28/08/2020, 12:23
Hoofdstuk 18: Door de Tunnel heen
Ondanks het feit dat Severus en Loena bijna drie uren hadden gewaltzt, had slechts één persoon er meer gevoelens aan overgehouden – en dat was Severus geweest. Loena had geprobeerd te voelen, maar het was haar ondanks haar inspanningen niet gelukt. Severus daarentegen wist niet goed wat hij nog met zichzelf moest aanvangen. Al was hij altijd zo schuw geweest van dansen, nu zou hij haast iedere dag wel willen dansen met Loena, al was het maar om haar zo dicht bij hem te voelen. Hij ervaarde het alsof zijn hart uit zijn keel zou kloppen als hij haar niet even mocht aanraken. Hij bevond zich nu op een punt dat hij niet kon terugdraaien – hij was tot over zijn oren verliefd op haar en wilde haar meer dan wat dan ook bij zich hebben op ieder moment van de dag.
Voor Loena was het echter nog niet helemaal duidelijk hoe Severus zich voelde. Ergens wist ze wel dat hij van haar hield – hij deed zoveel voor haar. Op Kerstochtend had hij Dobby toegestaan naar Xenophilius te gaan en Xenophilius had een lading kerstcadeaus meegegeven voor Loena. Loena was dankbaar geweest voor dat geschenk en had Severus een knuffel gegeven, waarvoor Severus op zijn beurt ook erg dankbaar voor was geweest.
Maar in de weken na Kerstmis, had Severus niet meer gevraagd om in Loena’s gedachten te mogen. Zij had het ook niet voorgesteld, maar beiden waren ze het erover eens dat ze door dingen te doen misschien meer zouden loskrijgen dan door oude herinneringen te analyseren.
Loena hielp Severus nu bij het kammen van Abraxis en Abraxis genoot van de aandacht die hij kreeg van zowel zijn baasje als Severus. Abraxis had het niet zo op de winter gesteld – hij vond de koude niet erg aangenaam – en bleef dus het grootste deel van de dag in zijn stal. Severus vroeg ook aan Dobby en Winky of zij het dier nu en dan wilden bezoeken, zodat Abraxis zich niet al te eenzaam zou voelen, en vooral Dobby deed dit met plezier. Winky was iets minder enthousiast, maar volgens Loena was dat omdat Winky bang was van het grote gevleugelde paard.
Het was uiteindelijk ook Loena’s idee geweest om – midden in januari – wat meer tijd door te brengen in het water van de Obscura-grot. Severus had geprobeerd te ontkomen aan dat idee – hij had tegengesputterd dat het water veel te koud was in die tijd van het jaar, maar Loena had aangedrongen en Severus had gezwicht – mogelijk ook doordat hij het steeds moeilijker had met streng zijn tegen Loena. Hij kon haar niets weigeren.
Loena hield van het water en zwom graag rond. Zo graag zelfs – dat ze op de eerste dag dat Severus zou proberen – ze zich al uren in het water bevond.
“Severus! Het water is echt heerlijk hoor.”
“Heerlijk...” mijmerde Severus terwijl hij aarzelend naar het water keek. “Is heerlijk een gevoel? Want zoja, dan spreek je over iets wat je zelf niet eens kan bevatten...”
“Neen, Severus,” antwoordde Loena serieus. “Niet een gevoel. Een opmerking. Als heerlijk water van een temperatuur is die aangenaam voor het lichaam is, dan is dit heerlijk water. Het is echt niet zo koud als je zou denken.”
Severus aarzelde nog steeds en trok zijn mantel uit. Hij had Dobby en Winky voor zwemkleren laten zorgen en ze hadden voor hem een zwarte zwembroek en een strak zwart zwemshirt gevonden. Severus had niet gevraagd waar ze het vandaan hadden gehaald – hij wilde het overigens niet eens weten.
Onwennig stapte hij naar het water, maar hij kwam er al snel achter dat hij eigenlijk geen reden had om zich te schamen – Loena keek niet eens, maar dook geregeld onder water.
Eens hij het water voelde, snapte hij wat Loena had bedoeld. Het water was inderdaad... heerlijk. Hij stapte het water in en merkte dat het al snel dieper werd. Hij zwom een stukje verder toen hij opeens verschrok toen Loena vlak naast hem uit het water naar boven dook. In het paarse licht van de grot was het moeilijk om te zien wat zich onder het wateroppervlak afspeelde – al waren er op plekken ook Obscura-kristallen onder het water.
“Je liet me schrikken,” merkte Severus eerlijk op.
“Dat was niet de bedoeling,” zei Loena en het moment erna dook ze weer onder.
Severus zwom verder. Misschien zou hij de andere rand van de grot kunnen halen? Het was dan wel een stukje zwemmen, maar hij zou het met gemak moeten kunnen halen. Hij merkte dat Loena hem volgde en toen ze ditmaal terug boven water kwam, wist Severus wel beter dan zich te verschrikken.
“Volg je me?” vroeg hij haar speels, ook al bedoelde hij het serieus.
“Ja,” zei Loena. “Het is eens wat anders dan baantjes trekken of alleen maar duiken. Wil je anders een spel spelen?”
Severus keek haar verrast aan. Meende ze dat nou? Het leek niet meteen iets voor haar om met zo een voorstel te komen. “Wat voor spel dan?” vroeg Severus geïnteresseerd terwijl hij verderzwom.
Loena volgde hem. “Vroeger ging ik ook wel eens zwemmen. Ik kon al zwemmen van toen ik drie was, wist je dat?”
Severus schudde zijn hoofd en Loena vertelde verder. “Dat heb je vast nog nooit gezien in mijn herinneringen... Ik weet er ook niet meer veel van. Maar ik weet wel een spel dat ik altijd met moeder deed! We gingen in de zomer soms zwemmen in een meer in de buurt. Er was een kleine enclave die ons afscheidde van de rest van het meer. Mama verstopte zich onder water en ik moest haar altijd zoeken. Ik kon me nog niet verstoppen – je moet er wel de Bubbelbolbezwering voor kennen – ik was nog klein en mocht niet eens magie uitoefenen, dus heb het nooit van haar geleerd... Ken jij die bezwering?”
Severus was licht verrast dat Loena zo vlot kon doorbabbelen tijdens het zwemmen. Hij merkte nu al dat hij iets meer naar adem snakte dan normaal – en hij had amper wat gezegd.
“Ik ken de bezwering... Ken jij hem?”
Loena knikte. “Nu wel. Helemaal zelf geleerd – hier – in de Obscura-grot.”
Severus was lichtjes onder de indruk dat ze – zelfs nog toen ze hier gevangen was – de ambitie had om spreuken bij te leren. Hij vond het knap van haar.
“Ik wil wel eens spelen – puur om experimentele redenen,” voegde hij er snel aan toe. “Wie weet komen er nog emoties bij je los?”
“Dat dacht ik ook al, daarom dat ik het je vroeg,” knikte Loena. “Zal ik me verstoppen?”
Severus knikte en Loena verdween meteen onder water. Severus wist niet hoe lang hij moest wachten – ze hadden namelijk niet afgesproken hoeveel tellen Loena de tijd zou krijgen om zich te verstoppen.
Al zou Severus het niet luidop zeggen, hij had hier best plezier in. Toegegeven – tien jaar geleden zou hij liever zijn gestorven dan idiote spelletjes als dit te spelen... Maar nu hij de dood in de ogen had gekeken en tien jaar tijd had gehad om te bezinnen, moest hij toegeven dat het een charme had die niet geëvenaard kon worden door eender welke andere bezigheid. Voor een moment herbeleefde hij de onschuld van een kind. Dat was speciaal.
Na Loena een degelijke tijd te geven om zich te verstoppen, dook hij ook onder water en sprak hij een Bubbelbolbezwering uit. Het was moeilijk om erg ver te zien onder water en terwijl hij naar beneden zwom, merkte hij pas hoe diep het water was. Op bepaalde punten was de bodem wel negen meter diep.
Severus zocht voor wat wel een halfuur leek, toen iets hem bij zijn voeten nam. Hij verschrok zich een ongeluk en hij wilde zich losstampen tot hij zag dat het Loena was.
“Laat me los!” riep hij en Loena deed wat hij vroeg en zwom tot ze op zijn niveau was. “Waarom verraadde je je positie? Ik had je wel gevonden!” zei Severus, maar door het water was het voor Loena moeilijk te verstaan wat hij zei en ze maakte een “ik versta je niet”-gebaar. Ze wees naar boven en Severus knikte terwijl ze beiden naar het oppervlak zwommen. Eens boven water, verdween de luchtbel ook en konden ze weer met elkaar praten.
“Waarom verraadde je waar je was? Ik was nog aan het zoeken!”
“Ik had je al twee keer voorbij zien zwemmen, maar je lijkt niet zo goed onder water te zien als ik. Dus ik dacht: misschien dat hij me gemakkelijker vindt als ik me ergens anders verstop... En toen ging ik op zoek naar een andere verstopplaats en ik vond een tunnel!”
“Een tunnel?” vroeg Severus geïntrigeerd. “Waarheen?”
Loena haalde haar schouders op. “Geen flauw idee – ik ben de tunnel niet ingegaan, dan had je me helemaal niet meer gevonden!”
Severus was lichtjes beledigd – hij had haar heus wel gevonden... als hij meer tijd had gehad.
“Weet je nog waar de tunnel is?” vroeg Severus en Loena knikte.
“Volg me!”
Loena dook onder en sprak een Bubbelbolbezwering uit. Severus volgde haar voorbeeld en deed hetzelfde. Hij keek even vreemd toen hij zag hoe Loena haar toverstaf tussen haar boezem wegstak. Dat... had hij niet verwacht.
Hij hield zelf zijn toverstaf stevig vast terwijl hij zwom en na een drietal minuten had Loena de plek gevonden. Ze waren op een erg diep punt onder het water en de Obscura kristallen verlichtten een tunnel die nog dieper onder de grot lag. Het kon niet met zekerheid gezegd worden of deze tunnel ook ergens zou uitkomen – mogelijk liep de tunnel dood... Maar het idee dat er nog meer geheimen in Azkaban te ontdekken waren, sprak Severus wel aan en hij volgde Loena terwijl ze de tunnel in dook.
De tunnel was ruim genoeg voor een persoon om doorheen te zwemmen, maar het zou niet gemakkelijk zijn geweest om met twee naast elkaar te zwemmen. Severus volgde Loena door de tunnel, meter voor meter, minuut na minuut. Na vijf minuten viel het op dat de Obscura-kristallen in de tunnel niet meer zo frequent voorkwamen. Het werd er zelfs donker – zo donker dat zelfs Loena amper wat kon zien. Ze draaide zich nu naar Severus.
“Geen licht!” merkte ze op terwijl ze naar een licht brandend Obscura-kristal wees en Severus knikte als teken dat hij het had begrepen. Hij nam zijn toverstaf en riep: “Lumos!” Loena deed hetzelfde en hun toverstaffen gaven genoeg licht af om de tunnel voor enkele meters te verlichten.
Na een kwartier kwamen ze bij een stukje dat zo nauw was, dat Loena weeral stopte en zich naar Severus draaide. “Laat mij!” zei hij langzaam, maar vastberaden en Loena had het verstaan. Ze hield zich aan de kant. Severus passeerde haar nauw en zwom voor haar uit. Hij hield zich vast aan de zijkanten van de smalle tunnel en zwom slechts langzaam vooruit. Het smalle stuk was wel zeker zeven meter lang en Severus was blij dat hij aan het einde was. Na het smalle stuk werd het weer een pak breder en Severus draaide zich om om te wachten op Loena. Ze duwde zich uit het smallere stuk en nam Severus hand vast zodat hij haar verder eruit kon helpen. “Severus,” zei ze en Severus keek haar wachtend aan. Loena lette op dat ze langzaam sprak – anders zou Severus haar niet verstaan. “Het is hier warmer, vind je ook niet?”
Severus dacht eerst dat het aan hem had gelegen. Ook hij had de indruk gehad dat het warmer was geworden, maar hij dacht dat het kwam door de benauwdheid van het enge stukje... Maar als Loena het ook al dacht... Hij knikte en verlichtte met zijn toverstaf de tunnel voor hen.
“De tunnel wordt breder!” merkte hij op en hij hield Loena’s hand vast terwijl ze verderzwommen. Beiden werden ze nogal moe van het vele zwemmen. Ze zaten nu al meer dan een uur in het water en hadden nogal intensief gezwommen. Ze hielden hun brandende toverstaffen voor zich uit en bemerkten beiden dat de tunnel wel erg breed uitliep. Op een bepaald moment was er amper nog sprake van een tunnel – en Severus gebaarde naar boven. Hij hoopte dat ze ergens nog naar lucht zouden kunnen happen en ze zwommen langs de bovenzijde van de tunnel naar boven. Toen ze na een drietal minuten opeens boven water kwamen, hielden ze zich beiden stil om eerst op adem te komen.
“Dat was een lange tunnel!” merkte Loena op en Severus knikte, nog steeds te uitgeput om iets te zeggen. “Waar zijn we eigenlijk?”
Loena hief haar toverstaf zo hoog als ze kon boven het water en keek zoekend om haar heen.
“Daar!” wees Severus opeens. “Land!”
Het was waar – de bovenkant van de tunnel kwam boven het water uit en er was een vlak stukje land waarop Loena en Severus zouden kunnen rusten.
Ze zwommen erheen – maar in tegenstelling tot in de Obscura-grot, was er in deze grot geen stukje waar ze naar boven konden wandelen. Ze konden tot aan het eilandje zwemmen, maar moesten daar opklimmen toen ze er waren. Severus was eerst en hielp Loena naar boven en beiden lieten ze zich uitgeput op het eilandje vallen.
“Dat was nogal een eindje!” pufte Loena.
“Inderdaad!” zuchtte Severus diep mee en ze namen hun tijd om op adem te komen.
“Ik vraag me af waar we hier zijn... En hoe ver dit van Azkaban is?” vroeg Loena stil.
“Het is nog steeds Azkaban,” merkte Severus denkend op. “Als het niet Azkaban was, dan kon ik hier niet zijn.”
“Hoe weet je dat?” vroeg Loena.
Severus glimlachte terwijl hij terugdacht naar zijn pogingen om van Azkaban af te geraken, al die jaren terug. “Omdat het me nooit eerder is gelukt van Azkaban weg te geraken.”
Loena keek geinteresseerd naar Severus. “Ik wil weten wat je vroeger dan hebt geprobeerd om weg te geraken.”
“Vanalles...” zei Severus terwijl hij voor zich uit staarde en zijn blik verraadde dat zijn gedachten ver weg waren. “Dobby heeft geprobeerd met me te Verdwijnselen – weg van Azkaban – is nooit gelukt. Ik heb geprobeerd om met een bezem weg te vliegen, maar op een bepaald punt – als ik te ver van Azkaban weg was – leek ik te Verdwijnselen tot ik me terug op het binnenplein bevond.”
Loena keek hem glimlachend aan, maar Severus schudde zijn hoofd. “Erg frustrerend, geloof me!”
Loena nam zijn hand vast en trok hem mee recht terwijl ze opstond en zich strekte.
“Mijn knieën zijn vermoeid van het zwemmen.”
Severus strekte zich ook. “Ik voel het ook. We kunnen het beste goed uitrusten voor we terugkeren.”
Loena keek om zich heen. “Hoe groot is het hier eigenlijk? Ik kan geen muren zien.”
Severus nam zijn toverstaf hoog vast en keek om zich heen. “Lumos Maxima!” riep hij opeens en het licht van zijn toverstaf brandde wel tien keer zo sterk dan normaal. Maar nog steeds was het niet genoeg – al was het eilandje waarop ze stonden nu goed verlicht – de muren waren nog steeds niet in zicht.
“Laat mij eens proberen...” stelde Loena voor en ook zij nam haar toverstaf en riep “Lumos Maxima!”
Met een elegante zwaai van haar toverstaf wierp ze het licht van haar toverstaf weg en het licht vloog door de grot. Severus deed hetzelfde en het licht van zijn staf volgde het hare. Ze hielden beiden hun adem in terwijl ze keken hoe de lichten zich verder van hen verwijderden tot ze nog slechts stipjes waren en in een muur opgezogen werden.
De absolute duisternis die viel, was slechts van korte duur toen opeens Obscura-kristallen de muren van de grot verlichtten. Nu pas kregen ze een zicht op hoe groot de grot was en zowel Loena als Severus hadden niets verwacht van die grootte. Er pasten wel vijf zwerkbalvelden in de grot.
“Ongelooflijk!” mompelde Severus en Loena knikte terwijl ze beiden om zich heen keken.
Loena verstarde opeens en Severus merkte dat onmiddellijk.
“Wat is er?” vroeg hij snel, maar Loena draaide zich plots naar hem en sloeg haar hand voor zijn mond.
Dat was een wijze daad, want als ze dat niet had gedaan, had hij vast en zeker een kreet geslaakt bij hetgeen wat hij zag.
Severus en Loena keken ademloos toe hoe – minstens honderd meter verder – een reusachtig wezen ontwaakte op een ander, maar veel groter eiland. De vorm van het dier was te vaag voor Severus en Loena om te weten naar wat ze in principe keken, maar het beest lichtte op dezelfde manier op als de Obscura-kristallen – alsof het dier zelf gemaakt was uit de kristallen. Een luide en dreigende brul verraadde dat het beest wakker was geworden en toen het zich uitstrekte, bleek wel dat het dier acht meter hoog was.
Severus nam Loena’s hand vast en probeerde haar mee te leiden naar de rand van hun eiland, zodat ze nog een kans zouden hebben om in het water te ontsnappen. Maar ze hadden slechts een stap gezet, of het dier draaide zijn hoofd en – al bevond het beest zich honderd meter verder – zijn paarse ogen waren als dunne, dreigende spleetjes op Loena en Severus gefixeerd.
Op hetzelfde moment dat het dier zijn bek opende, trok Severus Loena met zich mee en ze konden amper ontkomen aan de verschroeiende hitte die gepaard ging met het vuur dat het beest uit zijn bek spuwde.
Severus wist niet veel, maar hij wist één ding: als ze daar niet snel zouden weggeraken, zouden ze toast zijn.
Ondanks het feit dat Severus en Loena bijna drie uren hadden gewaltzt, had slechts één persoon er meer gevoelens aan overgehouden – en dat was Severus geweest. Loena had geprobeerd te voelen, maar het was haar ondanks haar inspanningen niet gelukt. Severus daarentegen wist niet goed wat hij nog met zichzelf moest aanvangen. Al was hij altijd zo schuw geweest van dansen, nu zou hij haast iedere dag wel willen dansen met Loena, al was het maar om haar zo dicht bij hem te voelen. Hij ervaarde het alsof zijn hart uit zijn keel zou kloppen als hij haar niet even mocht aanraken. Hij bevond zich nu op een punt dat hij niet kon terugdraaien – hij was tot over zijn oren verliefd op haar en wilde haar meer dan wat dan ook bij zich hebben op ieder moment van de dag.
Voor Loena was het echter nog niet helemaal duidelijk hoe Severus zich voelde. Ergens wist ze wel dat hij van haar hield – hij deed zoveel voor haar. Op Kerstochtend had hij Dobby toegestaan naar Xenophilius te gaan en Xenophilius had een lading kerstcadeaus meegegeven voor Loena. Loena was dankbaar geweest voor dat geschenk en had Severus een knuffel gegeven, waarvoor Severus op zijn beurt ook erg dankbaar voor was geweest.
Maar in de weken na Kerstmis, had Severus niet meer gevraagd om in Loena’s gedachten te mogen. Zij had het ook niet voorgesteld, maar beiden waren ze het erover eens dat ze door dingen te doen misschien meer zouden loskrijgen dan door oude herinneringen te analyseren.
Loena hielp Severus nu bij het kammen van Abraxis en Abraxis genoot van de aandacht die hij kreeg van zowel zijn baasje als Severus. Abraxis had het niet zo op de winter gesteld – hij vond de koude niet erg aangenaam – en bleef dus het grootste deel van de dag in zijn stal. Severus vroeg ook aan Dobby en Winky of zij het dier nu en dan wilden bezoeken, zodat Abraxis zich niet al te eenzaam zou voelen, en vooral Dobby deed dit met plezier. Winky was iets minder enthousiast, maar volgens Loena was dat omdat Winky bang was van het grote gevleugelde paard.
Het was uiteindelijk ook Loena’s idee geweest om – midden in januari – wat meer tijd door te brengen in het water van de Obscura-grot. Severus had geprobeerd te ontkomen aan dat idee – hij had tegengesputterd dat het water veel te koud was in die tijd van het jaar, maar Loena had aangedrongen en Severus had gezwicht – mogelijk ook doordat hij het steeds moeilijker had met streng zijn tegen Loena. Hij kon haar niets weigeren.
Loena hield van het water en zwom graag rond. Zo graag zelfs – dat ze op de eerste dag dat Severus zou proberen – ze zich al uren in het water bevond.
“Severus! Het water is echt heerlijk hoor.”
“Heerlijk...” mijmerde Severus terwijl hij aarzelend naar het water keek. “Is heerlijk een gevoel? Want zoja, dan spreek je over iets wat je zelf niet eens kan bevatten...”
“Neen, Severus,” antwoordde Loena serieus. “Niet een gevoel. Een opmerking. Als heerlijk water van een temperatuur is die aangenaam voor het lichaam is, dan is dit heerlijk water. Het is echt niet zo koud als je zou denken.”
Severus aarzelde nog steeds en trok zijn mantel uit. Hij had Dobby en Winky voor zwemkleren laten zorgen en ze hadden voor hem een zwarte zwembroek en een strak zwart zwemshirt gevonden. Severus had niet gevraagd waar ze het vandaan hadden gehaald – hij wilde het overigens niet eens weten.
Onwennig stapte hij naar het water, maar hij kwam er al snel achter dat hij eigenlijk geen reden had om zich te schamen – Loena keek niet eens, maar dook geregeld onder water.
Eens hij het water voelde, snapte hij wat Loena had bedoeld. Het water was inderdaad... heerlijk. Hij stapte het water in en merkte dat het al snel dieper werd. Hij zwom een stukje verder toen hij opeens verschrok toen Loena vlak naast hem uit het water naar boven dook. In het paarse licht van de grot was het moeilijk om te zien wat zich onder het wateroppervlak afspeelde – al waren er op plekken ook Obscura-kristallen onder het water.
“Je liet me schrikken,” merkte Severus eerlijk op.
“Dat was niet de bedoeling,” zei Loena en het moment erna dook ze weer onder.
Severus zwom verder. Misschien zou hij de andere rand van de grot kunnen halen? Het was dan wel een stukje zwemmen, maar hij zou het met gemak moeten kunnen halen. Hij merkte dat Loena hem volgde en toen ze ditmaal terug boven water kwam, wist Severus wel beter dan zich te verschrikken.
“Volg je me?” vroeg hij haar speels, ook al bedoelde hij het serieus.
“Ja,” zei Loena. “Het is eens wat anders dan baantjes trekken of alleen maar duiken. Wil je anders een spel spelen?”
Severus keek haar verrast aan. Meende ze dat nou? Het leek niet meteen iets voor haar om met zo een voorstel te komen. “Wat voor spel dan?” vroeg Severus geïnteresseerd terwijl hij verderzwom.
Loena volgde hem. “Vroeger ging ik ook wel eens zwemmen. Ik kon al zwemmen van toen ik drie was, wist je dat?”
Severus schudde zijn hoofd en Loena vertelde verder. “Dat heb je vast nog nooit gezien in mijn herinneringen... Ik weet er ook niet meer veel van. Maar ik weet wel een spel dat ik altijd met moeder deed! We gingen in de zomer soms zwemmen in een meer in de buurt. Er was een kleine enclave die ons afscheidde van de rest van het meer. Mama verstopte zich onder water en ik moest haar altijd zoeken. Ik kon me nog niet verstoppen – je moet er wel de Bubbelbolbezwering voor kennen – ik was nog klein en mocht niet eens magie uitoefenen, dus heb het nooit van haar geleerd... Ken jij die bezwering?”
Severus was licht verrast dat Loena zo vlot kon doorbabbelen tijdens het zwemmen. Hij merkte nu al dat hij iets meer naar adem snakte dan normaal – en hij had amper wat gezegd.
“Ik ken de bezwering... Ken jij hem?”
Loena knikte. “Nu wel. Helemaal zelf geleerd – hier – in de Obscura-grot.”
Severus was lichtjes onder de indruk dat ze – zelfs nog toen ze hier gevangen was – de ambitie had om spreuken bij te leren. Hij vond het knap van haar.
“Ik wil wel eens spelen – puur om experimentele redenen,” voegde hij er snel aan toe. “Wie weet komen er nog emoties bij je los?”
“Dat dacht ik ook al, daarom dat ik het je vroeg,” knikte Loena. “Zal ik me verstoppen?”
Severus knikte en Loena verdween meteen onder water. Severus wist niet hoe lang hij moest wachten – ze hadden namelijk niet afgesproken hoeveel tellen Loena de tijd zou krijgen om zich te verstoppen.
Al zou Severus het niet luidop zeggen, hij had hier best plezier in. Toegegeven – tien jaar geleden zou hij liever zijn gestorven dan idiote spelletjes als dit te spelen... Maar nu hij de dood in de ogen had gekeken en tien jaar tijd had gehad om te bezinnen, moest hij toegeven dat het een charme had die niet geëvenaard kon worden door eender welke andere bezigheid. Voor een moment herbeleefde hij de onschuld van een kind. Dat was speciaal.
Na Loena een degelijke tijd te geven om zich te verstoppen, dook hij ook onder water en sprak hij een Bubbelbolbezwering uit. Het was moeilijk om erg ver te zien onder water en terwijl hij naar beneden zwom, merkte hij pas hoe diep het water was. Op bepaalde punten was de bodem wel negen meter diep.
Severus zocht voor wat wel een halfuur leek, toen iets hem bij zijn voeten nam. Hij verschrok zich een ongeluk en hij wilde zich losstampen tot hij zag dat het Loena was.
“Laat me los!” riep hij en Loena deed wat hij vroeg en zwom tot ze op zijn niveau was. “Waarom verraadde je je positie? Ik had je wel gevonden!” zei Severus, maar door het water was het voor Loena moeilijk te verstaan wat hij zei en ze maakte een “ik versta je niet”-gebaar. Ze wees naar boven en Severus knikte terwijl ze beiden naar het oppervlak zwommen. Eens boven water, verdween de luchtbel ook en konden ze weer met elkaar praten.
“Waarom verraadde je waar je was? Ik was nog aan het zoeken!”
“Ik had je al twee keer voorbij zien zwemmen, maar je lijkt niet zo goed onder water te zien als ik. Dus ik dacht: misschien dat hij me gemakkelijker vindt als ik me ergens anders verstop... En toen ging ik op zoek naar een andere verstopplaats en ik vond een tunnel!”
“Een tunnel?” vroeg Severus geïntrigeerd. “Waarheen?”
Loena haalde haar schouders op. “Geen flauw idee – ik ben de tunnel niet ingegaan, dan had je me helemaal niet meer gevonden!”
Severus was lichtjes beledigd – hij had haar heus wel gevonden... als hij meer tijd had gehad.
“Weet je nog waar de tunnel is?” vroeg Severus en Loena knikte.
“Volg me!”
Loena dook onder en sprak een Bubbelbolbezwering uit. Severus volgde haar voorbeeld en deed hetzelfde. Hij keek even vreemd toen hij zag hoe Loena haar toverstaf tussen haar boezem wegstak. Dat... had hij niet verwacht.
Hij hield zelf zijn toverstaf stevig vast terwijl hij zwom en na een drietal minuten had Loena de plek gevonden. Ze waren op een erg diep punt onder het water en de Obscura kristallen verlichtten een tunnel die nog dieper onder de grot lag. Het kon niet met zekerheid gezegd worden of deze tunnel ook ergens zou uitkomen – mogelijk liep de tunnel dood... Maar het idee dat er nog meer geheimen in Azkaban te ontdekken waren, sprak Severus wel aan en hij volgde Loena terwijl ze de tunnel in dook.
De tunnel was ruim genoeg voor een persoon om doorheen te zwemmen, maar het zou niet gemakkelijk zijn geweest om met twee naast elkaar te zwemmen. Severus volgde Loena door de tunnel, meter voor meter, minuut na minuut. Na vijf minuten viel het op dat de Obscura-kristallen in de tunnel niet meer zo frequent voorkwamen. Het werd er zelfs donker – zo donker dat zelfs Loena amper wat kon zien. Ze draaide zich nu naar Severus.
“Geen licht!” merkte ze op terwijl ze naar een licht brandend Obscura-kristal wees en Severus knikte als teken dat hij het had begrepen. Hij nam zijn toverstaf en riep: “Lumos!” Loena deed hetzelfde en hun toverstaffen gaven genoeg licht af om de tunnel voor enkele meters te verlichten.
Na een kwartier kwamen ze bij een stukje dat zo nauw was, dat Loena weeral stopte en zich naar Severus draaide. “Laat mij!” zei hij langzaam, maar vastberaden en Loena had het verstaan. Ze hield zich aan de kant. Severus passeerde haar nauw en zwom voor haar uit. Hij hield zich vast aan de zijkanten van de smalle tunnel en zwom slechts langzaam vooruit. Het smalle stuk was wel zeker zeven meter lang en Severus was blij dat hij aan het einde was. Na het smalle stuk werd het weer een pak breder en Severus draaide zich om om te wachten op Loena. Ze duwde zich uit het smallere stuk en nam Severus hand vast zodat hij haar verder eruit kon helpen. “Severus,” zei ze en Severus keek haar wachtend aan. Loena lette op dat ze langzaam sprak – anders zou Severus haar niet verstaan. “Het is hier warmer, vind je ook niet?”
Severus dacht eerst dat het aan hem had gelegen. Ook hij had de indruk gehad dat het warmer was geworden, maar hij dacht dat het kwam door de benauwdheid van het enge stukje... Maar als Loena het ook al dacht... Hij knikte en verlichtte met zijn toverstaf de tunnel voor hen.
“De tunnel wordt breder!” merkte hij op en hij hield Loena’s hand vast terwijl ze verderzwommen. Beiden werden ze nogal moe van het vele zwemmen. Ze zaten nu al meer dan een uur in het water en hadden nogal intensief gezwommen. Ze hielden hun brandende toverstaffen voor zich uit en bemerkten beiden dat de tunnel wel erg breed uitliep. Op een bepaald moment was er amper nog sprake van een tunnel – en Severus gebaarde naar boven. Hij hoopte dat ze ergens nog naar lucht zouden kunnen happen en ze zwommen langs de bovenzijde van de tunnel naar boven. Toen ze na een drietal minuten opeens boven water kwamen, hielden ze zich beiden stil om eerst op adem te komen.
“Dat was een lange tunnel!” merkte Loena op en Severus knikte, nog steeds te uitgeput om iets te zeggen. “Waar zijn we eigenlijk?”
Loena hief haar toverstaf zo hoog als ze kon boven het water en keek zoekend om haar heen.
“Daar!” wees Severus opeens. “Land!”
Het was waar – de bovenkant van de tunnel kwam boven het water uit en er was een vlak stukje land waarop Loena en Severus zouden kunnen rusten.
Ze zwommen erheen – maar in tegenstelling tot in de Obscura-grot, was er in deze grot geen stukje waar ze naar boven konden wandelen. Ze konden tot aan het eilandje zwemmen, maar moesten daar opklimmen toen ze er waren. Severus was eerst en hielp Loena naar boven en beiden lieten ze zich uitgeput op het eilandje vallen.
“Dat was nogal een eindje!” pufte Loena.
“Inderdaad!” zuchtte Severus diep mee en ze namen hun tijd om op adem te komen.
“Ik vraag me af waar we hier zijn... En hoe ver dit van Azkaban is?” vroeg Loena stil.
“Het is nog steeds Azkaban,” merkte Severus denkend op. “Als het niet Azkaban was, dan kon ik hier niet zijn.”
“Hoe weet je dat?” vroeg Loena.
Severus glimlachte terwijl hij terugdacht naar zijn pogingen om van Azkaban af te geraken, al die jaren terug. “Omdat het me nooit eerder is gelukt van Azkaban weg te geraken.”
Loena keek geinteresseerd naar Severus. “Ik wil weten wat je vroeger dan hebt geprobeerd om weg te geraken.”
“Vanalles...” zei Severus terwijl hij voor zich uit staarde en zijn blik verraadde dat zijn gedachten ver weg waren. “Dobby heeft geprobeerd met me te Verdwijnselen – weg van Azkaban – is nooit gelukt. Ik heb geprobeerd om met een bezem weg te vliegen, maar op een bepaald punt – als ik te ver van Azkaban weg was – leek ik te Verdwijnselen tot ik me terug op het binnenplein bevond.”
Loena keek hem glimlachend aan, maar Severus schudde zijn hoofd. “Erg frustrerend, geloof me!”
Loena nam zijn hand vast en trok hem mee recht terwijl ze opstond en zich strekte.
“Mijn knieën zijn vermoeid van het zwemmen.”
Severus strekte zich ook. “Ik voel het ook. We kunnen het beste goed uitrusten voor we terugkeren.”
Loena keek om zich heen. “Hoe groot is het hier eigenlijk? Ik kan geen muren zien.”
Severus nam zijn toverstaf hoog vast en keek om zich heen. “Lumos Maxima!” riep hij opeens en het licht van zijn toverstaf brandde wel tien keer zo sterk dan normaal. Maar nog steeds was het niet genoeg – al was het eilandje waarop ze stonden nu goed verlicht – de muren waren nog steeds niet in zicht.
“Laat mij eens proberen...” stelde Loena voor en ook zij nam haar toverstaf en riep “Lumos Maxima!”
Met een elegante zwaai van haar toverstaf wierp ze het licht van haar toverstaf weg en het licht vloog door de grot. Severus deed hetzelfde en het licht van zijn staf volgde het hare. Ze hielden beiden hun adem in terwijl ze keken hoe de lichten zich verder van hen verwijderden tot ze nog slechts stipjes waren en in een muur opgezogen werden.
De absolute duisternis die viel, was slechts van korte duur toen opeens Obscura-kristallen de muren van de grot verlichtten. Nu pas kregen ze een zicht op hoe groot de grot was en zowel Loena als Severus hadden niets verwacht van die grootte. Er pasten wel vijf zwerkbalvelden in de grot.
“Ongelooflijk!” mompelde Severus en Loena knikte terwijl ze beiden om zich heen keken.
Loena verstarde opeens en Severus merkte dat onmiddellijk.
“Wat is er?” vroeg hij snel, maar Loena draaide zich plots naar hem en sloeg haar hand voor zijn mond.
Dat was een wijze daad, want als ze dat niet had gedaan, had hij vast en zeker een kreet geslaakt bij hetgeen wat hij zag.
Severus en Loena keken ademloos toe hoe – minstens honderd meter verder – een reusachtig wezen ontwaakte op een ander, maar veel groter eiland. De vorm van het dier was te vaag voor Severus en Loena om te weten naar wat ze in principe keken, maar het beest lichtte op dezelfde manier op als de Obscura-kristallen – alsof het dier zelf gemaakt was uit de kristallen. Een luide en dreigende brul verraadde dat het beest wakker was geworden en toen het zich uitstrekte, bleek wel dat het dier acht meter hoog was.
Severus nam Loena’s hand vast en probeerde haar mee te leiden naar de rand van hun eiland, zodat ze nog een kans zouden hebben om in het water te ontsnappen. Maar ze hadden slechts een stap gezet, of het dier draaide zijn hoofd en – al bevond het beest zich honderd meter verder – zijn paarse ogen waren als dunne, dreigende spleetjes op Loena en Severus gefixeerd.
Op hetzelfde moment dat het dier zijn bek opende, trok Severus Loena met zich mee en ze konden amper ontkomen aan de verschroeiende hitte die gepaard ging met het vuur dat het beest uit zijn bek spuwde.
Severus wist niet veel, maar hij wist één ding: als ze daar niet snel zouden weggeraken, zouden ze toast zijn.