28/08/2020, 12:25
Hoofdstuk 22: Vlucht uit Azkaban
Loena’s slaap was gevuld met nare dromen. Ze herleefde vreselijke momenten op Zweinstein, maar ook helse herinneringen thuis en zelfs in Azkaban. Toen ze uiteindelijk wakker schoot, schrok ze toen ze Severus zag slapen in de zetel die hij bij haar bed had gezet.
Ze herinnerde zich hoe ze hem die keer had teruggevonden in Azkaban – die keer nadat hij haar had weggejaagd- hoe hij bijna was doodgebloed – een halfuur later en hij was echt dood geweest – en ze herinnerde zich hoe hij met haar had gevochten, hoe hij haar neus had gebroken en hoe hij alles behalve zichzelf was geweest. Angst en wantrouwen vulden Loena voor dit moment en ze stond geruisloos op van haar bed.
Ze had geen flauw idee wat ze moest doen met al deze gevoelens. Ze herinnerde zich dat ze was flauwgevallen. Maar hoe lang was ze nadien bewusteloos geweest? De vreselijke honger in haar maag leek haar te vertellen dat er veel tijd was gepasseerd sindsdien. Severus zelf zag er uitgeput uit en leek niet zo snel wakker te worden.
Loena vroeg zich af wat hij in haar kamer deed. Ze was toch niet ziek? Had ze misschien koorts gehad? Nee, ze voelde zich lichamelijk niet slecht – het was enkel geestelijk dat ze zich voelde alsof ze ieder moment zou ontploffen. Wist Severus dat dan?
Maar Loena kon maar niet vatten hoe het kwam dat hij bij haar zou wachten tot ze wakker werd... Waarom deed hij dat toch maar?
Loena keek hem aan en de stukjes van de puzzel leken in elkaar te passen. Ze begreep plots waarom hij was aan het wachten tot ze wakker werd. Waarom hij voor haar zorgde.
Hij hield van haar.
En nu dat Loena terug in staat was gevoelens te voelen, wilde hij vast en zeker niets liever horen dan dat zij haar eeuwige liefde aan hem beloofde. Maar Loena voelde geen liefde. Loena voelde enkel verwardheid, angst en wantrouwen. Hoe kon ze ook anders, na alles wat ze had meegemaakt?
De gedachte dat Severus zou wakker worden en haar met haar gevoelens zou confronteren, schrok haar zodanig af, dat ze in alle stilte haar mantel en schoenen nam en zich blootsvoets de kamer uitmaakte. Eenmaal in de gang begon ze te rennen en eens ze buiten op het plein was, trok ze gehaast haar schoenen en mantel aan.
Ze moest weg van Azkaban. Ze kon niet blijven. Severus had misschien gezegd haar vriend te zijn – maar zo voelde Loena het niet aan. Al haar gevoelens leken haar te zeggen dat ze moest rennen – zich moest wegmaken. Alle confrontaties die zouden volgen als ze niet vertrok, zouden enkel pijnlijk zijn voor zowel zichzelf als voor Severus. Het idee dat ze hem pijn zou doen, stond haar nog het minst aan van alles. Ze moest gewoon weg.
Loena haastte zich naar Abraxis en toen het gevleugelde paard zijn baasje in de deuropening van de stal zag staan, begon hij verschrokken te hinniken. Ze zag misschien uit als zijn baasje, maar ze was het niet. Ze was anders.
Loena probeerde Abraxis te kalmeren, maar het paard bleef hinniken.
“Rustig nou, Abraxis...” Loena sprong op zijn rug en dreef hem aan om te vertrekken. Abraxis deed de eerste stappen aarzelend, maar eens hij uit de stal was, flapte hij zijn vleugels sterk op en neer en na nog een tiental stappen schoot hij eindelijk de lucht in.
Ze waren slechts een tiental meter in de lucht toen Loena iets hoorde waarvan haar hart even ophield met slaan.
“Loena, nee!”
Loena wierp een angstige blik om haar schouder en zag dat Severus het plein oprende.
“LOENA!”
Loena hoorde de wanhoop in zijn stem en het leek alsof haar haren ervan rechtop gingen staan. Ze moest hem negeren. Ze kon gewoon niet verder met hem – haar hele ziel was bang voor wat zou volgen. Ze begroef haar gezicht in de manen van Abraxis en spoorde het dier aan om verder te vliegen.
Severus schreeuwde zich de longen uit zijn lijf, nog lang nadat Loena al niet meer kon horen wat hij riep.
“Loena!” Severus was hees van het schreeuwen en hij liet zich uitgeput op zijn knieën vallen. Dobby en Winky Verschijnselden plots op het binnenplein en renden naar hem toe.
“Meester!” riep Winky bezorgd. “Winky kon u tot binnen horen roepen. Wat is er aan de hand?”
Severus begroef zijn handen in het zand en probeerde tegen de hoofdpijn te vechten die in hem opkwam. Waarom? Waarom was ze weggegaan?
“Waar is Abraxis?” merkte Dobby opeens op toen hij zag dat de deur van zijn stal openstond.
“Weg,” zei Severus bitter. “Weg, net als Loena. Ze is...” Severus wist niet welk woord het beste zou passen. Ontsnapt? Weggelopen? “Ze is gewoon weg,” besloot hij uiteindelijk en hij gromde van frustratie. Hij voelde hoe zijn onmacht veranderde in woede en hij greep opeens zijn toverstaf. “Breng me naar de draak!” snauwde hij woedend tegen Dobby en Winky, maar zij begrepen dat zijn woede niet op hen was gericht en deden onmiddellijk wat hij vroeg.
Eenmaal in de grot, beval Severus zijn huiselven om weer te gaan. Dobby en Winky keken even naar elkaar alvorens dit ook te doen, maar ze beseften dat hun meester het niet zou appreciëren als ze zouden blijven. Met een plofje verdwenen ze weer – al moesten ze toegeven dat ze zich daar niet goed bij voelden.
“DRAAK!” schreeuwde Severus woedend toen hij zag dat het wezen nergens te bespeuren was. “TOON JEZELF JIJ LAFAARD!”
Severus liep woedend van de ene kant van het eiland naar het andere, maar nergens kon hij de draak bespeuren. Als hij zelf kon vuurspuwen, dan zou het het doen. Maar in de plaats daarvan stampte hij met zijn voeten op de grond en brulde hij beledigingen naar de draak die vastbesloten leek om zich niet te tonen.
Een uur lang hield Severus dit vol, tot hij geen stem meer had en niets meer kon schreeuwen naar de vreselijke lafaard van een draak. Maar hij was nog steeds woedend. En hij was radeloos. Loena was weg. En wat nog erger was: het was haar eigen keuze geweest. Wat ze ook had gevoeld, het had haar weggekeerd van hem. En hij wist niet hoe het nu verder moest.
Hij voelde zich uitgeput en ging liggen op de harde ondergrond van het eiland. Het licht van de paarse Obscura-kristallen werkte kalmerend op Severus’ zware gemoed en Severus kon enkel nog diep zuchten.
Uren verstreken en het was pas toen Severus in slaap viel, dat de draak langzaam uit het water kwam en bij hem op het eiland kroop. De draak keek naar de slapende tovenaar en voelde mee. Severus zou zijn nachtrust nodig hebben voor hetgeen hen te wachten stond en de draak wachtte geduldig tot Severus weer wakker werd.
Toen Severus uiteindelijk wakkerschrok, was hij voor een moment verward.
“Goedemorgen,” groette de draak hem, maar Severus herinnerde zich al snel weer dat Loena weg was en dat de draak zich daarvoor moest verantwoorden. Zonder nog een tweede keer na te denken greep Severus naar zijn toverstaf en sprong hij recht. Met zijn toverstaf vastberaden op de draak gericht, liep hij dreigend dichterbij.
“Waar... is... Loena?” vroeg hij langzaam en zijn ogen leken door de draak heen te willen branden.
“Maakt het uit waar ze is?” vroeg de draak even langzaam terug en hij keek Severus lang aan. “Want wat zou je doen – eens je zou weten waar ze is?”
Severus gromde gefrustreerd. De draak had een punt. Zelf zou hij er niet heen kunnen. Stomme vloek...
“Dan stuur ik Dobby en Winky erheen!” zei Severus vastbesloten.
De draak rolde met zijn ogen. “En wat moeten zij dan doen? Loena dwingen terug te komen?”
Severus keek gefrustreerd naar de draak. “Ik kan toch niet hier zitten en NIETS doen!”
De draak glimlachte bij het horen van de wanhoop in Severus’ stem. “Begrijp me niet verkeerd, Severus Sneep. Ik vind ook dat jij haar achterna moet. Sterker nog: ik zou je graag willen helpen!”
Severus schudde zijn hoofd terwijl hij erover nadacht. “Maar dat kan gewoon niet! Ik kan haar niet achterna! De vloek belet me om Azkaban te verlaten... Tenzij...” Severus keek opeens met grote ogen naar de draak. “Als jij mij nou eens mijn vrijheid schenkt, dan kan ik...”
“Neen, dat doe ik niet,” zei de draak kortaf en Severus trok een lip en keek de draak mopperend aan.
De draak moest lachen van deze blik en dit leek Severus enkel norser te stemmen. “Op dit moment is er maar één zaak die jouw vloek kan breken.”
Severus’ norse blik veranderde opeens in een verwarde blik. Severus keek de draak ongelovend aan. “Kan de vloek dan gebroken worden?” Hij had nooit gedacht dat er nog een beetje hoop overbleef – hoop dat de vloek verbroken zou kunnen worden.
“Iedere vloek kan verbroken worden,” antwoordde de draak mysterieus. “Er is slechts één ding in de wereld dat iedere vloek kan overstijgen – ongeacht hoe erg die vloek ook lijkt te zijn.”
Severus keek de draak verward aan en de draak schudde zijn hoofd.
“Het is niet alsof het nog nooit is gebeurd dat iemand aan een vloek is weten te ontsnappen, Severus. Jij weet dat normaalgezien ook.”
Severus keek nog steeds niet-begrijpend naar de draak.
“Staat je brein niet aan of zo?” spotte de draak met zijn lege uitdrukking. “Denk aan de grootste held uit je tijd.”
Severus zuchtte opeens. “Harry Potter,” mompelde hij tegen zijn zin.
“Als ik jouw verleden goed heb begrepen, is die jongen als baby ontsnapt aan een doodsvloek. Je weet toch ook nog hoe?”
Severus knikte tegen zijn zin. “Volgens Perkamentus kwam het door de liefde van zijn moeder – die had een schild gevormd, maar...” Severus leek zich opeens iets te beseffen. “Dat schild van liefde wist hem te beschermen tegen de vloek! Ik ben al vervloekt – hoe kan liefde mij dan beschermen? Sterker nog! Wij houdt er genoeg van mij om die vloek te kunnen breken? Loena in ieder geval niet! Dat heeft ze bewezen toen ze op Abraxis wegvloog terwijl ik wanhopig haar naam riep!” Severus leek enorm gefrustreerd door dat feit en hij ijsbeerde heen en weer. “Je vergelijking gaat niet op, draak! Niets kan mij nu nog bevrijden van de vloek! Alle hoop is weg...”
De draak keek Severus lang aan en glimlachte. “Denk je dat echt? Ik namelijk niet. Je zit hier nog bij mij – of niet? Hopend dat ik je op weg help – zodat je alsnog Loena terug kan krijgen... En dat kan je, Severus. Geloof me. Ze is enorm verward – enorm gekwetst. Al die emoties die ze al die jaren heeft opgekropt en niet heeft ervaren, komen nu op haar af als vlijmscherpe messen. Dat doet zoveel pijn dat ze niet kan zien wat de emoties van een ander zijn – daardoor kwetst ze jou nu zo. En haar nieuwe gevoelens – ze kan die niet alleen aan – maar tegelijkertijd kan ze er ook niet in geloven dat ze het – met de hulp van een ander – wel zou aankunnen. Het is mogelijk dat ze je niet tot last wil zijn – en ze gelooft heel hard dat ze dat is. Dat is wat je wil horen, niet? Dat moet je nu toch hoop geven?”
Severus durfde niet ja te knikken, maar hij moest de draak gelijk geven. Die woorden en die kennis vervulden hem weer van hoop. Ze had tijd nodig – dat kon hij begrijpen. Maar hij was teleurgesteld dat hij niet de kans had om haar te helpen – want dat wilde hij meer dan wat dan ook – haar helpen.
“Stel je voor dat ik hier wacht? Dat ik hoop dat haar liefde haar dan terugbrengt naar mij?” vroeg Severus voorzichtig.
“Severus,” ging de draak verder. “Het gaat niet om haar liefde voor jou... Het gaat om jouw liefde voor haar... Als die liefde verder kan reiken dan de muren van Azkaban, heb je een kans de vloek te breken.”
Severus voelde hoe wanhoop hem nu vulde. De draak had gemakkelijk praten. Hij had geen flauw idee hoe hij Azkaban zou kunnen verlaten.
“Dus...” vatte Severus langzaam samen. “Als ik genoeg voor Loena voel, kan ik een bezem nemen en zo door de magische grens rond Azkaban vliegen en Loena zoeken?”
De draak knipperde even met zijn ogen. “Ja en nee...” zei de draak onzeker. “Ja, de kans bestaat dat je door die grens kan vliegen... Maar ook dat is niet zeker... Je moet genoeg voor haar voelen. En eens je door de barrière bent, zal je Loena niet kunnen vinden. Iemand die niet gevonden wil worden, is altijd moeilijk te localiseren.”
“Kom op!” riep Severus gefrustreerd en hij zwaaide zo agressief met zijn toverstaf dat er kleine vonken vanaf schoten. “Zeg me dan wat ik moet doen! Als je alle antwoorden hebt, moet je me helpen! Je zegt me dat ik vrij zou kunnen zijn en dan zeg je dat het misschien toch niet lukt! Wat moet ik dan in hemelsnaam doen om zeker te zijn dat het zal lukken?”
De draak richtte zich streng op en zijn stem bulderde gevaarlijk door de grot. “Laat ten eerste die agressiviteit varen! Iemand die boos is, kan geen vloek breken met de liefde die hij voor een ander voelt!”
Het leek haast wel alsof Severus de kracht van de stem van de draak kon voelen in zijn eigen lijf en hij werd heel stil. De draak meende het serieus.
Severus probeerde zijn boze en gekwetste gevoelens te laten varen. “Ik probeer,” zei hij zacht.
De draak zag hoe het van Severus’ gezicht afstraalde dat hij hard probeerde. De intense en gefocuste blik stemde de draak gerust. “Goed, Severus, goed,” moedigde de draak hem aan. “Sta jezelf toe al die teleurstelling en woede achter je te laten. Voel de ware emotie die je voor Loena koestert.”
Severus deed zijn best, maar de beelden die hij voor zijn ogen zag hielpen hem niet. Loena die op Abraxis wegvloog. Loena die op hem uitvloog omdat hij haar gevoelens had teruggewenst.
“Concentreer je, Severus!” zei de draak opeens streng. “Enkel goede gedachten kunnen de emotie oproepen!”
Severus probeerde terug te denken aan een mooie herinnering en opeens dook het beeld op van Loena die op Kerstavond naar zijn kamer kwam – in haar prachtige jurk. Loena die in zijn armen danste... Loena die moest lachen om Severus’ impersonatie van de ezel in Midzomernachtsdroom. Loena die hem omhelsde...
Hij voelde hoe zijn hart zich vulde met goede emoties.
“Goed, Severus! Goed!” zei de draak terwijl hij Severus inspecterend aan bleef kijken.
Severus focuste zich, totdat opeens het zicht van Loena die wegvloog op de rug van Abraxis terug opdook en hij voelde hoe al zijn hoop als een ballon weg leeggeprikt in zijn hart.
“Nee, Severus!” riep de draak streng. “Je teleurstelling bepaalt niet hoezeer je van haar houdt! Laat je teleurstelling niet aan de liefde die je voelt komen – sta dat niet toe!”
Severus schudde zijn hoofd. “Ik probeer! Ik probeer echt! Maar ik voelde echt wel de liefde! Maar hoe lang moet ik dat dan voelen?! Wat gebeurt er als het me lukt?”
De draak glimlachte opeens mysterieus. “Als het je lukt, kan je er misschien in slagen mij vrij te laten.”
Verward draaide Severus zich naar de draak. “Huh? Wat? Jou vrijlaten? Ik wil Loena terughebben! Niet jou vrijlaten!”
De draak trok een wenkbrauw op. “En wie zegt dat dat niet samengaat? Ik kan Loena voor jou vinden. Of ga je liever zelf op zoek?”
Terwijl Severus diep nadacht, legde de draak zich met zijn hoofd neer op de grond. “Kijk, ik heb al zo lang gewacht om vrij te zijn... Ik kan wel langer wachten...” mompelde de draak. “Maar Loena heeft jou nodig. En snel. Dus als ik jou was zou ik mij gewoon vrijlaten en dan zijn we ervandoor.”
“Ja maar hoe doe ik dat dan?” vroeg Severus. “Hoe kan ik jou vrijlaten?”
De draak keek omhoog, naar het hoge plafond. “Breek daar een gat doorheen, groot genoeg voor mij om door te passen... En ik vlieg ons hier beiden buiten.”
Voor een moment leek Severus het te geloven, tot hij zijn hoofd schudde. “We zitten hier onder de zee! Van het moment dat ik hier een gat maak, loopt deze grot onder!”
De draak knikte met een grauwe uitdrukking op zijn gezicht. “Ik heb geen behoefte om hier terug te keren eens ik een vrije draak ben. Ik beloof je dat ik er niet rouwig om zal zijn als deze grot onderloopt!”
Severus schudde zijn hoofd. “Dat is niet meteen wat ik bedoelde.... Maar wat met ons? Ik wil niet weggespoeld worden door enkele woeste zeegolven.”
De draak rolde met zijn ogen. “Dat is maar een detail.”
Severus aarzelde en keek naar het plafond van de reusachtige grot. Daarna keek hij weer naar de draak. “Heb je zelf nog nooit geprobeerd door de stenen te breken?”
“Zeg nou zelf, Severus... Lijk ik jou nou een allesvernietigende draak? Ik heb mijn gewicht om tegen die stenen in te brengen, verder niets. Mijn vuur geraakt maar net warm genoeg om een eitje te koken... Het kan niet door steen heen branden.”
Severus haalde zijn schouders op. “Ik mag het toch even vragen, hoop ik? Maar goed – hoe ga ik het beste te werk?”
De draak kwam recht en deed een paar stappen dichter naar Severus, voordat hij zijn buik weer plat tegen de grond drukte. “Klim op mijn rug. Ik vlieg ons hoger, dan word je in ieder geval niet weggespoeld.”
Severus keek aarzelend naar de draak en krabte even in zijn haren. “En hoe moet ik dat doen?”
“Gewoon, tussen mijn vleugelgewrichten kan je zitten hoor.”
Severus was een tikje ongerust terwijl hij op de draak klom en toen deze zich afzette en zijn vleugels begon te klappen, hield Severus zich angstvallig vast aan de rug van de draak.
“Een beetje minder panisch mag ook, Severus,” grapte de draak terwijl hij door de grot vloog. “Waarom probeer je al niet eens een keer een hand los te laten? Dan kan je ook je toverstaf gebruiken terwijl je op mijn rug vliegt.”
Severus vond het niet zo logisch om de draak met slechts een hand vast te houden, hij was dit echt niet gewoon. Maar als dit zou helpen om sneller bij Loena te zijn... Zonder nog te aarzelen liet Severus plots zijn beide handen los van de draak en klemde hij zich zo goed als hij kon vast met zijn benen.
“Fantastisch!” lachte de draak. “Dat is de juiste stemming, Severus!”
Severus nam vastbesloten zijn toverstaf en keek naar de rotsen boven hem. “Waar kan ik het beste mikken?”
De draak flapte sterk met zijn vleugels en keek omhoog. “Daar!” zei hij vastberaden. “Dat is het hoogste punt in heel de grot... Volgens de logica zou daar de laag rots het dunste moeten zijn... Daarenboven zou het gevaarlijk zijn op een lager punt een gat proberen te maken – dat zou mogelijk de hele grot kunnen doen instorten.”
“En we willen inderdaad niet dat dat gebeurt,” vulde Severus droogjes aan. “Blijf van onder dat punt uit. Ik zal het zijlings raken. Als er rotsblokken vallen, vallen die tenminste niet op ons.”
De draak knikte en circelde om het punt heen. Severus mikte en wilde de spreuk uitspreken, toen de draak hem onderbrak.
“Denk aan Loena, Severus. Je gevoelens moeten sterk zijn. Je gedachten mogen niet buigen – anders zal de vloek je blijven achtervolgen.”
Severus luisterde aandachtig en knikte. Loena. Hij moest haar vinden. Er was niets waarvan hij meer zeker was. “BOMBARDA!” riep hij luid.
Enkele rotsblokken vielen naar beneden en het leek even alsof de stenen kraakten, maar het geluid hield snel op. Met dat de rotsblokken in het water onder hen vielen, voelde Severus opeens een steek in zijn zij.
“Je concentreert je niet genoeg!” riep de draak streng. “En daardoor geef je de vloek een kans je te verzwakken! Je moet haar oproepen in je hart, niet enkel in je geest!”
Severus voelde aan zijn zij en slikte bij het zien van zijn bebloede vingers. Dit was gekkenwerk! Hij kon toch niet door de stenen heen breken als iedere steen die afbrokkelde hem zou verzwakken?
“Lap jezelf op!” zei de draak snel. “En denk aan Loena!”
Severus knikte, maar hij was geïrriteerd. Hij dacht heus wel aan Loena, maar zou zijn liefde voor haar kunnen voorkomen dat de vloek hem alsnog kon raken?
Hij gooide zijn hemd af en sprak enkele helende spreuken uit over de wonde in zijn zij. Toen hij eenmaal klaar was, was er nog steeds een litteken zichtbaar – maar het bloeden was gestopt en hij voelde zich weer iets beter.
Hij deed zijn hemd weer aan, maar hield het open en hij probeerde zich te concentreren op Loena. “Draak, ik ben er bijna klaar voor,” zei hij plechtig en de draak ging weer hoger vliegen. Severus nam ditmaal zijn tijd. Loena zat naast hem te lezen. Loena dook het water in. Loena zat aan tafel met hem – te eten.
“BOMBARDA!”
Ditmaal voelde Severus hoe een diepe snee in zijn bovenlijf sneedt en hij siste van de pijn.
“Er zijn veel rotsblokken neergekomen, Severus, dat is goed,” sprak de draak in een bemoedigende stem. “Maar je roept niet de juiste emotie op.”
Severus heelde zichzelf weer en keek gefrustreerd. “Het is echt niet gemakkelijk!” bracht hij tegen de draak in. “Ik heb geen flauw idee wat ik precies moet voelen – welk moment ik moet oproepen. Ik voelde me vredig genoeg in haar bijzijn – is dat niet genoeg?”
“Severus,” sprak de draak geduldig. “Je vredig voelen is niet alles. Ware liefde is meer dan vrede alleen. Het is vrede en opwinding – het is puur genot en tegelijkertijd een enorme zorg. Het is niet louter één aspect dat je moet kunnen oproepen, het zijn er meerdere tegelijkertijd.”
Severus dacht diep na. “Maar dat gevoel – dat bestaat gewoon niet! Hoe kan ik zoveel gevoelens in één keer oproepen?”
De draak schudde zijn hoofd. “Severus, misschien is dat gevoel niet terug te vinden in iets wat jullie nu al hebben beleefd – maar in iets wat nog voor jullie moet komen. In plaats van je te focussen op het verleden of het heden, moet je misschien je gevoelens zoeken in de toekomst.”
Severus wist dat het niet gemakkelijk zou zijn om zo een gevoel op te roepen, maar ergens leek het wel logisch. Echte liefde was nog niet iets wat hij samen met Loena had gevoeld... Maar als hij het kon inbeelden... Vastberaden richte hij zijn toverstaf op het bovenste deel van de grot terwijl de draak nog steeds kalm rondcirkelde.
En toen – voor een kort moment – wist hij het gevoel op te roepen... De vrede van in haar armen te zijn, de opwinding van een eerste kus, het heerlijke genot dat erbij hoorde, maar tegelijkertijd de enorme zorg dat hij haar zou kunnen kwijtraken.
En hij wist dat het moment gekomen was.
“BOMBARDA!”
Deze derde slag was fataal voor de grot en het water stroomde eruit. Maar het was niet genoeg – het gat was te klein. “Bombarda!” riep Severus nog een drietal keren.
Het water stroomde met heel veel kracht de grot in en de draak hield zijn hoofd schuin opdat hij Severus alsnog kon aankijken. “Ben je er klaar voor? Het kan zijn dat we een heel stuk door het water moeten...”
Severus voelde aan zijn bovenlijf. Geen wondes! Het was gelukt! Was de vloek gebroken? Dat moest wel!
Hij leek buiten zichzelf van vreugde. “Laat maar komen! Ik ben er helemaal klaar voor!”
De draak glimlachte en dook opeens het water in. De woeste stroming maakte het moeilijk voor Severus om te blijven zitten, maar hij hield zich zo goed als hij kon vast. Hij sprak snel een Bubbelbolbezwering uit en nam diep adem. De draak zwom tegen de stroming in en naderde het gat waardoor het water naar binnen stroomde. De stroming van het water was zodanig sterk dat het veel moeilijker voor de draak was dan ze beiden vooraf hadden kunnen bedenken.
Severus zag hoe hard de draak met zijn vleugels en voorpoten door het water probeerde te geraken, maar hoe ze steeds verder en verder van het gat verwijderd werden. Severus realiseerde zich dat de draak ook geen ongelimiteerde voorraad lucht in zijn longen had – of misschien wel? Ze konden niet veel langer wachten – daarenboven moesten ze op zoek naar Loena!
“Draak!” riep Severus en hij zag dat de draak zijn hoofd lichtjes draaide als teken dat hij luisterde. “Ik heb een idee maar ik zal je er wel voor moeten vervloeken!”
De draak knikte vastberaden en Severus nam zijn toverstaf. “Levicorpus!”
Severus hield zich extra stevig vast aan de draak terwijl deze ondersteboven werd gezwierd in het water en zijn achterpoten door magie naar boven werden getrokken. Het duurde wel minstens twintig secondes voordat ze uiteindelijk boven water geraakten en Severus was zo duizelig van hun snelle en steile rit door het water, dat hij zich amper bij bewustzijn kon houden toen hij boven water kwam. Het duurde dan ook maar een paar secondes voordat hij in het water van de zee viel terwijl de draak ondersteboven bleef hangen in de lucht.
Het zoute zeewater en de sterke stroming waren genoeg om Severus meteen weer wakker te schudden en hij merkte opgelucht op dat hij zijn toverstaf nog steeds in zijn hand had. Hij sprak vliegensvlug de tegenbezwering uit op de draak en deze draaide zich meteen om in de lucht en kon zich maar net boven het water zwevende houden. Met zijn poten viste hij Severus uit het water en steeg hij steeds hoger en hoger op. Severus keek onder zich en vond het lichtjes eng om zijn benen naar beneden te zien bungelen terwijl het wateroppervlak steeds verder en verder weg leek te gaan.
“Fantastisch idee om die spreuk uit te spreken, Severus!” riep de draak uitbundig. “Ik had mijn adem niet veel langer kunnen inhouden! En zie ons nou!”
De draak deed opeens iets wat Severus niet had zien aankomen. Severus voelde hoe hij hoog in de lucht werd gegooid en schreeuwde luid terwijl hij terug naar beneden viel. De draak ving hem echter handig op op zijn rug en Severus kreunde van de impact en hield zich stevig vast aan de rug van de draak. “Haha! We zijn vrij, Severus! VRIJ! Zie daar!”
Severus keek op en zag het eiland van Azkaban liggen, enkele honderden meters van hen af. Het was vreemd. Severus had nog nooit de ruines gezien vanop deze afstand. Het zag er zeker niet slecht uit – het eiland was dan ook mooi opgeknapt geworden. Het leek onecht.
“Lijkt haast alsof ik droom,” merkte Severus glimlachend op.
“Dit is geen droom, hoor,” bevestigde de draak. “Maar ga gerust verder met dromen over Loena... Je hebt het kunnen oproepen! Het gevoel van echte liefde. Heel knap, Severus, heel knap. Je bent vrij.”
Severus lachte en keek naar de draak. “En hoe zit het met jou? Jij bent ook vrij – voor de allereerste keer in je leven? Wat vind jij ervan?”
De draak keek naar beneden. “De zee is mooi gekleurd in het daglicht. Maar na een leven lang in een grot vol met water, kan ik niet zeggen dat het water me nu nog veel aanspreekt.” De draak keek omhoog. “Maar die wolken!! Ze zijn prachtig! Lijkt haast alsof ze op te eten zijn!”
De draak steeg snel op en Severus hield zich plat tegen de rug van de draak – hij had het gevoel dat zijn brein anders geplet zou worden. “Draak!” riep Severus. “Wolken zijn ook maar water, hoor!”
Daar kwamen ze enkele secondes later ook achter toen de draak door de wolk vloog. Eenmaal uit de wolk, zuchtte Severus, maar de draak leek niet erg teleurgesteld. “Zoet water! Wolken proeven beter dan de zee! Maar het pluizige uiterlijk is inderdaad wel wat verraderlijk... Ik kan inderdaad niet zeggen dat het pluiziger proefde.”
Severus glimlachte, blij omwille van het optimisme van de draak, maar zijn blik werd al gauw weer serieus.
De draak onderbrak hem voordat hij iets kon zeggen. “Ik weet het, Severus. Loena. We zullen haar vinden. In feite, ik ben nu al in de juiste richting aan het vliegen. Het zal enkel een tijdje duren voordat we er zijn. Ik hoop dat we het op tijd halen...”
“Op tijd?” vroeg Severus. “We hebben toch helemaal geen afspraak – ze weet niet eens dat we komen – wat bedoel je met op tijd?”
De draak keek duister voor zich uit terwijl hij zich door het luchtruim haastte. “Dat zal je zien eens we er zijn.”
Loena’s slaap was gevuld met nare dromen. Ze herleefde vreselijke momenten op Zweinstein, maar ook helse herinneringen thuis en zelfs in Azkaban. Toen ze uiteindelijk wakker schoot, schrok ze toen ze Severus zag slapen in de zetel die hij bij haar bed had gezet.
Ze herinnerde zich hoe ze hem die keer had teruggevonden in Azkaban – die keer nadat hij haar had weggejaagd- hoe hij bijna was doodgebloed – een halfuur later en hij was echt dood geweest – en ze herinnerde zich hoe hij met haar had gevochten, hoe hij haar neus had gebroken en hoe hij alles behalve zichzelf was geweest. Angst en wantrouwen vulden Loena voor dit moment en ze stond geruisloos op van haar bed.
Ze had geen flauw idee wat ze moest doen met al deze gevoelens. Ze herinnerde zich dat ze was flauwgevallen. Maar hoe lang was ze nadien bewusteloos geweest? De vreselijke honger in haar maag leek haar te vertellen dat er veel tijd was gepasseerd sindsdien. Severus zelf zag er uitgeput uit en leek niet zo snel wakker te worden.
Loena vroeg zich af wat hij in haar kamer deed. Ze was toch niet ziek? Had ze misschien koorts gehad? Nee, ze voelde zich lichamelijk niet slecht – het was enkel geestelijk dat ze zich voelde alsof ze ieder moment zou ontploffen. Wist Severus dat dan?
Maar Loena kon maar niet vatten hoe het kwam dat hij bij haar zou wachten tot ze wakker werd... Waarom deed hij dat toch maar?
Loena keek hem aan en de stukjes van de puzzel leken in elkaar te passen. Ze begreep plots waarom hij was aan het wachten tot ze wakker werd. Waarom hij voor haar zorgde.
Hij hield van haar.
En nu dat Loena terug in staat was gevoelens te voelen, wilde hij vast en zeker niets liever horen dan dat zij haar eeuwige liefde aan hem beloofde. Maar Loena voelde geen liefde. Loena voelde enkel verwardheid, angst en wantrouwen. Hoe kon ze ook anders, na alles wat ze had meegemaakt?
De gedachte dat Severus zou wakker worden en haar met haar gevoelens zou confronteren, schrok haar zodanig af, dat ze in alle stilte haar mantel en schoenen nam en zich blootsvoets de kamer uitmaakte. Eenmaal in de gang begon ze te rennen en eens ze buiten op het plein was, trok ze gehaast haar schoenen en mantel aan.
Ze moest weg van Azkaban. Ze kon niet blijven. Severus had misschien gezegd haar vriend te zijn – maar zo voelde Loena het niet aan. Al haar gevoelens leken haar te zeggen dat ze moest rennen – zich moest wegmaken. Alle confrontaties die zouden volgen als ze niet vertrok, zouden enkel pijnlijk zijn voor zowel zichzelf als voor Severus. Het idee dat ze hem pijn zou doen, stond haar nog het minst aan van alles. Ze moest gewoon weg.
Loena haastte zich naar Abraxis en toen het gevleugelde paard zijn baasje in de deuropening van de stal zag staan, begon hij verschrokken te hinniken. Ze zag misschien uit als zijn baasje, maar ze was het niet. Ze was anders.
Loena probeerde Abraxis te kalmeren, maar het paard bleef hinniken.
“Rustig nou, Abraxis...” Loena sprong op zijn rug en dreef hem aan om te vertrekken. Abraxis deed de eerste stappen aarzelend, maar eens hij uit de stal was, flapte hij zijn vleugels sterk op en neer en na nog een tiental stappen schoot hij eindelijk de lucht in.
Ze waren slechts een tiental meter in de lucht toen Loena iets hoorde waarvan haar hart even ophield met slaan.
“Loena, nee!”
Loena wierp een angstige blik om haar schouder en zag dat Severus het plein oprende.
“LOENA!”
Loena hoorde de wanhoop in zijn stem en het leek alsof haar haren ervan rechtop gingen staan. Ze moest hem negeren. Ze kon gewoon niet verder met hem – haar hele ziel was bang voor wat zou volgen. Ze begroef haar gezicht in de manen van Abraxis en spoorde het dier aan om verder te vliegen.
Severus schreeuwde zich de longen uit zijn lijf, nog lang nadat Loena al niet meer kon horen wat hij riep.
“Loena!” Severus was hees van het schreeuwen en hij liet zich uitgeput op zijn knieën vallen. Dobby en Winky Verschijnselden plots op het binnenplein en renden naar hem toe.
“Meester!” riep Winky bezorgd. “Winky kon u tot binnen horen roepen. Wat is er aan de hand?”
Severus begroef zijn handen in het zand en probeerde tegen de hoofdpijn te vechten die in hem opkwam. Waarom? Waarom was ze weggegaan?
“Waar is Abraxis?” merkte Dobby opeens op toen hij zag dat de deur van zijn stal openstond.
“Weg,” zei Severus bitter. “Weg, net als Loena. Ze is...” Severus wist niet welk woord het beste zou passen. Ontsnapt? Weggelopen? “Ze is gewoon weg,” besloot hij uiteindelijk en hij gromde van frustratie. Hij voelde hoe zijn onmacht veranderde in woede en hij greep opeens zijn toverstaf. “Breng me naar de draak!” snauwde hij woedend tegen Dobby en Winky, maar zij begrepen dat zijn woede niet op hen was gericht en deden onmiddellijk wat hij vroeg.
Eenmaal in de grot, beval Severus zijn huiselven om weer te gaan. Dobby en Winky keken even naar elkaar alvorens dit ook te doen, maar ze beseften dat hun meester het niet zou appreciëren als ze zouden blijven. Met een plofje verdwenen ze weer – al moesten ze toegeven dat ze zich daar niet goed bij voelden.
“DRAAK!” schreeuwde Severus woedend toen hij zag dat het wezen nergens te bespeuren was. “TOON JEZELF JIJ LAFAARD!”
Severus liep woedend van de ene kant van het eiland naar het andere, maar nergens kon hij de draak bespeuren. Als hij zelf kon vuurspuwen, dan zou het het doen. Maar in de plaats daarvan stampte hij met zijn voeten op de grond en brulde hij beledigingen naar de draak die vastbesloten leek om zich niet te tonen.
Een uur lang hield Severus dit vol, tot hij geen stem meer had en niets meer kon schreeuwen naar de vreselijke lafaard van een draak. Maar hij was nog steeds woedend. En hij was radeloos. Loena was weg. En wat nog erger was: het was haar eigen keuze geweest. Wat ze ook had gevoeld, het had haar weggekeerd van hem. En hij wist niet hoe het nu verder moest.
Hij voelde zich uitgeput en ging liggen op de harde ondergrond van het eiland. Het licht van de paarse Obscura-kristallen werkte kalmerend op Severus’ zware gemoed en Severus kon enkel nog diep zuchten.
Uren verstreken en het was pas toen Severus in slaap viel, dat de draak langzaam uit het water kwam en bij hem op het eiland kroop. De draak keek naar de slapende tovenaar en voelde mee. Severus zou zijn nachtrust nodig hebben voor hetgeen hen te wachten stond en de draak wachtte geduldig tot Severus weer wakker werd.
Toen Severus uiteindelijk wakkerschrok, was hij voor een moment verward.
“Goedemorgen,” groette de draak hem, maar Severus herinnerde zich al snel weer dat Loena weg was en dat de draak zich daarvoor moest verantwoorden. Zonder nog een tweede keer na te denken greep Severus naar zijn toverstaf en sprong hij recht. Met zijn toverstaf vastberaden op de draak gericht, liep hij dreigend dichterbij.
“Waar... is... Loena?” vroeg hij langzaam en zijn ogen leken door de draak heen te willen branden.
“Maakt het uit waar ze is?” vroeg de draak even langzaam terug en hij keek Severus lang aan. “Want wat zou je doen – eens je zou weten waar ze is?”
Severus gromde gefrustreerd. De draak had een punt. Zelf zou hij er niet heen kunnen. Stomme vloek...
“Dan stuur ik Dobby en Winky erheen!” zei Severus vastbesloten.
De draak rolde met zijn ogen. “En wat moeten zij dan doen? Loena dwingen terug te komen?”
Severus keek gefrustreerd naar de draak. “Ik kan toch niet hier zitten en NIETS doen!”
De draak glimlachte bij het horen van de wanhoop in Severus’ stem. “Begrijp me niet verkeerd, Severus Sneep. Ik vind ook dat jij haar achterna moet. Sterker nog: ik zou je graag willen helpen!”
Severus schudde zijn hoofd terwijl hij erover nadacht. “Maar dat kan gewoon niet! Ik kan haar niet achterna! De vloek belet me om Azkaban te verlaten... Tenzij...” Severus keek opeens met grote ogen naar de draak. “Als jij mij nou eens mijn vrijheid schenkt, dan kan ik...”
“Neen, dat doe ik niet,” zei de draak kortaf en Severus trok een lip en keek de draak mopperend aan.
De draak moest lachen van deze blik en dit leek Severus enkel norser te stemmen. “Op dit moment is er maar één zaak die jouw vloek kan breken.”
Severus’ norse blik veranderde opeens in een verwarde blik. Severus keek de draak ongelovend aan. “Kan de vloek dan gebroken worden?” Hij had nooit gedacht dat er nog een beetje hoop overbleef – hoop dat de vloek verbroken zou kunnen worden.
“Iedere vloek kan verbroken worden,” antwoordde de draak mysterieus. “Er is slechts één ding in de wereld dat iedere vloek kan overstijgen – ongeacht hoe erg die vloek ook lijkt te zijn.”
Severus keek de draak verward aan en de draak schudde zijn hoofd.
“Het is niet alsof het nog nooit is gebeurd dat iemand aan een vloek is weten te ontsnappen, Severus. Jij weet dat normaalgezien ook.”
Severus keek nog steeds niet-begrijpend naar de draak.
“Staat je brein niet aan of zo?” spotte de draak met zijn lege uitdrukking. “Denk aan de grootste held uit je tijd.”
Severus zuchtte opeens. “Harry Potter,” mompelde hij tegen zijn zin.
“Als ik jouw verleden goed heb begrepen, is die jongen als baby ontsnapt aan een doodsvloek. Je weet toch ook nog hoe?”
Severus knikte tegen zijn zin. “Volgens Perkamentus kwam het door de liefde van zijn moeder – die had een schild gevormd, maar...” Severus leek zich opeens iets te beseffen. “Dat schild van liefde wist hem te beschermen tegen de vloek! Ik ben al vervloekt – hoe kan liefde mij dan beschermen? Sterker nog! Wij houdt er genoeg van mij om die vloek te kunnen breken? Loena in ieder geval niet! Dat heeft ze bewezen toen ze op Abraxis wegvloog terwijl ik wanhopig haar naam riep!” Severus leek enorm gefrustreerd door dat feit en hij ijsbeerde heen en weer. “Je vergelijking gaat niet op, draak! Niets kan mij nu nog bevrijden van de vloek! Alle hoop is weg...”
De draak keek Severus lang aan en glimlachte. “Denk je dat echt? Ik namelijk niet. Je zit hier nog bij mij – of niet? Hopend dat ik je op weg help – zodat je alsnog Loena terug kan krijgen... En dat kan je, Severus. Geloof me. Ze is enorm verward – enorm gekwetst. Al die emoties die ze al die jaren heeft opgekropt en niet heeft ervaren, komen nu op haar af als vlijmscherpe messen. Dat doet zoveel pijn dat ze niet kan zien wat de emoties van een ander zijn – daardoor kwetst ze jou nu zo. En haar nieuwe gevoelens – ze kan die niet alleen aan – maar tegelijkertijd kan ze er ook niet in geloven dat ze het – met de hulp van een ander – wel zou aankunnen. Het is mogelijk dat ze je niet tot last wil zijn – en ze gelooft heel hard dat ze dat is. Dat is wat je wil horen, niet? Dat moet je nu toch hoop geven?”
Severus durfde niet ja te knikken, maar hij moest de draak gelijk geven. Die woorden en die kennis vervulden hem weer van hoop. Ze had tijd nodig – dat kon hij begrijpen. Maar hij was teleurgesteld dat hij niet de kans had om haar te helpen – want dat wilde hij meer dan wat dan ook – haar helpen.
“Stel je voor dat ik hier wacht? Dat ik hoop dat haar liefde haar dan terugbrengt naar mij?” vroeg Severus voorzichtig.
“Severus,” ging de draak verder. “Het gaat niet om haar liefde voor jou... Het gaat om jouw liefde voor haar... Als die liefde verder kan reiken dan de muren van Azkaban, heb je een kans de vloek te breken.”
Severus voelde hoe wanhoop hem nu vulde. De draak had gemakkelijk praten. Hij had geen flauw idee hoe hij Azkaban zou kunnen verlaten.
“Dus...” vatte Severus langzaam samen. “Als ik genoeg voor Loena voel, kan ik een bezem nemen en zo door de magische grens rond Azkaban vliegen en Loena zoeken?”
De draak knipperde even met zijn ogen. “Ja en nee...” zei de draak onzeker. “Ja, de kans bestaat dat je door die grens kan vliegen... Maar ook dat is niet zeker... Je moet genoeg voor haar voelen. En eens je door de barrière bent, zal je Loena niet kunnen vinden. Iemand die niet gevonden wil worden, is altijd moeilijk te localiseren.”
“Kom op!” riep Severus gefrustreerd en hij zwaaide zo agressief met zijn toverstaf dat er kleine vonken vanaf schoten. “Zeg me dan wat ik moet doen! Als je alle antwoorden hebt, moet je me helpen! Je zegt me dat ik vrij zou kunnen zijn en dan zeg je dat het misschien toch niet lukt! Wat moet ik dan in hemelsnaam doen om zeker te zijn dat het zal lukken?”
De draak richtte zich streng op en zijn stem bulderde gevaarlijk door de grot. “Laat ten eerste die agressiviteit varen! Iemand die boos is, kan geen vloek breken met de liefde die hij voor een ander voelt!”
Het leek haast wel alsof Severus de kracht van de stem van de draak kon voelen in zijn eigen lijf en hij werd heel stil. De draak meende het serieus.
Severus probeerde zijn boze en gekwetste gevoelens te laten varen. “Ik probeer,” zei hij zacht.
De draak zag hoe het van Severus’ gezicht afstraalde dat hij hard probeerde. De intense en gefocuste blik stemde de draak gerust. “Goed, Severus, goed,” moedigde de draak hem aan. “Sta jezelf toe al die teleurstelling en woede achter je te laten. Voel de ware emotie die je voor Loena koestert.”
Severus deed zijn best, maar de beelden die hij voor zijn ogen zag hielpen hem niet. Loena die op Abraxis wegvloog. Loena die op hem uitvloog omdat hij haar gevoelens had teruggewenst.
“Concentreer je, Severus!” zei de draak opeens streng. “Enkel goede gedachten kunnen de emotie oproepen!”
Severus probeerde terug te denken aan een mooie herinnering en opeens dook het beeld op van Loena die op Kerstavond naar zijn kamer kwam – in haar prachtige jurk. Loena die in zijn armen danste... Loena die moest lachen om Severus’ impersonatie van de ezel in Midzomernachtsdroom. Loena die hem omhelsde...
Hij voelde hoe zijn hart zich vulde met goede emoties.
“Goed, Severus! Goed!” zei de draak terwijl hij Severus inspecterend aan bleef kijken.
Severus focuste zich, totdat opeens het zicht van Loena die wegvloog op de rug van Abraxis terug opdook en hij voelde hoe al zijn hoop als een ballon weg leeggeprikt in zijn hart.
“Nee, Severus!” riep de draak streng. “Je teleurstelling bepaalt niet hoezeer je van haar houdt! Laat je teleurstelling niet aan de liefde die je voelt komen – sta dat niet toe!”
Severus schudde zijn hoofd. “Ik probeer! Ik probeer echt! Maar ik voelde echt wel de liefde! Maar hoe lang moet ik dat dan voelen?! Wat gebeurt er als het me lukt?”
De draak glimlachte opeens mysterieus. “Als het je lukt, kan je er misschien in slagen mij vrij te laten.”
Verward draaide Severus zich naar de draak. “Huh? Wat? Jou vrijlaten? Ik wil Loena terughebben! Niet jou vrijlaten!”
De draak trok een wenkbrauw op. “En wie zegt dat dat niet samengaat? Ik kan Loena voor jou vinden. Of ga je liever zelf op zoek?”
Terwijl Severus diep nadacht, legde de draak zich met zijn hoofd neer op de grond. “Kijk, ik heb al zo lang gewacht om vrij te zijn... Ik kan wel langer wachten...” mompelde de draak. “Maar Loena heeft jou nodig. En snel. Dus als ik jou was zou ik mij gewoon vrijlaten en dan zijn we ervandoor.”
“Ja maar hoe doe ik dat dan?” vroeg Severus. “Hoe kan ik jou vrijlaten?”
De draak keek omhoog, naar het hoge plafond. “Breek daar een gat doorheen, groot genoeg voor mij om door te passen... En ik vlieg ons hier beiden buiten.”
Voor een moment leek Severus het te geloven, tot hij zijn hoofd schudde. “We zitten hier onder de zee! Van het moment dat ik hier een gat maak, loopt deze grot onder!”
De draak knikte met een grauwe uitdrukking op zijn gezicht. “Ik heb geen behoefte om hier terug te keren eens ik een vrije draak ben. Ik beloof je dat ik er niet rouwig om zal zijn als deze grot onderloopt!”
Severus schudde zijn hoofd. “Dat is niet meteen wat ik bedoelde.... Maar wat met ons? Ik wil niet weggespoeld worden door enkele woeste zeegolven.”
De draak rolde met zijn ogen. “Dat is maar een detail.”
Severus aarzelde en keek naar het plafond van de reusachtige grot. Daarna keek hij weer naar de draak. “Heb je zelf nog nooit geprobeerd door de stenen te breken?”
“Zeg nou zelf, Severus... Lijk ik jou nou een allesvernietigende draak? Ik heb mijn gewicht om tegen die stenen in te brengen, verder niets. Mijn vuur geraakt maar net warm genoeg om een eitje te koken... Het kan niet door steen heen branden.”
Severus haalde zijn schouders op. “Ik mag het toch even vragen, hoop ik? Maar goed – hoe ga ik het beste te werk?”
De draak kwam recht en deed een paar stappen dichter naar Severus, voordat hij zijn buik weer plat tegen de grond drukte. “Klim op mijn rug. Ik vlieg ons hoger, dan word je in ieder geval niet weggespoeld.”
Severus keek aarzelend naar de draak en krabte even in zijn haren. “En hoe moet ik dat doen?”
“Gewoon, tussen mijn vleugelgewrichten kan je zitten hoor.”
Severus was een tikje ongerust terwijl hij op de draak klom en toen deze zich afzette en zijn vleugels begon te klappen, hield Severus zich angstvallig vast aan de rug van de draak.
“Een beetje minder panisch mag ook, Severus,” grapte de draak terwijl hij door de grot vloog. “Waarom probeer je al niet eens een keer een hand los te laten? Dan kan je ook je toverstaf gebruiken terwijl je op mijn rug vliegt.”
Severus vond het niet zo logisch om de draak met slechts een hand vast te houden, hij was dit echt niet gewoon. Maar als dit zou helpen om sneller bij Loena te zijn... Zonder nog te aarzelen liet Severus plots zijn beide handen los van de draak en klemde hij zich zo goed als hij kon vast met zijn benen.
“Fantastisch!” lachte de draak. “Dat is de juiste stemming, Severus!”
Severus nam vastbesloten zijn toverstaf en keek naar de rotsen boven hem. “Waar kan ik het beste mikken?”
De draak flapte sterk met zijn vleugels en keek omhoog. “Daar!” zei hij vastberaden. “Dat is het hoogste punt in heel de grot... Volgens de logica zou daar de laag rots het dunste moeten zijn... Daarenboven zou het gevaarlijk zijn op een lager punt een gat proberen te maken – dat zou mogelijk de hele grot kunnen doen instorten.”
“En we willen inderdaad niet dat dat gebeurt,” vulde Severus droogjes aan. “Blijf van onder dat punt uit. Ik zal het zijlings raken. Als er rotsblokken vallen, vallen die tenminste niet op ons.”
De draak knikte en circelde om het punt heen. Severus mikte en wilde de spreuk uitspreken, toen de draak hem onderbrak.
“Denk aan Loena, Severus. Je gevoelens moeten sterk zijn. Je gedachten mogen niet buigen – anders zal de vloek je blijven achtervolgen.”
Severus luisterde aandachtig en knikte. Loena. Hij moest haar vinden. Er was niets waarvan hij meer zeker was. “BOMBARDA!” riep hij luid.
Enkele rotsblokken vielen naar beneden en het leek even alsof de stenen kraakten, maar het geluid hield snel op. Met dat de rotsblokken in het water onder hen vielen, voelde Severus opeens een steek in zijn zij.
“Je concentreert je niet genoeg!” riep de draak streng. “En daardoor geef je de vloek een kans je te verzwakken! Je moet haar oproepen in je hart, niet enkel in je geest!”
Severus voelde aan zijn zij en slikte bij het zien van zijn bebloede vingers. Dit was gekkenwerk! Hij kon toch niet door de stenen heen breken als iedere steen die afbrokkelde hem zou verzwakken?
“Lap jezelf op!” zei de draak snel. “En denk aan Loena!”
Severus knikte, maar hij was geïrriteerd. Hij dacht heus wel aan Loena, maar zou zijn liefde voor haar kunnen voorkomen dat de vloek hem alsnog kon raken?
Hij gooide zijn hemd af en sprak enkele helende spreuken uit over de wonde in zijn zij. Toen hij eenmaal klaar was, was er nog steeds een litteken zichtbaar – maar het bloeden was gestopt en hij voelde zich weer iets beter.
Hij deed zijn hemd weer aan, maar hield het open en hij probeerde zich te concentreren op Loena. “Draak, ik ben er bijna klaar voor,” zei hij plechtig en de draak ging weer hoger vliegen. Severus nam ditmaal zijn tijd. Loena zat naast hem te lezen. Loena dook het water in. Loena zat aan tafel met hem – te eten.
“BOMBARDA!”
Ditmaal voelde Severus hoe een diepe snee in zijn bovenlijf sneedt en hij siste van de pijn.
“Er zijn veel rotsblokken neergekomen, Severus, dat is goed,” sprak de draak in een bemoedigende stem. “Maar je roept niet de juiste emotie op.”
Severus heelde zichzelf weer en keek gefrustreerd. “Het is echt niet gemakkelijk!” bracht hij tegen de draak in. “Ik heb geen flauw idee wat ik precies moet voelen – welk moment ik moet oproepen. Ik voelde me vredig genoeg in haar bijzijn – is dat niet genoeg?”
“Severus,” sprak de draak geduldig. “Je vredig voelen is niet alles. Ware liefde is meer dan vrede alleen. Het is vrede en opwinding – het is puur genot en tegelijkertijd een enorme zorg. Het is niet louter één aspect dat je moet kunnen oproepen, het zijn er meerdere tegelijkertijd.”
Severus dacht diep na. “Maar dat gevoel – dat bestaat gewoon niet! Hoe kan ik zoveel gevoelens in één keer oproepen?”
De draak schudde zijn hoofd. “Severus, misschien is dat gevoel niet terug te vinden in iets wat jullie nu al hebben beleefd – maar in iets wat nog voor jullie moet komen. In plaats van je te focussen op het verleden of het heden, moet je misschien je gevoelens zoeken in de toekomst.”
Severus wist dat het niet gemakkelijk zou zijn om zo een gevoel op te roepen, maar ergens leek het wel logisch. Echte liefde was nog niet iets wat hij samen met Loena had gevoeld... Maar als hij het kon inbeelden... Vastberaden richte hij zijn toverstaf op het bovenste deel van de grot terwijl de draak nog steeds kalm rondcirkelde.
En toen – voor een kort moment – wist hij het gevoel op te roepen... De vrede van in haar armen te zijn, de opwinding van een eerste kus, het heerlijke genot dat erbij hoorde, maar tegelijkertijd de enorme zorg dat hij haar zou kunnen kwijtraken.
En hij wist dat het moment gekomen was.
“BOMBARDA!”
Deze derde slag was fataal voor de grot en het water stroomde eruit. Maar het was niet genoeg – het gat was te klein. “Bombarda!” riep Severus nog een drietal keren.
Het water stroomde met heel veel kracht de grot in en de draak hield zijn hoofd schuin opdat hij Severus alsnog kon aankijken. “Ben je er klaar voor? Het kan zijn dat we een heel stuk door het water moeten...”
Severus voelde aan zijn bovenlijf. Geen wondes! Het was gelukt! Was de vloek gebroken? Dat moest wel!
Hij leek buiten zichzelf van vreugde. “Laat maar komen! Ik ben er helemaal klaar voor!”
De draak glimlachte en dook opeens het water in. De woeste stroming maakte het moeilijk voor Severus om te blijven zitten, maar hij hield zich zo goed als hij kon vast. Hij sprak snel een Bubbelbolbezwering uit en nam diep adem. De draak zwom tegen de stroming in en naderde het gat waardoor het water naar binnen stroomde. De stroming van het water was zodanig sterk dat het veel moeilijker voor de draak was dan ze beiden vooraf hadden kunnen bedenken.
Severus zag hoe hard de draak met zijn vleugels en voorpoten door het water probeerde te geraken, maar hoe ze steeds verder en verder van het gat verwijderd werden. Severus realiseerde zich dat de draak ook geen ongelimiteerde voorraad lucht in zijn longen had – of misschien wel? Ze konden niet veel langer wachten – daarenboven moesten ze op zoek naar Loena!
“Draak!” riep Severus en hij zag dat de draak zijn hoofd lichtjes draaide als teken dat hij luisterde. “Ik heb een idee maar ik zal je er wel voor moeten vervloeken!”
De draak knikte vastberaden en Severus nam zijn toverstaf. “Levicorpus!”
Severus hield zich extra stevig vast aan de draak terwijl deze ondersteboven werd gezwierd in het water en zijn achterpoten door magie naar boven werden getrokken. Het duurde wel minstens twintig secondes voordat ze uiteindelijk boven water geraakten en Severus was zo duizelig van hun snelle en steile rit door het water, dat hij zich amper bij bewustzijn kon houden toen hij boven water kwam. Het duurde dan ook maar een paar secondes voordat hij in het water van de zee viel terwijl de draak ondersteboven bleef hangen in de lucht.
Het zoute zeewater en de sterke stroming waren genoeg om Severus meteen weer wakker te schudden en hij merkte opgelucht op dat hij zijn toverstaf nog steeds in zijn hand had. Hij sprak vliegensvlug de tegenbezwering uit op de draak en deze draaide zich meteen om in de lucht en kon zich maar net boven het water zwevende houden. Met zijn poten viste hij Severus uit het water en steeg hij steeds hoger en hoger op. Severus keek onder zich en vond het lichtjes eng om zijn benen naar beneden te zien bungelen terwijl het wateroppervlak steeds verder en verder weg leek te gaan.
“Fantastisch idee om die spreuk uit te spreken, Severus!” riep de draak uitbundig. “Ik had mijn adem niet veel langer kunnen inhouden! En zie ons nou!”
De draak deed opeens iets wat Severus niet had zien aankomen. Severus voelde hoe hij hoog in de lucht werd gegooid en schreeuwde luid terwijl hij terug naar beneden viel. De draak ving hem echter handig op op zijn rug en Severus kreunde van de impact en hield zich stevig vast aan de rug van de draak. “Haha! We zijn vrij, Severus! VRIJ! Zie daar!”
Severus keek op en zag het eiland van Azkaban liggen, enkele honderden meters van hen af. Het was vreemd. Severus had nog nooit de ruines gezien vanop deze afstand. Het zag er zeker niet slecht uit – het eiland was dan ook mooi opgeknapt geworden. Het leek onecht.
“Lijkt haast alsof ik droom,” merkte Severus glimlachend op.
“Dit is geen droom, hoor,” bevestigde de draak. “Maar ga gerust verder met dromen over Loena... Je hebt het kunnen oproepen! Het gevoel van echte liefde. Heel knap, Severus, heel knap. Je bent vrij.”
Severus lachte en keek naar de draak. “En hoe zit het met jou? Jij bent ook vrij – voor de allereerste keer in je leven? Wat vind jij ervan?”
De draak keek naar beneden. “De zee is mooi gekleurd in het daglicht. Maar na een leven lang in een grot vol met water, kan ik niet zeggen dat het water me nu nog veel aanspreekt.” De draak keek omhoog. “Maar die wolken!! Ze zijn prachtig! Lijkt haast alsof ze op te eten zijn!”
De draak steeg snel op en Severus hield zich plat tegen de rug van de draak – hij had het gevoel dat zijn brein anders geplet zou worden. “Draak!” riep Severus. “Wolken zijn ook maar water, hoor!”
Daar kwamen ze enkele secondes later ook achter toen de draak door de wolk vloog. Eenmaal uit de wolk, zuchtte Severus, maar de draak leek niet erg teleurgesteld. “Zoet water! Wolken proeven beter dan de zee! Maar het pluizige uiterlijk is inderdaad wel wat verraderlijk... Ik kan inderdaad niet zeggen dat het pluiziger proefde.”
Severus glimlachte, blij omwille van het optimisme van de draak, maar zijn blik werd al gauw weer serieus.
De draak onderbrak hem voordat hij iets kon zeggen. “Ik weet het, Severus. Loena. We zullen haar vinden. In feite, ik ben nu al in de juiste richting aan het vliegen. Het zal enkel een tijdje duren voordat we er zijn. Ik hoop dat we het op tijd halen...”
“Op tijd?” vroeg Severus. “We hebben toch helemaal geen afspraak – ze weet niet eens dat we komen – wat bedoel je met op tijd?”
De draak keek duister voor zich uit terwijl hij zich door het luchtruim haastte. “Dat zal je zien eens we er zijn.”