28/08/2020, 12:21
Hoofdstuk 14: Gevecht der Emoties
Loena en Abraxis vlogen de hele nacht door de ijzige kou terug naar huis. Overal waar ze vlogen, achtervolgde de regen hen, maar de donder had gelukkig niet verder gereikt dan in Azkaban zelf.
Toen Loena van Abraxis afstapte in de voortuin van haar oude thuis, besefte ze dat ze zich nog leger voelde dan anders. Toen haar vader Abraxis hoorde hinniken, rende hij hysterisch van vreugde de tuin in. Vervolgens omhelsde hij Loena zo stevig dat ze wel kon stikken. Maar op dat moment besefte ze het nog harder: ze was leeg.
Ze was blij, noch verdrietig om haar vader terug te zien. Ze was leeg van emoties – wat Severus haar ook had gezegd. Zelfs meer dan eens. Maar ditmaal besefte ze het zelf ook.
“Vader,” zei Loena serieus terwijl ze hem van haar afduwde. “Ik denk dat ik ziek ben.”
Xenophilius verschrok zich om die woorden als eerste van haar te horen nu ze was teruggekeerd. Hij voelde voor een moment aan haar hoofd, alsof hij verwachtte dat haar hoofd zou gloeien van koorts.
“Wat bedoel je, mijn liefje? Zal ik een dokter halen?”
Loena schudde haar hoofd. “Ik denk niet dat dat zal uitmaken. Ik voel me leeg, vader. Alsof ik geen gevoelens heb. Ik weet dat ik me zo voel - dat ik niets voel.”
Xenophilius wist niet wat daarop te zeggen en keek zijn dochter aarzelend aan. “Je moet toch iets voelen, niet?”
“Ik voel enkel leegte, vader. Ik voel leegte en ik straal leegte uit en daarom heeft Severus me teruggestuurd. En toch wilde ik niet weg. Ik weet dat ik bepaalde dingen wil – of niet wil – maar ik kan er geen gevoel aan vastplakken. Ik weet dat ik frustratie zou moeten voelen, maar dat is niet zo. Ik wil alleen maar slapen nu!”
Xenophilius wist niet wat hem overkwam toen Loena dit allemaal vertelde. Moest hij zich vragen stellen bij het feit dat Sneep haar had laten gaan of bij het feit dat zijn dochter geen gevoelens leek te kennen?
“Ga dan slapen, liefje,” stelde Xenophilius voor terwijl hij over haar hoofd streek en haar een kus op het voorhoofd gaf. “Het komt wel goed. En slaap zal je goed doen.”
“Dat weet ik,” knikte Loena. “Maar toch lijk ik niet in staat te zijn om te voelen hoe goed het doet. Ik weet dat het goed voelt... Maar ik voel het niet. Is dat niet raar?”
“Heel raar, liefje. Maar ga nu maar slapen. Ik zie dat je moe bent van de lange reis.”
Loena knikte en wandelde het oude huis binnen. Ze besefte zich dat ze iets zou moeten voelen bij het zien van al die oude, vertrouwde beelden, maar dit was niet het geval. Was dit eigenlijk ooit het geval geweest?
Loena durfde het niet te zeggen, maar ze durfde erop hopen dat ze ooit weer gevoelens zou hebben. Ze voelde geen teleurstelling hierom, enkel leegte. Maar ze was ervan overtuigd dat als haar gevoelens terugkeerden, die leegte ook zou verdwijnen.
Loena sliep een droomloze slaap toen ze opeens wild door elkaar werd geschud. Ze opende meteen haar ogen en zag dat twee huiselven haar wakker schudden.
Het waren Dobby en Winky en ze vroeg zich onmiddellijk af wat ze hier deden in het midden van de nacht en waarom ze zo een blik van horror op hun gezicht hadden.
“Meesteres Loena! U moet direct met Dobby en Winky mee!!” zei Dobby met een zeer verontrustende blik in zijn ogen terwijl hij aan Loena’s nachtkleed trok.
“Wat is er aan de hand?” wilde Loena weten. Ze nam Dobby’s hand zodat hij zou ophouden met trekken – hij zou anders haar wit nachtkleed kapot trekken, zo hard trok hij.
“Geen tijd om uit te leggen!” riep Winky met een piepstem. “De meester is in levensgevaar! Kom!”
Winky nam Loena’s hand maar Loena trok haar hand los en zei in een zelfzekere stem: “Severus heeft me gevraagd om weg te gaan en weg te blijven! Ik mag niet meer terug!”
Dobby schudde haastig zijn hoofd. “Meesteres Loena, als u niet meekomt, is de Meester dadelijk dood! Hij heeft ons verboden om hem te helpen! We mogen hem niet aanraken! U moet hem helpen!”
Loena dacht er slechts een seconde over na en knikte daarna vastberaden. Ze greep haar toverstaf van haar nachtkastje en pakte daarna de huiselven bij hun handen vast.
Loena landde met haar blote voeten op de zandgrond van het binnenplein van Azkaban, maar had zich in één ding misrekend: haar kleren – of eerder het gebrek daaraan. Ze kon haast bevriezen in haar dunne nachtkleed. Het regende niet eens – het hagelde gewoon en de lucht zag zo zwart als de meest duistere nacht ooit. Het voelde aan alsof het tien graden onder nul was en Loena begon dan ook onmiddellijk te bibberen.
Maar ze zou zich hierdoor niet laten stoppen. Vastberaden keek Loena om zich heen en ze wist niet wat ze zag toen bleek dat een groot deel van de rechtervleugel was verdwenen. Het heek laast alsof er een explosie was geweest. “Wat is er gebeurd?” riep Loena door de wind en hagel en Dobby riep luid terug: “De meester heeft de rechtervleugel opgeblazen met een spreuk! Meesteres Loena moet hem helpen!”
Dobby en Winky trokken Loena mee en Loena merkte dat haar zicht slecht was in de harde hagel. Uiteindelijk brachten de huiselven haar naar Severus, die in een plas van zijn eigen bloed op de grond lag. Hij zag lijkbleek en Loena snapte niet hoe hij nog kon leven.
Ze verloor geen tijd en scheurde zijn hemd open. De explosie had weeral zijn bovenlijf toegetakeld, maar ditmaal veel erger. Diepe sneden liepen kriskras over zijn torso en op bepaalde plaatsen leek het haast alsof hij geen vel meer had.
“Dobby!” beval Loena hem gedetermineerd. “Verdwijnsel naar Zweinstein’s ziekenboeg en steel er een fles Huidbijgroeier! Winky! Repareer de rechtervleugel zo goed je kan!” Dobby verdween met een plof en Winky haastte zich naar hetgeen er was overgebleven van de rechtervleugel en probeerde dit zo snel ze kon met al haar magie weer te fiksen. Loena wist dat het niet goed was voor Severus dat ze in de felle hagel en wind buiten zaten. Maar hem nu transporteren zou nog gevaarlijker kunnen zijn voor hem, dus moesten ze wel even blijven waar ze waren en de hagel trotseren.
De ijskoude hagel had misschien nog een voordeel: de koude ervan had het bloeden van Severus afgeremd. Als dat niet was gebeurd, was hij misschien al dood geweest. Loena gebruikte zonder aarzelen alle geneesspreuken die ze kende om Severus op te lappen, maar het zou niet lukken zonder Huidbijgroeier. Loena nam onmiddellijk de fles van Dobby over toen hij weer verscheen en goot de inhoud ervan over Severus zijn bovenlichaam. “Dobby! Help Winky!” beval ze hem en ook Dobby rende naar de brokstukken die waren overgebleven van de rechtervleugel en hielp Winky.
Langzaamaan leken de rode bloedvlekken op zijn bovenlijf te verdwijnen en verdwenen de snedes. Ze rilde nog steeds van de kou en keek naar de huiselven. Hun magie was krachtig, dat kon zezien. De herstellende toverspreuken die Dobby en Winky gebruikten waren haar vreemd, maar ze slaagden erin om in slechts enkele momenten de ruimtes weer in ere te herstellen.
Zowel Severus als Loena waren helemaal doorweekt, maar ze kon voelen dat de lucht weer warmer werd. De hagel veranderde in dikke regen en de wind waaide minder sterk.
Het duurde even, maar uiteindelijk was er geen bloed meer te zien op zijn bovenlijf. Loena voelde aan zijn pols. Deze leek zich te stabiliseren en ze wilde net voorstellen dat de huiselven hen naar binnen konden transporteren, toen Severus’ ogen opeens openschoten en hij in een snelle reactie zijn toverstaf greep en rechtstond.
Loena reageerde gepast door achteruit te springen en haar eigen toverstaf steviger vast te houden.
Hij leek even verward terwijl hij zijn linkerhand tegen zijn borstkas hield en om zich heen keek. Toen hij de rechtervleugel hersteld zag, groeide de woede in hem en hij schreeuwde naar zijn huiselven. “NAAR ZWEINSTEIN! MAAK DAT JULLIE WEG ZIJN!”
Dobby en Winky moesten wel gehoorzamen – ze hadden geen keuze – en verdwenen onmiddellijk.
“JE HAD MOETEN WEGBLIJVEN!” spat Severus naar Loena en ze schudde onmiddellijk haar hoofd.
“Severus, ik kan je niet laten sterven. Je mag niet je eigen leven nemen! Dat is fout!”
Haar stem had nog nooit zo vastberaden geklonken. Dit was niet haar gebruikelijke dromerige stem en hij voelde zich voor een klein moment geïntimideerd.
“Petrificus Totalus!” riep hij plots en Loena had slechts een fractie van een seconde om de spreuk te blokken.
“PROTEGO!”
Een schild kaatste de spreuk weg, maar hij gaf niet af. Ditmaal riep hij niet, maar mompelde hij de spreuken zo stil dat Loena ze niet kon verstaan. Met protego kon ze er drie afweren, maar de vierde brak recht door haar schild en Loena vloog meters naar achteren, tegen een muur van de linkervleugel, en ze belandde met een smak drie meter lager op de grond.
Even bleef ze suf liggen, het was nogal een klap geweest, maar ze opende inmiddels weer haar ogen en zag haar toverstaf een meter van haar rechterhand liggen. Ze keek richting Severus, maar deze was nog een heel eind weg en ze sprong plots recht en graaide haar toverstaf van de grond. Onmiddellijk draaide ze haar arm en riep ze de beste spreuken die ze kon. “Petrificus Totalus! Detentio! Avis!”
Severus sloeg moeiteloos al die vloeken af en zelfs de vogels die uit Loena’s toverstaf waren verschenen bij die laatste vloek, konden hem niet raken.
Loena gaf Severus echter geen moment de kans om de tegenaanval in te gaan en rende dichterbij. “Furniculus! Paralitis! Expelliarmus!”
Langzaam, maar zeker, won Loena terrein bij en ze herhaalde steeds dezelfde spreuken totdat ze nog maar een meter van hem af stond.
Net toen Loena voor de derde maal “Expelliarmus!” wilde roepen, riep Severus exact dezelfde spreuk en een seconde later vlogen hun beide toverstaffen de lucht in.
Loena zag onmiddellijk dat Severus zijn eigen toverstaf het meest dichtbij landde en dat hij erheen wilde rennen, maar ze spurtte op hem af en smeet hem tegen de grond voor hij die kans had.
“GA VAN ME AF!” riep Severus terwijl hij haar van zich af wilde duwen, maar Loena liet niet los en hield zich vast aan zijn rechterarm. Ze wist dat zodra hij los zou geraken en zijn toverstaf zou kunnen nemen, ze verloren had. Dat mocht ze niet laten gebeuren.
Worstelend rolden ze over de grond, totdat hij in een wilde poging zich los te wrikken zijn elleboog zodanig hard om zich heen sloeg dat hij iets hoorde kraken en Loena riep even van de pijn.
Hij nam van het moment gebruik om eindelijk los te komen en rende naar zijn toverstaf. Hij voelde de euforie toen hij deze terug in zijn handen had en draaide zich weer naar haar, klaar om het gevecht verder te zetten, toen hij zag dat ze met haar rug naar hem toe op haar knieën zat. Haar schouders schokten en ze hield haar handen voor haar gezicht en hij schrok even van wat hij had gedaan. Wat had hij eigenlijk gedaan?
Hij haastte zich door de regen dichterbij en ging voor haar op zijn knieën zitten.
“Loena, wat heb ik gedaan?” vroeg hij merkwaardig stil, maar Loena kon enkel schokken en haalde haar handen niet voor haar gezicht weg.
“Laat me met rust!” snikte ze.
“Loena, laat me kijken...”
“Nee!” riep Loena. “Laat me met rust!” Al toonde ze haar gezicht niet, ze leek erg van streek. “Eikel!” Haar schouders schokten en ze weende hard, maar Severus’ ogen werden groot.
“Je noemde me... eikel.” Zijn stem klonk loom.
“Ben je ook!” reageerde ze en ditmaal was hij er honderd procent zeker van: Loena had gevoelens! Ze was woedend!
“Loena!” riep hij verrast uit en snel dacht hij na voordat hij iets vroeg: “Hoe voel je je?”
“Ik praat niet met jou, klootzak! Je hebt me...” Loena’s stem stokte opeens en ze liet haar handen zakken tot haar ogen Severus weer konden zien. Beiden keken ze elkaar verrast aan. “Ik voel me boos!” zei Loena opeens. “Nee, wacht! Verrast of... Blij? Ik... Ik voel iets! Ik voel...”
Opeens kneep Loena haar ogen dicht. “Pijn, veel pijn.”
“Dat is goed!” reageerde Severus met een brede glimlach en Loena opende weer haar ogen en keek hem met een dodelijke blik aan.
“Ik bedoel...” Severus probeerde zich snel te herpakken en trok weer een serieus en licht bezorgd gezicht. “Het is goed dat je iets voelt! Niet de pijn, bedoel ik dan, maar de rest.... Kom, laat me kijken... Is het je neus?”
Loena liet haar handen zakken en Severus kon begrijpen waarom het zo een pijn deed. Haar neus stond scheef. Hij had het zelf ook al eens meegemaakt en kende de pijn. Hij wilde met zijn hand dichterbij komen, maar Loena schrok weg.
Severus wist niet wat hij meemaakte – Loena die ergens voor schrok! Gek genoeg was hij er dankbaar voor en hij kon het niet laten om te lachen. “Je kan me wel vertrouwen, hoor.”
Loena knikte en probeerde te kalmeren, totdat ze zich plots herinnerde wat hij die avond precies had gedaan. “Vertrouwen?!” riep ze opeens en haar stem piepte. “Hoe kan ik jou vertrouwen?! Je deed gewoon zelfmoord! Als je huiselven er niet waren geweest... Als ik er niet was geweest!” Loena weende opeens uit onmacht. Ze voelde woede, maar vooral een intens verdriet en had het gevoel dat ze erin zou kunnen verdrinken. “Ik zou het me nooit vergeven hebben dat ik was weggegaan als ik je hier dood had aangetroffen!”
Severus sloot zijn armen om haar terwijl ze snikte en voelde zichzelf slecht. “Het was nooit de bedoeling geweest dat jij het zou hebben geweten...”
Deze opmerking maakte het snikken echter niet minder en ze voelde zich nu helemaal hulpeloos en alleen. “Ik meende het toen ik zei dat je mijn enige vriend was! Welk nut zou mijn leven hebben zonder jou? Als je nog steeds jouw leven wil nemen, neem dan eerst het mijne – en doe het nu. Want ik kan niet leven met deze pijn.” Ze snikte hard en hij wist niet wat hij allemaal hoorde.
“Loena,” zei hij snel. “Ik kan je neus heus wel rechtzetten, dan gaat de pijn onmiddellijk over!”
“Niet die pijn!” snauwde ze terwijl ze hem aankeek. “De pijn hier!” Ze hield haar hand boven haar hart en schudde haar hoofd. “Waarom doet het zo een pijn?”
“Ik zal mijn leven niet nemen!” beloofde hij opeens, uit schrik dat hij haar nog meer pijn zou doen door domme dingen te zeggen of doen. “En het jouwe al helemaal niet!”
“Hoe moet ik jou vertrouwen na hetgeen je net gedaan hebt?”
Hij nam haar handen in de zijne en kneep erin. Zijn blik was nog nooit oprechter geweest en hij leek haar haast te smeken. “Ik wilde alle hoop laten varen. Ik wilde niet langer geloven in jou of in mij of in wat dan ook. Maar nu ik jou zie!” Severus kon het niet laten om even te glimlachen. “Je voelt, Loena! Hoe is dat in hemelsnaam mogelijk?! Ik voelde de hoop in mij terugkomen van het moment dat je mij eikel noemde, want ik wist wat dat betekende!!”
Ze lachte kort, maar door het lachen voelde ze opeens weer een stekende pijn in haar neus en haar gezicht betrok.
Severus zag dit en legde zijn handen op haar wangen. Ze stond het rillend toe en hij bracht zijn vingertoppen naar haar neus. Ze spande op van de pijn, maar stond hem toe om verder te gaan. Opeens trok Severus haar neus terug recht en Loena schreeuwde even, maar hij ging onmiddellijk verder met helende spreuken. Hij wilde dat ze zo min mogelijk pijn leed en toen hij klaar was, borg hij zijn toverstaf weer op. “Hoe voelt het nu?” vroeg hij glimlachend.
Loena glimlachte terug, maar merkte iets en keek bedenkelijk.
“Wat is er?” vroeg hij bezorgd.
“Ik voel me...” Loena zweeg even en leek in zichzelf te keren. “... leeg.”
Hij keek naar haar met een blik van horror.
“Alle gevoelens zijn weer weg,” zei ze en hij hoorde hoe in haar stem alle emoties ontbraken. “Ik voel me niet boos, ik voel me niet blij, ik voel me niet opgelucht...”
Loena schudde haar hoofd terwijl ze nadacht.
“Ik weet dat het goed is dat mijn neus geen pijn meer doet... Maar waar zijn mijn andere gevoelens nu heen?”
Hij voelde de teleurstelling terug in zich opkomen en had nu zelf zin om te wenen.
“Je bent verdrietig,” merkte ze meteen op. “Je hebt liever dat ik gevoel heb. Ik wil ook mijn gevoel terug hebben, Severus.” Ze nam zijn handen vast en kneep erin. “Misschien als je mijn neus terug breekt...”
Hij keek haar met grote ogen aan. “Denk je dat het getriggerd werd door een gebroken neus?”
“Door pijn,” zei Loena denkend. “Ik voelde eerst een vreselijke pijn en toen volgden de andere emoties. Misschien ben ik enkel in staat om emoties te voelen als ik vreselijke pijn heb?”
“Als dat zo is,” zei Severus bitter. “... dan is jouw lot erger dan het mijne.” Na alles wat hij die afgelopen dagen had gedacht, meegemaakt en anderen had aangedaan, kon hij niet anders dan een traan laten. “Ik voel me zo alleen, Loena. Zelfs als je erbij bent...” Hij raakte haar wang even aan maar trok deze terug toen hij zag dat ze er niet eens op reageerde. “Zonder emoties kan je toch niet echt leven? Dan ben je slechts een leeg omhulsel...”
Ze zweeg en dacht lang na terwijl ze naar de natte zandgrond om hen heen keek. De regen was inmiddels opgehouden, maar de lucht bleef donker.
“Help me dan,” zei ze opeens en ze keek Severus strak aan. “Help me om weer te voelen. Ik wil terug voelen. Ik wil je terug eikel kunnen noemen en het ook echt menen!”
Hij lachte even, al zag hij dat ze het niet grappig had bedoeld, maar juist bloedserieus meende.
“Ik wil terug voelen hoe het is om me eenzaam te voelen, om daarna, als ik bij jou ben, te voelen dat ik niet alleen ben.” Ze keek betekenisvol naar Severus en toen zijn blik de hare ontmoette, omhelsde ze hem. “Ik weet nog hoe dit voor mij voelde,” zei ze stil. “Het voelde warm en het voelde goed. Ik wil dat terug voelen, Severus. En ik wil ook dat jij dat kan voelen. Wij met ons twee – wij zijn toch vrienden?”
Severus was blij dat hij Loena omhelsde, want dan kon ze zijn tranen niet zien. Hij knikte en vervolgde met schorre stem: “Ik zal je helpen, Loena, beloofd. We bedenken wel iets!”
Loena en Abraxis vlogen de hele nacht door de ijzige kou terug naar huis. Overal waar ze vlogen, achtervolgde de regen hen, maar de donder had gelukkig niet verder gereikt dan in Azkaban zelf.
Toen Loena van Abraxis afstapte in de voortuin van haar oude thuis, besefte ze dat ze zich nog leger voelde dan anders. Toen haar vader Abraxis hoorde hinniken, rende hij hysterisch van vreugde de tuin in. Vervolgens omhelsde hij Loena zo stevig dat ze wel kon stikken. Maar op dat moment besefte ze het nog harder: ze was leeg.
Ze was blij, noch verdrietig om haar vader terug te zien. Ze was leeg van emoties – wat Severus haar ook had gezegd. Zelfs meer dan eens. Maar ditmaal besefte ze het zelf ook.
“Vader,” zei Loena serieus terwijl ze hem van haar afduwde. “Ik denk dat ik ziek ben.”
Xenophilius verschrok zich om die woorden als eerste van haar te horen nu ze was teruggekeerd. Hij voelde voor een moment aan haar hoofd, alsof hij verwachtte dat haar hoofd zou gloeien van koorts.
“Wat bedoel je, mijn liefje? Zal ik een dokter halen?”
Loena schudde haar hoofd. “Ik denk niet dat dat zal uitmaken. Ik voel me leeg, vader. Alsof ik geen gevoelens heb. Ik weet dat ik me zo voel - dat ik niets voel.”
Xenophilius wist niet wat daarop te zeggen en keek zijn dochter aarzelend aan. “Je moet toch iets voelen, niet?”
“Ik voel enkel leegte, vader. Ik voel leegte en ik straal leegte uit en daarom heeft Severus me teruggestuurd. En toch wilde ik niet weg. Ik weet dat ik bepaalde dingen wil – of niet wil – maar ik kan er geen gevoel aan vastplakken. Ik weet dat ik frustratie zou moeten voelen, maar dat is niet zo. Ik wil alleen maar slapen nu!”
Xenophilius wist niet wat hem overkwam toen Loena dit allemaal vertelde. Moest hij zich vragen stellen bij het feit dat Sneep haar had laten gaan of bij het feit dat zijn dochter geen gevoelens leek te kennen?
“Ga dan slapen, liefje,” stelde Xenophilius voor terwijl hij over haar hoofd streek en haar een kus op het voorhoofd gaf. “Het komt wel goed. En slaap zal je goed doen.”
“Dat weet ik,” knikte Loena. “Maar toch lijk ik niet in staat te zijn om te voelen hoe goed het doet. Ik weet dat het goed voelt... Maar ik voel het niet. Is dat niet raar?”
“Heel raar, liefje. Maar ga nu maar slapen. Ik zie dat je moe bent van de lange reis.”
Loena knikte en wandelde het oude huis binnen. Ze besefte zich dat ze iets zou moeten voelen bij het zien van al die oude, vertrouwde beelden, maar dit was niet het geval. Was dit eigenlijk ooit het geval geweest?
Loena durfde het niet te zeggen, maar ze durfde erop hopen dat ze ooit weer gevoelens zou hebben. Ze voelde geen teleurstelling hierom, enkel leegte. Maar ze was ervan overtuigd dat als haar gevoelens terugkeerden, die leegte ook zou verdwijnen.
Loena sliep een droomloze slaap toen ze opeens wild door elkaar werd geschud. Ze opende meteen haar ogen en zag dat twee huiselven haar wakker schudden.
Het waren Dobby en Winky en ze vroeg zich onmiddellijk af wat ze hier deden in het midden van de nacht en waarom ze zo een blik van horror op hun gezicht hadden.
“Meesteres Loena! U moet direct met Dobby en Winky mee!!” zei Dobby met een zeer verontrustende blik in zijn ogen terwijl hij aan Loena’s nachtkleed trok.
“Wat is er aan de hand?” wilde Loena weten. Ze nam Dobby’s hand zodat hij zou ophouden met trekken – hij zou anders haar wit nachtkleed kapot trekken, zo hard trok hij.
“Geen tijd om uit te leggen!” riep Winky met een piepstem. “De meester is in levensgevaar! Kom!”
Winky nam Loena’s hand maar Loena trok haar hand los en zei in een zelfzekere stem: “Severus heeft me gevraagd om weg te gaan en weg te blijven! Ik mag niet meer terug!”
Dobby schudde haastig zijn hoofd. “Meesteres Loena, als u niet meekomt, is de Meester dadelijk dood! Hij heeft ons verboden om hem te helpen! We mogen hem niet aanraken! U moet hem helpen!”
Loena dacht er slechts een seconde over na en knikte daarna vastberaden. Ze greep haar toverstaf van haar nachtkastje en pakte daarna de huiselven bij hun handen vast.
Loena landde met haar blote voeten op de zandgrond van het binnenplein van Azkaban, maar had zich in één ding misrekend: haar kleren – of eerder het gebrek daaraan. Ze kon haast bevriezen in haar dunne nachtkleed. Het regende niet eens – het hagelde gewoon en de lucht zag zo zwart als de meest duistere nacht ooit. Het voelde aan alsof het tien graden onder nul was en Loena begon dan ook onmiddellijk te bibberen.
Maar ze zou zich hierdoor niet laten stoppen. Vastberaden keek Loena om zich heen en ze wist niet wat ze zag toen bleek dat een groot deel van de rechtervleugel was verdwenen. Het heek laast alsof er een explosie was geweest. “Wat is er gebeurd?” riep Loena door de wind en hagel en Dobby riep luid terug: “De meester heeft de rechtervleugel opgeblazen met een spreuk! Meesteres Loena moet hem helpen!”
Dobby en Winky trokken Loena mee en Loena merkte dat haar zicht slecht was in de harde hagel. Uiteindelijk brachten de huiselven haar naar Severus, die in een plas van zijn eigen bloed op de grond lag. Hij zag lijkbleek en Loena snapte niet hoe hij nog kon leven.
Ze verloor geen tijd en scheurde zijn hemd open. De explosie had weeral zijn bovenlijf toegetakeld, maar ditmaal veel erger. Diepe sneden liepen kriskras over zijn torso en op bepaalde plaatsen leek het haast alsof hij geen vel meer had.
“Dobby!” beval Loena hem gedetermineerd. “Verdwijnsel naar Zweinstein’s ziekenboeg en steel er een fles Huidbijgroeier! Winky! Repareer de rechtervleugel zo goed je kan!” Dobby verdween met een plof en Winky haastte zich naar hetgeen er was overgebleven van de rechtervleugel en probeerde dit zo snel ze kon met al haar magie weer te fiksen. Loena wist dat het niet goed was voor Severus dat ze in de felle hagel en wind buiten zaten. Maar hem nu transporteren zou nog gevaarlijker kunnen zijn voor hem, dus moesten ze wel even blijven waar ze waren en de hagel trotseren.
De ijskoude hagel had misschien nog een voordeel: de koude ervan had het bloeden van Severus afgeremd. Als dat niet was gebeurd, was hij misschien al dood geweest. Loena gebruikte zonder aarzelen alle geneesspreuken die ze kende om Severus op te lappen, maar het zou niet lukken zonder Huidbijgroeier. Loena nam onmiddellijk de fles van Dobby over toen hij weer verscheen en goot de inhoud ervan over Severus zijn bovenlichaam. “Dobby! Help Winky!” beval ze hem en ook Dobby rende naar de brokstukken die waren overgebleven van de rechtervleugel en hielp Winky.
Langzaamaan leken de rode bloedvlekken op zijn bovenlijf te verdwijnen en verdwenen de snedes. Ze rilde nog steeds van de kou en keek naar de huiselven. Hun magie was krachtig, dat kon zezien. De herstellende toverspreuken die Dobby en Winky gebruikten waren haar vreemd, maar ze slaagden erin om in slechts enkele momenten de ruimtes weer in ere te herstellen.
Zowel Severus als Loena waren helemaal doorweekt, maar ze kon voelen dat de lucht weer warmer werd. De hagel veranderde in dikke regen en de wind waaide minder sterk.
Het duurde even, maar uiteindelijk was er geen bloed meer te zien op zijn bovenlijf. Loena voelde aan zijn pols. Deze leek zich te stabiliseren en ze wilde net voorstellen dat de huiselven hen naar binnen konden transporteren, toen Severus’ ogen opeens openschoten en hij in een snelle reactie zijn toverstaf greep en rechtstond.
Loena reageerde gepast door achteruit te springen en haar eigen toverstaf steviger vast te houden.
Hij leek even verward terwijl hij zijn linkerhand tegen zijn borstkas hield en om zich heen keek. Toen hij de rechtervleugel hersteld zag, groeide de woede in hem en hij schreeuwde naar zijn huiselven. “NAAR ZWEINSTEIN! MAAK DAT JULLIE WEG ZIJN!”
Dobby en Winky moesten wel gehoorzamen – ze hadden geen keuze – en verdwenen onmiddellijk.
“JE HAD MOETEN WEGBLIJVEN!” spat Severus naar Loena en ze schudde onmiddellijk haar hoofd.
“Severus, ik kan je niet laten sterven. Je mag niet je eigen leven nemen! Dat is fout!”
Haar stem had nog nooit zo vastberaden geklonken. Dit was niet haar gebruikelijke dromerige stem en hij voelde zich voor een klein moment geïntimideerd.
“Petrificus Totalus!” riep hij plots en Loena had slechts een fractie van een seconde om de spreuk te blokken.
“PROTEGO!”
Een schild kaatste de spreuk weg, maar hij gaf niet af. Ditmaal riep hij niet, maar mompelde hij de spreuken zo stil dat Loena ze niet kon verstaan. Met protego kon ze er drie afweren, maar de vierde brak recht door haar schild en Loena vloog meters naar achteren, tegen een muur van de linkervleugel, en ze belandde met een smak drie meter lager op de grond.
Even bleef ze suf liggen, het was nogal een klap geweest, maar ze opende inmiddels weer haar ogen en zag haar toverstaf een meter van haar rechterhand liggen. Ze keek richting Severus, maar deze was nog een heel eind weg en ze sprong plots recht en graaide haar toverstaf van de grond. Onmiddellijk draaide ze haar arm en riep ze de beste spreuken die ze kon. “Petrificus Totalus! Detentio! Avis!”
Severus sloeg moeiteloos al die vloeken af en zelfs de vogels die uit Loena’s toverstaf waren verschenen bij die laatste vloek, konden hem niet raken.
Loena gaf Severus echter geen moment de kans om de tegenaanval in te gaan en rende dichterbij. “Furniculus! Paralitis! Expelliarmus!”
Langzaam, maar zeker, won Loena terrein bij en ze herhaalde steeds dezelfde spreuken totdat ze nog maar een meter van hem af stond.
Net toen Loena voor de derde maal “Expelliarmus!” wilde roepen, riep Severus exact dezelfde spreuk en een seconde later vlogen hun beide toverstaffen de lucht in.
Loena zag onmiddellijk dat Severus zijn eigen toverstaf het meest dichtbij landde en dat hij erheen wilde rennen, maar ze spurtte op hem af en smeet hem tegen de grond voor hij die kans had.
“GA VAN ME AF!” riep Severus terwijl hij haar van zich af wilde duwen, maar Loena liet niet los en hield zich vast aan zijn rechterarm. Ze wist dat zodra hij los zou geraken en zijn toverstaf zou kunnen nemen, ze verloren had. Dat mocht ze niet laten gebeuren.
Worstelend rolden ze over de grond, totdat hij in een wilde poging zich los te wrikken zijn elleboog zodanig hard om zich heen sloeg dat hij iets hoorde kraken en Loena riep even van de pijn.
Hij nam van het moment gebruik om eindelijk los te komen en rende naar zijn toverstaf. Hij voelde de euforie toen hij deze terug in zijn handen had en draaide zich weer naar haar, klaar om het gevecht verder te zetten, toen hij zag dat ze met haar rug naar hem toe op haar knieën zat. Haar schouders schokten en ze hield haar handen voor haar gezicht en hij schrok even van wat hij had gedaan. Wat had hij eigenlijk gedaan?
Hij haastte zich door de regen dichterbij en ging voor haar op zijn knieën zitten.
“Loena, wat heb ik gedaan?” vroeg hij merkwaardig stil, maar Loena kon enkel schokken en haalde haar handen niet voor haar gezicht weg.
“Laat me met rust!” snikte ze.
“Loena, laat me kijken...”
“Nee!” riep Loena. “Laat me met rust!” Al toonde ze haar gezicht niet, ze leek erg van streek. “Eikel!” Haar schouders schokten en ze weende hard, maar Severus’ ogen werden groot.
“Je noemde me... eikel.” Zijn stem klonk loom.
“Ben je ook!” reageerde ze en ditmaal was hij er honderd procent zeker van: Loena had gevoelens! Ze was woedend!
“Loena!” riep hij verrast uit en snel dacht hij na voordat hij iets vroeg: “Hoe voel je je?”
“Ik praat niet met jou, klootzak! Je hebt me...” Loena’s stem stokte opeens en ze liet haar handen zakken tot haar ogen Severus weer konden zien. Beiden keken ze elkaar verrast aan. “Ik voel me boos!” zei Loena opeens. “Nee, wacht! Verrast of... Blij? Ik... Ik voel iets! Ik voel...”
Opeens kneep Loena haar ogen dicht. “Pijn, veel pijn.”
“Dat is goed!” reageerde Severus met een brede glimlach en Loena opende weer haar ogen en keek hem met een dodelijke blik aan.
“Ik bedoel...” Severus probeerde zich snel te herpakken en trok weer een serieus en licht bezorgd gezicht. “Het is goed dat je iets voelt! Niet de pijn, bedoel ik dan, maar de rest.... Kom, laat me kijken... Is het je neus?”
Loena liet haar handen zakken en Severus kon begrijpen waarom het zo een pijn deed. Haar neus stond scheef. Hij had het zelf ook al eens meegemaakt en kende de pijn. Hij wilde met zijn hand dichterbij komen, maar Loena schrok weg.
Severus wist niet wat hij meemaakte – Loena die ergens voor schrok! Gek genoeg was hij er dankbaar voor en hij kon het niet laten om te lachen. “Je kan me wel vertrouwen, hoor.”
Loena knikte en probeerde te kalmeren, totdat ze zich plots herinnerde wat hij die avond precies had gedaan. “Vertrouwen?!” riep ze opeens en haar stem piepte. “Hoe kan ik jou vertrouwen?! Je deed gewoon zelfmoord! Als je huiselven er niet waren geweest... Als ik er niet was geweest!” Loena weende opeens uit onmacht. Ze voelde woede, maar vooral een intens verdriet en had het gevoel dat ze erin zou kunnen verdrinken. “Ik zou het me nooit vergeven hebben dat ik was weggegaan als ik je hier dood had aangetroffen!”
Severus sloot zijn armen om haar terwijl ze snikte en voelde zichzelf slecht. “Het was nooit de bedoeling geweest dat jij het zou hebben geweten...”
Deze opmerking maakte het snikken echter niet minder en ze voelde zich nu helemaal hulpeloos en alleen. “Ik meende het toen ik zei dat je mijn enige vriend was! Welk nut zou mijn leven hebben zonder jou? Als je nog steeds jouw leven wil nemen, neem dan eerst het mijne – en doe het nu. Want ik kan niet leven met deze pijn.” Ze snikte hard en hij wist niet wat hij allemaal hoorde.
“Loena,” zei hij snel. “Ik kan je neus heus wel rechtzetten, dan gaat de pijn onmiddellijk over!”
“Niet die pijn!” snauwde ze terwijl ze hem aankeek. “De pijn hier!” Ze hield haar hand boven haar hart en schudde haar hoofd. “Waarom doet het zo een pijn?”
“Ik zal mijn leven niet nemen!” beloofde hij opeens, uit schrik dat hij haar nog meer pijn zou doen door domme dingen te zeggen of doen. “En het jouwe al helemaal niet!”
“Hoe moet ik jou vertrouwen na hetgeen je net gedaan hebt?”
Hij nam haar handen in de zijne en kneep erin. Zijn blik was nog nooit oprechter geweest en hij leek haar haast te smeken. “Ik wilde alle hoop laten varen. Ik wilde niet langer geloven in jou of in mij of in wat dan ook. Maar nu ik jou zie!” Severus kon het niet laten om even te glimlachen. “Je voelt, Loena! Hoe is dat in hemelsnaam mogelijk?! Ik voelde de hoop in mij terugkomen van het moment dat je mij eikel noemde, want ik wist wat dat betekende!!”
Ze lachte kort, maar door het lachen voelde ze opeens weer een stekende pijn in haar neus en haar gezicht betrok.
Severus zag dit en legde zijn handen op haar wangen. Ze stond het rillend toe en hij bracht zijn vingertoppen naar haar neus. Ze spande op van de pijn, maar stond hem toe om verder te gaan. Opeens trok Severus haar neus terug recht en Loena schreeuwde even, maar hij ging onmiddellijk verder met helende spreuken. Hij wilde dat ze zo min mogelijk pijn leed en toen hij klaar was, borg hij zijn toverstaf weer op. “Hoe voelt het nu?” vroeg hij glimlachend.
Loena glimlachte terug, maar merkte iets en keek bedenkelijk.
“Wat is er?” vroeg hij bezorgd.
“Ik voel me...” Loena zweeg even en leek in zichzelf te keren. “... leeg.”
Hij keek naar haar met een blik van horror.
“Alle gevoelens zijn weer weg,” zei ze en hij hoorde hoe in haar stem alle emoties ontbraken. “Ik voel me niet boos, ik voel me niet blij, ik voel me niet opgelucht...”
Loena schudde haar hoofd terwijl ze nadacht.
“Ik weet dat het goed is dat mijn neus geen pijn meer doet... Maar waar zijn mijn andere gevoelens nu heen?”
Hij voelde de teleurstelling terug in zich opkomen en had nu zelf zin om te wenen.
“Je bent verdrietig,” merkte ze meteen op. “Je hebt liever dat ik gevoel heb. Ik wil ook mijn gevoel terug hebben, Severus.” Ze nam zijn handen vast en kneep erin. “Misschien als je mijn neus terug breekt...”
Hij keek haar met grote ogen aan. “Denk je dat het getriggerd werd door een gebroken neus?”
“Door pijn,” zei Loena denkend. “Ik voelde eerst een vreselijke pijn en toen volgden de andere emoties. Misschien ben ik enkel in staat om emoties te voelen als ik vreselijke pijn heb?”
“Als dat zo is,” zei Severus bitter. “... dan is jouw lot erger dan het mijne.” Na alles wat hij die afgelopen dagen had gedacht, meegemaakt en anderen had aangedaan, kon hij niet anders dan een traan laten. “Ik voel me zo alleen, Loena. Zelfs als je erbij bent...” Hij raakte haar wang even aan maar trok deze terug toen hij zag dat ze er niet eens op reageerde. “Zonder emoties kan je toch niet echt leven? Dan ben je slechts een leeg omhulsel...”
Ze zweeg en dacht lang na terwijl ze naar de natte zandgrond om hen heen keek. De regen was inmiddels opgehouden, maar de lucht bleef donker.
“Help me dan,” zei ze opeens en ze keek Severus strak aan. “Help me om weer te voelen. Ik wil terug voelen. Ik wil je terug eikel kunnen noemen en het ook echt menen!”
Hij lachte even, al zag hij dat ze het niet grappig had bedoeld, maar juist bloedserieus meende.
“Ik wil terug voelen hoe het is om me eenzaam te voelen, om daarna, als ik bij jou ben, te voelen dat ik niet alleen ben.” Ze keek betekenisvol naar Severus en toen zijn blik de hare ontmoette, omhelsde ze hem. “Ik weet nog hoe dit voor mij voelde,” zei ze stil. “Het voelde warm en het voelde goed. Ik wil dat terug voelen, Severus. En ik wil ook dat jij dat kan voelen. Wij met ons twee – wij zijn toch vrienden?”
Severus was blij dat hij Loena omhelsde, want dan kon ze zijn tranen niet zien. Hij knikte en vervolgde met schorre stem: “Ik zal je helpen, Loena, beloofd. We bedenken wel iets!”