28/08/2020, 12:19
Hoofdstuk 7: Ziekmakende Regen
Geïrriteerd keek Severus naar zijn reflectie in de spiegel. Hij had Dobby een kam, een schaar, scheerbenodigdheden en een spiegel laten brengen.
“Breinluisjes...” zei hij snerend. Wat moesten dat in hemelsnaam zijn? Luizen die uit je brein kwamen en in je baard kropen? Als Loena niet in staat was een normaal gesprek aan te knopen omdat ze liever dacht aan denkbeeldige wezentjes die in zijn baard leefden, was zijn reactie simpel.
Hij knipte eerst zijn baard zo kort als mogelijk en ging er daarna met een scheermes over. Het voelde vreemd en hij keek met walging naar de haren die op de grond lagen. Hij kon wel snappen als kleine kinderen dachten dat er kleine beestjes in die haren woonden – maar van een vrouw van zesentwintig verwachtte hij anders. Belachelijk – breinluisjes!
Nu hij toch een schaar had, stelde hij zich ook vragen over zijn lange haren. Ook deze mochten korter. Wie weet wat voor denkbeeldige luizen Loena er anders in zou zien!
Met een kam probeerde hij door zijn haren te geraken, maar dit was haast onmogelijk. Er waren gewoon teveel knopen! Het zou gemakkelijker zijn als ze korter waren. Met zijn linkerhand hield hij al zijn haren bijeen achter zijn hoofd en met zijn rechterhand knipte hij een deel van de staart eraf.
Hierna was het al iets gemakkelijker om met de kam door zijn haren te komen en hij ademde opgelucht toen hij weer in de spiegel keek. In die tien jaren had hij zijn eigen reflectie vermeden, maar nu hij oog in oog stond met zichzelf, bleef hij wel lang kijken. Vreemdgenoeg vond hij dat hij niet ouder leek te zijn dan tien jaar eerder. Maar toch leek hij anders, heel anders. Hij wist enkel niet waar het aan lag.
Buiten regende het nog steeds heel hard. Severus zag zelfs hoe de gordijnen voor zijn raam nat werden ervan. Hij hoorde Abraxis hinniken en opende zijn gordijn om te kijken hoe het met het dier was. Hij vroeg zich af of het dier hem nog zou herkennen zonder baard. Vast wel. Dieren letten daar niet eens op.
Abraxis stond nog steeds onder zijn beschutting, maar maakte wel veel lawaai en stapte onrustig heen en weer. Severus keek of hij zag wat hem zo onrustig maakte en zijn hart stopte voor een moment toen hij naar het uiteinde van het plein keek.
Loena stond, met verrekijker, in de gutsende regen. Het leek alsof de wind haar ieder moment zou kunnen wegwaaien en haar de zee inblazen, maar ze week niet. Ze bleef de zee afturen en Severus vroeg zich af wat haar in hemelsnaam bezielde. Ze zou nog ziek worden!
“Dobby! Winky!”
De twee huiselven verschenen haast onmiddellijk. Sinds Loena er was, hadden ze veel meer werk en waren ze niet meer zoveel op Zweinstein als voorheen.
“Dobby! Haal Loena onmiddellijk uit de regen en verdwijnsel met haar naar haar kamer!”
Dobby gehoorzaamde meteen. “Winky, breng me naar haar kamer.”
Hij bood zijn hand aan en toen Winky die greep werd hij met zo een harde ruk weggetrokken van zijn eigen kamer, dat hij bijna tegen de grond viel toen hij in Loena’s kamer aankwam. Huiselvenmagie was veel krachtiger. En terwijl gewone tovenaars en heksen niet konden Verdwijnselen of Verschijnselen in Azkaban, konden de huiselven dat wel – net als op Zweinstein.
Het moment dat Dobby met Loena verscheen, viel Loena tegen de grond.
Severus trok haar onmiddellijk van de grond af en het leek alsof Loena zo licht was als een veer – ofwel leek dat enkel zo voor Severus omdat de adrenaline die hij voelde zijn kracht met een tienvoud deed toenemen.
Ze was zo nat dat de regen nog steeds van haar afdrupte en ze keek nieuwsgierig naar Severus. Het was niet zozeer zijn woedende blik die haar interesseerde, maar wel het feit dat zijn baard was geschoren.
“BEN JE GEK!” riep Severus tegen haar, zijn ogen laaiend van woede. “WAT DEED JE DAAR?!”
Loena leek helemaal niet onder de indruk van zijn geschreeuw en antwoordde heel nuchter.
“Ik hield de zee in de gaten. Ik dacht dat ik een zeemonster zag, maar dat was slechts voor een fractie van een seconde. Ik heb sindsdien gekeken, maar tevergeefs. Als u me toestaat om terug te gaan, heb ik mogelijk een kans om...”
“BEN JE GEK?!” herhaalde Sneep weer en Loena zweeg nu, al leek ze nog steeds niet onder de indruk. “HET REGENT PIJPENSTELEN! ZELFS EEN HOND ZOU NIET NAAR BUITEN GAAN IN DIT WEER! DADELIJK BEN JE ZIEK! HET HAD ZELFS ERGER KUNNEN ZIJN! JE WAAIDE ZOWAT DE ZEE IN!” Severus keek haar laaiend aan.
Loena knipperde enkel even met haar ogen. “Severus, u moet niet zo boos worden,” zei ze met een stem die nog kalmer was dan haar gewoonlijke stem. “Het is beter voor uw hart als u uw gevoelens leert beheersen.”
Severus had wel zin om haar te slaan, maar kon zich bedwingen – fysiek dan toch. Hij bezitte niet de kracht om zich ook verbaal in te houden, en vloekte erop los. “DOM WICHT! BEHEERSEN?! IK HEB TENMINSTE NOG GEVOELENS! JIJ BENT EEN GROTE...” Severus kon geen woord bedenken dat haar omschreef, ze was gewoon zo... “BLAH!”
Severus was hees van het schreeuwen, maar Loena stond er nog steeds alsof ze niets speciaals had gehoord en er niets was gebeurd.
“BEN JE DOOF OF ZO?!” riep Severus gefrusteerd, maar hij liet zijn stem een tikje zakken toen hij merkte dat zijn geschreeuw niets uitmaakte en hij siste gemeen: “Je moet wel gestoord zijn! Droog je af! Dadelijk ben je ziek! Echt ziek – en niet alleen in je hoofd!”
Loena zei niets en kon enkel toekijken hoe Severus woedend de kamer uitrende.
Dobby en Winky stonden nog steeds in de kamer en waren niet goed van de tirade van hun meester. Ze keken naar Loena en waren onder de indruk van hoe kalm ze kon blijven.
“Een handdoek hebben?” stelde Dobby voor.
“Dat is zeer vriendelijk, dank je,” zei Loena beleefd en Dobby verdween en verscheen een moment later weer, ditmaal met een handdoek. “Jullie mogen gaan,” zei Loena uiteindelijk en Dobby en Winky verdwijnselden naar de keuken.
Ze durfden amper tegen elkaar praten na hetgeen ze hadden gehoord. Ze leken allebei te beseffen dat als Loena de meester zo bleef irriteren, hij haar nog eens wat zou aandoen.
Toen de stilte na een minuut brak, was Dobby degene die het woord nam. “Dobby gaat de meester wat melk met honing maken... De meester heeft het hard nodig!”
Winky knikte begrijpend. “Winky zal dan even de kamer van de meester opruimen.” Winky verdween met een plofje en verscheen weer in de kamer van Severus. Ze ruimde de haren die op de grond lag op en nam ook de schaar weer mee. De spiegel en kam liet ze liggen – het kon de meester geen kwaad om deze vaker te gebruiken, vond Winky.
Haar oren spitsten opeens naar boven. Ze hoorde de meester aankomen. Met een plof was ze weer verdwenen.
Severus was zo boos dat hij niet eens merkte dat zijn kamer weer opgeruimd was. Hij schreeuwde luid, al was het maar om alle adrenaline weg te doen vloeien. Toen hij uiteindelijk hees was van het schreeuwen, voelde hij zich al iets beter en zijn woede maakte opeens plaats voor ongelooflijk verdriet.
Maar zijn verdriet was niet zozeer spijt om hetgeen hij had gezegd – nee – van zijn woorden had hij nog geen spijt. Het was eerder zelfbeklag dat hem verdrietig stemde. Waarom zat hij van alle mensen ter wereld opgescheept met die ene jonge vrouw die er niets om maalde wat hij vond van wat dan ook. Na tien jaar alleen te hebben gezeten, zou hij hebben gedacht dat als iemand hem zou vinden, die persoon meer begrip zou tonen en tenminste met hem zou praten nu en dan. Maar waarom was hij het dan die constant contact moest zoeken met haar? Nooit sprak ze hem over wat dan ook aan. Severus vond niet dat hij dat verdiende en pinkte zelfs een traan weg.
Toen Dobby met een plofje in de kamer verscheen, verschrok Severus zich lichtjes en hij wreef snel door zijn ogen.
“Dobby heeft wat warme melk met honing bij,” glimlachte de huiself vriendelijk en Severus voelde zijn hart breken. Zelfs zijn huiselven waren meer attent voor hem dan Loena.
Severus nam dankbaar de beker melk over en kon niet anders dan Dobby bedanken. “Dat kan ik wel gebruiken... Bedankt, Dobby.” Severus liet zich op zijn stoel zakken en zuchtte diep.
Dobby glimlachte. Zijn meester was ontzettend veel veranderd. Toen hij voor het eerst Severus had moeten dienen in Azkaban, was de man zo kil en harteloos geweest. Naarmate de maanden verstreken, was hij spraakzamer geworden. Nu, tien jaar later, was hij zelfs dankbaar voor het werk dat ze leverden en Dobby gaf eerlijk toe dat hij nu graag naar Azkaban kwam om Severus te dienen – zelfs al was hij eigenlijk een vrije elf, voor Severus deed hij alles – al was dat mogelijk ook doordat hij te doen had met de eenzame kluizenaar. Hij verdiende niet het lot dat hem bevallen was.
“Kan Dobby iets anders doen voor de meester?”
Severus aarzelde. Hij had de vreselijke behoefte om te praten. Hij wilde hoe dan ook even niet alleen zijn.
“Zet je even neer, Dobby,” stelde Severus voor.
Bij gebrek aan een tweede stoel, kroop Dobby met zijn korte pootjes op het bed en ging hij braaf zitten. Hij keek Severus nieuwsgierig en afwachtend aan.
Severus voelde zich melancholisch worden en liet zijn schouders hangen. Hij viel meteen met de deur in huis. “Ik ben het zo beu om alleen te zijn, Dobby...”
Dobby wist niet meteen hoe hij daarop moest reageren. “Maar... Meester is toch niet echt alleen? Meester heeft Winky en Dobby toch? En nu ook Loena en het vliegend paard?”
“Zij maken het gevoel alleen maar erger,” zuchtte Severus depressief. “Loena dan toch... Abraxis niet... Abraxis is een troost voor me... Maar Loena... Ze is hier nu al langer dan een maand en niet één keer heeft ze me iets gevraagd wat mij aanging – hoe het met me was – hoe ik me voelde... Het is zo frustrerend! Ik verwacht gewoon...”
“... meer, meester?” vulde Dobby aan.
Severus knikte met een trieste blik in zijn ogen, maar schudde daarna zijn hoofd snel. “Nee, ik... Ik bedoel... Niet noodzakelijk meer als in... meer positieve aandacht... Het is niet mijn verlangen om van haar te houden maar... Zoals ze nu doet – zo onverschillig! Ik kan niet van haar houden en ik kan haar ook niet haten, want het lijkt haast alsof ze niet bestaat en alsof ik niet besta voor haar! We slapen maar enkele honderden meters van elkaar, maar het lijkt alsof er werelddelen tussen ons in zitten, zelfs wanneer we met elkaar praten, snap je dat?”
Severus keek niet eens op terwijl Dobby knikte.
“Als ze hier niet was gebleven, had ik me nu niet zo ellendig gevoeld... Eerst gaf haar aanwezigheid me hoop... Het feit dat ze op mijn vragen beantwoordde of soms een paar woorden tegen me sprak, gaf me hoop. Maar nu zie ik in dat die hoop vals was. Hetgeen we zeiden was geen fundering van een diepere, betekenisvolle vriendschap... Dat dacht ik maar... Haar persoonlijkheid is nog zwakker dan die van een portret! Ze lijkt slechts een echo te zijn van een echt persoon. Een geest zonder gevoelens.”
Dobby voelde mee met zijn meester. Maar desondanks kon hij geen woorden vinden om zijn meester te troosten. Hij kende Loena ook niet. Al bediende hij haar geregeld, ook tegen hem liet ze geen emoties los. Ze bedankte hem wel altijd – maar was ze ook echt dankbaar of was dat telkens maar schijn? Ook Dobby wist niet hoe het precies zat met Loena.
“Zal Dobby voor de meester wat caramelpudding halen uit de keukens van Zweinstein? Dobby heeft deze middag heel hard eraan gewerkt!”
Severus kon niet anders dan glimlachen om de attente woorden van zijn huiself. Caramel was zijn lievelingspudding. Hij kon niet weigeren.
“Graag,” zei hij. “Heel graag. Ik denk wel dat ik me dan wat beter zou voelen.”
Dobby lachte breed. “Geef Dobby een minuut, meester!” En met een plofje verdween hij.
Severus glimlachte, ondanks het feit dat hij diep binnenin nog steeds verdrietig was. Maar met zo een attente huiself kon hij moeilijk ellendig blijven. Door de jaren heen was hij zo gesteld geraakt op Dobby en Winky dat hij hen ook niet verdrietig wilde zien – daarom zou hij zich sterk houden nu. Wat nachtrust zou hem goed doen... Maar eerst het ultieme medicijn tegen zijn verdriet – caramelpudding.
Toen Severus die ochtend wakker werd, was zijn verdriet weer weg en hij bleef nog even in bed liggen alvorens op te staan. Hij herinnerde zich de harde woorden die hij tegen Loena had gezegd en kwam tot een besluit: hij moest zijn verontschuldigingen aanbieden. Zelfs als ze zich niets had aangetrokken van zijn woorden, was hij haar zoveel verschuldigd.
Daarenboven herinnerde hij zich ook de afspraak die ze eerder die vorige dag hadden gemaakt: ze zouden een betere slaapplaats voor Abraxis moeten maken. Hij hoopte dat Loena het nog steeds zag zitten om met hem samen te werken daaraan.
Severus probeerde zichzelf erin te troosten dat als hij geen gevoelens van Loena te zien zou krijgen, hij nog steeds dingen van haar kon leren. Dat kon ook voldoening geven.
Die ochtend schoor hij zichzelf weer. Hij wilde absoluut niet dat Loena weer zou denken dat hij breinluizen had. Hij trok zijn kleren aan en leek zich opeens te beseffen hoe oud en grauw ze eruit zagen. Hij had echter niet veel kleren in Azkaban. Zou hij Dobby eens op pad moeten sturen om nieuwe te zoeken voor hem?
Niet nu, in ieder geval. Dobby en Winky waren ondertussen weer op Zweinstein. Hij zou hen nog enkele uren daar laten. Vanavond zouden ze wel even langskomen.
Hij ging naar de keukens om een ontbijt voor Loena voor te bereiden. Eenmaal aan haar deur, riep hij haar naam, maar ze reageerde niet. Zou ze nog slapen of zou ze al in de grot zijn?
Hij opende haar deur en stapte naar binnen, maar wat hij zag verschrok hem zo dat hij het dienblad uit zijn handen liet vallen.
Het gordijn dat normaalgezien rond haar bed hing, was halfafgescheurd en een deel kwam over de grond. Haar dekens lagen aan de onderkant van het bed en ook deels over de kille stenen vloer. Maar dat was nog niets – naast het bed lag Loena met haren die plakten in haar rood gloeiende gezicht. De benen die onder haar nachtkleed uitkwamen waren lijkbleek in vergelijking met haar wangen en Severus rende met een wild kloppend hart dichterbij.
Hij voelde onmiddellijk aan haar gloeiende gezicht en slikte bij het voelen van de warmte die van haar afkwam. Ze moest onmiddellijk van die ijskoude grond af! Snel tilde hij haar in zijn armen en hij wist niet of hij haar terug in het warrige bed moest leggen of haar moest verplaatsen naar de zetel. Hij had geen flauw idee wat te doen, maar koos uiteindelijk voor de zetel. Van het moment dat hij haar neerlegde, leek het alsof ze begon te rillen van kop tot teen en Severus voelde zich hulpeloos. Hij moest iets doen, maar wat?! “Dobby, Winky, help!” riep hij. “Snel!”
Dobby en Winky verschenen onmiddellijk bij hem en ze hadden maar een oogopslag nodig om te beseffen wat er aan de hand was.
“Winky haalt zuivere lakens!”
“Dobby haalt medicijn tegen koorts!”
En beiden waren ze even snel verdwenen als dat ze gekomen waren.
Loena kuchte even en Severus kroop dichterbij op zijn knieën, hopende dat ze bij bewustzijn zou komen, maar dat gebeurde niet. Haar gelaat zag eruit alsof ze pijn had en het was een expressie die hij nog nooit bij Loena had gezien. Was ze dan toch in staat gevoelens te tonen of was dit enkel haar onderbewustzijn dat zich uitte? Hoe dan ook, Severus voelde een vreemde soort van dankbaarheid en hij nam haar hand vast.
“Houd vol, Loena,” sprak hij haar zacht toe. “We gaan je beter krijgen, beloofd!”
Geïrriteerd keek Severus naar zijn reflectie in de spiegel. Hij had Dobby een kam, een schaar, scheerbenodigdheden en een spiegel laten brengen.
“Breinluisjes...” zei hij snerend. Wat moesten dat in hemelsnaam zijn? Luizen die uit je brein kwamen en in je baard kropen? Als Loena niet in staat was een normaal gesprek aan te knopen omdat ze liever dacht aan denkbeeldige wezentjes die in zijn baard leefden, was zijn reactie simpel.
Hij knipte eerst zijn baard zo kort als mogelijk en ging er daarna met een scheermes over. Het voelde vreemd en hij keek met walging naar de haren die op de grond lagen. Hij kon wel snappen als kleine kinderen dachten dat er kleine beestjes in die haren woonden – maar van een vrouw van zesentwintig verwachtte hij anders. Belachelijk – breinluisjes!
Nu hij toch een schaar had, stelde hij zich ook vragen over zijn lange haren. Ook deze mochten korter. Wie weet wat voor denkbeeldige luizen Loena er anders in zou zien!
Met een kam probeerde hij door zijn haren te geraken, maar dit was haast onmogelijk. Er waren gewoon teveel knopen! Het zou gemakkelijker zijn als ze korter waren. Met zijn linkerhand hield hij al zijn haren bijeen achter zijn hoofd en met zijn rechterhand knipte hij een deel van de staart eraf.
Hierna was het al iets gemakkelijker om met de kam door zijn haren te komen en hij ademde opgelucht toen hij weer in de spiegel keek. In die tien jaren had hij zijn eigen reflectie vermeden, maar nu hij oog in oog stond met zichzelf, bleef hij wel lang kijken. Vreemdgenoeg vond hij dat hij niet ouder leek te zijn dan tien jaar eerder. Maar toch leek hij anders, heel anders. Hij wist enkel niet waar het aan lag.
Buiten regende het nog steeds heel hard. Severus zag zelfs hoe de gordijnen voor zijn raam nat werden ervan. Hij hoorde Abraxis hinniken en opende zijn gordijn om te kijken hoe het met het dier was. Hij vroeg zich af of het dier hem nog zou herkennen zonder baard. Vast wel. Dieren letten daar niet eens op.
Abraxis stond nog steeds onder zijn beschutting, maar maakte wel veel lawaai en stapte onrustig heen en weer. Severus keek of hij zag wat hem zo onrustig maakte en zijn hart stopte voor een moment toen hij naar het uiteinde van het plein keek.
Loena stond, met verrekijker, in de gutsende regen. Het leek alsof de wind haar ieder moment zou kunnen wegwaaien en haar de zee inblazen, maar ze week niet. Ze bleef de zee afturen en Severus vroeg zich af wat haar in hemelsnaam bezielde. Ze zou nog ziek worden!
“Dobby! Winky!”
De twee huiselven verschenen haast onmiddellijk. Sinds Loena er was, hadden ze veel meer werk en waren ze niet meer zoveel op Zweinstein als voorheen.
“Dobby! Haal Loena onmiddellijk uit de regen en verdwijnsel met haar naar haar kamer!”
Dobby gehoorzaamde meteen. “Winky, breng me naar haar kamer.”
Hij bood zijn hand aan en toen Winky die greep werd hij met zo een harde ruk weggetrokken van zijn eigen kamer, dat hij bijna tegen de grond viel toen hij in Loena’s kamer aankwam. Huiselvenmagie was veel krachtiger. En terwijl gewone tovenaars en heksen niet konden Verdwijnselen of Verschijnselen in Azkaban, konden de huiselven dat wel – net als op Zweinstein.
Het moment dat Dobby met Loena verscheen, viel Loena tegen de grond.
Severus trok haar onmiddellijk van de grond af en het leek alsof Loena zo licht was als een veer – ofwel leek dat enkel zo voor Severus omdat de adrenaline die hij voelde zijn kracht met een tienvoud deed toenemen.
Ze was zo nat dat de regen nog steeds van haar afdrupte en ze keek nieuwsgierig naar Severus. Het was niet zozeer zijn woedende blik die haar interesseerde, maar wel het feit dat zijn baard was geschoren.
“BEN JE GEK!” riep Severus tegen haar, zijn ogen laaiend van woede. “WAT DEED JE DAAR?!”
Loena leek helemaal niet onder de indruk van zijn geschreeuw en antwoordde heel nuchter.
“Ik hield de zee in de gaten. Ik dacht dat ik een zeemonster zag, maar dat was slechts voor een fractie van een seconde. Ik heb sindsdien gekeken, maar tevergeefs. Als u me toestaat om terug te gaan, heb ik mogelijk een kans om...”
“BEN JE GEK?!” herhaalde Sneep weer en Loena zweeg nu, al leek ze nog steeds niet onder de indruk. “HET REGENT PIJPENSTELEN! ZELFS EEN HOND ZOU NIET NAAR BUITEN GAAN IN DIT WEER! DADELIJK BEN JE ZIEK! HET HAD ZELFS ERGER KUNNEN ZIJN! JE WAAIDE ZOWAT DE ZEE IN!” Severus keek haar laaiend aan.
Loena knipperde enkel even met haar ogen. “Severus, u moet niet zo boos worden,” zei ze met een stem die nog kalmer was dan haar gewoonlijke stem. “Het is beter voor uw hart als u uw gevoelens leert beheersen.”
Severus had wel zin om haar te slaan, maar kon zich bedwingen – fysiek dan toch. Hij bezitte niet de kracht om zich ook verbaal in te houden, en vloekte erop los. “DOM WICHT! BEHEERSEN?! IK HEB TENMINSTE NOG GEVOELENS! JIJ BENT EEN GROTE...” Severus kon geen woord bedenken dat haar omschreef, ze was gewoon zo... “BLAH!”
Severus was hees van het schreeuwen, maar Loena stond er nog steeds alsof ze niets speciaals had gehoord en er niets was gebeurd.
“BEN JE DOOF OF ZO?!” riep Severus gefrusteerd, maar hij liet zijn stem een tikje zakken toen hij merkte dat zijn geschreeuw niets uitmaakte en hij siste gemeen: “Je moet wel gestoord zijn! Droog je af! Dadelijk ben je ziek! Echt ziek – en niet alleen in je hoofd!”
Loena zei niets en kon enkel toekijken hoe Severus woedend de kamer uitrende.
Dobby en Winky stonden nog steeds in de kamer en waren niet goed van de tirade van hun meester. Ze keken naar Loena en waren onder de indruk van hoe kalm ze kon blijven.
“Een handdoek hebben?” stelde Dobby voor.
“Dat is zeer vriendelijk, dank je,” zei Loena beleefd en Dobby verdween en verscheen een moment later weer, ditmaal met een handdoek. “Jullie mogen gaan,” zei Loena uiteindelijk en Dobby en Winky verdwijnselden naar de keuken.
Ze durfden amper tegen elkaar praten na hetgeen ze hadden gehoord. Ze leken allebei te beseffen dat als Loena de meester zo bleef irriteren, hij haar nog eens wat zou aandoen.
Toen de stilte na een minuut brak, was Dobby degene die het woord nam. “Dobby gaat de meester wat melk met honing maken... De meester heeft het hard nodig!”
Winky knikte begrijpend. “Winky zal dan even de kamer van de meester opruimen.” Winky verdween met een plofje en verscheen weer in de kamer van Severus. Ze ruimde de haren die op de grond lag op en nam ook de schaar weer mee. De spiegel en kam liet ze liggen – het kon de meester geen kwaad om deze vaker te gebruiken, vond Winky.
Haar oren spitsten opeens naar boven. Ze hoorde de meester aankomen. Met een plof was ze weer verdwenen.
Severus was zo boos dat hij niet eens merkte dat zijn kamer weer opgeruimd was. Hij schreeuwde luid, al was het maar om alle adrenaline weg te doen vloeien. Toen hij uiteindelijk hees was van het schreeuwen, voelde hij zich al iets beter en zijn woede maakte opeens plaats voor ongelooflijk verdriet.
Maar zijn verdriet was niet zozeer spijt om hetgeen hij had gezegd – nee – van zijn woorden had hij nog geen spijt. Het was eerder zelfbeklag dat hem verdrietig stemde. Waarom zat hij van alle mensen ter wereld opgescheept met die ene jonge vrouw die er niets om maalde wat hij vond van wat dan ook. Na tien jaar alleen te hebben gezeten, zou hij hebben gedacht dat als iemand hem zou vinden, die persoon meer begrip zou tonen en tenminste met hem zou praten nu en dan. Maar waarom was hij het dan die constant contact moest zoeken met haar? Nooit sprak ze hem over wat dan ook aan. Severus vond niet dat hij dat verdiende en pinkte zelfs een traan weg.
Toen Dobby met een plofje in de kamer verscheen, verschrok Severus zich lichtjes en hij wreef snel door zijn ogen.
“Dobby heeft wat warme melk met honing bij,” glimlachte de huiself vriendelijk en Severus voelde zijn hart breken. Zelfs zijn huiselven waren meer attent voor hem dan Loena.
Severus nam dankbaar de beker melk over en kon niet anders dan Dobby bedanken. “Dat kan ik wel gebruiken... Bedankt, Dobby.” Severus liet zich op zijn stoel zakken en zuchtte diep.
Dobby glimlachte. Zijn meester was ontzettend veel veranderd. Toen hij voor het eerst Severus had moeten dienen in Azkaban, was de man zo kil en harteloos geweest. Naarmate de maanden verstreken, was hij spraakzamer geworden. Nu, tien jaar later, was hij zelfs dankbaar voor het werk dat ze leverden en Dobby gaf eerlijk toe dat hij nu graag naar Azkaban kwam om Severus te dienen – zelfs al was hij eigenlijk een vrije elf, voor Severus deed hij alles – al was dat mogelijk ook doordat hij te doen had met de eenzame kluizenaar. Hij verdiende niet het lot dat hem bevallen was.
“Kan Dobby iets anders doen voor de meester?”
Severus aarzelde. Hij had de vreselijke behoefte om te praten. Hij wilde hoe dan ook even niet alleen zijn.
“Zet je even neer, Dobby,” stelde Severus voor.
Bij gebrek aan een tweede stoel, kroop Dobby met zijn korte pootjes op het bed en ging hij braaf zitten. Hij keek Severus nieuwsgierig en afwachtend aan.
Severus voelde zich melancholisch worden en liet zijn schouders hangen. Hij viel meteen met de deur in huis. “Ik ben het zo beu om alleen te zijn, Dobby...”
Dobby wist niet meteen hoe hij daarop moest reageren. “Maar... Meester is toch niet echt alleen? Meester heeft Winky en Dobby toch? En nu ook Loena en het vliegend paard?”
“Zij maken het gevoel alleen maar erger,” zuchtte Severus depressief. “Loena dan toch... Abraxis niet... Abraxis is een troost voor me... Maar Loena... Ze is hier nu al langer dan een maand en niet één keer heeft ze me iets gevraagd wat mij aanging – hoe het met me was – hoe ik me voelde... Het is zo frustrerend! Ik verwacht gewoon...”
“... meer, meester?” vulde Dobby aan.
Severus knikte met een trieste blik in zijn ogen, maar schudde daarna zijn hoofd snel. “Nee, ik... Ik bedoel... Niet noodzakelijk meer als in... meer positieve aandacht... Het is niet mijn verlangen om van haar te houden maar... Zoals ze nu doet – zo onverschillig! Ik kan niet van haar houden en ik kan haar ook niet haten, want het lijkt haast alsof ze niet bestaat en alsof ik niet besta voor haar! We slapen maar enkele honderden meters van elkaar, maar het lijkt alsof er werelddelen tussen ons in zitten, zelfs wanneer we met elkaar praten, snap je dat?”
Severus keek niet eens op terwijl Dobby knikte.
“Als ze hier niet was gebleven, had ik me nu niet zo ellendig gevoeld... Eerst gaf haar aanwezigheid me hoop... Het feit dat ze op mijn vragen beantwoordde of soms een paar woorden tegen me sprak, gaf me hoop. Maar nu zie ik in dat die hoop vals was. Hetgeen we zeiden was geen fundering van een diepere, betekenisvolle vriendschap... Dat dacht ik maar... Haar persoonlijkheid is nog zwakker dan die van een portret! Ze lijkt slechts een echo te zijn van een echt persoon. Een geest zonder gevoelens.”
Dobby voelde mee met zijn meester. Maar desondanks kon hij geen woorden vinden om zijn meester te troosten. Hij kende Loena ook niet. Al bediende hij haar geregeld, ook tegen hem liet ze geen emoties los. Ze bedankte hem wel altijd – maar was ze ook echt dankbaar of was dat telkens maar schijn? Ook Dobby wist niet hoe het precies zat met Loena.
“Zal Dobby voor de meester wat caramelpudding halen uit de keukens van Zweinstein? Dobby heeft deze middag heel hard eraan gewerkt!”
Severus kon niet anders dan glimlachen om de attente woorden van zijn huiself. Caramel was zijn lievelingspudding. Hij kon niet weigeren.
“Graag,” zei hij. “Heel graag. Ik denk wel dat ik me dan wat beter zou voelen.”
Dobby lachte breed. “Geef Dobby een minuut, meester!” En met een plofje verdween hij.
Severus glimlachte, ondanks het feit dat hij diep binnenin nog steeds verdrietig was. Maar met zo een attente huiself kon hij moeilijk ellendig blijven. Door de jaren heen was hij zo gesteld geraakt op Dobby en Winky dat hij hen ook niet verdrietig wilde zien – daarom zou hij zich sterk houden nu. Wat nachtrust zou hem goed doen... Maar eerst het ultieme medicijn tegen zijn verdriet – caramelpudding.
Toen Severus die ochtend wakker werd, was zijn verdriet weer weg en hij bleef nog even in bed liggen alvorens op te staan. Hij herinnerde zich de harde woorden die hij tegen Loena had gezegd en kwam tot een besluit: hij moest zijn verontschuldigingen aanbieden. Zelfs als ze zich niets had aangetrokken van zijn woorden, was hij haar zoveel verschuldigd.
Daarenboven herinnerde hij zich ook de afspraak die ze eerder die vorige dag hadden gemaakt: ze zouden een betere slaapplaats voor Abraxis moeten maken. Hij hoopte dat Loena het nog steeds zag zitten om met hem samen te werken daaraan.
Severus probeerde zichzelf erin te troosten dat als hij geen gevoelens van Loena te zien zou krijgen, hij nog steeds dingen van haar kon leren. Dat kon ook voldoening geven.
Die ochtend schoor hij zichzelf weer. Hij wilde absoluut niet dat Loena weer zou denken dat hij breinluizen had. Hij trok zijn kleren aan en leek zich opeens te beseffen hoe oud en grauw ze eruit zagen. Hij had echter niet veel kleren in Azkaban. Zou hij Dobby eens op pad moeten sturen om nieuwe te zoeken voor hem?
Niet nu, in ieder geval. Dobby en Winky waren ondertussen weer op Zweinstein. Hij zou hen nog enkele uren daar laten. Vanavond zouden ze wel even langskomen.
Hij ging naar de keukens om een ontbijt voor Loena voor te bereiden. Eenmaal aan haar deur, riep hij haar naam, maar ze reageerde niet. Zou ze nog slapen of zou ze al in de grot zijn?
Hij opende haar deur en stapte naar binnen, maar wat hij zag verschrok hem zo dat hij het dienblad uit zijn handen liet vallen.
Het gordijn dat normaalgezien rond haar bed hing, was halfafgescheurd en een deel kwam over de grond. Haar dekens lagen aan de onderkant van het bed en ook deels over de kille stenen vloer. Maar dat was nog niets – naast het bed lag Loena met haren die plakten in haar rood gloeiende gezicht. De benen die onder haar nachtkleed uitkwamen waren lijkbleek in vergelijking met haar wangen en Severus rende met een wild kloppend hart dichterbij.
Hij voelde onmiddellijk aan haar gloeiende gezicht en slikte bij het voelen van de warmte die van haar afkwam. Ze moest onmiddellijk van die ijskoude grond af! Snel tilde hij haar in zijn armen en hij wist niet of hij haar terug in het warrige bed moest leggen of haar moest verplaatsen naar de zetel. Hij had geen flauw idee wat te doen, maar koos uiteindelijk voor de zetel. Van het moment dat hij haar neerlegde, leek het alsof ze begon te rillen van kop tot teen en Severus voelde zich hulpeloos. Hij moest iets doen, maar wat?! “Dobby, Winky, help!” riep hij. “Snel!”
Dobby en Winky verschenen onmiddellijk bij hem en ze hadden maar een oogopslag nodig om te beseffen wat er aan de hand was.
“Winky haalt zuivere lakens!”
“Dobby haalt medicijn tegen koorts!”
En beiden waren ze even snel verdwenen als dat ze gekomen waren.
Loena kuchte even en Severus kroop dichterbij op zijn knieën, hopende dat ze bij bewustzijn zou komen, maar dat gebeurde niet. Haar gelaat zag eruit alsof ze pijn had en het was een expressie die hij nog nooit bij Loena had gezien. Was ze dan toch in staat gevoelens te tonen of was dit enkel haar onderbewustzijn dat zich uitte? Hoe dan ook, Severus voelde een vreemde soort van dankbaarheid en hij nam haar hand vast.
“Houd vol, Loena,” sprak hij haar zacht toe. “We gaan je beter krijgen, beloofd!”