had gepind.
Ze omhelsde haar vader en keek hem daarna enthousiast aan. “Is de nieuwe Kibbelaar klaar?”
Toen ze zag dat Severus al erin was aan het lezen, graaide ze het uit zijn handen en draaide ze zich om zodat ze er ongestoord in kon bladeren.
“Hey!” protesteerde Severus, maar Xenophilius greep al in zijn tas om een nieuw exemplaar boven te halen. Severus nam het exemplaar over en las er ook ijverig in voort.
“Ik heb nog drie exemplaren mee,” lichtte Xenophilius hen in – al leek het niet alsof een van hen was aan het luisteren, zo druk waren ze aan het lezen. “Voor Dobby, Winky en de draak.” Xenophilius wachtte op reactie, maar er kwam er geen. “Ik zal ze wel geven wanneer jullie minder geobsedeerd bezig zijn met de Kibbelaar.”
“Vader, de foto’s van de draak zijn echt supermooi! Heb je er veel reacties op gehad?”
“Jazeker!” knikte Xenophilius. “Zelfs van je oude vriendin Hermelien Griffel! Al moet ik zeggen dat haar mening niet strookte met die van de andere lezers...”
Zowel Loena als Severus keken nu op van de Kibbelaar en staarden Xenophilius nieuwsgierig aan.
“Ze zei dat Obscura-draken fabeltjes zijn en dat de foto mooi getruceerd was. Ze zei ook dat Severus er veel te jong uit zag voor zijn leeftijd en ze was geshockeerd door het feit dat ik jou had kunnen overhalen om zo een verhaal op te spelden en dat het niet realistisch was dat je iets zou beginnen met je oud-leraar.”
Severus rolde met zijn ogen. “Betweter.”
Loena moest echter lachen. “Het is duidelijk dat ze de artikels niet eens bekeken heeft... Dan had ze wel geweten hoe het kwam dat Severus er enkele jaren jonger uitziet nu.”
“Dank Merlijn daarvoor...” grijnsde Severus. “Hemeltjelief, als je met zo een oude kerel op de foto had gestaan als ik werkelijk ben, had de halve tovenaarswereld ons vervloekt.”
“Zo is het, zoon!” lachte Xenophilius.
Severus keek echter voor een moment in horror naar de man. Hij kon er maar niet aan wennen om “zoon” genoemd te worden door iemand die maar acht jaar ouder dan hem was. Xenophilius deed het echter geregeld, en iedere keer voelde het even vreemd.
“Wat mij nog het meest verbaast, is dat ze het echt niet kan geloven! En dat terwijl Harry nog heeft meegeholpen aan deze editie!” Loena leek echt verbaasd en schudde haar hoofd.
“Toen ik Harry heb gesproken vorige week, was hij ook verrast! Hij wilde me eerst niet geloven toen ik hem vertelde wat er allemaal was gebeurd, totdat ik hem de foto liet zien.”
“Hoe reageerde hij?” vroeg Severus ter zake en hij keek Xenophilius strak aan.
“Nou, dat je er te jong uitzag... Maar toen ik hem eenmaal uitlegde hoe de vloek in elkaar had gezeten, snapte hij het wel. Hij zei me ook dat hij niemand iets zou zeggen ervan tot de Kibbelaar uitkwam – hij wilde het niet verpesten.”
“Vreemd,” gaf Severus toe, maar Loena negeerde hem. Ze kende hem nu lang genoeg om te snappen dat Harry en hij het nooit met elkaar zouden vinden, maar zo erg vond ze het ook weer niet.
“Ik vermoed dan maar dat Hermelien duidelijk niet met Harry heeft gesproken voordat ze de uil stuurde...”
“Dat moet haast wel,” ging Xenophilius akkoord met zijn dochter. “Oh!” Xenophilius sprong haast in de lucht toen hij zich iets herinnerde. “Filius Banning had ook een brief gestuurd. Hij zei...”
“Heb je alle brieven nu al gelezen?” onderbrak Severus de man ongelovend.
“Nou...” Xenophilius werd rood. “Wel toch zeker die brieven die kwamen van mensen die ik kende... Ze waren aan de redactie van de Kibbelaar gericht! Nou ja, en aan jullie... Maar hoe dan ook! Filius Banning wil graag helpen in jullie onderzoekslaboratorium!”
Zo enthousiast als Xenophilius was, zo wantrouwend was Severus. “Geeft hij geen les meer aan Zweinstein dan?”
“Nee, hemeltjelief, nee, al zeker vijf jaar niet meer. Hij schreef dat hij graag wilde helpen als jullie veel studenten zouden hebben. Hij ziet het wel zitten om eens les te geven aan oudere studenten.”
“Ja maar... Filius gaf op Zweinstein Bezweringen! Dat is toch niet gerelateerd aan wetenschappen? Wat weet hij daar nou vanaf?” Severus leek nog niet echt warm te lopen voor het idee.
“Hij is een Ravenklauwer,” antwoordde Loena simpel.
Severus rolde zijn ogen. “En ik een Zwadderaar, wat wil dat nou nog zeggen?”
“Dat je het niet kan laten om met je ogen te rollen en sarcastische opmerkingen te maken wanneer we het hebben over iemand die niet-Zwadderaar is.” Loena keek Severus sluw aan en Severus schudde zijn hoofd.
“Sinds wanneer ben jij zo een wijsneus?”
Loena grijnsde breed. “Hoe dan ook, ik zou het tof vinden! Filius Banning is enorm slim – ik ben er zeker van dat hij iets zou kunnen bijdragen aan de opleiding!”
“Oh, over opleiding gesproken! Het ministerie heeft ook een uil gestuurd. Ze hebben een overzicht aan criteria die jullie moeten behalen na het eerste jaar – anders zullen ze jullie het recht ontnemen van een eigen opleiding te geven.”
“Laat dat maar aan mij,” zei Severus vastberaden. “Ik heb een redelijk goed oog op welke onderzoeken er voor het komende jaar gepland zijn en hoe de studenten moeten evalueren doorheen het jaar. Ik ben er zeker van dat we hun doelstellingen wel kunnen halen.”
“Mij goed,” ging Loena akkoord en ze keek tevreden naar het exemplaar van de Kibbelaar in haar handen.
“Zullen we anders even binnen gaan zitten? Ik laat Dobby ons wat limonade brengen. Dat zal smaken, in dit weer!”
Xenophilius leek onder de indruk van de pas gerenoveerde kamer. “Slecht... Niet slecht... Ziet er best gezellig uit!”
De ontvangstruimte deed Loena altijd denken aan de leerlingenkamer van Ravenklauw. Er was een mooie haard en de donkerblauwe zetels stonden er aangenaam rond geschikt. Het vuur was niet aan – wat van de ontvangstruimte een aangenaam koele ruimte maakte op deze hete zomerdag – en de kleine ramen waren afgedekt met prachtig gedetailleerde wandtapijten.
Toen Dobby terugkeerde met de limonades, riep Xenophilius de huiself bij zich.
“Dobby, ik heb speciaal voor jou en Winky een exemplaar van de Kibbelaar meegenomen!”
Dobby trok grote ogen toen hij de omslag van de Kibbelaar onder ogen kreeg en was nog meer onder de indruk toen hij zichzelf, Winky en de kleine Spruit op de voorpagina herkende.
“Je zult wel heel erg trots zijn,” zei Xenophilius bemoedigend. “Jullie zijn de eerste huiselven die op de voorpagina van een magazine staan!”
Dobby weende tranen van geluk. “Het is een fantastisch grote eer voor Dobby! En ook voor Winky en Spruit!”
Xenophilius overhandigde de magazines en Dobby liet zijn vingers over de foto strijken.
“Er staan nog meer foto’s in het magazine zelf!” merkte Loena op en Dobby begon onmiddellijk te bladeren. Toen hij een foto zag van de kleine Spruit, hield hij zijn hand voor zijn mond en sprongen er weer tranen in zijn ogen. Hij zag ook het opschrift bij de foto, maar kon het niet onmiddellijk lezen – huiselven konden dan ook maar zelden lezen.
“De... eerste... vrije... huiself!” las Dobby langzaam, maar apetrots voor.
“Dat is echt iets om trots op te zijn!” Xenophilius klopte de huiself gemoedelijk op zijn schouder. “Ik heb persoonlijk onderzoek gedaan – maar volgens alle mogelijke bronnen, is er nog nooit een vrije huiself geboren! Spruit is de allereerste.”
Loena en Severus keken tevreden toe hoe Dobby straalde van trots. Hij keek met grote ogen naar zijn meester en Severus knikte terwijl hij zijn trouwe huiself aansprak. “Ga het goede nieuws maar aan Winky vertellen!”
Dobby grijnsde breed en verdween met een plofje.
Die namiddag bespraken Severus, Loena en Xenophilius de reacties van de tovenaars en heksen op de Kibbelaar en de toekomst van Azkaban als onderzoekscentrum. Ze hadden nog anderhalve maand de tijd om Azkaban klaar te maken voor deze verandering, maar zelf hadden ze er het volste vertrouwen in dat het zou lukken om Azkaban om te vormen tot een school voor verdere studies. Er waren nog steeds genoeg vrije kamers in de ruines en deze zomer hadden ze al die kamers opgeknapt – er was geen sprake meer van lekken en barsten – veel kamers hadden zelfs een nieuw kleurtje gekregen. Severus en Loena hadden hun handen er wel aan vol gehad.
Af en toe maakte Xenophilius zich wel bezorgd om hoe gehecht Loena en Severus aan Azkaban waren. Zelfs nu Severus zijn vrijheid had herwonnen, verliet hij Azkaban niet. Volgens Severus was dat niet nodig – hij zei telkens dat hij nog genoeg had te ontdekken en beleven in Azkaban zelf.
Toen Xenophilius die avond weer vertrok op de rug van Abraxis, bleven Loena en Severus buiten in de tuin zitten om naar de volle maan te kijken. De ruïnes waren prachtig in het maanlicht en Loena en Severus genoten in stilte van het zicht en van elkaars gezelschap.
Loena lag met haar hoofd tegen zijn schouder en dacht diep na terwijl ze naar de maan keek.
“Severus?” vroeg ze stil.
“Mm?” Severus keek nog steeds dromend naar de sterren toen Loena haar hoofd draaide om hem even aan te kijken.
“Het is vreemd, vind je ook niet?” mijmerde ze.
“Wat?” vroeg Severus in een afwezige stem.
Loena glimlachte. Ze vond het altijd grappig als ze ontdekte dat Severus harder kon dromen dan zij.
“Wij...”
Dit hielp Severus wel uit zijn droom en hij draaide zich naar Loena. “Hoe kom je daar opeens bij?” Hij keek Loena niet-begrijpend aan, maar Loena kneep in zijn hand als teken dat er niets mis was.
“Gewoon, de reacties van sommige mensen... Niet dat ik me eraan stoor he! Maar... Het is inderdaad wel vreemd... Wij. Ik zou het nooit gedacht hebben.”
Severus moest glimlachen met hetgeen Loena zei. Hij herkende het gevoel. “Ik zou het ook nooit verwacht hebben. Integendeel... Als iemand het me tien jaar geleden had gezegd...” Severus lachte, maar kneep Loena ook even bemoedigend in haar hand. “Ik zou ze nooit geloofd hebben. Maar nu – nu heb ik alles behalve spijt.”
Loena kroop dichterbij en gaf hem een kus. Daarna liet ze zich weer zakken tot ze met haar hoofd op zijn schouder leunde.
“Ben je niet bang voor de mensen die nu naar Azkaban zullen komen in september? Het is niet alsof we in ons verleden zo geweldig goed met mensen hebben kunnen omgaan... Ik wil niet weer...” Loena aarzelde even, maar Severus kon haar onzekerheid voelen en gaf haar een kalmerende kus op haar voorhoofd.
“Geen zorgen Loena, ze zullen je ditmaal niet pesten. En zoja – we zijn hier wel de baas he. Ieder die ons durft aan te raken, gooien we buiten.”
Loena lachte kort. Severus had inderdaad gelijk. Het zou niet hetzelfde lopen als vroeger.
“Vind je het niet erg?” mijmerde Loena verder.
“Wat dan?”
Loena haalde even haar schouders op. “Je nieuwe job. Professor – alweer. En het leek niet bepaald alsof je dat in het verleden heel graag deed.”
Severus haalde ook zijn schouders op. “Ik had toen niet echt een keus... Ze stonden niet bepaald overal met open armen te wachten op ex-Dooddoeners...”
“Ja maar dat bedoel ik nou net... Nu heb je wél de keus... Je bent nu vrij! En toch was het jouw idee om het onderzoekscentrum te starten. Waarom dan eigenlijk?”
“Ik heb het gevoel dat ik dat verplicht ben... Niet meteen aan mezelf... Maar aan deze plek en alle mensen die hier willen komen om bij te leren. Ik heb er een goed gevoel bij...”
Loena glimlachte. Ze vond het merkwaardig hoezeer Severus vertrouwde in zijn intuïtie.
Severus kuchte even. “En de draak zei ook dat het zeer lonend zou zijn om hier te blijven.”
Loena draaide haar hoofd en keek hem sluw aan. “Aha! Dus zo zit de vork in de steel... De draak heeft je weer eens wat verklapt en nu kan je niet wachten om te zien hoe het eindigt!”
Severus grinnikte. “Dat doet hij toch niet zo vaak?”
Loena schudde haar hoofd en rolde met haar ogen. “Je wist enkel dat Winky zwanger was voor ze het zelf door had, je wist twee maanden geleden dat Abraxis een nagel in zijn hoef had nog voordat je hem had gezien en vorige week bestelde je me dat zomerkleedje van uit de advertenties in de Ochtendprofeet in exact dezelfde kleur als dat ik wilde – zonder dat ik het je zelfs had gezegd dat ik het wilde!”
Severus glimlachte schuldig. “Ok... Misschien dat de draak toch iets teveel verklapt nu en dan... Is dat dan reden om te klagen?”
Loena grijnsde. “Als je maar niet alles weet, is het goed. Maar wat heeft de draak je dan eigenlijk verteld over onze toekomst... Nu ben ik toch wel benieuwd.”
“Oh...” Severus aarzelde even. “Niet zoveel. Dat we beiden professors worden, dat je bevalt van een drieling, dat we binnen tien jaar hier met een klein leger aan huiselven zitten en dat we binnen twintig jaar wel zeker zestien kinderen hebben in totaal.”
Loena keek Severus ongelovend aan.
“Oh ja,” ging Severus plagend verder. “En eentje heeft drie ogen.”
Loena sloeg Severus toen ze eenmaal doorhad dat hij haar voor de gek hield en hij gniffelde schuldig.
Loena keek hem licht gefrustreerd aan. “En nou serieus... Wat zei hij dan? Had hij het echt over kinderen?”
Severus schudde zijn hoofd. “Nee hoor. Niet echt. Enkel over leerlingen – hier op Azkaban. En dat ons nog vele avonturen te wachten zouden staan als we hier bleven voor de eerstkomende jaren.”
Dit luchtte Loena op en ze knikte. “Klinkt goed.” Ze glimlachte opeens. “Nog enkele jaren met jou hier in Azkaban...” Ze knikte langzaam, alsof ze het overweegde. “Ik hou wel van dat vooruitzicht.”
Severus keek haar tevreden aan en leek trots dat ze dat zei. “Ik ook.”
“Langer mag ook wel,” mijmerde Loena dromend en ze liet haar hoofd weer tegen zijn schouder vallen terwijl ze naar de volle maan keek.
Severus knikte en keek ook weer naar de stralende maan boven hen. “Langer mag ook...”
Voor eeuwig.
~ EINDE ~