28/08/2020, 12:16
Hoofdstuk 1: Retributies van een Dooddoener
Severus Sneep stapte met geheven hoofd naar buiten. Zijn handen en voeten waren geboeid, maar toch verraadde zijn blik geen onrust. Al stond hij terecht voor de moord op Perkamentus, hij voelde geen angst. Ze hadden zijn verhaal gehoord en hij had begripvolle blikken gezien. Nu het proces was afgelopen en hij enkel nog zijn vonnis te horen had, wist iedereen van de afspraak die hij met het schoolhoofd had gemaakt. Slechts een minderheid zag hem nu nog als een “slechterik”. Welke straf er ook zou volgen, hij zou er klaar voor zijn en de straf met waarde dragen.
De twee mannelijke Schouwers die klaarstonden om hem naar de Wikenweegschaar te leiden, kende hij niet, maar hij volgde ze desondanks. Zelfs deze jonge mannen straalden een gevoel van optimisme uit en dat gaf Severus hoop.
Ze liepen door de duistere kerkergangen van het Ministerie. Af en toe moesten ze een aantal steile tredes op. Het was er een waar doolhof. Als nieuwe gevangenis dienden de Kerkers van het Ministerie beter dan het oude Azkaban. Eén van Voldemorts laatste daden voor zijn dood was een aanval op de gevangenis van Azkaban geweest - en er was niet veel van het gebouw overgebleven. Veel gevangenen waren – ongewapend als ze waren – in de aanval gestorven. De Dementors waren woedend geweest na de aanval en hadden zich zowel tegen de aanhangers van de Heer van het Duister als tegen alle andere tovenaars gekeerd. Een week lang hadden ze ravage aangericht in de tovenaarswereld, maar uiteindelijk wisten de Schouwers ze alsnog weg te jagen en sindsdien had niemand ze meer gezien. Het leek alsof heel Groot-Brittannië verlost was van deze duistere wezens en geen enkele tovenaar had daar spijt van. Severus al zeker niet! Hij was dankbaar dat zijn lot niet bezegeld zou worden door de kus van een Dementor. De dood vreesde hij niet – maar een Dementor... misschien wel.
Een toorts flakkerde terwijl Severus met de twee Schouwers voorbij liepen en ze keken er alle drie even naar op. Het was niet normaal dat er zo diep onder de grond tocht was – zeker niet in deze gangen.
“Wat was dat?” mompelde een van de Schouwers.
Ze hoorden allen een deur luid tegen een muur knallen, maar voordat ze zich konden omdraaien, riep een stem: “AVADA KEVADRA!”
Een van de Schouwers viel dood naast Severus neer en hij draaide zich met een ruk om, zijn handen en voeten nog steeds geboeid.
“Bellatrix van Detta!” riep de Schouwer naast hem. Severus was opgelucht om te zien dat deze Schouwer zijn toverstaf nog had – deze man was nu zijn laatste verdediging.
Bellatrix kakelde van het lachen. “Arian Adelheid... Vers voer van de Schouwersacademie... Is de verrader Severus Sneep niet te machtig om door een groentje zoals jou bewaakt te worden? Je zou denken dat ze meer bewaking zouden zetten bij de moordenaar van Perkamentus... en de Heer van het Duister.”
Severus had dan wel niets om mee te vechten, hij keek dreigend naar Bellatrix. Het was niet volledig waar wat ze zei – hij had de Heer van het Duister niet vermoord. Toch zeker niet rechtstreeks. Hij had enkel geholpen – maar ook dat was allemaal geheim gebleven tot aan het proces.
Arian balde zijn vuist om zijn toverstaf. De jonge Schouwer was beledigd. Severus zag het niet aankomen, maar opeens duwde de jonge Schouwer hem op de grond en opende hij het gevecht met enkele snel opeenvolgende spreuken. Sneep kon niet meer rechtkomen nu hij op de grond lag, maar dat was misschien maar goed ook, zo konden de spreuken van Bellatrix hem niet raken.
Wat de jongen niet had beseft, was dat hij geen kans had tegen Bellatrix van Detta. Ze weerde al zijn spreuken met gemak af. Haar duelleerervaring in combinatie met haar kennis van Duistere Magie was dodelijk.
Severus vroeg zich af wat ze hier deed. Niet enkel dat, maar hij vroeg zich af hoe het haar was vergaan na het eindigen van de oorlog. Hij was haast onmiddellijk ingerekend – ook omdat hij dat zelf zo wilde. Maar van haar wist hij niet hoe het verlopen was in al die maanden dat hij had gewacht op zijn proces en vonnis. Had ze nog gevangen gezeten? Had ze zich ergens schuilgehouden? En hoe was ze in hemelsnaam in het Ministerie binnengeraakt? Waarom was ze hier?
Maar het gevecht was kort. Te kort. Arian maakte geen kans. Ook hij bezweek aan dezelfde vloek als de andere Schouwer en Bellatrix kakelde zo luid van het lachen, dat Severus er stiekem op durfde hopen dat iemand, ergens in dit gebouw, haar zou horen en hem te hulp zou snellen.
“Ik mag van geluk spreken dat het Ministerie zo hard in je onschuld gelooft, Sneep!” Bellatrix stapte langzaam naar hem toe en hij wilde niets liever dan opstaan en aanvallen – maar door het feit dat hij geen toverstaf had en met geboeide handen op de grond lag, was dat niet haalbaar. “Als ze je nou niet hadden vertrouwd, dan had ik de garantie gehad van een boeiender gevecht met enkele oude rotten in het vak! Jammer dat de meesten al zijn gesneuveld in de oorlog... Dat waren nog eens tijden! Dit – deze knullen verslaan – dat is gewoon slaapverwekkend!”
“Net als jouw geraaskal!” beet Sneep haar toe. “Zeg wat je moet! Als je me dood wil, doe het dan en maak je weg!”
Bellatrix lachte gemeen. Ze stond nu vlak voor Severus en leek ervan te genieten dat hij naar haar moest opkijken.
“Dood? Waarom zou ik jou toch maar dood willen?”, vroeg ze zich poeslief af terwijl ze om hem heen wandelde. “Even denken waarom ik jou dood zou willen...”
Hij zag het niet aankomen, maar opeens leken zijn longen in elkaar te klappen door een stamp die ze in zijn middenrif gaf. Hij probeerde geen geluid te maken, maar kon niet ontkennen dat haar puntige schoenen best veel pijn deden.
“Ik weet het weer!” Haar stem klonk opeens een pak harder en ze bukte zich om in zijn oor te schreeuwen. “OMDAT JE DE HEER VAN HET DUISTER HEBT VERRADEN!”
Ze nam zijn hoofd in haar handen en sloeg het op de grond.
Hij dacht voor een moment dat zijn hoofd echt was gebarsten, maar het feit dat hij nog genoeg bij bewustzijn was om een barstende hoofdpijn te voelen opkomen, betekende dat hij nog niet dood was. Desondanks wilde hij niet aan de grillen van Bellatrix overgelaten worden. Dan liever de korte pijn.
“Als ik jou was zou ik me haasten, Bellatrix. Binnen een paar momenten zal het hier krioelen van de Schouwers en als ik nog leef... Nou ja, dan zou het zonde zijn van je genomen moeite om hier aanwezig te zijn.”
“Ha!” Bellatrix keek hem maniakaal aan terwijl ze terug om hem heen stapte. “Waarom denk je toch maar dat ik je zou willen doden? Een verrader verdient niet zo een eervolle lotsbestemming. Wat ik met jou van plan ben, is erger dan de dood.” Ze grijnsde nu en fluisterde: “Veel erger.”
Nogmaals stampte ze hem in zijn buik. Niet eenmaal, maar wel zeker vier keer op rij. Severus lag nu dubbelgeklapt op de grond. Als dit haar manier was om hem te doen afzien, viel het eigenlijk nog wel mee. In een ver verleden had hij geregeld hetzelfde lot moeten ondergaan aan de hand van enkele Griffoendors. Hij kon er nog steeds tegen, lichamelijk, maar kon tegelijkertijd niets bedenken dat meer vernederend was.
Opeens begon Bellatrix hysterisch te giechelen. Dit was enger dan haar geschreeuw, gelach of gefluister tesamen. Ze ging op haar knieën naast Severus zitten en boog zich voorover, tot haar mond slechts enkele centimeters van zijn rechteroor was. “Ik heb een vloek voor je gemaakt!” Ze knikte enthousiast. “Speciaal voor jou! Echt waar!”
Ze kwam weer recht en klapte enthousiast in haar handen. Ze richtte haar toverstaf op Severus. “Crucio!”
Hij schudde van de pijn. Ze gaf niet op! Minstens een halve minuut hield ze dit vol en Severus was zo uitgeput dat hij scheel zag toen ze eenmaal ermee ophield.
Maar hij gaf het ook niet op. “Speciaal... voor mij... gemaakt?” vroeg hij haar terwijl hij zijn adem probeerde terug te vinden. “Ik dacht... Ik dacht dat.... dat de Cruciatusvloek al langer bestond?”
Bellatrix hief haar been en liet de metaal gepunte hak van haar schoen op zijn borst neerkomen. Severus hapte naar adem.
“Nee, idioot,” vloekte Bellatrix op hem. “Dit was maar om je te pesten. De echte vloek is erger.”
Weeral riep ze “Crucio!” en ditmaal hield ze het zo mogelijk nog langer vol. Sneep probeerde te zien of er iemand aankwam, maar kon amper een meter ver kijken, zo wazig zag hij door de pijn.
Alsof de Cruciatus-vloek niet erg genoeg was, hield het daar niet bij op. Bellatrix ging verder met trappen, slaan en zelfs krabben. Het leek alsof ze al haar woede voor de dood van Voldemort nam en deze kwijt probeerde te geraken door hem te pijnigen. Toen ze uiteindelijk begon aan haar vloek, had Severus al zodanig afgezien dat hij amper kon horen of verstaan wat ze zei – de pijn was gewoon teveel. Hij voelde nog net hoe ze zijn hoofd tussen zijn twee handen nam en hoorde haar vreemde woorden spreken. Als hij bij bewustzijn was geweest, had hij misschien nog een poging tot vertalen kunnen doen – maar nu kon hij niet de energie opbrengen om de woorden te beluisteren of onthouden.
De vloek was lang, maar gevoelloos. Sneep voelde niets ervan. Wat de vloek ook inhield, pijn deed het niet. Toen Bellatrix hem losliet, liet ze zijn hoofd weer op de harde kerkergrond vallen. Sneep dacht dat hij nog stemmen hoorde, stemmen van mannen, en hij dacht ook dat hij zag hoe Bellatrix voor een moment zich ongerust omdraaide, maar ze draaide zich weer meteen naar hem zodat ze kon wuiven.
“Vaarwel Sneep! Heb een leuk leven!”
Sneep zag – steeds waziger – hoe Bellatrix naar hem wuifde en opeens bij haar armen gegrepen werd door andere tovenaars, maar zijn zicht verzwakte, alsof hij werd weggetrokken naar een andere plaats.
Het beeld van Bellatrix en de tovenaars maakte plaats voor het zicht van donkere wolken en harde regen. Hij kon niet de energie opbrengen om te zien waar hij was en sloot zijn ogen. Na de geleden pijn had hij slechts één wens: rusten.
“WAAR IS HIJ?!”
Harry duwde Bellatrix zo hard en fel tegen de muur dat ze met haar hoofd tegen de muur stootte. Het deed pijn, maar desondanks lachte ze even maniakaal als voorheen. Ze liet haar toverstaf uit haar handen vallen en keek hem met een speelse maar vooral uitdagende blik aan. “Oeps.” Ze wilde dat het duidelijk was voor Harry dat haar spel gespeeld was. Ze had zich gewroken en nou zou ze zich wreken op de-jongen-die-bleef-leven... Door hem voor eeuwig in het duister te laten over de locatie van Severus Sneep.
“WAAR IS HIJ?!” herhaalde hij nogmaals, zo dreigend dat iedere heks of tovenaar toegegeven zou hebben – maar Bellatrix was helemaal niet zoals de andere heksen of tovenaars.
Ze lachte mysterieus, maar kneep nu haar lippen dicht op elkaar. Ze had haar plan uitgevoerd en wat nu zou komen, maakte niet meer uit. De Heer van het Duister was gewroken. Het lot van verrader Severus Sneep zou erger zijn dan dat van Heer Voldemort.
Harry wilde haar iets aandoen toen ze hem uitdagend bleef aankijken, maar werd op tijd gestopt door Ron en Hermelien, die aan zijn zijde stonden.
“Ze gaat niets zeggen, Harry,” zei Hermelien stil. Ze had het gevoel dat Bellatrix hen allen had waar ze hen wilde hebben en nu nog slechts met hun voeten speelde. Ze gaf daar liever niet aan toe.
Ron borg de toverstaf van Bellatrix op. Ook hij besefte dat ze zich te gemakkelijk had overgegeven. Als ze hier enkel was gekomen om wraak te nemen op Sneep, was het haar gelukt. Zoveel was duidelijk van de triomfantelijke blik in haar ogen. “We vinden hem wel,” probeerde Ron zijn beste vriend gerust te stellen.
“Dat hopen jullie dan maar,” lachte Bellatrix. “Laat me weten hoe het met hem is als jullie hem vinden.”
“Tegen die tijd ben jij al dood, feeks!” snauwde Harry haar toe.
Hermelien trok aan Harry’s mouw en hij nam wat afstand, zodat de Schouwers haar konden inrekenen. Harry keek naar de plek waar hij de laatste glimps van Severus Sneep had opgevangen. Het had er niet goed uitgezien voor de professor die hij vroeger zo hard had gehaat. Zijn gezicht was bebloed geweest en Harry kon zich inbeelden dat de rest van zijn lichaam minstens even hard had afgezien.
Als ze een paar minuten eerder waren geweest...
Maar ze hadden het niet geweten. Ze hadden gewacht. Gewacht bij de voltallige Wikenweegschaar – die klaar stond om het vonnis voor te lezen – nu nog steeds! Pas toen hun professor niet op tijd was komen opdagen, waren ze met de Schouwers op onderzoek gegaan. Te laat dus.
“Ik moet hem vinden,” zei hij stil tegen Ron en Hermelien terwijl de Schouwers met Bellatrix verdwenen. “Hebben jullie gezien hoe hij er uitzag? Hij kan wel sterven als we er niet snel genoeg bij zijn!”
“Rustig, Harry,” probeerde Hermelien hem te kalmeren. “We zullen ons uiterste best doen!”
“Dat is niet goed genoeg!” snauwde Harry haar toe. “Hij heeft mijn leven meer dan eens gered! We moeten onmiddellijk actie ondernemen!”
“Ja maar wat?” vroeg Ron hard, gefrustreerd dat Harry Hermelien zo had toegesnauwd. “We weten niet eens waar te beginnen!”
Harry keek nijdig voor zich uit. “Bellatrix.” Hij draaide zich weg van Hermelien en Ron. “Ik zal het uit haar krijgen. Koste wat kost.”
Hermelien en Ron keken elkaar twijfelend aan. Harry was vastberaden... Maar ze wisten beiden dat Bellatrix van Detta mogelijk nog koppiger zou kunnen zijn.
“Wat als ze niets lost?” fluisterde Hermelien tegen Ron.
“Dan moeten we maar hopen dat ze Sneep niet naar een godverlaten plaats heeft getransporteerd...”
Hermelien knikte moedig, maar kon dit niet volhouden en schudde haar hoofd. “Dat was net waar ik bang voor was!”
Beiden lieten ze hun hoofd hangen. Ze durfden Bellatrix niet onderschatten. Ergens leken ze heel goed te beseffen dat ze hun oude toverdrankmeester nooit meer zouden zien.
Severus Sneep stapte met geheven hoofd naar buiten. Zijn handen en voeten waren geboeid, maar toch verraadde zijn blik geen onrust. Al stond hij terecht voor de moord op Perkamentus, hij voelde geen angst. Ze hadden zijn verhaal gehoord en hij had begripvolle blikken gezien. Nu het proces was afgelopen en hij enkel nog zijn vonnis te horen had, wist iedereen van de afspraak die hij met het schoolhoofd had gemaakt. Slechts een minderheid zag hem nu nog als een “slechterik”. Welke straf er ook zou volgen, hij zou er klaar voor zijn en de straf met waarde dragen.
De twee mannelijke Schouwers die klaarstonden om hem naar de Wikenweegschaar te leiden, kende hij niet, maar hij volgde ze desondanks. Zelfs deze jonge mannen straalden een gevoel van optimisme uit en dat gaf Severus hoop.
Ze liepen door de duistere kerkergangen van het Ministerie. Af en toe moesten ze een aantal steile tredes op. Het was er een waar doolhof. Als nieuwe gevangenis dienden de Kerkers van het Ministerie beter dan het oude Azkaban. Eén van Voldemorts laatste daden voor zijn dood was een aanval op de gevangenis van Azkaban geweest - en er was niet veel van het gebouw overgebleven. Veel gevangenen waren – ongewapend als ze waren – in de aanval gestorven. De Dementors waren woedend geweest na de aanval en hadden zich zowel tegen de aanhangers van de Heer van het Duister als tegen alle andere tovenaars gekeerd. Een week lang hadden ze ravage aangericht in de tovenaarswereld, maar uiteindelijk wisten de Schouwers ze alsnog weg te jagen en sindsdien had niemand ze meer gezien. Het leek alsof heel Groot-Brittannië verlost was van deze duistere wezens en geen enkele tovenaar had daar spijt van. Severus al zeker niet! Hij was dankbaar dat zijn lot niet bezegeld zou worden door de kus van een Dementor. De dood vreesde hij niet – maar een Dementor... misschien wel.
Een toorts flakkerde terwijl Severus met de twee Schouwers voorbij liepen en ze keken er alle drie even naar op. Het was niet normaal dat er zo diep onder de grond tocht was – zeker niet in deze gangen.
“Wat was dat?” mompelde een van de Schouwers.
Ze hoorden allen een deur luid tegen een muur knallen, maar voordat ze zich konden omdraaien, riep een stem: “AVADA KEVADRA!”
Een van de Schouwers viel dood naast Severus neer en hij draaide zich met een ruk om, zijn handen en voeten nog steeds geboeid.
“Bellatrix van Detta!” riep de Schouwer naast hem. Severus was opgelucht om te zien dat deze Schouwer zijn toverstaf nog had – deze man was nu zijn laatste verdediging.
Bellatrix kakelde van het lachen. “Arian Adelheid... Vers voer van de Schouwersacademie... Is de verrader Severus Sneep niet te machtig om door een groentje zoals jou bewaakt te worden? Je zou denken dat ze meer bewaking zouden zetten bij de moordenaar van Perkamentus... en de Heer van het Duister.”
Severus had dan wel niets om mee te vechten, hij keek dreigend naar Bellatrix. Het was niet volledig waar wat ze zei – hij had de Heer van het Duister niet vermoord. Toch zeker niet rechtstreeks. Hij had enkel geholpen – maar ook dat was allemaal geheim gebleven tot aan het proces.
Arian balde zijn vuist om zijn toverstaf. De jonge Schouwer was beledigd. Severus zag het niet aankomen, maar opeens duwde de jonge Schouwer hem op de grond en opende hij het gevecht met enkele snel opeenvolgende spreuken. Sneep kon niet meer rechtkomen nu hij op de grond lag, maar dat was misschien maar goed ook, zo konden de spreuken van Bellatrix hem niet raken.
Wat de jongen niet had beseft, was dat hij geen kans had tegen Bellatrix van Detta. Ze weerde al zijn spreuken met gemak af. Haar duelleerervaring in combinatie met haar kennis van Duistere Magie was dodelijk.
Severus vroeg zich af wat ze hier deed. Niet enkel dat, maar hij vroeg zich af hoe het haar was vergaan na het eindigen van de oorlog. Hij was haast onmiddellijk ingerekend – ook omdat hij dat zelf zo wilde. Maar van haar wist hij niet hoe het verlopen was in al die maanden dat hij had gewacht op zijn proces en vonnis. Had ze nog gevangen gezeten? Had ze zich ergens schuilgehouden? En hoe was ze in hemelsnaam in het Ministerie binnengeraakt? Waarom was ze hier?
Maar het gevecht was kort. Te kort. Arian maakte geen kans. Ook hij bezweek aan dezelfde vloek als de andere Schouwer en Bellatrix kakelde zo luid van het lachen, dat Severus er stiekem op durfde hopen dat iemand, ergens in dit gebouw, haar zou horen en hem te hulp zou snellen.
“Ik mag van geluk spreken dat het Ministerie zo hard in je onschuld gelooft, Sneep!” Bellatrix stapte langzaam naar hem toe en hij wilde niets liever dan opstaan en aanvallen – maar door het feit dat hij geen toverstaf had en met geboeide handen op de grond lag, was dat niet haalbaar. “Als ze je nou niet hadden vertrouwd, dan had ik de garantie gehad van een boeiender gevecht met enkele oude rotten in het vak! Jammer dat de meesten al zijn gesneuveld in de oorlog... Dat waren nog eens tijden! Dit – deze knullen verslaan – dat is gewoon slaapverwekkend!”
“Net als jouw geraaskal!” beet Sneep haar toe. “Zeg wat je moet! Als je me dood wil, doe het dan en maak je weg!”
Bellatrix lachte gemeen. Ze stond nu vlak voor Severus en leek ervan te genieten dat hij naar haar moest opkijken.
“Dood? Waarom zou ik jou toch maar dood willen?”, vroeg ze zich poeslief af terwijl ze om hem heen wandelde. “Even denken waarom ik jou dood zou willen...”
Hij zag het niet aankomen, maar opeens leken zijn longen in elkaar te klappen door een stamp die ze in zijn middenrif gaf. Hij probeerde geen geluid te maken, maar kon niet ontkennen dat haar puntige schoenen best veel pijn deden.
“Ik weet het weer!” Haar stem klonk opeens een pak harder en ze bukte zich om in zijn oor te schreeuwen. “OMDAT JE DE HEER VAN HET DUISTER HEBT VERRADEN!”
Ze nam zijn hoofd in haar handen en sloeg het op de grond.
Hij dacht voor een moment dat zijn hoofd echt was gebarsten, maar het feit dat hij nog genoeg bij bewustzijn was om een barstende hoofdpijn te voelen opkomen, betekende dat hij nog niet dood was. Desondanks wilde hij niet aan de grillen van Bellatrix overgelaten worden. Dan liever de korte pijn.
“Als ik jou was zou ik me haasten, Bellatrix. Binnen een paar momenten zal het hier krioelen van de Schouwers en als ik nog leef... Nou ja, dan zou het zonde zijn van je genomen moeite om hier aanwezig te zijn.”
“Ha!” Bellatrix keek hem maniakaal aan terwijl ze terug om hem heen stapte. “Waarom denk je toch maar dat ik je zou willen doden? Een verrader verdient niet zo een eervolle lotsbestemming. Wat ik met jou van plan ben, is erger dan de dood.” Ze grijnsde nu en fluisterde: “Veel erger.”
Nogmaals stampte ze hem in zijn buik. Niet eenmaal, maar wel zeker vier keer op rij. Severus lag nu dubbelgeklapt op de grond. Als dit haar manier was om hem te doen afzien, viel het eigenlijk nog wel mee. In een ver verleden had hij geregeld hetzelfde lot moeten ondergaan aan de hand van enkele Griffoendors. Hij kon er nog steeds tegen, lichamelijk, maar kon tegelijkertijd niets bedenken dat meer vernederend was.
Opeens begon Bellatrix hysterisch te giechelen. Dit was enger dan haar geschreeuw, gelach of gefluister tesamen. Ze ging op haar knieën naast Severus zitten en boog zich voorover, tot haar mond slechts enkele centimeters van zijn rechteroor was. “Ik heb een vloek voor je gemaakt!” Ze knikte enthousiast. “Speciaal voor jou! Echt waar!”
Ze kwam weer recht en klapte enthousiast in haar handen. Ze richtte haar toverstaf op Severus. “Crucio!”
Hij schudde van de pijn. Ze gaf niet op! Minstens een halve minuut hield ze dit vol en Severus was zo uitgeput dat hij scheel zag toen ze eenmaal ermee ophield.
Maar hij gaf het ook niet op. “Speciaal... voor mij... gemaakt?” vroeg hij haar terwijl hij zijn adem probeerde terug te vinden. “Ik dacht... Ik dacht dat.... dat de Cruciatusvloek al langer bestond?”
Bellatrix hief haar been en liet de metaal gepunte hak van haar schoen op zijn borst neerkomen. Severus hapte naar adem.
“Nee, idioot,” vloekte Bellatrix op hem. “Dit was maar om je te pesten. De echte vloek is erger.”
Weeral riep ze “Crucio!” en ditmaal hield ze het zo mogelijk nog langer vol. Sneep probeerde te zien of er iemand aankwam, maar kon amper een meter ver kijken, zo wazig zag hij door de pijn.
Alsof de Cruciatus-vloek niet erg genoeg was, hield het daar niet bij op. Bellatrix ging verder met trappen, slaan en zelfs krabben. Het leek alsof ze al haar woede voor de dood van Voldemort nam en deze kwijt probeerde te geraken door hem te pijnigen. Toen ze uiteindelijk begon aan haar vloek, had Severus al zodanig afgezien dat hij amper kon horen of verstaan wat ze zei – de pijn was gewoon teveel. Hij voelde nog net hoe ze zijn hoofd tussen zijn twee handen nam en hoorde haar vreemde woorden spreken. Als hij bij bewustzijn was geweest, had hij misschien nog een poging tot vertalen kunnen doen – maar nu kon hij niet de energie opbrengen om de woorden te beluisteren of onthouden.
De vloek was lang, maar gevoelloos. Sneep voelde niets ervan. Wat de vloek ook inhield, pijn deed het niet. Toen Bellatrix hem losliet, liet ze zijn hoofd weer op de harde kerkergrond vallen. Sneep dacht dat hij nog stemmen hoorde, stemmen van mannen, en hij dacht ook dat hij zag hoe Bellatrix voor een moment zich ongerust omdraaide, maar ze draaide zich weer meteen naar hem zodat ze kon wuiven.
“Vaarwel Sneep! Heb een leuk leven!”
Sneep zag – steeds waziger – hoe Bellatrix naar hem wuifde en opeens bij haar armen gegrepen werd door andere tovenaars, maar zijn zicht verzwakte, alsof hij werd weggetrokken naar een andere plaats.
Het beeld van Bellatrix en de tovenaars maakte plaats voor het zicht van donkere wolken en harde regen. Hij kon niet de energie opbrengen om te zien waar hij was en sloot zijn ogen. Na de geleden pijn had hij slechts één wens: rusten.
“WAAR IS HIJ?!”
Harry duwde Bellatrix zo hard en fel tegen de muur dat ze met haar hoofd tegen de muur stootte. Het deed pijn, maar desondanks lachte ze even maniakaal als voorheen. Ze liet haar toverstaf uit haar handen vallen en keek hem met een speelse maar vooral uitdagende blik aan. “Oeps.” Ze wilde dat het duidelijk was voor Harry dat haar spel gespeeld was. Ze had zich gewroken en nou zou ze zich wreken op de-jongen-die-bleef-leven... Door hem voor eeuwig in het duister te laten over de locatie van Severus Sneep.
“WAAR IS HIJ?!” herhaalde hij nogmaals, zo dreigend dat iedere heks of tovenaar toegegeven zou hebben – maar Bellatrix was helemaal niet zoals de andere heksen of tovenaars.
Ze lachte mysterieus, maar kneep nu haar lippen dicht op elkaar. Ze had haar plan uitgevoerd en wat nu zou komen, maakte niet meer uit. De Heer van het Duister was gewroken. Het lot van verrader Severus Sneep zou erger zijn dan dat van Heer Voldemort.
Harry wilde haar iets aandoen toen ze hem uitdagend bleef aankijken, maar werd op tijd gestopt door Ron en Hermelien, die aan zijn zijde stonden.
“Ze gaat niets zeggen, Harry,” zei Hermelien stil. Ze had het gevoel dat Bellatrix hen allen had waar ze hen wilde hebben en nu nog slechts met hun voeten speelde. Ze gaf daar liever niet aan toe.
Ron borg de toverstaf van Bellatrix op. Ook hij besefte dat ze zich te gemakkelijk had overgegeven. Als ze hier enkel was gekomen om wraak te nemen op Sneep, was het haar gelukt. Zoveel was duidelijk van de triomfantelijke blik in haar ogen. “We vinden hem wel,” probeerde Ron zijn beste vriend gerust te stellen.
“Dat hopen jullie dan maar,” lachte Bellatrix. “Laat me weten hoe het met hem is als jullie hem vinden.”
“Tegen die tijd ben jij al dood, feeks!” snauwde Harry haar toe.
Hermelien trok aan Harry’s mouw en hij nam wat afstand, zodat de Schouwers haar konden inrekenen. Harry keek naar de plek waar hij de laatste glimps van Severus Sneep had opgevangen. Het had er niet goed uitgezien voor de professor die hij vroeger zo hard had gehaat. Zijn gezicht was bebloed geweest en Harry kon zich inbeelden dat de rest van zijn lichaam minstens even hard had afgezien.
Als ze een paar minuten eerder waren geweest...
Maar ze hadden het niet geweten. Ze hadden gewacht. Gewacht bij de voltallige Wikenweegschaar – die klaar stond om het vonnis voor te lezen – nu nog steeds! Pas toen hun professor niet op tijd was komen opdagen, waren ze met de Schouwers op onderzoek gegaan. Te laat dus.
“Ik moet hem vinden,” zei hij stil tegen Ron en Hermelien terwijl de Schouwers met Bellatrix verdwenen. “Hebben jullie gezien hoe hij er uitzag? Hij kan wel sterven als we er niet snel genoeg bij zijn!”
“Rustig, Harry,” probeerde Hermelien hem te kalmeren. “We zullen ons uiterste best doen!”
“Dat is niet goed genoeg!” snauwde Harry haar toe. “Hij heeft mijn leven meer dan eens gered! We moeten onmiddellijk actie ondernemen!”
“Ja maar wat?” vroeg Ron hard, gefrustreerd dat Harry Hermelien zo had toegesnauwd. “We weten niet eens waar te beginnen!”
Harry keek nijdig voor zich uit. “Bellatrix.” Hij draaide zich weg van Hermelien en Ron. “Ik zal het uit haar krijgen. Koste wat kost.”
Hermelien en Ron keken elkaar twijfelend aan. Harry was vastberaden... Maar ze wisten beiden dat Bellatrix van Detta mogelijk nog koppiger zou kunnen zijn.
“Wat als ze niets lost?” fluisterde Hermelien tegen Ron.
“Dan moeten we maar hopen dat ze Sneep niet naar een godverlaten plaats heeft getransporteerd...”
Hermelien knikte moedig, maar kon dit niet volhouden en schudde haar hoofd. “Dat was net waar ik bang voor was!”
Beiden lieten ze hun hoofd hangen. Ze durfden Bellatrix niet onderschatten. Ergens leken ze heel goed te beseffen dat ze hun oude toverdrankmeester nooit meer zouden zien.