28/08/2020, 12:19
Hoofdstuk 9: Diner met Loena
Die avond slaagde Loena er al in om wat te eten en Dobby en Winky waren na hun terugkeer van Zweinstein opgelucht om te zien dat Loena aan de beterende hand was. Severus had heel de dag bij haar gezeten, om haar voor te lezen, om haar drinken of medicijn te geven of om haar te zien slapen. Hij was dankbaar dat ze hem niet had weggestuurd. Of was het abnormaal dat ze geen behoefte aan privacy wenste en moest Severus er weer meer achter zoeken? Severus probeerde die gedachten opzij te zetten – ze moest eerst genezen. Daarna zou hij weer kunnen verdergaan met haar psyche te analyseren.
Na het eten legde Loena zich weer neer, ditmaal op haar zij en ze staarde naar het salontafeltje. Uit het niets zei ze opeens. “Het is leuk dat je vandaag Veel Drukte om Niets voor me hebt voorgelezen. Bedankt, Severus.”
“Geen dank,” reageerde Severus snel, maar zacht. “Ik heb het graag gedaan.”
Loena sloot haar ogen weer en Severus aarzelde, maar durfde toch nog iets zeggen. “Als je wil, kunnen we het eens een keer samen lezen... Het is eigenlijk een toneelstuk...” Daar was Severus achtergekomen toen hij de achterflap fatsoenlijk had doorgenomen. Kennelijk schreef Shakespeare amper iets anders dan toneelstukken en sonnetten.
Loena opende haar ogen niet, maar mijmerde alleen maar. “Lijkt me wel eens leuk... Slaap zacht, Severus.”
Na Loena’s ziekte bleef ze een tijdje verzwakt en Severus bleef nog twee nachten bij haar waken, totdat Loena hem erop wees dat hij nogal krom zat door de spierpijn en dat hij beter in zijn eigen bed zou slapen die nacht. Overdag bleef Severus echter bij Loena. Ze vroeg er niet om, maar ze verbood het ook niet en hij wilde het niet anders. Ze lazen samen Veel Drukte om Niets en vervolgens ook Midzomernachtsdroom. Loena leek te genieten van de verhalen en Severus hoorde Loena voor het eerst sinds ze bij hem woonde lachen toen hij een passage uit Midzomernachtsdroom moest lezen waarin Nick Bottoms hoofd in het hoofd van een ezel veranderd werd en Severus het gebalk moest nadoen.
Loena’s gelach was zo enorm plots en onnatuurlijk dat Severus er bijna van verschoot. Hoe dan ook was hij blij dat haar emoties dan toch niet zo vlak waren als hij oorspronkelijk had gedacht.
Nadat ze klaar waren met lezen, lieten ze Dobby en Winky hen nog wat thee brengen en daarna besloot Severus naar zijn kamer terug te keren om daar goed te slapen.
Loena bedankte hem voor zijn zorgen en Severus verliet de kamer met een gerust hart.
De dagen daarop lazen ze dagelijks een boek en Severus genoot van de aandacht. Ze ontbeten samen, ze lunchten samen en ’s avonds aten ze samen hun avondeten.
Toen Severus op een ochtend aankwam met het ontbijt en Loena niet aantrof in haar kamer, was hij teleurgesteld. Ze was vast weer beter en teruggekeerd naar de Obscura-grot. Hij liet het ontbijt achter en keerde terug naar zijn eigen kamer. Hij kon het niet verdragen om haar weer op te moeten zoeken.
“Waarom ben ik het toch altijd die het contact moet zoeken?” vroeg hij zichzelf luidop af en hij keek door het raam. Abraxis rende op het plein, heen en weer, en Severus besloot het paard even gezelschap te houden.
Tijdens de ziekte van Loena had hij het dier vreselijk verwaarloosd. Dobby en Winky hadden Abraxis gevoerd en verzorgd, daar had Severus bevel toe gegeven, dus het paard was eigenlijk niets te kort gekomen. Maar toch steigerde Abraxis enthousiast toen hij Severus weer zag en herkende – zelfs zonder baard!
“Hey jongen,” groette Severus het vliegende paard en Abraxis hinnikte terwijl hij Severus kopjes gaf tegen zijn schouder. “Ik was je haast helemaal vergeten, niet? We zouden trouwens nog steeds een betere stal voor je moeten maken, vind je ook niet? Het is al best koud.”
Na het korte rendez-vous met Abraxis ging Severus weer naar zijn kamer. Het viel hem op dat het kristal niet langer zwart was, maar een donkerpaarse mist bevatte. Dat had Severus nog nooit gezien. Hij vroeg zich af of het iets betekende?
Severus bleef er echter niet te lang bij stilstaan en zette zich in zijn stoel, waar hij graag oude boeken over de Duistere Kunsten herlas. Ieder boek had hij misschien al vijftien keer gelezen, maar dat hield niet tegen dat hij iedere keer dat hij ze las iets nieuws onthield of bijleerde.
Tegen dat het tijd was voor het avondeten, verscheen Dobby in de kamer.
“Meester,” groette Dobby zijn meester met een diepe buiging. “Het avondeten is klaar.”
“Breng maar hierheen,” reageerde Severus kort terwijl hij nog steeds in zijn boek een tekening bestudeerde.
Dobby aarzelde even. “Meester, Loena stond voor de keukendeur zonet. Ze vroeg of u met haar zou eten.”
Severus keek op naar Dobby en zijn hart sloeg een tel over. “Is ze... Staat ze nog steeds voor de keukendeur?”
“Ja, ze wacht op u.”
Severus stond onmiddellijk op en legde zijn boek weg. Hij ijsbeerde even, onzeker over wat hij moest doen.
“Waar wil ze eten?” vroeg Severus zenuwachtig.
Dobby haalde zijn schouders op. “Dat heeft Dobby niet gehoord...”
Severus nam de boeken van zijn tafel en zette ze in de kast. Met zijn toverstaf stak hij snel een aantal kaarsen aan zodat er meer licht in de kamer was.
“Breng haar hierheen,” beval Severus. “En het eten ook. Ga!”
Dobby verdween en Severus schoof snel een stoel bij aan de tafel. Hij sloot de gordijn die rond zijn onopgemaakte bed hing en bedekte het lichtgevende kristal met een zwarte doek. Hij keek nog even in de spiegel, maar sloeg die snel terug op tafel neer toen hij met een plofje Dobby weer hoorde binnenvallen, ditmaal met Loena aan zijn hand. Nog voor Severus iets kon zeggen, verscheen Winky ook met een dienblad.
“Winky heeft soep mee,” zei de huiself terwijl ze de soep op tafel zette.
Severus kuchte nerveus.
“Alsjeblieft, Loena, ga zitten,” zei hij terwijl hij haar stoel naar achteren schoof.
Loena keek eerst nog eens om haar heen voordat ze leek te horen wat hij had gezegd en Severus schoof de stoel naar voren terwijl ze zich zette. Hij ging snel op zijn eigen plaats zitten en liet Winky en Dobby hen bedienen.
Dobby en Winky verdwenen weer van het moment dat de soep voor Loena en Severus klaar stond.
“Smakelijk,” zei Loena terwijl ze haar lepel nam.
“Smakelijk,” reageerde Severus en ze aten beiden in stilte hun soep op.
“Proeft exact als de soep op Zweinstein,” merkte Loena op toen ze klaar was.
“Het is ook soep van op Zweinstein,” gaf Severus toe. “Dobby en Winky werken er nog steeds en brengen altijd overschotjes mee.”
“Het zijn wel altijd lekkere overschotjes,” gaf Loena toe en ze leek even in gedachten verzonken. “Zijn Dobby en Winky geen vrije elven?” vroeg ze opeens. “Ze dragen kleren.”
Severus knikte. “Ze zijn inderdaad vrij. Maar ze gaan toch op Zweinstein werken – tegen een loon – en ze hebben recht op vrije dagen. Maar ze komen hier ook om mij gezelschap te houden.”
“Dat is wel aardig van ze,” merkte Loena op.
“Inderdaad...”
Loena leek weeral in gedachten verzonken en stelde een nieuwe vraag. “Hoe wisten ze dat u hier was dan? Hoe lang komen ze hier al? Komen ze hier al, voordat u hier was?”
Severus bleef ongemakkelijk naar zijn lege soepkom staren terwijl hij een antwoord bedacht. “Dat is een lang verhaal,” gaf hij eerlijk toe. “Ik praat er eigenlijk niet zo graag over.”
Loena knikte begripvol en het leek alsof ze geen enkele moeite had om die vraag te laten vallen. Ze keek nu geïnteresseerd naar de boekenkast, mogelijk kon ze daar iets interessants in vinden.
Maar Severus was – in tegenstelling tot Loena – nog niet uitgedacht over haar vraag en aarzelde. “Ik praat er echt niet graag over... Maar misschien kan ik het je wel laten zien...”
Loena keek hem nu terug afwachtend aan en Severus ging verder met uitleggen. “Een Hersenpan... Ik kan het je tonen... Hoe Dobby en Winky hier zijn geraakt. Hoe... ik... hier ben geraakt.”
Severus keek aandachtig naar Loena. Zou ze interesse tonen in zijn verhaal?
Loena knipperde even met haar ogen terwijl ze hem aankeek en vroeg toen voorzichtig: “Bent u zeker dat u dat aan mij wilt tonen? Ik had eerder altijd de indruk dat u het er liever niet over had. Dat u mij liever niet in vertrouwen nam hierover.”
Severus was lichtjes versteld van haar reactie en schudde zijn hoofd. “Maar... Je hebt er toch nooit naar gevraagd! Ik had het je misschien wel eerder willen tonen...”
“Ik zeg enkel dat ik niet dacht dat u met mij wilde delen hoe u hier een kluizenaarsleven was begonnen.”
Severus fronste. Was dat waarom ze nooit vragen over hem stelde? Omdat ze dacht dat hij gesteld was op zijn privacy? “Nee, maar het is waar, ik heb het er inderdaad niet zo graag over maar... ik wil toch dat je het weet! Ik wil dat je weet waarom dat ik hier vastzit – hoe dat is gebeurd. Je zou dan pas de tweede persoon in heel de wereld zijn die dat weet... Maar in tegenstelling tot die andere persoon, zou jij het ook écht mogen weten met mijn goedkeuring.”
Loena knikte begripvol en keek naar haar leeg bord.
“Zullen we dan eerst verder eten?”
Severus glimlachte kort en nerveus en toen hij Dobby en Winky er weer bijriep, zei Loena al niets meer. Ze aten beiden hun avondmaal en dessert in stilte verder en toen Dobby en Winky alles hadden afgeruimd en weer verdwenen, stond Severus recht en haalde hij een lege, stenen bak uit de kast. Met zijn toverstaf liet hij de bak volstromen met een speciaal soort water en vervolgens hield hij zijn toverstaf voor lange tijd tegen zijn slaap, tot hij een lang, zwart haar eruit trok en in de bak liet vallen. Hij gaf de bak aan Loena en keek haar aan. Haar blik stond weer dromerig in haar ogen en ze leek noch enthousiast, noch onrustig toen ze de bak in haar handen hield.
“Neem het mee naar je kamer,” stelde Severus voor. “En bekijk de gedachte wanneer je dat zelf wenst.”
Loena knikte en draaide zich weer om. “Bedankt, Severus. Het eten was heerlijk.”
En dat was het laatste wat ze zei voor ze de kamer verliet en met de bak naar haar eigen kamer terugkeerde.
Die nacht had Severus het maar moeilijk met inslapen. Had Loena zijn Hersenpan al bekeken? Zou ze het aandurven om de sprong naar zijn verleden te wagen? En zou ze er dan reactie op geven? Zou ze misschien eindelijk beter inzien hoe eenzaam het voor Severus was om hier in Azkaban opgesloten te zitten?
Severus hoopte stiekem van wel.
Die avond slaagde Loena er al in om wat te eten en Dobby en Winky waren na hun terugkeer van Zweinstein opgelucht om te zien dat Loena aan de beterende hand was. Severus had heel de dag bij haar gezeten, om haar voor te lezen, om haar drinken of medicijn te geven of om haar te zien slapen. Hij was dankbaar dat ze hem niet had weggestuurd. Of was het abnormaal dat ze geen behoefte aan privacy wenste en moest Severus er weer meer achter zoeken? Severus probeerde die gedachten opzij te zetten – ze moest eerst genezen. Daarna zou hij weer kunnen verdergaan met haar psyche te analyseren.
Na het eten legde Loena zich weer neer, ditmaal op haar zij en ze staarde naar het salontafeltje. Uit het niets zei ze opeens. “Het is leuk dat je vandaag Veel Drukte om Niets voor me hebt voorgelezen. Bedankt, Severus.”
“Geen dank,” reageerde Severus snel, maar zacht. “Ik heb het graag gedaan.”
Loena sloot haar ogen weer en Severus aarzelde, maar durfde toch nog iets zeggen. “Als je wil, kunnen we het eens een keer samen lezen... Het is eigenlijk een toneelstuk...” Daar was Severus achtergekomen toen hij de achterflap fatsoenlijk had doorgenomen. Kennelijk schreef Shakespeare amper iets anders dan toneelstukken en sonnetten.
Loena opende haar ogen niet, maar mijmerde alleen maar. “Lijkt me wel eens leuk... Slaap zacht, Severus.”
Na Loena’s ziekte bleef ze een tijdje verzwakt en Severus bleef nog twee nachten bij haar waken, totdat Loena hem erop wees dat hij nogal krom zat door de spierpijn en dat hij beter in zijn eigen bed zou slapen die nacht. Overdag bleef Severus echter bij Loena. Ze vroeg er niet om, maar ze verbood het ook niet en hij wilde het niet anders. Ze lazen samen Veel Drukte om Niets en vervolgens ook Midzomernachtsdroom. Loena leek te genieten van de verhalen en Severus hoorde Loena voor het eerst sinds ze bij hem woonde lachen toen hij een passage uit Midzomernachtsdroom moest lezen waarin Nick Bottoms hoofd in het hoofd van een ezel veranderd werd en Severus het gebalk moest nadoen.
Loena’s gelach was zo enorm plots en onnatuurlijk dat Severus er bijna van verschoot. Hoe dan ook was hij blij dat haar emoties dan toch niet zo vlak waren als hij oorspronkelijk had gedacht.
Nadat ze klaar waren met lezen, lieten ze Dobby en Winky hen nog wat thee brengen en daarna besloot Severus naar zijn kamer terug te keren om daar goed te slapen.
Loena bedankte hem voor zijn zorgen en Severus verliet de kamer met een gerust hart.
De dagen daarop lazen ze dagelijks een boek en Severus genoot van de aandacht. Ze ontbeten samen, ze lunchten samen en ’s avonds aten ze samen hun avondeten.
Toen Severus op een ochtend aankwam met het ontbijt en Loena niet aantrof in haar kamer, was hij teleurgesteld. Ze was vast weer beter en teruggekeerd naar de Obscura-grot. Hij liet het ontbijt achter en keerde terug naar zijn eigen kamer. Hij kon het niet verdragen om haar weer op te moeten zoeken.
“Waarom ben ik het toch altijd die het contact moet zoeken?” vroeg hij zichzelf luidop af en hij keek door het raam. Abraxis rende op het plein, heen en weer, en Severus besloot het paard even gezelschap te houden.
Tijdens de ziekte van Loena had hij het dier vreselijk verwaarloosd. Dobby en Winky hadden Abraxis gevoerd en verzorgd, daar had Severus bevel toe gegeven, dus het paard was eigenlijk niets te kort gekomen. Maar toch steigerde Abraxis enthousiast toen hij Severus weer zag en herkende – zelfs zonder baard!
“Hey jongen,” groette Severus het vliegende paard en Abraxis hinnikte terwijl hij Severus kopjes gaf tegen zijn schouder. “Ik was je haast helemaal vergeten, niet? We zouden trouwens nog steeds een betere stal voor je moeten maken, vind je ook niet? Het is al best koud.”
Na het korte rendez-vous met Abraxis ging Severus weer naar zijn kamer. Het viel hem op dat het kristal niet langer zwart was, maar een donkerpaarse mist bevatte. Dat had Severus nog nooit gezien. Hij vroeg zich af of het iets betekende?
Severus bleef er echter niet te lang bij stilstaan en zette zich in zijn stoel, waar hij graag oude boeken over de Duistere Kunsten herlas. Ieder boek had hij misschien al vijftien keer gelezen, maar dat hield niet tegen dat hij iedere keer dat hij ze las iets nieuws onthield of bijleerde.
Tegen dat het tijd was voor het avondeten, verscheen Dobby in de kamer.
“Meester,” groette Dobby zijn meester met een diepe buiging. “Het avondeten is klaar.”
“Breng maar hierheen,” reageerde Severus kort terwijl hij nog steeds in zijn boek een tekening bestudeerde.
Dobby aarzelde even. “Meester, Loena stond voor de keukendeur zonet. Ze vroeg of u met haar zou eten.”
Severus keek op naar Dobby en zijn hart sloeg een tel over. “Is ze... Staat ze nog steeds voor de keukendeur?”
“Ja, ze wacht op u.”
Severus stond onmiddellijk op en legde zijn boek weg. Hij ijsbeerde even, onzeker over wat hij moest doen.
“Waar wil ze eten?” vroeg Severus zenuwachtig.
Dobby haalde zijn schouders op. “Dat heeft Dobby niet gehoord...”
Severus nam de boeken van zijn tafel en zette ze in de kast. Met zijn toverstaf stak hij snel een aantal kaarsen aan zodat er meer licht in de kamer was.
“Breng haar hierheen,” beval Severus. “En het eten ook. Ga!”
Dobby verdween en Severus schoof snel een stoel bij aan de tafel. Hij sloot de gordijn die rond zijn onopgemaakte bed hing en bedekte het lichtgevende kristal met een zwarte doek. Hij keek nog even in de spiegel, maar sloeg die snel terug op tafel neer toen hij met een plofje Dobby weer hoorde binnenvallen, ditmaal met Loena aan zijn hand. Nog voor Severus iets kon zeggen, verscheen Winky ook met een dienblad.
“Winky heeft soep mee,” zei de huiself terwijl ze de soep op tafel zette.
Severus kuchte nerveus.
“Alsjeblieft, Loena, ga zitten,” zei hij terwijl hij haar stoel naar achteren schoof.
Loena keek eerst nog eens om haar heen voordat ze leek te horen wat hij had gezegd en Severus schoof de stoel naar voren terwijl ze zich zette. Hij ging snel op zijn eigen plaats zitten en liet Winky en Dobby hen bedienen.
Dobby en Winky verdwenen weer van het moment dat de soep voor Loena en Severus klaar stond.
“Smakelijk,” zei Loena terwijl ze haar lepel nam.
“Smakelijk,” reageerde Severus en ze aten beiden in stilte hun soep op.
“Proeft exact als de soep op Zweinstein,” merkte Loena op toen ze klaar was.
“Het is ook soep van op Zweinstein,” gaf Severus toe. “Dobby en Winky werken er nog steeds en brengen altijd overschotjes mee.”
“Het zijn wel altijd lekkere overschotjes,” gaf Loena toe en ze leek even in gedachten verzonken. “Zijn Dobby en Winky geen vrije elven?” vroeg ze opeens. “Ze dragen kleren.”
Severus knikte. “Ze zijn inderdaad vrij. Maar ze gaan toch op Zweinstein werken – tegen een loon – en ze hebben recht op vrije dagen. Maar ze komen hier ook om mij gezelschap te houden.”
“Dat is wel aardig van ze,” merkte Loena op.
“Inderdaad...”
Loena leek weeral in gedachten verzonken en stelde een nieuwe vraag. “Hoe wisten ze dat u hier was dan? Hoe lang komen ze hier al? Komen ze hier al, voordat u hier was?”
Severus bleef ongemakkelijk naar zijn lege soepkom staren terwijl hij een antwoord bedacht. “Dat is een lang verhaal,” gaf hij eerlijk toe. “Ik praat er eigenlijk niet zo graag over.”
Loena knikte begripvol en het leek alsof ze geen enkele moeite had om die vraag te laten vallen. Ze keek nu geïnteresseerd naar de boekenkast, mogelijk kon ze daar iets interessants in vinden.
Maar Severus was – in tegenstelling tot Loena – nog niet uitgedacht over haar vraag en aarzelde. “Ik praat er echt niet graag over... Maar misschien kan ik het je wel laten zien...”
Loena keek hem nu terug afwachtend aan en Severus ging verder met uitleggen. “Een Hersenpan... Ik kan het je tonen... Hoe Dobby en Winky hier zijn geraakt. Hoe... ik... hier ben geraakt.”
Severus keek aandachtig naar Loena. Zou ze interesse tonen in zijn verhaal?
Loena knipperde even met haar ogen terwijl ze hem aankeek en vroeg toen voorzichtig: “Bent u zeker dat u dat aan mij wilt tonen? Ik had eerder altijd de indruk dat u het er liever niet over had. Dat u mij liever niet in vertrouwen nam hierover.”
Severus was lichtjes versteld van haar reactie en schudde zijn hoofd. “Maar... Je hebt er toch nooit naar gevraagd! Ik had het je misschien wel eerder willen tonen...”
“Ik zeg enkel dat ik niet dacht dat u met mij wilde delen hoe u hier een kluizenaarsleven was begonnen.”
Severus fronste. Was dat waarom ze nooit vragen over hem stelde? Omdat ze dacht dat hij gesteld was op zijn privacy? “Nee, maar het is waar, ik heb het er inderdaad niet zo graag over maar... ik wil toch dat je het weet! Ik wil dat je weet waarom dat ik hier vastzit – hoe dat is gebeurd. Je zou dan pas de tweede persoon in heel de wereld zijn die dat weet... Maar in tegenstelling tot die andere persoon, zou jij het ook écht mogen weten met mijn goedkeuring.”
Loena knikte begripvol en keek naar haar leeg bord.
“Zullen we dan eerst verder eten?”
Severus glimlachte kort en nerveus en toen hij Dobby en Winky er weer bijriep, zei Loena al niets meer. Ze aten beiden hun avondmaal en dessert in stilte verder en toen Dobby en Winky alles hadden afgeruimd en weer verdwenen, stond Severus recht en haalde hij een lege, stenen bak uit de kast. Met zijn toverstaf liet hij de bak volstromen met een speciaal soort water en vervolgens hield hij zijn toverstaf voor lange tijd tegen zijn slaap, tot hij een lang, zwart haar eruit trok en in de bak liet vallen. Hij gaf de bak aan Loena en keek haar aan. Haar blik stond weer dromerig in haar ogen en ze leek noch enthousiast, noch onrustig toen ze de bak in haar handen hield.
“Neem het mee naar je kamer,” stelde Severus voor. “En bekijk de gedachte wanneer je dat zelf wenst.”
Loena knikte en draaide zich weer om. “Bedankt, Severus. Het eten was heerlijk.”
En dat was het laatste wat ze zei voor ze de kamer verliet en met de bak naar haar eigen kamer terugkeerde.
Die nacht had Severus het maar moeilijk met inslapen. Had Loena zijn Hersenpan al bekeken? Zou ze het aandurven om de sprong naar zijn verleden te wagen? En zou ze er dan reactie op geven? Zou ze misschien eindelijk beter inzien hoe eenzaam het voor Severus was om hier in Azkaban opgesloten te zitten?
Severus hoopte stiekem van wel.