28/08/2020, 12:25
Hoofdstuk 24: Ontluikende Gevoelens
De draak had niet gelogen – ze waren voor zonsondergang terug in Azkaban en het was vreemd – maar tegelijkertijd ook heel vertrouwd – voor hen beiden om terug bij de ruïnes te zijn. Severus wilde Loena begeleiden naar haar kamer – maar dit stond ze niet toe. Volgens haar moest ze nu leren hoe ze voor zichzelf moest zorgen en was het beter als Severus haar haar eigen plan liet trekken.
Severus kon ditmaal niet anders dan gehoorzamen – haar stem was weer stabieler en langzaamaan leek het alsof ze de dingen weer beter kon inschatten. Hij was een beetje teleurgesteld door het feit dat hij haar nog niets had kunnen zeggen over zijn gevoelens voor haar – en over hoe hij uiteindelijk terug vrij was geraakt – maar hij geloofde erin dat ze het hem wel zou vragen – hij was er zelfs van overtuigd dat het niet meer lang zou duren.
Op zijn kamer was Severus verrast geweest toen hij zag dat de kristallen bol geen licht of kleur meer leek uit te stralen. Nu de vloek was gebroken, was de kristallen bol weer enkel dat – een levensloze kristallen bol.
Dobby en Winky waren uitzinnig van vreugde geweest toen ze bij Severus werden geroepen en hij hen vertelde over hoe hij vrij was geraakt – en hoe hij Loena had gered van een hele lelijke val. Hij kon zijn huiselven heel wat moeilijker geruststellen toen ze hoorden hoe slecht Loena zich had gevoeld en beiden hadden ze voorgesteld om de wacht te houden aan haar deur – of zelfs in haar kamer. “Zorg dat het Loena aan niets ontbreekt, maar laat haar verder met rust,” had Severus hen geboden en – al was hij technisch niet langer hun meester – ze gehoorzaamden met plezier.
Toen Severus de volgende ochtend bij het eerste ochtendlicht al klaarwakker in zijn bed lag, besloot hij dat hij beter kon opstaan en nadat hij was omgekleed, wandelde hij de trappen af naar het binnenplein. De draak leek verdwenen en Severus had geen flauw idee of hij de draak ooit nog zou zien. Hij liep richting de zee en voelde de wind door zijn haren. Abraxis hinnikte enthousiast en verliet zijn stal om Severus kopjes te komen geven. Severus aaide het gevleugelde paard en was zo verzonken in gedachten dat hij lichtjes schrok toen hij Loena’s stem achter hem hoorde.
“Hoi,” zei ze zwakjes.
Severus merkte haar angstige blik op en staarde haar voor een klein moment met open mond aan. Hij slikte snel voordat hij onhandig vroeg: “Gaat het?” Hij wilde haar zoveel meer vragen dan dat, maar woorden ontbraken.
Loena haalde haar schouders op. “Nachtmerries,” antwoordde ze kort.
Severus raakte even haar schouder aan, maar liet snel los toen hij zag dat Loena lichtjes bloosde.
“Wil je erover praten?”
Loena schudde met haar hoofd van neen, maar begon desondanks te babbelen. “Ik droomde dat enkele oude klasgenoten naar hier waren gekomen en al mijn schoenen hadden verstopt. En toen ik mijn kamer verliet om ze te zoeken, liep ik een cel in en toen sloten ze me op. Ze zeiden dat ik dat verdiende...”
Loena slikte nadat ze dit zei en ze keek even naar Severus, die met haar te doen had.
“Waarom zou je dat verdienen?” vroeg hij haar zacht en ze haalde haar schouders even op, haar lip trillend terwijl ze sprak.
“Ik denk dat ze wisten dat mijn moeder dood is door mijn eigen schuld.”
Severus zag Loena’s tranen in haar ogen en hij wist dat het haar pijn deed om dat toe te geven.
“Loena...” zei hij zacht en hij schudde zijn hoofd. “Je mag jezelf niet de schuld geven van je moeders dood.”
Loena zuchtte diep en veegde snel een traan weg. “Ik weet het... Ik wilde ook helemaal niet dat ze stierf. En ik was misschien te jong om beter te weten... Maar nog steeds is het jammer dat ze stierf... En hoe ze stierf. Ik weet dat ik me die schuld niet mag aantrekken – en ergens doe ik het ook niet. Het was een ongeluk – en het is fout om iemand de schuld te geven van een ongeluk.”
Severus keek naar Loena. Hij wist wel dat zij ook geloofde wat ze zei, maar ze leek nog steeds erg van streek. “Waarom zo een diepe frons dan, Loena?”
Weeral zuchtte Loena – ze leek het nodig te hebben. “Ik heb gewoon pijn als ik terugdenk aan al die keren dat ik ben beetgenomen door mijn klasgenoten en de andere studenten. Ik kan niet geloven dat ik zo stom ben geweest – dat ik ze keer op keer toestond plezier te maken op mijn ellende. Ik zou het zo anders doen nu! Ik zou me nu niet laten doen! Ik zou terugvechten! Misschien dat ze me dan met rust zouden laten...”
Loena balde haar vuisten en keek star voor zich uit.
“Ik denk niet dat het veel had uitgehaald,” reageerde Severus realistisch. “Ik denk dat – als je tegen ze had gestreden – ze er nog een groter spel van hadden gemaakt en het nog veel harder was geweest dan hoe jij het nu herinnert.”
Loena leek moeite te hebben om dat te geloven. “Dat zeg je alleen maar in een poging te doen om me op te fleuren!”
“Neen,” bracht Severus er strikt tegenin. “Ik zeg dit niet alleen om zomaar wat te zeggen, Loena! Ik weet het haast zeker.”
Loena schudde vastberaden haar hoofd. “Jij kan niet weten hoe ze zijn.”
Nu was het aan Severus om met zijn ogen te rollen en hij keek Loena uitdagend aan. “En jij gaat ervan uit dat mijn jaren op Zweinstein vlekkeloos zijn verlopen?”
Loena keek Severus even raar aan. Wat bedoelde hij daar nou weer mee?
Severus moest even glimlachen omwille van haar verbaasde blik. Ze had echt geen flauw idee!
“Loena, toen ik op Zweinstein aankwam als elfjarige jongen, kon ik meer spreuken, bezweringen en vloeken dan eender welke leeftijdsgenoot van me. Ik durf te wedden dat ik zelfs meer spreuken kon dan bepaalde zevendejaars! Ik was vol van mezelf en de kennis die ik had – maar dat werd me niet in dank afgenomen door mijn leeftijdsgenoten, die wisten dat ik maar al te graag die spreuken zou willen oefenen – op hen. Ze daagden me geregeld uit en ik kon nooit weerstaan aan het gevecht. Keer op keer ging ik het aan – maar ik verloor vaker dan me lief was. Zo briljant als ik dacht dat ik was, had ik me op één ding misrekend.”
Severus pauzeerde even en keek of Loena volgde. Ze hing aan zijn lippen. “Op wat dan?”
Severus glimlachte en er was nog steeds een hint van bitterheid in die lach te zien. “Vrienden. Het is eigenlijk heel simpel – hoe goed je ook bent – niemand kan tegen een ongelijk gevecht. Zelfs een volwassen tovenaar zou het onderspit delven tegen vier jonge studenten. En ik moet zeggen dat ik vaak verloor. Daarenboven kreeg ik na een tijdje ook de reputatie van een ruziemaker en moest ik op mijn spreuken letten... Ze dreigden me van school te sturen en dat maakte het extra moeilijk voor me om me te verdedigen. En eens de anderen ontwapeningsspreuken onder de knie kregen en zich achter ieder gordijn en harnas verborgen om me te kunnen verrassen... Toen had ik niets aan de kennis om me te verdedigen. Zonder toverstaf verlies je altijd... Als je denkt dat jij de enige bent die ooit gepest is geworden... Of de enige bent die zich vroeger alleen voelde op Zweinstein... Dan denk je verkeerd.”
Loena keek Severus verbaasd aan. Ze had zich nooit afgevraagd hoe Severus op school was geweest. Ze had eerder aangenomen dat hij – net zoals toen hij leraar was – een pestkop was geweest.
“Ik weet wel wat je denkt hoor...” mijmerde Severus. “Ik was ook niet onschuldig. En als ik kans zag om wraak te nemen, deed ik dat ook! Maar het genot van wraak is telkens maar van korte duur... Terugvechten klinkt misschien als een betere optie voor jou – maar ik denk dat als ik het nog eens zou mogen doen... Dat ik dan een pak minder zou uitpakken met al die spreuken die ik kon... Misschien dat ik – als ik niet zo goed was geweest – een minder uitdagend doelwit was geweest en ze iemand anders hadden gezocht.”
“Misschien...” mijmerde Loena. “Misschien was het leuker geweest als we samen naar school waren gegaan. Dan hadden ze ons vast niet durven pesten!”
Severus lachte luid hierom. “En waarom denk jij dat ik me met jou zou hebben ingelaten?”
Loena’s mond viel verontwaardigd open en ze sloeg Severus op zijn bovenarm.
Severus kon niet anders dan grinniken hierom en sloeg zijn arm om haar schouder. “Is maar een grapje – al denk ik serieus niet dat ik jou zou hebben durven benaderen op elfjarige leeftijd...” Hij knipoogde en Loena kon niet anders dan lachen.
Het deed Severus goed om Loena te horen lachen en hij keek haar tevreden aan.
Loena was zich hier niet van bewust en kroop weer onder Severus zijn arm uit. Ze deed een paar stappen naar achter tot ze opeens moest glimlachen. Ze stak haar hand uit naar Severus en vroeg vastberaden: “Ontbijt?”
Severus knikte terwijl hij terug naar haar hand reikte. “Graag!”
Met iedere dag die passeerde, zag Severus hoe Loena’s gevoelens stabieler werden en ze helemaal opbloeide in zijn bijzijn. Al had Loena nog geregeld nachtmerries, het leek haar te helpen dat ze erover kon praten met Severus. Verder herlazen ze enkele boeken – Loena vond dat het heel anders was die boeken te herlezen nu ze zich kon inbeelden wat de personages voelden – maar Severus’ impersonatie van een ezel had nog steeds hetzelfde effect – het bracht haar nog steeds enorm aan het lachen.
Maar de vraag waarop Severus wachtte, kwam niet. Hij hoopte dat ze zou vragen hoe hij zijn vrijheid had herwonnen – want hij wilde niets liever dan het verhaal aan haar vertellen. Hij moest het haar zeggen – wat hij voor haar voelde – maar in al hun gesprekken leken ze het niet één keer over hun gevoelens voor elkaar te hebben.
Vaak, als hij ’s avonds in zijn kamer zat, vroeg hij zich af of het wel zo een goed idee was om hun vriendschap te riskeren – maar anderzijds was hij er zeker van dat het zou lukken. Als hij de kans kreeg, zou hij Loena beschermen en haar alles geven wat ze maar wilde. Niemand zou haar dan meer liefde kunnen tonen dan hij. Hij zou haar niet teleurstellen – dat beloofde hij zichzelf.
Een week nadat ze terug in Azkaban waren, werd Loena midden in de nacht wakker na een heel vreemde droom. Ze had gedroomd dat de draak was teruggekeerd en dat hij haar wilde spreken. Vreemd genoeg was de droom daar al opgehouden en Loena kwam recht in haar bed. Ze trok haar schoenen aan onder haar nachtkleed en liep haar kamer uit en de gang door. Toen ze eenmaal op het binnenplein kwam, stond de draak voor haar, alsof hij nog maar net was geland en op haar wachtte.
“Goeienacht Loena. Je hebt mijn boodschap gekregen?”
Loena’s mond viel open. “Boodschap?” herhaalde ze. “Die droom... dat was jij echt?”
De draak knikte en bracht zijn hoofd dicht tot bij Loena. Loena leek te begrijpen wat hij wilde en raakte zijn neus aan. De draak sloot zijn ogen voor een moment en opende ze weer toen hij alles wat er die week op Azkaban was gebeurd had gezien.
“Het doet me goed om te zien dat alles tussen Severus en jou goed gaat,” merkte de draak tevreden op.
Loena knikte en leek ook best tevreden hiermee. “Ik voel me zoveel beter,” gaf Loena toe. “Het lijkt nu zo moeilijk om te geloven dat ik een week geleden op het nippertje gered werd door jou en Severus! Ik krijg er kippenvel van als ik eraan terugdenk!”
“Je was inderdaad niet jezelf op dat moment – dat was ook niet jouw eigen schuld. Het is niet gemakkelijk om met een overbelasting aan gevoelens om te gaan. Ik ben alsnog blij dat je hebt ingezien dat met tijd alle wonden te helen zijn.”
Loena glimlachte dankbaar naar de draak. “Hoe was jouw week?” vroeg Loena opeens. “Je eerste week vrijheid!”
De draak lachte zijn lange, scherpe tanden bloot. “Ik mag niet klagen! Maar nou vraag ik me af... Waarom vraag je dat enkel aan mij en niet aan Severus? Hij heeft zijn vrijheid op hetzelfde moment herwonnen als ik. Ben je je daar bewust van?”
Loena keek opeens schuldig voor zich uit. Het was waar – ze was het eigenlijk helemaal vergeten. Ze had hem niet één keer gevraagd hoe het nu met hem ging.
“Ik zeg dit niet om je een schuldgevoel aan te praten, Loena!” verduidelijkte de draak zijn motivatie. “We weten allebei dat je daar al genoeg van hebt, maar... Ik weet wat Severus voor jou voelt en wil je er even op wijzen dat hij, zelfs na deze week, niet weet wat jij voor hem voelt. Geloof me Loena, dat vreet aan hem.”
Loena keek de draak met ongelovende ogen aan. Alles wat hij zei klonk Loena als nieuw in de oren. Ze had niet overwogen dat Severus was aan het wachten om te horen wat zij voor hem voelde. Sterker nog – ze wist zelf helemaal niet wat haar gevoelens voor hem waren – als die er al waren.
“Hij is gewoon een vriend,” zei Loena snel. “Ik weet dat ik heel veel aan hem heb en ik voel me rustig en vredig bij hem.”
De draak knikte. “Ik weet dat dat zo is, Loena... Maar nu je je gevoelens terug hebt en je hart niet meer bevroren is, is er nog een ding wat je moet doen.”
De draak zweeg mysterieus en dat vond Loena een tikje frustrerend. “Wat dan?”
“Je hart openen.”
“Maar mijn hart is open!” protesteerde Loena. “Ik voel terug dingen!”
“Het feit dat je dingen voelt, is een teken dat je hart werkt. Maar je hart openen... Dat vergt al je moed en lef. Open je hart – en je zal dingen kunnen voelen waarvan je denkt dat ze enkel in boeken beschreven worden.”
Loena zuchtte. De draak had gemakkelijk praten. Ze had geen flauw idee hoe ze haar hart kon openen. En hoe zou ze kunnen weten dat haar hart open was? Zou ze dan een verschil voelen?
Het leek alsof de draak haar vraag ook begreep en hij ging stil verder, alsof wat hij vertelde een groot geheim was.
“Loena, als je hart open is, is het niet meer alleen. Door je hart te openen, zou je erin kunnen slagen andermans harten te bereiken en te verwarmen. Je hart zou de liefde van een ander hart kunnen voelen, zelfs als die persoon mijlenver verwijderd zou zijn. Het is een opwindend en eng gevoel – maar laat je niet beangstigen erdoor – dat zou het net tegenwerken. Als je bang bent, kan je geen open hart hebben.”
Loena nam het advies van de draak aan, maar ze vroeg zich af waarom de draak het haar in de eerste plaats gaf. Waarom wekte de draak haar midden in de nacht om haar dit allemaal te vertellen?
“Je snapt het nog steeds niet he?” glimlachte de draak mysterieus en Loena leek geïrriteerd. De draak mocht van haar part minder betweterig zijn. “Dat komt nog wel. Ga maar weer slapen.”
Loena wist niet of ze de draak moest bedanken of schoppen voor hun onderonsje. Ze snapte het inderdaad niet. Waarom had de draak haar dit allemaal verteld? Midden in de nacht dan nog wel?
“Goeienacht,” zei Loena kort en de draak knikte terwijl hij Loena nakeek. Hij was tevreden. Het zaadje was geplant – en eens het zou uitkomen...
De draak had niet gelogen – ze waren voor zonsondergang terug in Azkaban en het was vreemd – maar tegelijkertijd ook heel vertrouwd – voor hen beiden om terug bij de ruïnes te zijn. Severus wilde Loena begeleiden naar haar kamer – maar dit stond ze niet toe. Volgens haar moest ze nu leren hoe ze voor zichzelf moest zorgen en was het beter als Severus haar haar eigen plan liet trekken.
Severus kon ditmaal niet anders dan gehoorzamen – haar stem was weer stabieler en langzaamaan leek het alsof ze de dingen weer beter kon inschatten. Hij was een beetje teleurgesteld door het feit dat hij haar nog niets had kunnen zeggen over zijn gevoelens voor haar – en over hoe hij uiteindelijk terug vrij was geraakt – maar hij geloofde erin dat ze het hem wel zou vragen – hij was er zelfs van overtuigd dat het niet meer lang zou duren.
Op zijn kamer was Severus verrast geweest toen hij zag dat de kristallen bol geen licht of kleur meer leek uit te stralen. Nu de vloek was gebroken, was de kristallen bol weer enkel dat – een levensloze kristallen bol.
Dobby en Winky waren uitzinnig van vreugde geweest toen ze bij Severus werden geroepen en hij hen vertelde over hoe hij vrij was geraakt – en hoe hij Loena had gered van een hele lelijke val. Hij kon zijn huiselven heel wat moeilijker geruststellen toen ze hoorden hoe slecht Loena zich had gevoeld en beiden hadden ze voorgesteld om de wacht te houden aan haar deur – of zelfs in haar kamer. “Zorg dat het Loena aan niets ontbreekt, maar laat haar verder met rust,” had Severus hen geboden en – al was hij technisch niet langer hun meester – ze gehoorzaamden met plezier.
Toen Severus de volgende ochtend bij het eerste ochtendlicht al klaarwakker in zijn bed lag, besloot hij dat hij beter kon opstaan en nadat hij was omgekleed, wandelde hij de trappen af naar het binnenplein. De draak leek verdwenen en Severus had geen flauw idee of hij de draak ooit nog zou zien. Hij liep richting de zee en voelde de wind door zijn haren. Abraxis hinnikte enthousiast en verliet zijn stal om Severus kopjes te komen geven. Severus aaide het gevleugelde paard en was zo verzonken in gedachten dat hij lichtjes schrok toen hij Loena’s stem achter hem hoorde.
“Hoi,” zei ze zwakjes.
Severus merkte haar angstige blik op en staarde haar voor een klein moment met open mond aan. Hij slikte snel voordat hij onhandig vroeg: “Gaat het?” Hij wilde haar zoveel meer vragen dan dat, maar woorden ontbraken.
Loena haalde haar schouders op. “Nachtmerries,” antwoordde ze kort.
Severus raakte even haar schouder aan, maar liet snel los toen hij zag dat Loena lichtjes bloosde.
“Wil je erover praten?”
Loena schudde met haar hoofd van neen, maar begon desondanks te babbelen. “Ik droomde dat enkele oude klasgenoten naar hier waren gekomen en al mijn schoenen hadden verstopt. En toen ik mijn kamer verliet om ze te zoeken, liep ik een cel in en toen sloten ze me op. Ze zeiden dat ik dat verdiende...”
Loena slikte nadat ze dit zei en ze keek even naar Severus, die met haar te doen had.
“Waarom zou je dat verdienen?” vroeg hij haar zacht en ze haalde haar schouders even op, haar lip trillend terwijl ze sprak.
“Ik denk dat ze wisten dat mijn moeder dood is door mijn eigen schuld.”
Severus zag Loena’s tranen in haar ogen en hij wist dat het haar pijn deed om dat toe te geven.
“Loena...” zei hij zacht en hij schudde zijn hoofd. “Je mag jezelf niet de schuld geven van je moeders dood.”
Loena zuchtte diep en veegde snel een traan weg. “Ik weet het... Ik wilde ook helemaal niet dat ze stierf. En ik was misschien te jong om beter te weten... Maar nog steeds is het jammer dat ze stierf... En hoe ze stierf. Ik weet dat ik me die schuld niet mag aantrekken – en ergens doe ik het ook niet. Het was een ongeluk – en het is fout om iemand de schuld te geven van een ongeluk.”
Severus keek naar Loena. Hij wist wel dat zij ook geloofde wat ze zei, maar ze leek nog steeds erg van streek. “Waarom zo een diepe frons dan, Loena?”
Weeral zuchtte Loena – ze leek het nodig te hebben. “Ik heb gewoon pijn als ik terugdenk aan al die keren dat ik ben beetgenomen door mijn klasgenoten en de andere studenten. Ik kan niet geloven dat ik zo stom ben geweest – dat ik ze keer op keer toestond plezier te maken op mijn ellende. Ik zou het zo anders doen nu! Ik zou me nu niet laten doen! Ik zou terugvechten! Misschien dat ze me dan met rust zouden laten...”
Loena balde haar vuisten en keek star voor zich uit.
“Ik denk niet dat het veel had uitgehaald,” reageerde Severus realistisch. “Ik denk dat – als je tegen ze had gestreden – ze er nog een groter spel van hadden gemaakt en het nog veel harder was geweest dan hoe jij het nu herinnert.”
Loena leek moeite te hebben om dat te geloven. “Dat zeg je alleen maar in een poging te doen om me op te fleuren!”
“Neen,” bracht Severus er strikt tegenin. “Ik zeg dit niet alleen om zomaar wat te zeggen, Loena! Ik weet het haast zeker.”
Loena schudde vastberaden haar hoofd. “Jij kan niet weten hoe ze zijn.”
Nu was het aan Severus om met zijn ogen te rollen en hij keek Loena uitdagend aan. “En jij gaat ervan uit dat mijn jaren op Zweinstein vlekkeloos zijn verlopen?”
Loena keek Severus even raar aan. Wat bedoelde hij daar nou weer mee?
Severus moest even glimlachen omwille van haar verbaasde blik. Ze had echt geen flauw idee!
“Loena, toen ik op Zweinstein aankwam als elfjarige jongen, kon ik meer spreuken, bezweringen en vloeken dan eender welke leeftijdsgenoot van me. Ik durf te wedden dat ik zelfs meer spreuken kon dan bepaalde zevendejaars! Ik was vol van mezelf en de kennis die ik had – maar dat werd me niet in dank afgenomen door mijn leeftijdsgenoten, die wisten dat ik maar al te graag die spreuken zou willen oefenen – op hen. Ze daagden me geregeld uit en ik kon nooit weerstaan aan het gevecht. Keer op keer ging ik het aan – maar ik verloor vaker dan me lief was. Zo briljant als ik dacht dat ik was, had ik me op één ding misrekend.”
Severus pauzeerde even en keek of Loena volgde. Ze hing aan zijn lippen. “Op wat dan?”
Severus glimlachte en er was nog steeds een hint van bitterheid in die lach te zien. “Vrienden. Het is eigenlijk heel simpel – hoe goed je ook bent – niemand kan tegen een ongelijk gevecht. Zelfs een volwassen tovenaar zou het onderspit delven tegen vier jonge studenten. En ik moet zeggen dat ik vaak verloor. Daarenboven kreeg ik na een tijdje ook de reputatie van een ruziemaker en moest ik op mijn spreuken letten... Ze dreigden me van school te sturen en dat maakte het extra moeilijk voor me om me te verdedigen. En eens de anderen ontwapeningsspreuken onder de knie kregen en zich achter ieder gordijn en harnas verborgen om me te kunnen verrassen... Toen had ik niets aan de kennis om me te verdedigen. Zonder toverstaf verlies je altijd... Als je denkt dat jij de enige bent die ooit gepest is geworden... Of de enige bent die zich vroeger alleen voelde op Zweinstein... Dan denk je verkeerd.”
Loena keek Severus verbaasd aan. Ze had zich nooit afgevraagd hoe Severus op school was geweest. Ze had eerder aangenomen dat hij – net zoals toen hij leraar was – een pestkop was geweest.
“Ik weet wel wat je denkt hoor...” mijmerde Severus. “Ik was ook niet onschuldig. En als ik kans zag om wraak te nemen, deed ik dat ook! Maar het genot van wraak is telkens maar van korte duur... Terugvechten klinkt misschien als een betere optie voor jou – maar ik denk dat als ik het nog eens zou mogen doen... Dat ik dan een pak minder zou uitpakken met al die spreuken die ik kon... Misschien dat ik – als ik niet zo goed was geweest – een minder uitdagend doelwit was geweest en ze iemand anders hadden gezocht.”
“Misschien...” mijmerde Loena. “Misschien was het leuker geweest als we samen naar school waren gegaan. Dan hadden ze ons vast niet durven pesten!”
Severus lachte luid hierom. “En waarom denk jij dat ik me met jou zou hebben ingelaten?”
Loena’s mond viel verontwaardigd open en ze sloeg Severus op zijn bovenarm.
Severus kon niet anders dan grinniken hierom en sloeg zijn arm om haar schouder. “Is maar een grapje – al denk ik serieus niet dat ik jou zou hebben durven benaderen op elfjarige leeftijd...” Hij knipoogde en Loena kon niet anders dan lachen.
Het deed Severus goed om Loena te horen lachen en hij keek haar tevreden aan.
Loena was zich hier niet van bewust en kroop weer onder Severus zijn arm uit. Ze deed een paar stappen naar achter tot ze opeens moest glimlachen. Ze stak haar hand uit naar Severus en vroeg vastberaden: “Ontbijt?”
Severus knikte terwijl hij terug naar haar hand reikte. “Graag!”
Met iedere dag die passeerde, zag Severus hoe Loena’s gevoelens stabieler werden en ze helemaal opbloeide in zijn bijzijn. Al had Loena nog geregeld nachtmerries, het leek haar te helpen dat ze erover kon praten met Severus. Verder herlazen ze enkele boeken – Loena vond dat het heel anders was die boeken te herlezen nu ze zich kon inbeelden wat de personages voelden – maar Severus’ impersonatie van een ezel had nog steeds hetzelfde effect – het bracht haar nog steeds enorm aan het lachen.
Maar de vraag waarop Severus wachtte, kwam niet. Hij hoopte dat ze zou vragen hoe hij zijn vrijheid had herwonnen – want hij wilde niets liever dan het verhaal aan haar vertellen. Hij moest het haar zeggen – wat hij voor haar voelde – maar in al hun gesprekken leken ze het niet één keer over hun gevoelens voor elkaar te hebben.
Vaak, als hij ’s avonds in zijn kamer zat, vroeg hij zich af of het wel zo een goed idee was om hun vriendschap te riskeren – maar anderzijds was hij er zeker van dat het zou lukken. Als hij de kans kreeg, zou hij Loena beschermen en haar alles geven wat ze maar wilde. Niemand zou haar dan meer liefde kunnen tonen dan hij. Hij zou haar niet teleurstellen – dat beloofde hij zichzelf.
Een week nadat ze terug in Azkaban waren, werd Loena midden in de nacht wakker na een heel vreemde droom. Ze had gedroomd dat de draak was teruggekeerd en dat hij haar wilde spreken. Vreemd genoeg was de droom daar al opgehouden en Loena kwam recht in haar bed. Ze trok haar schoenen aan onder haar nachtkleed en liep haar kamer uit en de gang door. Toen ze eenmaal op het binnenplein kwam, stond de draak voor haar, alsof hij nog maar net was geland en op haar wachtte.
“Goeienacht Loena. Je hebt mijn boodschap gekregen?”
Loena’s mond viel open. “Boodschap?” herhaalde ze. “Die droom... dat was jij echt?”
De draak knikte en bracht zijn hoofd dicht tot bij Loena. Loena leek te begrijpen wat hij wilde en raakte zijn neus aan. De draak sloot zijn ogen voor een moment en opende ze weer toen hij alles wat er die week op Azkaban was gebeurd had gezien.
“Het doet me goed om te zien dat alles tussen Severus en jou goed gaat,” merkte de draak tevreden op.
Loena knikte en leek ook best tevreden hiermee. “Ik voel me zoveel beter,” gaf Loena toe. “Het lijkt nu zo moeilijk om te geloven dat ik een week geleden op het nippertje gered werd door jou en Severus! Ik krijg er kippenvel van als ik eraan terugdenk!”
“Je was inderdaad niet jezelf op dat moment – dat was ook niet jouw eigen schuld. Het is niet gemakkelijk om met een overbelasting aan gevoelens om te gaan. Ik ben alsnog blij dat je hebt ingezien dat met tijd alle wonden te helen zijn.”
Loena glimlachte dankbaar naar de draak. “Hoe was jouw week?” vroeg Loena opeens. “Je eerste week vrijheid!”
De draak lachte zijn lange, scherpe tanden bloot. “Ik mag niet klagen! Maar nou vraag ik me af... Waarom vraag je dat enkel aan mij en niet aan Severus? Hij heeft zijn vrijheid op hetzelfde moment herwonnen als ik. Ben je je daar bewust van?”
Loena keek opeens schuldig voor zich uit. Het was waar – ze was het eigenlijk helemaal vergeten. Ze had hem niet één keer gevraagd hoe het nu met hem ging.
“Ik zeg dit niet om je een schuldgevoel aan te praten, Loena!” verduidelijkte de draak zijn motivatie. “We weten allebei dat je daar al genoeg van hebt, maar... Ik weet wat Severus voor jou voelt en wil je er even op wijzen dat hij, zelfs na deze week, niet weet wat jij voor hem voelt. Geloof me Loena, dat vreet aan hem.”
Loena keek de draak met ongelovende ogen aan. Alles wat hij zei klonk Loena als nieuw in de oren. Ze had niet overwogen dat Severus was aan het wachten om te horen wat zij voor hem voelde. Sterker nog – ze wist zelf helemaal niet wat haar gevoelens voor hem waren – als die er al waren.
“Hij is gewoon een vriend,” zei Loena snel. “Ik weet dat ik heel veel aan hem heb en ik voel me rustig en vredig bij hem.”
De draak knikte. “Ik weet dat dat zo is, Loena... Maar nu je je gevoelens terug hebt en je hart niet meer bevroren is, is er nog een ding wat je moet doen.”
De draak zweeg mysterieus en dat vond Loena een tikje frustrerend. “Wat dan?”
“Je hart openen.”
“Maar mijn hart is open!” protesteerde Loena. “Ik voel terug dingen!”
“Het feit dat je dingen voelt, is een teken dat je hart werkt. Maar je hart openen... Dat vergt al je moed en lef. Open je hart – en je zal dingen kunnen voelen waarvan je denkt dat ze enkel in boeken beschreven worden.”
Loena zuchtte. De draak had gemakkelijk praten. Ze had geen flauw idee hoe ze haar hart kon openen. En hoe zou ze kunnen weten dat haar hart open was? Zou ze dan een verschil voelen?
Het leek alsof de draak haar vraag ook begreep en hij ging stil verder, alsof wat hij vertelde een groot geheim was.
“Loena, als je hart open is, is het niet meer alleen. Door je hart te openen, zou je erin kunnen slagen andermans harten te bereiken en te verwarmen. Je hart zou de liefde van een ander hart kunnen voelen, zelfs als die persoon mijlenver verwijderd zou zijn. Het is een opwindend en eng gevoel – maar laat je niet beangstigen erdoor – dat zou het net tegenwerken. Als je bang bent, kan je geen open hart hebben.”
Loena nam het advies van de draak aan, maar ze vroeg zich af waarom de draak het haar in de eerste plaats gaf. Waarom wekte de draak haar midden in de nacht om haar dit allemaal te vertellen?
“Je snapt het nog steeds niet he?” glimlachte de draak mysterieus en Loena leek geïrriteerd. De draak mocht van haar part minder betweterig zijn. “Dat komt nog wel. Ga maar weer slapen.”
Loena wist niet of ze de draak moest bedanken of schoppen voor hun onderonsje. Ze snapte het inderdaad niet. Waarom had de draak haar dit allemaal verteld? Midden in de nacht dan nog wel?
“Goeienacht,” zei Loena kort en de draak knikte terwijl hij Loena nakeek. Hij was tevreden. Het zaadje was geplant – en eens het zou uitkomen...