28/08/2020, 12:22
Hoofdstuk 16: Verloren in Gedachten
Na het ontbijt in de keuken haastte Severus zich naar Loena’s kamer. Hoe langer hij erover dacht, hoe zekerder hij werd dat Loena’s gedachten hem inzicht zouden brengen in haar vreemde gedrag. Hij wilde enthousiast op haar deur kloppen, toen hij bemerkte dat ze al een briefje had opgehangen.
“Ik ben in de grot,” las Severus mompelend voor. Voor hem maakte het niet uit waar ze was, zolang ze hem maar zou toestaan haar gedachten te lezen.
Hij haastte zich de gangen door en trappen af naar de grot en toen hij om zich heen keek in het paarse licht van de Obscura-grot, merkte hij op hoe hard de grot veranderd was in al die dagen dat hij er niet was geweest. De planten die Loena had geplant, groeiden hard. De plek was amper herkenbaar en Severus zag Loena niet eens zitten.
“Ik ben hier,” hoorde Severus Loena zeggen en hij liep naar een aantal struiken. Hij kon nog net over de toppen van ze heen kijken en zag Loena in een open plekje tussen de struiken zitten. Snel duwde hij zichzelf door de struiken heen en ging hij naast Loena zitten. Het was nogal krap, maar zo erg vond Severus dat niet en hij keek om zich heen. De struiken omringden hen voor het grootste deel, maar een kleine opening keek uit op het water van het meertje dat zich in de grot bevond.
“Ik zit hier graag,” zei Loena stil.
“Het is zo vreemd dat je op sommige plaatsen “graag” bent. Iets graag hebben is toch ook een soortement uiting van gevoelens?” merkte Severus denkend op.
“Ik snap wat je bedoelt, maar ik voel niets. Ik weet gewoon dat ik het hier graag heb. Deze plek is magisch en dat trekt me aan.”
“Is aantrekken ook niet iets wat met gevoel gebeurt?” Severus was in een filosofische bui, maar Loena leek het niet erg te vinden.
“Ik kan ook een jas aantrekken – maar daar gaat ook geen gevoel bij gepaard. Ik denk gewoon dat deze plek me naar hier trekt en ik zo naar hier getrokken word. Het is iets wat ik weet in mijn hoofd – maar niet noodzakelijk voel. Snap je?”
Severus knikte.
“Ik snap die redenering, maar... Als je het niet erg vindt... Had ik graag verder je gedachten onderzocht. Zou je me toestaan om nog eens in je herinneringen te zoeken naar aanwijzigingen?”
“Geen probleem.” Loena wendde haar blik van het water af en draaide zich zodat ze met haar gezicht naar Severus zat. “Ga je gang.”
“Legilimens!”
Ditmaal lette Severus erop dat hij zich niet zo hard in haar gedachten zou gooien als de vorige keer, hij wilde nu meer controle over de gedachten die hij zou passeren, zodat hij zelf kon kiezen waar hij meer van wilde zien en wat hij als onbelangrijk achtte.
Weeral bevond hij zich op Zweinstein en ditmaal volgde hij Loena terwijl ze zonder schoenen rondliep in de gangen. Er hing kerstversiering op en in de verte was rumoer te horen. Loena keek zoekend om zich heen, toen plots een schoen haar hoofd keihard raakte. Severus keek zo snel hij kon om zich heen, maar zag niemand die de schoen gegooid kon hebben. Loena bukte zich enkel om de schoen op te rapen en mijmerde: “Vast een stelletje Nargels...”
Severus voelde hoe de gedachte al op zijn eind liep en zocht verder.
Hij zag een veertienjarige Loena alleen in een stoel in de leerlingenkamer. Hij zag haar als twaalfjarige bij het Grote Meer. Hij zag haar – volwassen – thuis, in haar eigen tuin, schrijvend op een grote rol perkament. Hij zag haar in de keuken terwijl ze haar vader koffie zette. Hij zag haar op Zweinstein terwijl ze in haar eentje door de gangen wandelde. De gedachtenstroom leek nu nogal doorsnee zaken te tonen, totdat Severus opeens in het Verboden Bos was en hij Loena samen met Harry Potter bij de Terzielers zag staan – weeral blootvoets. Loena sprak met Harry, maar Severus kon de woorden niet verstaan. Ook deze gedachte bleef niet lang hangen, totdat hij opeens professor Banning naar Loena zag wandelen terwijl ze langzaam de trappen in het trappenhuis van Zweinstein beklom. Ze leek niet ouder dan een derdejaars en Severus vroeg zich af waarom het leek dat ze de trappen telde.
“Juffrouw Leeflang, wat bent u aan het doen?” vroeg Banning met zijn hoge piepstem.
“Zevenhonderdnegentien,” zei Loena, vastberaden om het te onthouden. “Dag Professor Banning! Ik ben bezig met een straf voor professor Sneep.”
Severus keek verward toe. Hij had geen flauw idee wat Loena bedoelde – hij had nog nooit een telstraf gegeven – en van de blik op het gezicht van zijn oude collega te zien, wist Banning het ook niet.
“Hoezo dan?” vroeg Banning verward.
“Deze middag is mijn toverdrank weer ontploft,” legde Loena uit. “Professor Sneep zou iemand sturen om mijn straf mee te delen en toen kwamen enkele zevendejaars en ze zeiden me dat professor Sneep wilde weten hoeveel trappen er in Zweinstein waren. Ik vraag me echter af of hij enkel binnen in het kasteel wilde weten, of ook buiten?” Loena dacht diep na en Severus zag dat Banning slikte.
“Juffrouw Leeflang,” zei de kleine professor aarzelend. “Ik ben bang dat u dat helemaal niet hoeft te doen.”
Loena keek met een milde interesse naar haar afdelingshoofd terwijl die verdersprak.
“Ik ben namelijk degene die professor Sneep heeft gestuurd om...” Banning aarzelde – en het was op dat moment dat Severus zich herinnerde over welk voorval het ging. Er was inderdaad een toverdrank ontploft in die les tijdens Loena’s derde jaar. En het was Loena geweest! Of... dat had hij toen toch gedacht – nu was hij daar niet meer zo zeker van. Wie weet hadden weeral enkele leerlingen haar voor de gek gehouden en haar toverdrank verknoeid. Maar hij kon zich herinneren hoe hij bij Banning geklaagd had en Banning de opdracht had gegeven om haar een week te doen nablijven – liefst bij Banning zelf en niet bij hem. Hij kon zich herinneren hoe hij in die tijd soms de kriebels kreeg van haar vreemde doen en schaamde zichzelf voor het feit dat hij niet zijn ogen had opengehouden voor hoe de vork echt in de steel zat.
Maar Banning leek niet van plan om haar te zeggen dat ze voor de gek was gehouden. Hij leek teveel medelijden met haar te hebben om haar in te lichten over hoe de situatie echt in elkaar zat. In de plaats zei hij: “Professor Sneep heeft het antwoord al in een boek gevonden. Het is niet nodig dat u verdertelt – u bent vrij om te doen wat u wilt.”
Loena knikte. “Dat is fijn. Dan ga ik beginnen aan mijn huiswerk. Ik denk niet dat het was afgeraakt als ik alle trappen had moeten tellen.”
Professor Banning glimlachte nerveus.
“Bedankt, professor!” Loena wilde zich omdraaien en terugkeren, toen professor Banning haar opeens stopte.
“Juffrouw Leeflang, nog een kleine vraag... Weet u ook welke zevendejaars u die boodschap hadden gebracht? Ik wil ze nog...” Banning aarzelde weer. “...bedanken.”
Loena schudde haar hoofd. “Ik ken ze niet bij naam. Wilt u dat ik ze bedank in uw plaats?”
Banning schudde snel zijn hoofd. “Nee, nee, juffrouw Leeflang, dat is zeker niet nodig. Laat hen maar gerust. Ze moeten namelijk nog hard studeren, ziet u, zoals alle andere zevendejaars. Het is beter dat u hen zoveel mogelijk met rust laat.”
“Jazeker,” knikte Loena begrijpend. “Ik zal ze niet afleiden van hun studies dan. Tot ziens, professor.”
“Tot ziens, juffrouw Leeflang...”
Banning keek met grote twijfels in zijn ogen hoe Loena de trappen afwandelde en Severus voelde de hartpijn van de kleine professor.
Severus vond dat het voor nu genoeg was geweest en keerde terug uit Loena’s gedachten. Toen hij zich weer in de Obscura-grot bevond, nam hij lang en diep adem.
Loena verbaasde hem toen ze plots vroeg: “Hoeveel trappen telt Zweinstein eigenlijk?”
Severus staarde Loena met grote ogen aan. “Ik... ik weet het niet, Loena! Ik heb het nooit geweten!” Hij wachtte even, maar vroeg plots: “Wist je dan niet dat Banning loog om je te beschermen?”
“Beschermen?” vroeg Loena. “Beschermen tegen wat?”
“Tegen je medeleerlingen! Tegen die zevendejaars die je hadden wijsgemaakt dat ik wilde dat je alle trappen van Zweinstein telde! Ik zou nooit zo een domme straffen uitdelen!”
Loena zweeg en keek denkend naar de grond, Severus snapte niet hoe ze dat niet eerder had kunnen inzien. “Loena, je bent ontzettend gepest!” zei Severus confronterend. “En niet lichtjes! Denk je nou echt dat die schoen die tegen je hoofd gegooid werd van Nargels afkomstig was?!”
Loena haalde haar schouders op. “Ik weet wel dat ze graag mijn schoenen stalen en dingen verstopten en met me lachten... Ze noemden me ook Lijpo Leeflang, maar het zijn geen slechte mensen.”
“Waarom verdedig je hen?!” vroeg Severus gefrustreerd. “Ze deden alleen maar slechte dingen, of hebben ze je ooit geholpen met iets?”
Loena leek na te denken, maar reageerde niet.
“Hebben ze ooit op een normale manier met je gebabbeld?”
Weeral bleef Loena stil.
“Heeft iemand je ooit geholpen met het terugvinden van je schoenen of andere bezittingen?”
Loena reageerde opeens. “Harry Potter heeft me ooit willen helpen ze terug te vinden!”
Sneep rolde met zijn ogen. Waarom verbaasde het hem niet dat van alle leerlingen op Zweinstein, enkel heilige Potter de held wilde spelen? De kerel verdiende vast een medaille. Severus deed alsof hij niets gehoord had.
“Loena, je had geen vrienden, dat heb ik nu wel duidelijk gezien in al je herinneringen. Je was constant alleen.”
“Niet waar,” ging Loena er kalm tegenin. “Harry is een goede vriend van me, dat heeft u wel gezien. En ook Ron, Hermelien, Ginny en Marcel zijn altijd goed voor me geweest.”
“Dus zij zijn je vrienden?” vroeg Severus sceptisch.
“Ja,” knikte Loena kort.
Severus schudde zijn hoofd ongelovend, maar speelde even mee. “Goed. Zij zijn je vrienden dan. Wanneer hebben ze je voor het laatste een uil gestuurd of contact met je gehad?”
Loena zweeg en dacht diep na. “Ik krijg ieder jaar een Kerstkaartje van hen allemaal.”
“En wanneer heb je ze voor het laatst echt gesproken?”
Loena dacht weeral lang na. “Zes jaar geleden ben ik Marcel tegen het lijf gelopen in de Wegisweg.”
Severus keek Loena ongelovend aan. Hij had verwacht dat ze geen vrienden had, maar dat ze in zes jaar niet een van haar “vrienden” had gezien, verbaasde hem zelfs.
“De afgelopen zes jaar heb je niet eens een keer gesproken met een vriend van je?!”
Loena staarde Severus zwijgend aan. “Ik heb met jou toch gesproken?”
Severus glimlachte om die ontroerende woorden. “Ja, dat is waar...” Hij besloot om niet meer verder in te gaan op haar vriendenkring. Net als professor Banning al die jaren terug, had hij nu medelijden. Maar hij kreeg steeds meer en meer inzicht in haar persoonlijkheid.
“Loena,” zei hij opeens zacht. “Is het mogelijk dat je door al dat gepest op Zweinstein je hele persoonlijkheid hebt afgesloten voor gevoelens?”
Loena dacht erover na, maar schudde haar hoofd. “Nee, ik was me er amper bewust van,” antwoordde Loena eerlijk. “Ik denk niet dat het daar begonnen is.”
“Maar waar dan wel?” mijmerde Severus en Loena nam opeens zijn hand vast.
Severus keek in haar ogen en zonder Legilimens te zeggen, zonder ook maar haar gedachten in te willen, voelde hij hoe hij binnengetrokken werd. Hij passeerde enkele oude en nieuwe gedachten. Hij zag Loena schrijvend aan haar bureau thuis, maar hij zag ook haar jonge versie tijdens de les Bezweringen en even later zag hij haar rennend door het Ministerie, in het gezelschap van haar oude vrienden.
Al vroeg hij zich af hoe het kon dat ze hem zo had kunnen binnentrekken in haar gedachten, hij had geen tijd om erover na te denken toen hij zich opeens in een lege gang in Loena’s oude huis bevond. Er scheen licht door het glas-in-loodraam dat bij de trap hing en Severus hoorde snelle maar lichte voetstappen op de trap. Het was Loena – maar zo jong had hij haar nog nooit gezien in haar gedachten – ze kon niet ouder zijn dan acht jaar – misschien net negen?
Ze droeg een net, lichtblauw zomerjurkje en had madeliefjes in haar gevlochten haren steken. Lachend passeerde ze hem met een tekening in haar hand en klopte ze aan op een deur.
“Kom binnen!” hoorde Severus een zachte vrouwenstem zeggen en hij volgde de kleine, gniffelende Loena de kamer binnen.
De kamer was een rommelige, maar gezellige studie, waar de boekenkasten overvol waren met boeken en rollen perkament. Aan de muur hingen drukke schilderijen van fabeldieren waarvan Severus niet eens geloofde dat ze ook echt bestonden. Loena liep naar een hoge en brede stoel en toen deze achteruit schoof zag Severus voor het eerst haar moeder.
Loena leek heel erg op haar moeder, maar de blik die haar moeder in haar ogen had, was niet zo dromerig als die van Loena. Alhoewel, toen Severus in de ogen van Loena keek, bemerkte hij dat de blik anders was. Loena leek echt te... leven.
“Mama, mama!” riep Loena fel terwijl ze bij haar moeder op de schoot kroop. “Kijk wat ik getekend heb!”
Loena’s moeder bekeek glimlachend de tekening die Loena in haar gezicht duwde en trok grote ogen. “Wat ontzettend mooi, Loena! Waar heb jij geleerd zo’n mooie Kreukelhoornige Snottifanten te tekenen?”
Loena gierde het uit van de pret bij het horen van dat compliment. “Papa heeft een nieuw boek met veel mooie plaatjes! Moet ik het halen voor aan mama te tonen?”
Loena’s moeder kuste haar enige dochter op haar voorhoofd en keek haar trots aan. “Misschien dat ik het vanavond wel lees... Of anders wacht ik tot mijn dochter haar eigen boek uitbrengt? Met de mooiste tekeningen van magische fabeldieren die iemand ooit maar heeft gezien!”
Loena omhelsde haar moeder heel blij en Severus keek in stilte toe. Deze jonge Loena was zo verschillend van wie ze in feite was geworden... Severus had het gevoel dat hetgeen haar veranderd had, heel erg moest zijn geweest voor de jonge Loena. En het had tussen haar achtste en elfde plaatsgevonden... Maar wat was er dan gebeurd?
Severus vroeg zich af hoe lang hij in deze gedachte moest blijven, maar merkte dat hij niet naar een andere gedachte kon schakelen. Hij besloot om geduldig verder te observeren.
“Loena, liefje, mama gaat nu weer verder aan het werk. Vandaag is een hele grote dag!”
Loena keek met grote, nieuwsgierige ogen naar haar moeder. “Experiment-dag?”
Loena’s moeder glimlachte terwijl ze Loena van haar schoot op de grond zette en zelf rechtstond. “Dat klopt, liefje!”
“Wat is het experiment, mama?” vroeg Loena terwijl ze de rok van haar moeder vastnam. Ze leek te weten dat haar moeder haar voor dit moment wilde afschepen, maar wilde nog niet alleen gaan verderspelen.
“Mama gaat een nieuwe toverspreuk uitproberen die handig zou zijn bij het maken van toverdranken... Als ik nu mijn toverstok gebruik om het vuur onder de ketel aan te doen, is het vuur best warm... Maar niet warm genoeg, kom eens kijken.”
Loena werd aan haar hand genomen en haar moeder leidde haar naar een tafel die erg netjes leek in vergelijking met de rest van de kamer. Er stonden slechts enkele buisjes met felgekleurde vloeistoffen en bunzenbranders op. Enkele van deze bunzenbranders stonden aan en water stond zachtjes te koken.
“Kijk Loena, naar de kleur van dit vuur.”
“Rood!” riep Loena trots.
“Helemaal juist, liefje. Maar als ik hier draai...” Haar moeder demonstreerde en draaide aan de bunzenbrander. “Zie welke kleur het dan wordt!”
“Blauw!”
“Weeral helemaal juist, liefje. En kijk hoe het water nu veel harder kookt! Blauw vuur is warmer dan rood vuur... Maar als tovenaars toverdrankjes maken en het vuur aansteken, is het vuur altijd rood. Ze kunnen het vuur blauw krijgen door bepaalde magische poeders op het vuur te gooien, maar deze zijn best duur en je moet ze bijvullen. Dat is niet zo handig voor veel tovenaars... Maar mama is bijna klaar met een toverspreuk die blauw vuur in plaats van rood vuur geeft! En dan gaan heel veel tovenaars blij zijn dat zij ook die spreuk kunnen gebruiken!”
Loena glimlachte terwijl ze naar het blauwe vuur keek.
“Maar dat is genoeg geweest voor nu, liefje. Ga jij maar weer spelen. Mama zal straks beneden komen voor het eten. Ga jij papa helpen?”
Loena knikte en liep naar de deur. Ze wuifde naar haar mama toen deze terug achter haar bureau ging zitten en liep de kamer uit. Severus volgde haar en zag hoe ze de deur achter haar sloot en de trappen af wandelde. Hij volgde Loena terwijl ze naar de keuken huppelde en door het keukenraam kon Severus zien hoe een nog erg jonge Abraxis in de tuin zat te grazen.
Xenophilius zat achter de keukentafel, gebogen over een aantal rollen perkament.
“Papa, kan ik helpen?”
Xenophilius’ blik verzachtte toen hij naar zijn dochter keek. “Het gaat wel, liefje. Ga maar wat spelen. Ik roep je wel als we beginnen met het eten.”
Severus volgde Loena voor wat wel uren leek, nog steeds niet in staat de gedachte te verlaten. Buiten was het een prachtige zomerdag en hij keek toe hoe de kleine Loena met Abraxis speelde in de hof en hoe ze nadien werkte aan een diepe put achter in de tuin (Severus had geen flauw idee waarom ze deze put uitgraafde – maar ze leek er enorm in op te gaan). Nadien liep ze terug naar binnen en in de woonkamer legde ze zich neer op een mat voor het onaangestoken haardvuur. Ze had er papier en kleurtjes liggen en tekende misschien wel tien fabeldieren.
Severus probeerde geregeld om naar een volgende herinnering te springen, maar het wilde niet lukken. Hij probeerde zich nog geen zorgen te maken – op een bepaald punt zou Loena’s herinnering ophouden en zou hij een kans moeten hebben om weg te geraken. Misschien was er enkel nog iets dat hij hoorde te zien.
Terwijl Loena tekende, keek hij naar de vreemde snuisterijen die er te zien waren in de woonkamer, maar gefrustreerd door het feit dat hij niemand kon vragen waarvoor al die curieuze voorwerpen dienden, keek hij verder hoe Loena haar tekening inkleurde. Ze neuriede terwijl ze haar tekeningen afwerkte en rende weer naar de keuken.
Xenophilius leek amper bewogen te zijn sinds ze er laatst waren geweest en hij zat nog steeds achter de rollen perkament gebogen. Loena toonde trots haar tekeningen, maar Xenophilius zijn hoofd leek er niet echt achter te staan.
“Heel mooi, liefje. Ga ze anders maar ophangen in je kamer, ok? Dan kan mama ze straks ook zien.”
Loena knikte en rende de keuken uit. Severus volgde haar met grote passen terwijl ze door de woonkamer naar de gang liep en de trappen op rende. Ze sloeg met haar korte benen geregeld nog een trap over en het leek alsof ze niet snel genoeg op haar kamer kon zijn.
Maar, bij de allerlaatste trede, mistrapte ze zich en ze viel met een smak op de overloop. Ze snikte zacht en greep naar haar linkerpols en lichtjes wenend liep ze naar de deur van haar moeder’s bureau.
Met haar linkerhand trok ze de deurklink naar beneden en ze duwde met haar rug de deur open.
“Mama,” huilde ze zachtjes.
Severus keek binnen en zag hoe er nu in het midden van de kamer een toverketel stond. Onder de ketel waren er hete, blauwe vlammen en Loena’s moeder liep ongerust naar haar dochter.
“Wat is er gebeurd, liefje?” vroeg ze bezorgd en ze tilde Loena op en zette haar op haar knieën neer in de veel te grote stoel.
Loena snikte. “Het doet pijn, mama. Ik ben gevallen op de trap.”
“Maar liefje toch,” suste haar moeder haar terwijl ze haar handje onderzocht. “Het komt wel goed, het is niet gebroken.” De vrouw nam het handje vast en sprak er enkele zachte spreuken over uit. Vervolgens kuste ze de pols van de kleine Loena en streelde ze door haar haren.
Loena snikte nog steeds, maar haar tranen leken te minderen.
“Zie, dat is toch beter?”
Loena knikte, maar opeens keek Loena’s moeder verschrokken op naar de toverketel.
Het blauwe vuur was nu haast kleurloos en er leek een hoog, fluitend geluid van de ketel te komen.
Voor het eerst hoorde Severus een strenge toon aan haar moeder’s stem toen ze riep: “Loena, blijf zitten! Beweeg je niet!”
Severus zag hoe Loena haar benen tegen haar lijf optrok in de stoel en gespannen bleef zitten. Loena’s moeder nam haar toverstaf om de schade proberen in te perken, maar nog voordat ze een spreuk kon uitspreken, volgde er zo een luidde knal dat Severus er even volledig doof van was en enkel de ketel zag exploderen en de hete vloeistof zich verspreidde. Hij zag hoe de vloeistof haar moeder verbrandde en ze door de explosie een meter hoog tegen een van de boekenkasten vloog. Alle proefbuisjes waren ontploft en Severus draaide zich naar Loena.
De rug van de hoge stoel had haar beschermd en al was de stoel door de explosie een meter opgeschoven, Loena had geen vloeistof over zich gekregen. Ze keek slechts met grote ogen naar haar moeder die twee meter van haar af op de grond lag.
Toen Severus keek naar de jonge vrouw, sloeg hij een hand voor zijn mond. Haar gezicht was amper nog herkenbaar en Severus voelde zijn maag even omdraaien. Alsof dat nog niet erg genoeg was, viel het ook meteen op dat haar hoofd zich in een onnatuurlijke positie bevond. Haar nek was gebroken.
De lichtgrijze ogen staarden leeg naar het plafond en Severus keek naar Loena, die trillend op de stoel bleef zitten en niets durfde zeggen of doen. Haar ogen bleven vastgelijmd aan het beeld voor haar en Severus keek verschrokken op toen hij opeens de stem van Xenophilius hoorde toen hij de trap oprende.
“Alexia! Loena!” riep de man uit al zijn macht en de deur zwaaide opeens open. Bij het zien van de ravage in de kamer sloeg hij zijn hand voor zijn mond, maar toen hij zijn vrouw zag liggen, wist hij onmiddellijk dat er iets vreselijk was misgegaan. “Alexia?” Zijn stem was zwak terwijl hij op zijn knieen bij haar neerviel. “Alexia?!” Hij begon te schokken en huilde bij het zien van haar roodgeschroeide gezicht. “Hoe is dit mogelijk?!” Hij huilde hysterisch en zag voor het eerst hoe Loena op de stoel zat toe te kijken. Hij probeerde zich in te houden, maar kon het niet. “Loena,” weende hij. “Loena, Alexia... je mama...” Hij kon het niet zeggen en omhelsde het levenloze lichaam van zijn vrouw. “Ze is dood, Loena. Ze is dood.”
Loena bleef in de stoel zitten en bewoog zich niet.
Severus zag het nu in haar ogen. Alle emoties waren weg.
Severus voelde hoe hij terug in de echte wereld werd geworpen en hij bevond zich opeens weer in de Obscura-grot. Hij keek onmiddellijk naar Loena, maar haar mysterieuze glimlach was niet anders dan normaal. Severus kon het niet laten om het overduidelijke uit te drukken.
“Loena, je hebt me laten zien hoe je moeder is gestorven!”
Loena knikte alleen maar en Severus keek haar verward aan.
“Hoe deed je dat?! Ik hoefde niet eens Legilimens te zeggen! Je trok me gewoon binnen in die herinnering en ik kon er niet uit weg!”
“Ik weet niet hoe ik dat deed,” antwoordde Loena eerlijk. “Ik wilde je enkel laten zien waar het begonnen was.”
Severus keek Loena duister aan. “Of waar het eindigde,” zei hij stil. “Dat was de dag dat je de laatste keer gevoelens hebt getoond, niet? ...Toen je moeder is gestorven.”
Loena knikte. “Ik denk van wel...”
Ze zwegen beiden voor een paar momenten. Severus wist niet waar te beginnen. Hij kon begrijpen hoe hetgeen ze had gezien haar zodanig had kunnen ontwrichten. Het was vreselijk geweest. Hij had zelf zijn eigen moeder in zijn jeugd zien afzien aan de handen van zijn hatelijke dreuzelvader – maar dat leek nu zo onbenullig in vergelijking met wat Loena’s moeder – Alexia – was overkomen.
En alsof dat niet erg genoeg was... Het was Loena’s schuld geweest... Misschien niet rechtstreeks, maar zij had haar moeder afgeleid van haar experiment. Niet met kwaad opzet, natuurlijk, maar toch! Als Loena niet was gevallen...
Severus wilde Loena er niet aan herinneren dat zij de schuld was geweest, maar hij wilde haar er wel op wijzen dat het niet haar schuld was geweest. Was het schuld waardoor ze nu zo afgesloten was? Of was het puur door de horror die was opgeroepen geweest op dat moment? Had die horror haar zodanig verschrokken dat ze nooit nog in staat was geweest haar emoties op te roepen?
Wat het ook was, Severus moest proberen haar gevoelens terug op te roepen. Maar nog steeds had hij geen idee hoe hij daartoe in staat zou zijn. Helaas kwam er geen handleiding bij Loena – al had hij het nog zo hard nodig.
Na het ontbijt in de keuken haastte Severus zich naar Loena’s kamer. Hoe langer hij erover dacht, hoe zekerder hij werd dat Loena’s gedachten hem inzicht zouden brengen in haar vreemde gedrag. Hij wilde enthousiast op haar deur kloppen, toen hij bemerkte dat ze al een briefje had opgehangen.
“Ik ben in de grot,” las Severus mompelend voor. Voor hem maakte het niet uit waar ze was, zolang ze hem maar zou toestaan haar gedachten te lezen.
Hij haastte zich de gangen door en trappen af naar de grot en toen hij om zich heen keek in het paarse licht van de Obscura-grot, merkte hij op hoe hard de grot veranderd was in al die dagen dat hij er niet was geweest. De planten die Loena had geplant, groeiden hard. De plek was amper herkenbaar en Severus zag Loena niet eens zitten.
“Ik ben hier,” hoorde Severus Loena zeggen en hij liep naar een aantal struiken. Hij kon nog net over de toppen van ze heen kijken en zag Loena in een open plekje tussen de struiken zitten. Snel duwde hij zichzelf door de struiken heen en ging hij naast Loena zitten. Het was nogal krap, maar zo erg vond Severus dat niet en hij keek om zich heen. De struiken omringden hen voor het grootste deel, maar een kleine opening keek uit op het water van het meertje dat zich in de grot bevond.
“Ik zit hier graag,” zei Loena stil.
“Het is zo vreemd dat je op sommige plaatsen “graag” bent. Iets graag hebben is toch ook een soortement uiting van gevoelens?” merkte Severus denkend op.
“Ik snap wat je bedoelt, maar ik voel niets. Ik weet gewoon dat ik het hier graag heb. Deze plek is magisch en dat trekt me aan.”
“Is aantrekken ook niet iets wat met gevoel gebeurt?” Severus was in een filosofische bui, maar Loena leek het niet erg te vinden.
“Ik kan ook een jas aantrekken – maar daar gaat ook geen gevoel bij gepaard. Ik denk gewoon dat deze plek me naar hier trekt en ik zo naar hier getrokken word. Het is iets wat ik weet in mijn hoofd – maar niet noodzakelijk voel. Snap je?”
Severus knikte.
“Ik snap die redenering, maar... Als je het niet erg vindt... Had ik graag verder je gedachten onderzocht. Zou je me toestaan om nog eens in je herinneringen te zoeken naar aanwijzigingen?”
“Geen probleem.” Loena wendde haar blik van het water af en draaide zich zodat ze met haar gezicht naar Severus zat. “Ga je gang.”
“Legilimens!”
Ditmaal lette Severus erop dat hij zich niet zo hard in haar gedachten zou gooien als de vorige keer, hij wilde nu meer controle over de gedachten die hij zou passeren, zodat hij zelf kon kiezen waar hij meer van wilde zien en wat hij als onbelangrijk achtte.
Weeral bevond hij zich op Zweinstein en ditmaal volgde hij Loena terwijl ze zonder schoenen rondliep in de gangen. Er hing kerstversiering op en in de verte was rumoer te horen. Loena keek zoekend om zich heen, toen plots een schoen haar hoofd keihard raakte. Severus keek zo snel hij kon om zich heen, maar zag niemand die de schoen gegooid kon hebben. Loena bukte zich enkel om de schoen op te rapen en mijmerde: “Vast een stelletje Nargels...”
Severus voelde hoe de gedachte al op zijn eind liep en zocht verder.
Hij zag een veertienjarige Loena alleen in een stoel in de leerlingenkamer. Hij zag haar als twaalfjarige bij het Grote Meer. Hij zag haar – volwassen – thuis, in haar eigen tuin, schrijvend op een grote rol perkament. Hij zag haar in de keuken terwijl ze haar vader koffie zette. Hij zag haar op Zweinstein terwijl ze in haar eentje door de gangen wandelde. De gedachtenstroom leek nu nogal doorsnee zaken te tonen, totdat Severus opeens in het Verboden Bos was en hij Loena samen met Harry Potter bij de Terzielers zag staan – weeral blootvoets. Loena sprak met Harry, maar Severus kon de woorden niet verstaan. Ook deze gedachte bleef niet lang hangen, totdat hij opeens professor Banning naar Loena zag wandelen terwijl ze langzaam de trappen in het trappenhuis van Zweinstein beklom. Ze leek niet ouder dan een derdejaars en Severus vroeg zich af waarom het leek dat ze de trappen telde.
“Juffrouw Leeflang, wat bent u aan het doen?” vroeg Banning met zijn hoge piepstem.
“Zevenhonderdnegentien,” zei Loena, vastberaden om het te onthouden. “Dag Professor Banning! Ik ben bezig met een straf voor professor Sneep.”
Severus keek verward toe. Hij had geen flauw idee wat Loena bedoelde – hij had nog nooit een telstraf gegeven – en van de blik op het gezicht van zijn oude collega te zien, wist Banning het ook niet.
“Hoezo dan?” vroeg Banning verward.
“Deze middag is mijn toverdrank weer ontploft,” legde Loena uit. “Professor Sneep zou iemand sturen om mijn straf mee te delen en toen kwamen enkele zevendejaars en ze zeiden me dat professor Sneep wilde weten hoeveel trappen er in Zweinstein waren. Ik vraag me echter af of hij enkel binnen in het kasteel wilde weten, of ook buiten?” Loena dacht diep na en Severus zag dat Banning slikte.
“Juffrouw Leeflang,” zei de kleine professor aarzelend. “Ik ben bang dat u dat helemaal niet hoeft te doen.”
Loena keek met een milde interesse naar haar afdelingshoofd terwijl die verdersprak.
“Ik ben namelijk degene die professor Sneep heeft gestuurd om...” Banning aarzelde – en het was op dat moment dat Severus zich herinnerde over welk voorval het ging. Er was inderdaad een toverdrank ontploft in die les tijdens Loena’s derde jaar. En het was Loena geweest! Of... dat had hij toen toch gedacht – nu was hij daar niet meer zo zeker van. Wie weet hadden weeral enkele leerlingen haar voor de gek gehouden en haar toverdrank verknoeid. Maar hij kon zich herinneren hoe hij bij Banning geklaagd had en Banning de opdracht had gegeven om haar een week te doen nablijven – liefst bij Banning zelf en niet bij hem. Hij kon zich herinneren hoe hij in die tijd soms de kriebels kreeg van haar vreemde doen en schaamde zichzelf voor het feit dat hij niet zijn ogen had opengehouden voor hoe de vork echt in de steel zat.
Maar Banning leek niet van plan om haar te zeggen dat ze voor de gek was gehouden. Hij leek teveel medelijden met haar te hebben om haar in te lichten over hoe de situatie echt in elkaar zat. In de plaats zei hij: “Professor Sneep heeft het antwoord al in een boek gevonden. Het is niet nodig dat u verdertelt – u bent vrij om te doen wat u wilt.”
Loena knikte. “Dat is fijn. Dan ga ik beginnen aan mijn huiswerk. Ik denk niet dat het was afgeraakt als ik alle trappen had moeten tellen.”
Professor Banning glimlachte nerveus.
“Bedankt, professor!” Loena wilde zich omdraaien en terugkeren, toen professor Banning haar opeens stopte.
“Juffrouw Leeflang, nog een kleine vraag... Weet u ook welke zevendejaars u die boodschap hadden gebracht? Ik wil ze nog...” Banning aarzelde weer. “...bedanken.”
Loena schudde haar hoofd. “Ik ken ze niet bij naam. Wilt u dat ik ze bedank in uw plaats?”
Banning schudde snel zijn hoofd. “Nee, nee, juffrouw Leeflang, dat is zeker niet nodig. Laat hen maar gerust. Ze moeten namelijk nog hard studeren, ziet u, zoals alle andere zevendejaars. Het is beter dat u hen zoveel mogelijk met rust laat.”
“Jazeker,” knikte Loena begrijpend. “Ik zal ze niet afleiden van hun studies dan. Tot ziens, professor.”
“Tot ziens, juffrouw Leeflang...”
Banning keek met grote twijfels in zijn ogen hoe Loena de trappen afwandelde en Severus voelde de hartpijn van de kleine professor.
Severus vond dat het voor nu genoeg was geweest en keerde terug uit Loena’s gedachten. Toen hij zich weer in de Obscura-grot bevond, nam hij lang en diep adem.
Loena verbaasde hem toen ze plots vroeg: “Hoeveel trappen telt Zweinstein eigenlijk?”
Severus staarde Loena met grote ogen aan. “Ik... ik weet het niet, Loena! Ik heb het nooit geweten!” Hij wachtte even, maar vroeg plots: “Wist je dan niet dat Banning loog om je te beschermen?”
“Beschermen?” vroeg Loena. “Beschermen tegen wat?”
“Tegen je medeleerlingen! Tegen die zevendejaars die je hadden wijsgemaakt dat ik wilde dat je alle trappen van Zweinstein telde! Ik zou nooit zo een domme straffen uitdelen!”
Loena zweeg en keek denkend naar de grond, Severus snapte niet hoe ze dat niet eerder had kunnen inzien. “Loena, je bent ontzettend gepest!” zei Severus confronterend. “En niet lichtjes! Denk je nou echt dat die schoen die tegen je hoofd gegooid werd van Nargels afkomstig was?!”
Loena haalde haar schouders op. “Ik weet wel dat ze graag mijn schoenen stalen en dingen verstopten en met me lachten... Ze noemden me ook Lijpo Leeflang, maar het zijn geen slechte mensen.”
“Waarom verdedig je hen?!” vroeg Severus gefrustreerd. “Ze deden alleen maar slechte dingen, of hebben ze je ooit geholpen met iets?”
Loena leek na te denken, maar reageerde niet.
“Hebben ze ooit op een normale manier met je gebabbeld?”
Weeral bleef Loena stil.
“Heeft iemand je ooit geholpen met het terugvinden van je schoenen of andere bezittingen?”
Loena reageerde opeens. “Harry Potter heeft me ooit willen helpen ze terug te vinden!”
Sneep rolde met zijn ogen. Waarom verbaasde het hem niet dat van alle leerlingen op Zweinstein, enkel heilige Potter de held wilde spelen? De kerel verdiende vast een medaille. Severus deed alsof hij niets gehoord had.
“Loena, je had geen vrienden, dat heb ik nu wel duidelijk gezien in al je herinneringen. Je was constant alleen.”
“Niet waar,” ging Loena er kalm tegenin. “Harry is een goede vriend van me, dat heeft u wel gezien. En ook Ron, Hermelien, Ginny en Marcel zijn altijd goed voor me geweest.”
“Dus zij zijn je vrienden?” vroeg Severus sceptisch.
“Ja,” knikte Loena kort.
Severus schudde zijn hoofd ongelovend, maar speelde even mee. “Goed. Zij zijn je vrienden dan. Wanneer hebben ze je voor het laatste een uil gestuurd of contact met je gehad?”
Loena zweeg en dacht diep na. “Ik krijg ieder jaar een Kerstkaartje van hen allemaal.”
“En wanneer heb je ze voor het laatst echt gesproken?”
Loena dacht weeral lang na. “Zes jaar geleden ben ik Marcel tegen het lijf gelopen in de Wegisweg.”
Severus keek Loena ongelovend aan. Hij had verwacht dat ze geen vrienden had, maar dat ze in zes jaar niet een van haar “vrienden” had gezien, verbaasde hem zelfs.
“De afgelopen zes jaar heb je niet eens een keer gesproken met een vriend van je?!”
Loena staarde Severus zwijgend aan. “Ik heb met jou toch gesproken?”
Severus glimlachte om die ontroerende woorden. “Ja, dat is waar...” Hij besloot om niet meer verder in te gaan op haar vriendenkring. Net als professor Banning al die jaren terug, had hij nu medelijden. Maar hij kreeg steeds meer en meer inzicht in haar persoonlijkheid.
“Loena,” zei hij opeens zacht. “Is het mogelijk dat je door al dat gepest op Zweinstein je hele persoonlijkheid hebt afgesloten voor gevoelens?”
Loena dacht erover na, maar schudde haar hoofd. “Nee, ik was me er amper bewust van,” antwoordde Loena eerlijk. “Ik denk niet dat het daar begonnen is.”
“Maar waar dan wel?” mijmerde Severus en Loena nam opeens zijn hand vast.
Severus keek in haar ogen en zonder Legilimens te zeggen, zonder ook maar haar gedachten in te willen, voelde hij hoe hij binnengetrokken werd. Hij passeerde enkele oude en nieuwe gedachten. Hij zag Loena schrijvend aan haar bureau thuis, maar hij zag ook haar jonge versie tijdens de les Bezweringen en even later zag hij haar rennend door het Ministerie, in het gezelschap van haar oude vrienden.
Al vroeg hij zich af hoe het kon dat ze hem zo had kunnen binnentrekken in haar gedachten, hij had geen tijd om erover na te denken toen hij zich opeens in een lege gang in Loena’s oude huis bevond. Er scheen licht door het glas-in-loodraam dat bij de trap hing en Severus hoorde snelle maar lichte voetstappen op de trap. Het was Loena – maar zo jong had hij haar nog nooit gezien in haar gedachten – ze kon niet ouder zijn dan acht jaar – misschien net negen?
Ze droeg een net, lichtblauw zomerjurkje en had madeliefjes in haar gevlochten haren steken. Lachend passeerde ze hem met een tekening in haar hand en klopte ze aan op een deur.
“Kom binnen!” hoorde Severus een zachte vrouwenstem zeggen en hij volgde de kleine, gniffelende Loena de kamer binnen.
De kamer was een rommelige, maar gezellige studie, waar de boekenkasten overvol waren met boeken en rollen perkament. Aan de muur hingen drukke schilderijen van fabeldieren waarvan Severus niet eens geloofde dat ze ook echt bestonden. Loena liep naar een hoge en brede stoel en toen deze achteruit schoof zag Severus voor het eerst haar moeder.
Loena leek heel erg op haar moeder, maar de blik die haar moeder in haar ogen had, was niet zo dromerig als die van Loena. Alhoewel, toen Severus in de ogen van Loena keek, bemerkte hij dat de blik anders was. Loena leek echt te... leven.
“Mama, mama!” riep Loena fel terwijl ze bij haar moeder op de schoot kroop. “Kijk wat ik getekend heb!”
Loena’s moeder bekeek glimlachend de tekening die Loena in haar gezicht duwde en trok grote ogen. “Wat ontzettend mooi, Loena! Waar heb jij geleerd zo’n mooie Kreukelhoornige Snottifanten te tekenen?”
Loena gierde het uit van de pret bij het horen van dat compliment. “Papa heeft een nieuw boek met veel mooie plaatjes! Moet ik het halen voor aan mama te tonen?”
Loena’s moeder kuste haar enige dochter op haar voorhoofd en keek haar trots aan. “Misschien dat ik het vanavond wel lees... Of anders wacht ik tot mijn dochter haar eigen boek uitbrengt? Met de mooiste tekeningen van magische fabeldieren die iemand ooit maar heeft gezien!”
Loena omhelsde haar moeder heel blij en Severus keek in stilte toe. Deze jonge Loena was zo verschillend van wie ze in feite was geworden... Severus had het gevoel dat hetgeen haar veranderd had, heel erg moest zijn geweest voor de jonge Loena. En het had tussen haar achtste en elfde plaatsgevonden... Maar wat was er dan gebeurd?
Severus vroeg zich af hoe lang hij in deze gedachte moest blijven, maar merkte dat hij niet naar een andere gedachte kon schakelen. Hij besloot om geduldig verder te observeren.
“Loena, liefje, mama gaat nu weer verder aan het werk. Vandaag is een hele grote dag!”
Loena keek met grote, nieuwsgierige ogen naar haar moeder. “Experiment-dag?”
Loena’s moeder glimlachte terwijl ze Loena van haar schoot op de grond zette en zelf rechtstond. “Dat klopt, liefje!”
“Wat is het experiment, mama?” vroeg Loena terwijl ze de rok van haar moeder vastnam. Ze leek te weten dat haar moeder haar voor dit moment wilde afschepen, maar wilde nog niet alleen gaan verderspelen.
“Mama gaat een nieuwe toverspreuk uitproberen die handig zou zijn bij het maken van toverdranken... Als ik nu mijn toverstok gebruik om het vuur onder de ketel aan te doen, is het vuur best warm... Maar niet warm genoeg, kom eens kijken.”
Loena werd aan haar hand genomen en haar moeder leidde haar naar een tafel die erg netjes leek in vergelijking met de rest van de kamer. Er stonden slechts enkele buisjes met felgekleurde vloeistoffen en bunzenbranders op. Enkele van deze bunzenbranders stonden aan en water stond zachtjes te koken.
“Kijk Loena, naar de kleur van dit vuur.”
“Rood!” riep Loena trots.
“Helemaal juist, liefje. Maar als ik hier draai...” Haar moeder demonstreerde en draaide aan de bunzenbrander. “Zie welke kleur het dan wordt!”
“Blauw!”
“Weeral helemaal juist, liefje. En kijk hoe het water nu veel harder kookt! Blauw vuur is warmer dan rood vuur... Maar als tovenaars toverdrankjes maken en het vuur aansteken, is het vuur altijd rood. Ze kunnen het vuur blauw krijgen door bepaalde magische poeders op het vuur te gooien, maar deze zijn best duur en je moet ze bijvullen. Dat is niet zo handig voor veel tovenaars... Maar mama is bijna klaar met een toverspreuk die blauw vuur in plaats van rood vuur geeft! En dan gaan heel veel tovenaars blij zijn dat zij ook die spreuk kunnen gebruiken!”
Loena glimlachte terwijl ze naar het blauwe vuur keek.
“Maar dat is genoeg geweest voor nu, liefje. Ga jij maar weer spelen. Mama zal straks beneden komen voor het eten. Ga jij papa helpen?”
Loena knikte en liep naar de deur. Ze wuifde naar haar mama toen deze terug achter haar bureau ging zitten en liep de kamer uit. Severus volgde haar en zag hoe ze de deur achter haar sloot en de trappen af wandelde. Hij volgde Loena terwijl ze naar de keuken huppelde en door het keukenraam kon Severus zien hoe een nog erg jonge Abraxis in de tuin zat te grazen.
Xenophilius zat achter de keukentafel, gebogen over een aantal rollen perkament.
“Papa, kan ik helpen?”
Xenophilius’ blik verzachtte toen hij naar zijn dochter keek. “Het gaat wel, liefje. Ga maar wat spelen. Ik roep je wel als we beginnen met het eten.”
Severus volgde Loena voor wat wel uren leek, nog steeds niet in staat de gedachte te verlaten. Buiten was het een prachtige zomerdag en hij keek toe hoe de kleine Loena met Abraxis speelde in de hof en hoe ze nadien werkte aan een diepe put achter in de tuin (Severus had geen flauw idee waarom ze deze put uitgraafde – maar ze leek er enorm in op te gaan). Nadien liep ze terug naar binnen en in de woonkamer legde ze zich neer op een mat voor het onaangestoken haardvuur. Ze had er papier en kleurtjes liggen en tekende misschien wel tien fabeldieren.
Severus probeerde geregeld om naar een volgende herinnering te springen, maar het wilde niet lukken. Hij probeerde zich nog geen zorgen te maken – op een bepaald punt zou Loena’s herinnering ophouden en zou hij een kans moeten hebben om weg te geraken. Misschien was er enkel nog iets dat hij hoorde te zien.
Terwijl Loena tekende, keek hij naar de vreemde snuisterijen die er te zien waren in de woonkamer, maar gefrustreerd door het feit dat hij niemand kon vragen waarvoor al die curieuze voorwerpen dienden, keek hij verder hoe Loena haar tekening inkleurde. Ze neuriede terwijl ze haar tekeningen afwerkte en rende weer naar de keuken.
Xenophilius leek amper bewogen te zijn sinds ze er laatst waren geweest en hij zat nog steeds achter de rollen perkament gebogen. Loena toonde trots haar tekeningen, maar Xenophilius zijn hoofd leek er niet echt achter te staan.
“Heel mooi, liefje. Ga ze anders maar ophangen in je kamer, ok? Dan kan mama ze straks ook zien.”
Loena knikte en rende de keuken uit. Severus volgde haar met grote passen terwijl ze door de woonkamer naar de gang liep en de trappen op rende. Ze sloeg met haar korte benen geregeld nog een trap over en het leek alsof ze niet snel genoeg op haar kamer kon zijn.
Maar, bij de allerlaatste trede, mistrapte ze zich en ze viel met een smak op de overloop. Ze snikte zacht en greep naar haar linkerpols en lichtjes wenend liep ze naar de deur van haar moeder’s bureau.
Met haar linkerhand trok ze de deurklink naar beneden en ze duwde met haar rug de deur open.
“Mama,” huilde ze zachtjes.
Severus keek binnen en zag hoe er nu in het midden van de kamer een toverketel stond. Onder de ketel waren er hete, blauwe vlammen en Loena’s moeder liep ongerust naar haar dochter.
“Wat is er gebeurd, liefje?” vroeg ze bezorgd en ze tilde Loena op en zette haar op haar knieën neer in de veel te grote stoel.
Loena snikte. “Het doet pijn, mama. Ik ben gevallen op de trap.”
“Maar liefje toch,” suste haar moeder haar terwijl ze haar handje onderzocht. “Het komt wel goed, het is niet gebroken.” De vrouw nam het handje vast en sprak er enkele zachte spreuken over uit. Vervolgens kuste ze de pols van de kleine Loena en streelde ze door haar haren.
Loena snikte nog steeds, maar haar tranen leken te minderen.
“Zie, dat is toch beter?”
Loena knikte, maar opeens keek Loena’s moeder verschrokken op naar de toverketel.
Het blauwe vuur was nu haast kleurloos en er leek een hoog, fluitend geluid van de ketel te komen.
Voor het eerst hoorde Severus een strenge toon aan haar moeder’s stem toen ze riep: “Loena, blijf zitten! Beweeg je niet!”
Severus zag hoe Loena haar benen tegen haar lijf optrok in de stoel en gespannen bleef zitten. Loena’s moeder nam haar toverstaf om de schade proberen in te perken, maar nog voordat ze een spreuk kon uitspreken, volgde er zo een luidde knal dat Severus er even volledig doof van was en enkel de ketel zag exploderen en de hete vloeistof zich verspreidde. Hij zag hoe de vloeistof haar moeder verbrandde en ze door de explosie een meter hoog tegen een van de boekenkasten vloog. Alle proefbuisjes waren ontploft en Severus draaide zich naar Loena.
De rug van de hoge stoel had haar beschermd en al was de stoel door de explosie een meter opgeschoven, Loena had geen vloeistof over zich gekregen. Ze keek slechts met grote ogen naar haar moeder die twee meter van haar af op de grond lag.
Toen Severus keek naar de jonge vrouw, sloeg hij een hand voor zijn mond. Haar gezicht was amper nog herkenbaar en Severus voelde zijn maag even omdraaien. Alsof dat nog niet erg genoeg was, viel het ook meteen op dat haar hoofd zich in een onnatuurlijke positie bevond. Haar nek was gebroken.
De lichtgrijze ogen staarden leeg naar het plafond en Severus keek naar Loena, die trillend op de stoel bleef zitten en niets durfde zeggen of doen. Haar ogen bleven vastgelijmd aan het beeld voor haar en Severus keek verschrokken op toen hij opeens de stem van Xenophilius hoorde toen hij de trap oprende.
“Alexia! Loena!” riep de man uit al zijn macht en de deur zwaaide opeens open. Bij het zien van de ravage in de kamer sloeg hij zijn hand voor zijn mond, maar toen hij zijn vrouw zag liggen, wist hij onmiddellijk dat er iets vreselijk was misgegaan. “Alexia?” Zijn stem was zwak terwijl hij op zijn knieen bij haar neerviel. “Alexia?!” Hij begon te schokken en huilde bij het zien van haar roodgeschroeide gezicht. “Hoe is dit mogelijk?!” Hij huilde hysterisch en zag voor het eerst hoe Loena op de stoel zat toe te kijken. Hij probeerde zich in te houden, maar kon het niet. “Loena,” weende hij. “Loena, Alexia... je mama...” Hij kon het niet zeggen en omhelsde het levenloze lichaam van zijn vrouw. “Ze is dood, Loena. Ze is dood.”
Loena bleef in de stoel zitten en bewoog zich niet.
Severus zag het nu in haar ogen. Alle emoties waren weg.
Severus voelde hoe hij terug in de echte wereld werd geworpen en hij bevond zich opeens weer in de Obscura-grot. Hij keek onmiddellijk naar Loena, maar haar mysterieuze glimlach was niet anders dan normaal. Severus kon het niet laten om het overduidelijke uit te drukken.
“Loena, je hebt me laten zien hoe je moeder is gestorven!”
Loena knikte alleen maar en Severus keek haar verward aan.
“Hoe deed je dat?! Ik hoefde niet eens Legilimens te zeggen! Je trok me gewoon binnen in die herinnering en ik kon er niet uit weg!”
“Ik weet niet hoe ik dat deed,” antwoordde Loena eerlijk. “Ik wilde je enkel laten zien waar het begonnen was.”
Severus keek Loena duister aan. “Of waar het eindigde,” zei hij stil. “Dat was de dag dat je de laatste keer gevoelens hebt getoond, niet? ...Toen je moeder is gestorven.”
Loena knikte. “Ik denk van wel...”
Ze zwegen beiden voor een paar momenten. Severus wist niet waar te beginnen. Hij kon begrijpen hoe hetgeen ze had gezien haar zodanig had kunnen ontwrichten. Het was vreselijk geweest. Hij had zelf zijn eigen moeder in zijn jeugd zien afzien aan de handen van zijn hatelijke dreuzelvader – maar dat leek nu zo onbenullig in vergelijking met wat Loena’s moeder – Alexia – was overkomen.
En alsof dat niet erg genoeg was... Het was Loena’s schuld geweest... Misschien niet rechtstreeks, maar zij had haar moeder afgeleid van haar experiment. Niet met kwaad opzet, natuurlijk, maar toch! Als Loena niet was gevallen...
Severus wilde Loena er niet aan herinneren dat zij de schuld was geweest, maar hij wilde haar er wel op wijzen dat het niet haar schuld was geweest. Was het schuld waardoor ze nu zo afgesloten was? Of was het puur door de horror die was opgeroepen geweest op dat moment? Had die horror haar zodanig verschrokken dat ze nooit nog in staat was geweest haar emoties op te roepen?
Wat het ook was, Severus moest proberen haar gevoelens terug op te roepen. Maar nog steeds had hij geen idee hoe hij daartoe in staat zou zijn. Helaas kwam er geen handleiding bij Loena – al had hij het nog zo hard nodig.