28/08/2020, 12:21
Hoofdstuk 12: De Verrassing
Severus droomde die nacht onrustig. Hij droomde dat een bliksemschicht op Azkaban insloeg en een deel van de ruïnes vernielde. Als gevolg had hij een snede over zijn lijf van zijn linkerschouder tot aan zijn navel. Toen hij Loena om hulp riep, kwam echter Xenophilius te voorschijn en zei hij dat hij van plaats had geruild met zijn dochter en dat hij vanaf nu in Azkaban zou blijven wonen. Severus was bijna van de schrik wakker geworden, totdat Abraxis en Loena eraan kwamen gevlogen met verse bloemen. Xenophilius was nergens meer te zien en Loena stak de bloemen in de wonde van Severus – zingend dat de bloemen genezende krachten hadden. Severus wonden groeiden meteen weer dicht en heel Azkaban rook naar frisse bloemen. Daarna klommen ze beiden op Abraxis en vloog die met hen om Azkaban heen.
Severus droomde zo heerlijk, dat hij glimlachte in zijn slaap. Hij kon zich niet herinneren dat hij ooit zo mooi had gedroomd en was dan ook lichtjes verward toen iemand hem wakker schudde.
“Je hebt nogal lang geslapen,” merkte Loena op toen hij zijn ogen opende en hij trok snel zijn deken op tot aan zijn kin.
“Loena!” bracht hij er ontzet uit. “Je mag hier niet binnen zonder mijn toestemming!”
“Vandaag is een uitzondering,” bracht Loena daartegen in en haar glimlach leek anders – alsof ze nu ook echt moest glimlachen en het niet gewoon een masker was om haar echte emoties te verbergen. “Weet u hoe laat het is?”
Severus keek Loena aarzelend aan.
“Het is al twee uur ’s middags!” bracht Loena er snel uit en ze bestudeerde Severus’ reactie.
Hij leek helemaal de kluts kwijt en toen hij naar buiten keek, leek hij zelfs nog meer de kluts kwijt. Het was...
“Licht!” riep Severus en hij liet de deken vallen en rende naar het raam. Door het raam keek hij naar de lucht boven Azkaban. Er waren nog steeds wolken boven Azkaban, maar ze waren niet meer zwart, hoogstens lichtgrijs en op sommige plekken gewoon wit. Severus had in al die jaren niet zo een licht gezien.
“En kijk...” Loena wees naar zijn kast en toen Severus haar vinger volgde, viel hem meteen op dat de glazen bol niet paars, rood of zwart was, maar een mooi blauw licht uitstraalde.
Severus rende er verbaasd naar toe en kon niet geloven wat hij zag. Verbaasd draaide hij zich naar Loena. “Hoe is dat in hemelsnaam mogelijk?!” vroeg hij haar verwonderd.
Loena glimlachte en keek even naar zijn kleren – of gebrek daaraan... Hij droeg slechts een oude, zwarte pyjamabroek en Severus leek dat opeens ook te realiseren.
“Zeg het dadelijk maar!” mompelde hij opeens geïrriteerd en een rode blos verspreidde zich op zijn wangen terwijl hij naar haar toeliep en haar de deur uit duwde. Met een slag gooide hij vervolgens de deur weer achter haar dicht.
Loena aarzelde even en sprak luid opdat hij haar zou horen. “Dobby en Winky hebben je trouwens nieuwe kleren gebracht. Ze hangen in je kast!”
Ze kreeg geen reactie van Severus, maar hoorde hem wel zijn kast openen en door de kapstokken zoeken.
“Severus?” vroeg Loena weer, maar het bleef volledig stil in de kamer nu.
Ze vroeg zich af wat er aan de hand kon zijn en opende zijn deur, enkel om binnen te zien dat Severus zich zodanig verschrok van haar onaangekondigde binnenkomen dat hij bijna omviel tijdens het aandoen van zijn rechtersok.
Hij was dankbaar dat hij zijn broek al aanhad, maar was toch nog steeds op zijn tenen getrapt. “Loena!” riep hij geïrriteerd uit. “Waarom blijf je nou niet wachten?”
“U zei niets,” merkte Loena op terwijl ze Severus nog steeds aanstaarde – die nieuwe broek stond hem een heel pak beter dan die oude, grauwe broek die hij anders altijd aanhad.
Severus snapte niet hoe het kon zijn dat ze niet besefte dat ze zijn privacy schond – ze stond nog steeds met een matig geïnteresseerde blik hem aan te staren. “Wat zou jij zeggen als ik op jouw kamer kwam kijken hoe jij je zat om te kleden?”
Loena leek serieus even na te denken en antwoordde vervolgens serieus: “Dat zou u niet doen.”
“Ja maar als!” antwoordde Severus geïrriteerd terwijl hij haastig een wit hemd aantrok.
Loena dacht weeral lang na. “Dat u zich zou moeten omdraaien?” stelde ze voor.
Severus bleef haar lang aanstaren, maar Loena leek niets te beseffen.
“Wel?” zei Severus.
“Wel wat?” vroeg Loena.
“Zou je je dan niet eens omdraaien!” vervolgde Severus terwijl hij zijn hemd dichtknoopte.
Loena aarzelde. “Maar u hebt u kleren nu toch inmiddels aan!”
Severus zuchtte diep.
Ze had nog gelijk ook. Hij was inderdaad al aangekleed.
“Zet je anders neer,” mompelde Severus tegen zijn zin en Loena zette zich aan zijn tafel neer terwijl hij nieuwe schoenen uit de kast haalde en vervolgens een zwarte, mouwloze vest aandeed.
Loena keek matig geïnteresseerd toe hoe Severus zich met behulp van magie schoor en zijn haren kamde.
“Wat zit jij nou te kijken?” vroeg Severus een beetje grof terwijl hij zijn nieuwe schoenen aantrok.
Loena glimlachte. “U ziet er jonger uit vandaag.”
Severus rolde zijn ogen. “Nieuwe kleren – dat is alles, Loena.”
“Heeft u al in de spiegel gekeken dan?” vroeg Loena en Severus wantrouwde haar even. Was het een spelletje? Nee – spelletjes speelde ze nooit. Hij nam de spiegel van zijn kast en keek nors naar zijn reflectie, maar hij zag het ook en zijn blik veranderde meteen in een van ongeloof.
Loena stond van de stoel en liep dichterbij om hem te bestuderen. Ze liet haar vingers over zijn slapen en mondhoeken glijden en Severus voelde zich ongemakkelijk.
“U ziet er zelfs jonger uit dan ik u herinner als professor op Zweinstein. Minder kraaienpootjes en zo. Al zeggen ze vaak dat die een teken van intelligentie zijn.”
“En nu geloof jij vast dat ik dommer ben geworden?” spotte Severus met haar opmerking, maar Loena reageerde er niet op. Zelfs Severus moest toegeven dat ze gelijk had – hij zag er jonger uit – toch geen jaar ouder dan eenendertig.
Loena zuchtte opeens. “Dit bewijst meer dan ik had durven hopen dat mijn experiment succesvol is geweest.”
Voor een moment voelde Severus schrik in zijn hart. Experiment? Hij wilde zich niet inbeelden wat Loena hem had aangedaan. “Welk experiment?” vroeg hij eisend.
“Kom, ik laat het je zien,” antwoordde Loena kalm en ze nam hem bij zijn hand.
Van de spanning kneep Severus haar hand bijna tot moes, maar van het moment dat ze zijn kamer verlieten, werd het hem langzaamaan duidelijk wat er was gebeurd.
Er was gepoetst.
En niet enkel dat – nee, er was niet snel met een blik en borstel vuil van de grond geveegd – nee, alles was opgeblonken en Severus bemerkte zelfs enkele glazen ramen in de anders getraliede openingen. Terwijl Loena hem aan zijn hand meetrok naar het binnenplein, keek Severus de oude cellen in. Er waren geen vochtplekken meer, geen barsten, geen vuile plekken op de grond... Het blinkte alsof het nieuw was.
De grootste verrassing kwam echter op het binnenplein. Die oneffen stukjes van het gebouw die de ruïne een ruïne hadden gemaakt, leken afgeslepen en mooi verzorgd. De anders zo harde ondergrond van het plein was omgewoeld en al leek het nu nog alleen maar op een tuin in aanleg – het zou een mooie tuin kunnen worden. Dobby stond zaadjes uit te strooien en Winky gebruikte een zweefspreuk om een bankje te plaatsen bij een nog erg jonge boom.
Severus keek met open mond toe.
“Wat vindt u ervan?” vroeg Loena.
Dobby en Winky hoorden haar stem en renden onmiddellijk dichterbij toen ze zagen dat Severus wakker werd.
“Meesteres Loena had gelijk!” jubelde Dobby dolgelukkig toen hij Severus van dichtbij zag. “Azkaban opkuisen zou de meester goed doen!!”
Winky staarde met open mond naar Severus en leek niet goed te weten wat te zeggen.
“De meester ziet er wel erg jong uit, vindt Winky ook niet?” zei Dobby enthousiast en Winky kon enkel ademloos knikken.
Loena glimlachte tevreden en draaide zich naar Severus. “We hebben al van deze ochtend, al heel vroeg, aan deze verrassing gewerkt! Als we nou ook nog de linkervleugel volledig opknappen, zal u zich veel beter voelen!”
Severus wist niet wat hij moest zeggen van al die moeite die ze voor hem hadden gedaan, maar voelde een lichte paniek bij het horen van Loena’s idee.
“Nee,” reageerde Severus met schorre stem. “Nee, alsjeblieft... Jullie hebben al zoveel gedaan!”
“We doen het met plezier,” probeerde Loena hem gerust te stellen, maar Severus schudde zijn hoofd.
“Dat kan dan wel zijn maar...” Severus dacht even na. “Ik voel me zoveel jonger dan ik ben! Ik zie opeens onnatuurlijk jong uit voor iemand van mijn leeftijd – dat is al vreemd genoeg voor me! Als jullie dadelijk verdergaan met jullie... renovaties...” Severus trok een zuur gezicht. “Dadelijk ben ik terug een tiener!”
Loena knikte terwijl ze diep nadacht. “Goed opgemerkt, Severus,” mijmerde ze. “Daar had ik nog niet eerder aan gedacht. Misschien is het het beste om Azkaban voorlopig te laten zoals het is dan.”
“Dit is allemaal zo vreemd,” mijmerde Severus. “Ik weet wie ik ben maar... ik voel me net een ander mens! Jullie kunnen het je niet inbeelden!” Severus zag zijn mouwen en werd herinnerd aan de nieuwe kleren die hij droeg. “En jullie zijn allemaal zo hard bedankt! Voor alles!” Severus staarde naar de lucht en genoot van het feit dat hij voor eens niet hoefde op te kijken naar zwarte wolken, maar er witte wolken boven zijn hoofd draaiden.
Severus voelde zich zodanig ontroerd dat hij nogmaals herhaalde: “Ik ben echt mezelf niet!” en hij bukte zich bij Dobby en Winky en omhelsde hen, alvorens hij weer opstond en ook Loena omhelsde.
Dobby en Winky voelden zich hier duidelijk ongemakkelijk bij – het was dan ook niet gewoon dat huiselven knuffels kregen van hun bazen. Loena gaf geen andere indruk dan anders en staarde hem dromerig aan.
“Het is fijn dat je je zo goed voelt,” vertelde Loena. “Ik denk dat Bellatrix destijds de kracht van haar vloek heeft onderschat. Door je te transporteren naar de vervallen ruïnes van Azkaban, had ze mogelijk gehoopt om jouw eigen geest ook in verval te brengen. Ze had er vast niet op gerekend dat ook maar iemand de plek zou opknappen en het aangenaam zou maken voor jou om er te wonen. Als Dobby en Winky er niet waren geweest, denk ik dat Bellatrix gelijk had gekregen en je een lot erger dan de dood had gewacht. Maar nu blijkt dat de vloek niet noodzakelijk kwaad was – het is dankzij de vloek dat we je zoveel jaren kunnen teruggeven – en blijven teruggeven. Ik denk zelfs dat je eeuwig zou kunnen leven, zolang Azkaban niet vernield wordt.”
Severus leek niet blij met die opmerking. Integendeel, het voelde alsof een blok ijs in zijn maag was gezonken. Hij was niet aan het wachten op een eeuwig leven. Voor nu was het leven op Azkaban even goed – hij had Loena, Abraxis en twee trouwe huiselven. Maar als zij zouden sterven... Zou hij terug alleen zijn en dan zou hem weeral hetzelfde vreselijke lot te wachten staan: sterven in absolute eenzaamheid.
De wolken boven Azkaban werden in slechts enkele momenten terug grijzer terwijl Severus duistere gedachten binnenliet in zijn hoofd. Dobby en Winky staarden naar de lucht, maar Loena staarde nog steeds vastberaden naar Severus.
“Zeg me wat je denkt, Severus,” probeerde Loena tot hem door te dringen.
Severus schudde zijn hoofd en deed een stap achteruit. Hij wilde er niet over praten. Hoe meer hij erover nadacht, hoe duisterder zijn gedachten – en de wolken – werden. Hij draaide zich vastbesloten om en liep weer weg van de enige vrienden die hij op de aardbol had.
Loena achtervolgde hem. “Severus!”
“Laat me met rust!” riep Severus nijdig.
“Zeg me gewoon wat je voelt!” probeerde Loena nog eenmaal, maar Severus draaide zich plots om, vastbesloten om met rust gelaten te worden – koste wat kost.
“Wat ik voel?! Dat snap jij toch nooit! Jij hebt geen gevoel!”
Severus draaide zich boos om voordat hij de expressie op haar gezicht kon zien. Maar ondanks de harde woorden, veranderde Loena’s uitdrukking niet en ze keek met haar eeuwig mysterieuze glimlach toe hoe Severus weer in de ruïnes verdween.
Severus droomde die nacht onrustig. Hij droomde dat een bliksemschicht op Azkaban insloeg en een deel van de ruïnes vernielde. Als gevolg had hij een snede over zijn lijf van zijn linkerschouder tot aan zijn navel. Toen hij Loena om hulp riep, kwam echter Xenophilius te voorschijn en zei hij dat hij van plaats had geruild met zijn dochter en dat hij vanaf nu in Azkaban zou blijven wonen. Severus was bijna van de schrik wakker geworden, totdat Abraxis en Loena eraan kwamen gevlogen met verse bloemen. Xenophilius was nergens meer te zien en Loena stak de bloemen in de wonde van Severus – zingend dat de bloemen genezende krachten hadden. Severus wonden groeiden meteen weer dicht en heel Azkaban rook naar frisse bloemen. Daarna klommen ze beiden op Abraxis en vloog die met hen om Azkaban heen.
Severus droomde zo heerlijk, dat hij glimlachte in zijn slaap. Hij kon zich niet herinneren dat hij ooit zo mooi had gedroomd en was dan ook lichtjes verward toen iemand hem wakker schudde.
“Je hebt nogal lang geslapen,” merkte Loena op toen hij zijn ogen opende en hij trok snel zijn deken op tot aan zijn kin.
“Loena!” bracht hij er ontzet uit. “Je mag hier niet binnen zonder mijn toestemming!”
“Vandaag is een uitzondering,” bracht Loena daartegen in en haar glimlach leek anders – alsof ze nu ook echt moest glimlachen en het niet gewoon een masker was om haar echte emoties te verbergen. “Weet u hoe laat het is?”
Severus keek Loena aarzelend aan.
“Het is al twee uur ’s middags!” bracht Loena er snel uit en ze bestudeerde Severus’ reactie.
Hij leek helemaal de kluts kwijt en toen hij naar buiten keek, leek hij zelfs nog meer de kluts kwijt. Het was...
“Licht!” riep Severus en hij liet de deken vallen en rende naar het raam. Door het raam keek hij naar de lucht boven Azkaban. Er waren nog steeds wolken boven Azkaban, maar ze waren niet meer zwart, hoogstens lichtgrijs en op sommige plekken gewoon wit. Severus had in al die jaren niet zo een licht gezien.
“En kijk...” Loena wees naar zijn kast en toen Severus haar vinger volgde, viel hem meteen op dat de glazen bol niet paars, rood of zwart was, maar een mooi blauw licht uitstraalde.
Severus rende er verbaasd naar toe en kon niet geloven wat hij zag. Verbaasd draaide hij zich naar Loena. “Hoe is dat in hemelsnaam mogelijk?!” vroeg hij haar verwonderd.
Loena glimlachte en keek even naar zijn kleren – of gebrek daaraan... Hij droeg slechts een oude, zwarte pyjamabroek en Severus leek dat opeens ook te realiseren.
“Zeg het dadelijk maar!” mompelde hij opeens geïrriteerd en een rode blos verspreidde zich op zijn wangen terwijl hij naar haar toeliep en haar de deur uit duwde. Met een slag gooide hij vervolgens de deur weer achter haar dicht.
Loena aarzelde even en sprak luid opdat hij haar zou horen. “Dobby en Winky hebben je trouwens nieuwe kleren gebracht. Ze hangen in je kast!”
Ze kreeg geen reactie van Severus, maar hoorde hem wel zijn kast openen en door de kapstokken zoeken.
“Severus?” vroeg Loena weer, maar het bleef volledig stil in de kamer nu.
Ze vroeg zich af wat er aan de hand kon zijn en opende zijn deur, enkel om binnen te zien dat Severus zich zodanig verschrok van haar onaangekondigde binnenkomen dat hij bijna omviel tijdens het aandoen van zijn rechtersok.
Hij was dankbaar dat hij zijn broek al aanhad, maar was toch nog steeds op zijn tenen getrapt. “Loena!” riep hij geïrriteerd uit. “Waarom blijf je nou niet wachten?”
“U zei niets,” merkte Loena op terwijl ze Severus nog steeds aanstaarde – die nieuwe broek stond hem een heel pak beter dan die oude, grauwe broek die hij anders altijd aanhad.
Severus snapte niet hoe het kon zijn dat ze niet besefte dat ze zijn privacy schond – ze stond nog steeds met een matig geïnteresseerde blik hem aan te staren. “Wat zou jij zeggen als ik op jouw kamer kwam kijken hoe jij je zat om te kleden?”
Loena leek serieus even na te denken en antwoordde vervolgens serieus: “Dat zou u niet doen.”
“Ja maar als!” antwoordde Severus geïrriteerd terwijl hij haastig een wit hemd aantrok.
Loena dacht weeral lang na. “Dat u zich zou moeten omdraaien?” stelde ze voor.
Severus bleef haar lang aanstaren, maar Loena leek niets te beseffen.
“Wel?” zei Severus.
“Wel wat?” vroeg Loena.
“Zou je je dan niet eens omdraaien!” vervolgde Severus terwijl hij zijn hemd dichtknoopte.
Loena aarzelde. “Maar u hebt u kleren nu toch inmiddels aan!”
Severus zuchtte diep.
Ze had nog gelijk ook. Hij was inderdaad al aangekleed.
“Zet je anders neer,” mompelde Severus tegen zijn zin en Loena zette zich aan zijn tafel neer terwijl hij nieuwe schoenen uit de kast haalde en vervolgens een zwarte, mouwloze vest aandeed.
Loena keek matig geïnteresseerd toe hoe Severus zich met behulp van magie schoor en zijn haren kamde.
“Wat zit jij nou te kijken?” vroeg Severus een beetje grof terwijl hij zijn nieuwe schoenen aantrok.
Loena glimlachte. “U ziet er jonger uit vandaag.”
Severus rolde zijn ogen. “Nieuwe kleren – dat is alles, Loena.”
“Heeft u al in de spiegel gekeken dan?” vroeg Loena en Severus wantrouwde haar even. Was het een spelletje? Nee – spelletjes speelde ze nooit. Hij nam de spiegel van zijn kast en keek nors naar zijn reflectie, maar hij zag het ook en zijn blik veranderde meteen in een van ongeloof.
Loena stond van de stoel en liep dichterbij om hem te bestuderen. Ze liet haar vingers over zijn slapen en mondhoeken glijden en Severus voelde zich ongemakkelijk.
“U ziet er zelfs jonger uit dan ik u herinner als professor op Zweinstein. Minder kraaienpootjes en zo. Al zeggen ze vaak dat die een teken van intelligentie zijn.”
“En nu geloof jij vast dat ik dommer ben geworden?” spotte Severus met haar opmerking, maar Loena reageerde er niet op. Zelfs Severus moest toegeven dat ze gelijk had – hij zag er jonger uit – toch geen jaar ouder dan eenendertig.
Loena zuchtte opeens. “Dit bewijst meer dan ik had durven hopen dat mijn experiment succesvol is geweest.”
Voor een moment voelde Severus schrik in zijn hart. Experiment? Hij wilde zich niet inbeelden wat Loena hem had aangedaan. “Welk experiment?” vroeg hij eisend.
“Kom, ik laat het je zien,” antwoordde Loena kalm en ze nam hem bij zijn hand.
Van de spanning kneep Severus haar hand bijna tot moes, maar van het moment dat ze zijn kamer verlieten, werd het hem langzaamaan duidelijk wat er was gebeurd.
Er was gepoetst.
En niet enkel dat – nee, er was niet snel met een blik en borstel vuil van de grond geveegd – nee, alles was opgeblonken en Severus bemerkte zelfs enkele glazen ramen in de anders getraliede openingen. Terwijl Loena hem aan zijn hand meetrok naar het binnenplein, keek Severus de oude cellen in. Er waren geen vochtplekken meer, geen barsten, geen vuile plekken op de grond... Het blinkte alsof het nieuw was.
De grootste verrassing kwam echter op het binnenplein. Die oneffen stukjes van het gebouw die de ruïne een ruïne hadden gemaakt, leken afgeslepen en mooi verzorgd. De anders zo harde ondergrond van het plein was omgewoeld en al leek het nu nog alleen maar op een tuin in aanleg – het zou een mooie tuin kunnen worden. Dobby stond zaadjes uit te strooien en Winky gebruikte een zweefspreuk om een bankje te plaatsen bij een nog erg jonge boom.
Severus keek met open mond toe.
“Wat vindt u ervan?” vroeg Loena.
Dobby en Winky hoorden haar stem en renden onmiddellijk dichterbij toen ze zagen dat Severus wakker werd.
“Meesteres Loena had gelijk!” jubelde Dobby dolgelukkig toen hij Severus van dichtbij zag. “Azkaban opkuisen zou de meester goed doen!!”
Winky staarde met open mond naar Severus en leek niet goed te weten wat te zeggen.
“De meester ziet er wel erg jong uit, vindt Winky ook niet?” zei Dobby enthousiast en Winky kon enkel ademloos knikken.
Loena glimlachte tevreden en draaide zich naar Severus. “We hebben al van deze ochtend, al heel vroeg, aan deze verrassing gewerkt! Als we nou ook nog de linkervleugel volledig opknappen, zal u zich veel beter voelen!”
Severus wist niet wat hij moest zeggen van al die moeite die ze voor hem hadden gedaan, maar voelde een lichte paniek bij het horen van Loena’s idee.
“Nee,” reageerde Severus met schorre stem. “Nee, alsjeblieft... Jullie hebben al zoveel gedaan!”
“We doen het met plezier,” probeerde Loena hem gerust te stellen, maar Severus schudde zijn hoofd.
“Dat kan dan wel zijn maar...” Severus dacht even na. “Ik voel me zoveel jonger dan ik ben! Ik zie opeens onnatuurlijk jong uit voor iemand van mijn leeftijd – dat is al vreemd genoeg voor me! Als jullie dadelijk verdergaan met jullie... renovaties...” Severus trok een zuur gezicht. “Dadelijk ben ik terug een tiener!”
Loena knikte terwijl ze diep nadacht. “Goed opgemerkt, Severus,” mijmerde ze. “Daar had ik nog niet eerder aan gedacht. Misschien is het het beste om Azkaban voorlopig te laten zoals het is dan.”
“Dit is allemaal zo vreemd,” mijmerde Severus. “Ik weet wie ik ben maar... ik voel me net een ander mens! Jullie kunnen het je niet inbeelden!” Severus zag zijn mouwen en werd herinnerd aan de nieuwe kleren die hij droeg. “En jullie zijn allemaal zo hard bedankt! Voor alles!” Severus staarde naar de lucht en genoot van het feit dat hij voor eens niet hoefde op te kijken naar zwarte wolken, maar er witte wolken boven zijn hoofd draaiden.
Severus voelde zich zodanig ontroerd dat hij nogmaals herhaalde: “Ik ben echt mezelf niet!” en hij bukte zich bij Dobby en Winky en omhelsde hen, alvorens hij weer opstond en ook Loena omhelsde.
Dobby en Winky voelden zich hier duidelijk ongemakkelijk bij – het was dan ook niet gewoon dat huiselven knuffels kregen van hun bazen. Loena gaf geen andere indruk dan anders en staarde hem dromerig aan.
“Het is fijn dat je je zo goed voelt,” vertelde Loena. “Ik denk dat Bellatrix destijds de kracht van haar vloek heeft onderschat. Door je te transporteren naar de vervallen ruïnes van Azkaban, had ze mogelijk gehoopt om jouw eigen geest ook in verval te brengen. Ze had er vast niet op gerekend dat ook maar iemand de plek zou opknappen en het aangenaam zou maken voor jou om er te wonen. Als Dobby en Winky er niet waren geweest, denk ik dat Bellatrix gelijk had gekregen en je een lot erger dan de dood had gewacht. Maar nu blijkt dat de vloek niet noodzakelijk kwaad was – het is dankzij de vloek dat we je zoveel jaren kunnen teruggeven – en blijven teruggeven. Ik denk zelfs dat je eeuwig zou kunnen leven, zolang Azkaban niet vernield wordt.”
Severus leek niet blij met die opmerking. Integendeel, het voelde alsof een blok ijs in zijn maag was gezonken. Hij was niet aan het wachten op een eeuwig leven. Voor nu was het leven op Azkaban even goed – hij had Loena, Abraxis en twee trouwe huiselven. Maar als zij zouden sterven... Zou hij terug alleen zijn en dan zou hem weeral hetzelfde vreselijke lot te wachten staan: sterven in absolute eenzaamheid.
De wolken boven Azkaban werden in slechts enkele momenten terug grijzer terwijl Severus duistere gedachten binnenliet in zijn hoofd. Dobby en Winky staarden naar de lucht, maar Loena staarde nog steeds vastberaden naar Severus.
“Zeg me wat je denkt, Severus,” probeerde Loena tot hem door te dringen.
Severus schudde zijn hoofd en deed een stap achteruit. Hij wilde er niet over praten. Hoe meer hij erover nadacht, hoe duisterder zijn gedachten – en de wolken – werden. Hij draaide zich vastbesloten om en liep weer weg van de enige vrienden die hij op de aardbol had.
Loena achtervolgde hem. “Severus!”
“Laat me met rust!” riep Severus nijdig.
“Zeg me gewoon wat je voelt!” probeerde Loena nog eenmaal, maar Severus draaide zich plots om, vastbesloten om met rust gelaten te worden – koste wat kost.
“Wat ik voel?! Dat snap jij toch nooit! Jij hebt geen gevoel!”
Severus draaide zich boos om voordat hij de expressie op haar gezicht kon zien. Maar ondanks de harde woorden, veranderde Loena’s uitdrukking niet en ze keek met haar eeuwig mysterieuze glimlach toe hoe Severus weer in de ruïnes verdween.