28/08/2020, 12:20
Hoofdstuk 11: Geraakt door de Vloek
Eén ding moest gezegd worden: sinds Loena wist van de vloek, was ze attenter. Ze zocht Severus vaker op en probeerde hem te betrekken als ze op onderzoek ging in de ruïnes of in de Obscura-grot wat tot rust wilde komen. Al had hij haar verboden op zijn kamer te komen, Loena leek niet te aarzelen om bij hem aan te kloppen en Severus was nooit zo gelukkig geweest sinds hij op Azkaban was aangekomen.
De glazen bol op zijn kamer had een permanent paarse kleur aangenomen en Severus vermoedde dat het een weerspiegeling was van zijn eigen gemoed. Hij voelde zich kalmer en was blij met het gezelschap dat hij had.
Maar ondanks het feit dat Loena nu meer oog voor hem had, leek ze nog steeds weinig gevoel te hebben. Ze lachte zelden, ze was nooit boos of teleurgesteld en leek zich constant op een gematigde roze wolk te bevinden. Ze leek voortdurend te dromen, alsof ze slaapwandelde door het leven, en niets wat ze zag of beleefde kon haar motiveren tot het uiten van een emotie. De enige expressie die ze leek te hebben, was een mysterieuze glimlach die altijd gepaard ging met een dromerige blik.
“Kom, Severus,” zei ze. “Laten we eens werk maken van die stal voor Abraxis.”
Ze nam zijn hand en trok hem uit de deuropening van zijn kamer. Hij protesteerde niet, integendeel, hij volgde haar heel gewillig. Hij had de dagen voorheen een paar keer een hint laten vallen dat Abraxis nog steeds een stal nodig had, maar ze had er niet op gereageerd. Severus was dus ook verrast dat zij nu zo plotseling het initiatief nam.
Loena leidde Severus mee naar het plein en liep naar een klein raam in de rechtervleugel van Azkaban. Ze keek door het raam. “Ik vind dit een geschikte plaats,” zei ze in een dromerige stem. “Als we de muur uitbreken en daarna een deur erin plaatsen, zou deze kamer ideaal zijn voor Abraxis. De muren zijn nog allen in goede staat en er zijn geen vochtplekken, zoals in sommige andere kamers. Wat denk jij, Severus?”
Severus keek even door het kleine raampje en knikte. “Goed gevonden, Loena. Wat stel je voor dat we doen?”
“Ik kan de muur uitbreken met een lichte Bombardo-spreuk,” stelde Loena voor.
Severus knikte gewillig. “Ga je gang.”
Loena nam Severus’ hand weer en deed met hem een paar stappen naar achter. Ze nam haar toverstaf van achter haar oor uit en Severus keek geïnteresseerd toe hoe ze zich leek voor te bereiden op de spreuk. Het was niet zichtbaar dat ze zich aan het concentreren was. Haar ogen stonden nog steeds dromerig.
“BOMBARDO!” riep Loena en de stenen vlogen in het rond om een gat van wel twee meter in doorsnee te onthullen.
Severus zakte opeens op zijn knieën en greep naar zijn maag. Door een vreselijke steek moest hij naar adem happen en hij zag voor enkele secondes zelfs zwart voor zijn ogen.
Loena keek opzij en ging onmiddellijk naast Severus zitten. “Wat heb je?” vroeg ze toen ze zag hoe hij zijn handen tegen zijn maag drukte.
“Ik... weet het niet,” antwoordde Severus vermoeid en Loena reikte met haar vingers naar zijn maag. Toen ze iets nats voelde keek ze onderzoekend naar haar vingers.
“Bloed,” merkte ze op. Haar stem klonk niet anders dan alsof ze net had ontdekt dat hij thee had gemorst op zijn kleren, maar ze reageerde wel snel. “Hoe is dat gebeurd? Heeft een steen je geraakt?”
“Ik weet het niet,” herhaalde Severus. “Ik denk van niet...”
Hij keek naar het gat in de muur. Hij had de pijn gevoeld op hetzelfde moment dat de muur was ingestort. Ook Loena keek naar de muur en leek tot eenzelfde conclusie te komen.
“Denk je dat dit komt door de vloek?” vroeg Loena hem. “Als je verbonden bent aan Azkaban en Azkaban aan jou...”
“Dan zie ik af als Azkaban afziet...” vulde Severus aan.
“En vernietig ik een deel van jou als ik een deel van Azkaban vernietig...”
Loena stond onmiddellijk recht en rende naar de opening in de muur.
“Maar als ik de opening nu netjes afwerk...” mijmerde Loena terwijl ze haar handen over de ruwe stenen liet glijden. “Zal jouw wonde ook verdwijnen?”
Met haar toverstaf begon ze de opening te verfijnen tot het een mooie, gladde boog was in plaats van enkele slordig uitpuilende stenen. De stenen die in de kamer waren gevallen door de explosie, ruimde ze op met enkele zweefspreuken todat ze netjes op een hoopje lagen opgestapeld buiten de boog.
“Hoe voel je je?” vroeg Loena toen ze enkele minuten later klaar was met haar spreuken.
“Ik weet het niet,” gaf Severus eerlijk toe en ook Loena zag dat hij nog steeds bleker dan normaal was. “Ik denk dat ik nog steeds bloed...”
Loena rende naar hem toe en hielp hem recht. “Dan help ik je naar je kamer, dan kunnen we verder kijken.”
Severus leunde zwaar op Loena terwijl ze terug naar zijn kamer stapten, maar Loena leek geen moeite te hebben om zijn gewicht te ondersteunen. Hij was dan ook nog steeds erg mager en Loena kon zijn gewicht wel aan.
In zijn kamer viel het Severus onmiddellijk op dat de paars gloeiende bol niet langer volledig paars was – er leek rood in het kristal verwerkt te zijn. Maar Severus wist niet wat dat precies betekende en hield die observatie voor zichzelf. Mogelijk was het rood een manier om aan te duiden dat het lichamelijk niet goed met hem ging?
Loena hielp hem op het bed en nam haar toverstaf. Ze zette zich zonder aarzelen naast hem neer en bekeek zijn bebloedde hemd. “Mag ik?”
Severus wist niet wat Loena van plan was, maar vertrouwde haar genoeg om zijn goedkeuring te geven. Hij knikte en keek afwachtend toe.
Loena sneed met haar toverstaf zijn grauwe hemd open en legde de wonde bloot. Links onder zijn ribben leek er een snede van wel acht centimeter lang te zijn. Loena kon niet meteen zien hoe diep de snee was, maar gokte dat het minstens een centimeter diep was. Ze bestudeerde de wonde even, maar leek niet te gruwelen van al het bloed. Ze sprak enkele helende spreuken uit en Severus voelde de pijn minder worden.
Toen al het bloed verdwenen was en de wonde weer dicht was, inspecteerde Loena het stukje huid grondig en ze voelde met haar vingers of er blijvende schade was.
Severus greep opeens Loena’s handen en Loena keek hem vragend aan.
“Dat kietelt,” gaf Severus licht verlegen toe.
Loena keek Severus voor een paar momenten aan en draaide haar hoofd lichtjes. “U kan niet tegen kietelen?”
Severus moest glimlachen. “Kennelijk niet meer zo goed als vroeger... Vraag me niet hoe dat mogelijk is.”
“Mensen veranderen,” besloot Loena wijselijk en Severus knikte. Ze keken elkaar beiden lang aan, totdat Loena opeens haar blik afwendde en terug naar het net geheelde stukje huid keek. “Ik denk dat je geen last meer zal hebben van de wonde. Er leek geen vuil in te zitten – dus dat is goed, niet?”
Nu dat Severus weer beter was, stond Loena terug recht. “Zullen we dan maar verder werken aan de stal van Abraxis?”
Severus knikte en kwam recht. Zijn hemd was kapot en hij had geen reserve, dus aarzelde hij even.
Hij had nog geen woord gezegd of Loena deed al een voorstel. “Wil je dat ik je hemd repareer of zoek je liever een nieuw? Dobby en Winky kunnen er vast een nieuw meenemen voor je.”
Severus aarzelde. In al die jaren had hij slechts twee paar kleren gehad – en het eerste paar was al iets langer geleden versleten. Nieuwe kleren zouden wel welkom zijn. Hij had niet veel gegeven om zijn uiterlijk toen hij hier alleen rondliep, maar nu Loena er was, zou het wel mooier zijn als hij degelijke kleren droeg en geen oude afdankertjes. Loena zag er ook altijd verzorgd uit en liep er ook nooit bij als een sloddervos.
“Ik bedenk wel wat,” besloot Severus. “Maar laten we eerst werk maken van die stal.”
Severus en Loena werkten de rest van de dag aan de stal, totdat het donker werd en enkel nog de toortsen aan de muren van het binnenplein alles verlichtten. Ze hadden beiden hard gewerkt en het resultaat mocht gezien worden. Van oude, houten gevangenisdeuren hadden ze deuren gemaakt die langs twee kanten open te klappen waren, zodat Abraxis ook zelf naar binnen of buiten zou kunnen – maar waar ze geen rekening mee hadden gehouden, was dat Abraxis daar net niet genoeg lef voor had. Het vliegend paard zag het niet zitten om de duistere ruimte binnen te gaan, dus waren Severus en Loena verplicht om twee kleine raampjes in de houten deuren te maken. Ook dat hielp niet om Abraxis op eigen kracht binnen te krijgen, maar toen ze hem eenmaal hadden binnengelokt met wat wortels, leek Abraxis het niet meer zo eng te vinden en Loena en Severus bleven in zijn buurt tot het paard zich neerlegde in stro en durfde rusten.
Tevreden verlieten ze de stal en baanden ze hun weg tot de kamer van Severus. Eenmaal aan de deur, geeuwde Loena lang.
“Zal ik Dobby en Winky nog wat te eten laten halen?” stelde Severus voor.
Loena schudde haar hoofd. “Ik denk dat ik het avondeten vandaag oversla. Ik ben erg moe.”
Severus knikte begripvol. “Slaap wel dan.”
Loena geeuwde weer, maar wilde toch nog even wat zeggen. “Ik vroeg me af... Als u pijn heeft door het afbreken van een muur van Azkaban... Zou u zich dan beter voelen als we enkele oude muren weer zouden oplappen?”
Severus aarzelde. “Zo heb ik er nog nooit over gedacht...” gaf hij toe. “Ik heb ook nooit geprobeerd om Azkaban te verbeteren – of af te breken. Maar mogelijk is het wel het proberen waard. Als er een link tussen mezelf en deze plek bestaat... Zal het geen kwaad kunnen als we die link beter begrijpen. Ik zou in ieder geval situaties als die van vandaag willen vermijden. Ik ben niet zo dol van dat soort spontane verwondingen.”
Loena glimlachte dromerig en geeuwde weer. “Ik zal erover nadenken in mijn slaap. Ik ben er zeker van dat we morgen genoeg inspiratie hebben om een grondig onderzoek op te starten. Slaap wel, Severus.”
Loena draaide zich om en wandelde op haar gemak weer weg. Severus keek haar na en stond versteld omwille van haar inzicht in deze dingen. Voor één keer sloeg hij ook het avondeten over en kroop hij zijn bed in. Net als Loena hoopte hij dat de nacht hem inspiratie zou brengen.
Eén ding moest gezegd worden: sinds Loena wist van de vloek, was ze attenter. Ze zocht Severus vaker op en probeerde hem te betrekken als ze op onderzoek ging in de ruïnes of in de Obscura-grot wat tot rust wilde komen. Al had hij haar verboden op zijn kamer te komen, Loena leek niet te aarzelen om bij hem aan te kloppen en Severus was nooit zo gelukkig geweest sinds hij op Azkaban was aangekomen.
De glazen bol op zijn kamer had een permanent paarse kleur aangenomen en Severus vermoedde dat het een weerspiegeling was van zijn eigen gemoed. Hij voelde zich kalmer en was blij met het gezelschap dat hij had.
Maar ondanks het feit dat Loena nu meer oog voor hem had, leek ze nog steeds weinig gevoel te hebben. Ze lachte zelden, ze was nooit boos of teleurgesteld en leek zich constant op een gematigde roze wolk te bevinden. Ze leek voortdurend te dromen, alsof ze slaapwandelde door het leven, en niets wat ze zag of beleefde kon haar motiveren tot het uiten van een emotie. De enige expressie die ze leek te hebben, was een mysterieuze glimlach die altijd gepaard ging met een dromerige blik.
“Kom, Severus,” zei ze. “Laten we eens werk maken van die stal voor Abraxis.”
Ze nam zijn hand en trok hem uit de deuropening van zijn kamer. Hij protesteerde niet, integendeel, hij volgde haar heel gewillig. Hij had de dagen voorheen een paar keer een hint laten vallen dat Abraxis nog steeds een stal nodig had, maar ze had er niet op gereageerd. Severus was dus ook verrast dat zij nu zo plotseling het initiatief nam.
Loena leidde Severus mee naar het plein en liep naar een klein raam in de rechtervleugel van Azkaban. Ze keek door het raam. “Ik vind dit een geschikte plaats,” zei ze in een dromerige stem. “Als we de muur uitbreken en daarna een deur erin plaatsen, zou deze kamer ideaal zijn voor Abraxis. De muren zijn nog allen in goede staat en er zijn geen vochtplekken, zoals in sommige andere kamers. Wat denk jij, Severus?”
Severus keek even door het kleine raampje en knikte. “Goed gevonden, Loena. Wat stel je voor dat we doen?”
“Ik kan de muur uitbreken met een lichte Bombardo-spreuk,” stelde Loena voor.
Severus knikte gewillig. “Ga je gang.”
Loena nam Severus’ hand weer en deed met hem een paar stappen naar achter. Ze nam haar toverstaf van achter haar oor uit en Severus keek geïnteresseerd toe hoe ze zich leek voor te bereiden op de spreuk. Het was niet zichtbaar dat ze zich aan het concentreren was. Haar ogen stonden nog steeds dromerig.
“BOMBARDO!” riep Loena en de stenen vlogen in het rond om een gat van wel twee meter in doorsnee te onthullen.
Severus zakte opeens op zijn knieën en greep naar zijn maag. Door een vreselijke steek moest hij naar adem happen en hij zag voor enkele secondes zelfs zwart voor zijn ogen.
Loena keek opzij en ging onmiddellijk naast Severus zitten. “Wat heb je?” vroeg ze toen ze zag hoe hij zijn handen tegen zijn maag drukte.
“Ik... weet het niet,” antwoordde Severus vermoeid en Loena reikte met haar vingers naar zijn maag. Toen ze iets nats voelde keek ze onderzoekend naar haar vingers.
“Bloed,” merkte ze op. Haar stem klonk niet anders dan alsof ze net had ontdekt dat hij thee had gemorst op zijn kleren, maar ze reageerde wel snel. “Hoe is dat gebeurd? Heeft een steen je geraakt?”
“Ik weet het niet,” herhaalde Severus. “Ik denk van niet...”
Hij keek naar het gat in de muur. Hij had de pijn gevoeld op hetzelfde moment dat de muur was ingestort. Ook Loena keek naar de muur en leek tot eenzelfde conclusie te komen.
“Denk je dat dit komt door de vloek?” vroeg Loena hem. “Als je verbonden bent aan Azkaban en Azkaban aan jou...”
“Dan zie ik af als Azkaban afziet...” vulde Severus aan.
“En vernietig ik een deel van jou als ik een deel van Azkaban vernietig...”
Loena stond onmiddellijk recht en rende naar de opening in de muur.
“Maar als ik de opening nu netjes afwerk...” mijmerde Loena terwijl ze haar handen over de ruwe stenen liet glijden. “Zal jouw wonde ook verdwijnen?”
Met haar toverstaf begon ze de opening te verfijnen tot het een mooie, gladde boog was in plaats van enkele slordig uitpuilende stenen. De stenen die in de kamer waren gevallen door de explosie, ruimde ze op met enkele zweefspreuken todat ze netjes op een hoopje lagen opgestapeld buiten de boog.
“Hoe voel je je?” vroeg Loena toen ze enkele minuten later klaar was met haar spreuken.
“Ik weet het niet,” gaf Severus eerlijk toe en ook Loena zag dat hij nog steeds bleker dan normaal was. “Ik denk dat ik nog steeds bloed...”
Loena rende naar hem toe en hielp hem recht. “Dan help ik je naar je kamer, dan kunnen we verder kijken.”
Severus leunde zwaar op Loena terwijl ze terug naar zijn kamer stapten, maar Loena leek geen moeite te hebben om zijn gewicht te ondersteunen. Hij was dan ook nog steeds erg mager en Loena kon zijn gewicht wel aan.
In zijn kamer viel het Severus onmiddellijk op dat de paars gloeiende bol niet langer volledig paars was – er leek rood in het kristal verwerkt te zijn. Maar Severus wist niet wat dat precies betekende en hield die observatie voor zichzelf. Mogelijk was het rood een manier om aan te duiden dat het lichamelijk niet goed met hem ging?
Loena hielp hem op het bed en nam haar toverstaf. Ze zette zich zonder aarzelen naast hem neer en bekeek zijn bebloedde hemd. “Mag ik?”
Severus wist niet wat Loena van plan was, maar vertrouwde haar genoeg om zijn goedkeuring te geven. Hij knikte en keek afwachtend toe.
Loena sneed met haar toverstaf zijn grauwe hemd open en legde de wonde bloot. Links onder zijn ribben leek er een snede van wel acht centimeter lang te zijn. Loena kon niet meteen zien hoe diep de snee was, maar gokte dat het minstens een centimeter diep was. Ze bestudeerde de wonde even, maar leek niet te gruwelen van al het bloed. Ze sprak enkele helende spreuken uit en Severus voelde de pijn minder worden.
Toen al het bloed verdwenen was en de wonde weer dicht was, inspecteerde Loena het stukje huid grondig en ze voelde met haar vingers of er blijvende schade was.
Severus greep opeens Loena’s handen en Loena keek hem vragend aan.
“Dat kietelt,” gaf Severus licht verlegen toe.
Loena keek Severus voor een paar momenten aan en draaide haar hoofd lichtjes. “U kan niet tegen kietelen?”
Severus moest glimlachen. “Kennelijk niet meer zo goed als vroeger... Vraag me niet hoe dat mogelijk is.”
“Mensen veranderen,” besloot Loena wijselijk en Severus knikte. Ze keken elkaar beiden lang aan, totdat Loena opeens haar blik afwendde en terug naar het net geheelde stukje huid keek. “Ik denk dat je geen last meer zal hebben van de wonde. Er leek geen vuil in te zitten – dus dat is goed, niet?”
Nu dat Severus weer beter was, stond Loena terug recht. “Zullen we dan maar verder werken aan de stal van Abraxis?”
Severus knikte en kwam recht. Zijn hemd was kapot en hij had geen reserve, dus aarzelde hij even.
Hij had nog geen woord gezegd of Loena deed al een voorstel. “Wil je dat ik je hemd repareer of zoek je liever een nieuw? Dobby en Winky kunnen er vast een nieuw meenemen voor je.”
Severus aarzelde. In al die jaren had hij slechts twee paar kleren gehad – en het eerste paar was al iets langer geleden versleten. Nieuwe kleren zouden wel welkom zijn. Hij had niet veel gegeven om zijn uiterlijk toen hij hier alleen rondliep, maar nu Loena er was, zou het wel mooier zijn als hij degelijke kleren droeg en geen oude afdankertjes. Loena zag er ook altijd verzorgd uit en liep er ook nooit bij als een sloddervos.
“Ik bedenk wel wat,” besloot Severus. “Maar laten we eerst werk maken van die stal.”
Severus en Loena werkten de rest van de dag aan de stal, totdat het donker werd en enkel nog de toortsen aan de muren van het binnenplein alles verlichtten. Ze hadden beiden hard gewerkt en het resultaat mocht gezien worden. Van oude, houten gevangenisdeuren hadden ze deuren gemaakt die langs twee kanten open te klappen waren, zodat Abraxis ook zelf naar binnen of buiten zou kunnen – maar waar ze geen rekening mee hadden gehouden, was dat Abraxis daar net niet genoeg lef voor had. Het vliegend paard zag het niet zitten om de duistere ruimte binnen te gaan, dus waren Severus en Loena verplicht om twee kleine raampjes in de houten deuren te maken. Ook dat hielp niet om Abraxis op eigen kracht binnen te krijgen, maar toen ze hem eenmaal hadden binnengelokt met wat wortels, leek Abraxis het niet meer zo eng te vinden en Loena en Severus bleven in zijn buurt tot het paard zich neerlegde in stro en durfde rusten.
Tevreden verlieten ze de stal en baanden ze hun weg tot de kamer van Severus. Eenmaal aan de deur, geeuwde Loena lang.
“Zal ik Dobby en Winky nog wat te eten laten halen?” stelde Severus voor.
Loena schudde haar hoofd. “Ik denk dat ik het avondeten vandaag oversla. Ik ben erg moe.”
Severus knikte begripvol. “Slaap wel dan.”
Loena geeuwde weer, maar wilde toch nog even wat zeggen. “Ik vroeg me af... Als u pijn heeft door het afbreken van een muur van Azkaban... Zou u zich dan beter voelen als we enkele oude muren weer zouden oplappen?”
Severus aarzelde. “Zo heb ik er nog nooit over gedacht...” gaf hij toe. “Ik heb ook nooit geprobeerd om Azkaban te verbeteren – of af te breken. Maar mogelijk is het wel het proberen waard. Als er een link tussen mezelf en deze plek bestaat... Zal het geen kwaad kunnen als we die link beter begrijpen. Ik zou in ieder geval situaties als die van vandaag willen vermijden. Ik ben niet zo dol van dat soort spontane verwondingen.”
Loena glimlachte dromerig en geeuwde weer. “Ik zal erover nadenken in mijn slaap. Ik ben er zeker van dat we morgen genoeg inspiratie hebben om een grondig onderzoek op te starten. Slaap wel, Severus.”
Loena draaide zich om en wandelde op haar gemak weer weg. Severus keek haar na en stond versteld omwille van haar inzicht in deze dingen. Voor één keer sloeg hij ook het avondeten over en kroop hij zijn bed in. Net als Loena hoopte hij dat de nacht hem inspiratie zou brengen.