27/08/2020, 21:54
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 27/08/2020, 21:55 door CartoonJessie.)
Hoofdstuk 14: De Eenzame Ravenklauwer
Druppels tikten tegen het raam van haar slaapkamer. Het voelde goed om weer thuis te zijn. De oorlog was eindelijk voorbij en het leven leek zich langzaamaan te herstellen.
Terwijl haar vader beneden druk aan het schrijven was voor de volgende editie van de Kibbelaar te vullen, staarde Loena verveeld door het venster. Ze keek de tuin in en hoopte met heel haar hart dat hij zou verschijnen. Maar hij had geen teken van leven gegeven.
Iedere dag die voorbij ging miste ze hem meer en meer. Iedere dag werd de wanhoop groter dat hij die dag niet zou verschijnen. Maar ze bleef kijken. Ze bleef wachten.
En voor een seconde dacht ze dat ze hem in het gras zag staan, wuivend, met een mysterieuze glimlach op zijn gezicht – maar dat beeld verdween even snel als dat het gekomen was en Loena voelde zich nog leger dan voorheen.
Haar zevende jaar op Zweinstein ging anders dan ze gepland had. Weeral stond ze in het kantoortje van Anderling en weeral staarde ze naar het portret van Sneep dat aan de muur hing. Hij sliep. Iedere keer dat ze er was, sliep hij. Maar ze scheurde haar blik nooit van het portret af.
“...zei dat je voor expres je toverketel had laten ontploffen. Is dat zo?”
Loena staarde nog steeds hoopvol naar het portret.
“Juffrouw Leeflang, is dat zo?”
Loena schrok eindelijk op. “Huh, wat zei u, professor Anderling?”
Ze probeerde blij voor hem te zijn, maar het lukte niet. Verveeld plukte ze aan de bladeren van een van de Turnipstruiken in de voortuin.
“Marcel, begrijp me niet verkeerd. Ik ben echt heel blij dat je de assistent mag worden van Stronk.”
“Maar jij was ook graag teruggekeerd naar Zweinstein, is het niet?”
Het feit dat ze zweeg, was voor hem al de bevestiging die hij nodig had. “Ik vind het raar, Loena. Je mist Zweinstein veel harder dan de rest. Terwijl ik het idee had dat je je niet zo hard hechtte aan wat dan ook.”
Niet Zweinstein, hield ze zichzelf voor. Het was Severus waaraan ze zich gehecht had. En om één of andere reden dacht ze dat Zweinstein het verdriet van hem te missen wat zou verminderen.
“Je bent nu drie jaar van Zweinstein af, Loena. Je zal ook nog wel een leuke baan vinden als je niet meer wilt blijven schrijven voor de Kibbelaar...” Marcel sloeg zijn arm troostend om haar schouder, maar het had geen enkel effect op haar en ze bleef sober voor zich uitstaren. Hij zuchtte. “Als je wil, mag je me altijd komen bezoeken!”
“Hoe lukt het met de artikels voor de Kibbelaar?”
Loena knikte mak. “Gaat wel.”
“Mijn excuses dat ik het zelfs moet vragen,” excuseerde Marcel zich. “Ik heb de laatste maanden niet zoveel tijd gehad om bij te lezen. Ik lees wel, maar voornamelijk in Kruidenkundeboeken. Ik ben niet van plan om me te laten overtreffen door eender welke student. Als ik volgend jaar de baan van Stronk volledig mag overnemen, wil ik dat ook zo goed doen als ik maar kan.”
Terwijl ze langs de Kruidenkundekassen liepen, keek Loena naar het Grote Meer. Ze zag de plek waar Severus haar uit het water had gevist en voor een moment glimlachte ze triest.
“Loena, gaat het met je?”
“Oh. Ja hoor Marcel. Wat zei je ook weer?”
Het was haar vijfentwintigste verjaardag. Ze ijsbeerde door haar kamer en keek af en toe uit het raam. Er waren al zoveel jaren verstreken... Wanneer zou ze hem eindelijk weer zien? Die vraag liet haar geen dag los.
Terwijl ze het volk beneden hoorde toestromen, keek ze even in de spiegel. Hij zou haar vast nog steeds herkennen, want zoveel was ze niet veranderd. En terwijl ze in de spiegel keek, dacht ze even dat ze hem achter haar zag staan. Ze hield zijn blik vast in de spiegel, maar toen ze zich omdraaide, was hij er niet.
Het gebeurde zo vaak dat ze op deze manier teleurgesteld werd.
“Liefje, ik maak me zorgen om je.”
Loena wist al waar dit gesprek heen ging.
“Je sluit jezelf op. Waarom wilde je niet naar Zweden gaan? Ik dacht dat je het leuk zou vinden om onderzoek te doen naar Kreukelhoornige Snottifanten.”
Ze haalde zo nonchalant mogelijk haar schouders op. “Ik vond dat Kim ook wel verdiende om te gaan. Waarom zou ik de voorkeur moeten krijgen? Zij kan het ook wel aan. Daarenboven vind ik Kreukelhoornige Snottifanten niet meer zo interessant. Vinloze Dolfijnleeuwen zijn veel leuker.”
“Maar liefje, je gaat nergens heen! Ben je de afgelopen 10 jaar ergens anders geweest dan in Zweinstein of Zweinsveld?”
“Vader, we hebben het hier al over gehad.”
“Maar dit is toch niet normaal meer? De oorlog is nu al tien jaar voorbij, maar je bent nog steeds bang! Ik snap ook wel dat ik niet weet wat er in de Malfidus Villa allemaal is gebeurd, maar...”
“Het heeft niets te maken met de Malfidus Villa,” onderbrak Loena hem kort en haar blik was verbiedend. “Houdt er alsjeblieft over op. Ik ga toch niet weg.”
En met die laatste woorden rende ze de kamer uit.
Rolf keek haar aan terwijl ze in een hoge stoel zat met een enorm boek op haar schoot. Hij wisselde een blik uit met Xenofilius en deze verliet zo onopvallend mogelijk de kamer.
“Wat lees je, Loena?”
“Een Verzameling van de Meest Duistere Aziatische Vloeken. Door Tong Mi.”
Ze keek niet op van haar boek en Rolf ging naast haar staan om te kijken naar de prentjes in het boek, maar de gruwelijke taferelen die daarop te zien waren, stonden hem niet erg aan.
“Zeg, Loena, heb je anders geen zin om mee te gaan naar de Lekke Ketel vanavond? Kim is jarig en we dachten dat het leuk zou zijn om een klein feestje te bouwen. Je weet wel – die schrijvers van de Kibbelaar die nog jonger zijn dan dertig, zonder de oudjes erbij... Wat zeg je?”
Loena keek even op en haar blik zei al genoeg. Rolf wist dat ze ging weigeren.
“Het spijt me, Rolf. Ik heb er niet zo een zin in. Ik blijf liever wat lezen.”
Loena hield niet van het feit dat ze geblinddoekt was, maar alle anderen schenen er reusachtige lol aan te beleven.
“Niet gluren, Loena,” zei Harry speels.
“Pas op met het trapje,” waarschuwde Xenophilius haar.
“Als je het niet leuk vindt, wil ik het wel hebben!” grapte Ron.
“RON!” Hermelien klonk niet geamuseerd.
“Is toch? En als jij niet mee wilt varen, ga ik wel met Kim, ja toch, jij vindt dat toch ook leuk, Kim?”
“Slimme! Nou heb je het helemaal verraden!” Desondanks kon Kim er enkel mee lachen en ze werd tegelijkertijd rood van het blozen.
Toen ze Loena’s blinddoek eindelijk afdeden, zag Loena vooral hoe Hermelien vuile blikken naar Ron wierp, voordat ze het schip zag dat bij hen in de tuin stond. Het had iets weg van een klein piratenschip, volledig uit hout gemaakt en met linnen zeilen. Er was zelfs een klein kraaiennest en het bootje zag er heel charmant uit – maar toch lachte ze niet.
Rolf kwam opeens zingend naar buiten met een grote verjaardagstaart in zijn handen en iedereen zong enthousiast mee met hem. Na afloop gaf hij haar een kus op haar wang en Loena voelde zich ongemakkelijk toen ze zag hoe rood hij daarom werd.
“Het was Rolf’s idee!” zei Xenophilius enthousiast. “Dan kan je eindelijk op zoek naar Vinloze Dolfijnleeuwen. Mooi toch?”
Iedereen keek bewonderenswaardig naar het schip, maar voor Loena was de boodschap wel heel duidelijk: iedereen wilde haar weg.
Ze had echter het idee dat ze ditmaal er niet onderuit zou kunnen komen.
Het was de laatste keer dat ze in de spiegel van haar kamer zou kijken – alvast voor een lange tijd. Ze keek in zijn ogen, maar draaide zich niet om. Hij zou er niet zijn. Hij was er nooit. In het spiegelbeeld glimlachte hij bemoedigend, maar het maakte Loena niet beter gezind. Ze wilde het huis helemaal niet verlaten.
Als Severus ooit zou komen – als hij haar ooit zou zoeken – zou hij hier het eerste zoeken. En op die boot zou hij haar nooit vinden.
Maar misschien hadden haar vrienden gelijk. Misschien moest ze inderdaad verder. Ze was dertig. Ze had in de dertien jaren na Zweinstein iedere avond in haar eigen bed geslapen. Af en toe durfde ze nog wel eens het huis te verlaten – om Zweinstein te bezoeken of een interview af te leggen in Zweinsveld. Ze was zelfs een paar keren in het Krijsende Kot gegaan, maar het akelige gevoel dat haar daar iedere keer bekroop deed haar rillen en iedere keer was ze na drie minuten weer naar buiten gerend.
“Vaarwel, Severus,” zei ze naar het vage beeld dat ze in de spiegel zag. “Het wordt tijd dat ik mijn eenzaamheid ten volle omarm en op zoek ga naar iets anders wat me raakt in het leven.”
Ze sloot haar ogen en keek niet meer in de spiegel. Ze nam de tas die voor haar bed stond en stapte de kamer uit.
Iedereen was zo verschrikkelijk aardig toen ze haar uitzwaaiden, vond Loena. Niemand die eruit zag alsof ze haar zouden missen. Rolf was er wel niet bij vandaag, maar Loena wist heel goed hoe dat kwam. Hij had een week eerder gevraagd of hij niet mee mocht op haar zoektocht, maar ze had hem beleefd afgewezen. Kennelijk was zijn ego nog niet hersteld van haar antwoord.
De boot dobberde vrolijk in het water voor het gezellige huisje van Bill en Fleur. Nadat iedereen haar had omhelsd, verzekerde Kim haar dat ze goed op Xenophilius zou letten, waarop Ron reageerde dat Kim inderdaad beter kon opletten met Xenophilius. Iedereen moest ermee lachen en Loena had nog net kunnen zien hoe haar vader hevig was beginnen blozen en ze glimlachte.
Met een laatste blik op haar vrienden, vloog Loena op haar bezem tot op het dek van het kleine schip en ze plofte er haar tas neer. Handig gebruikte ze haar toverstaf om het anker binnen te halen en de zeilen aan te spannen. Haast onmiddellijk kwam er beweging in de boot en dobberde ze verder en verder weg van de vele bekende gezichten. Ze wuifde naar hen allen terug tot ze hun gezichten niet meer kon herkennen en ze moest eerlijk toegeven dat ze genoot van de wind die blies in haar gezicht. Het was al lang geleden dat ze nog ergens van had genoten, sinds Severus...
Nee. Aan Severus zou ze niet meer denken. Die gedachte maakte de eenzaamheid enkel erger. Ze probeerde zich te concentreren op het water voor haar, op de uitgestrektheid van de zee en ze hield haar ogen open voor regenbogen. Want enkel daar zouden Vinloze Dolfijnleeuwen zich schuilhouden – bij regenbogen.
Loena stapte de kajuit binnen op het dek en keek naar enkele sterrenkaarten. De avond zou weldra vallen en dan zou ze – bij een heldere hemel – gemakkelijk kunnen bepalen waar ze was en waar ze heen vaarde. Ze wachtte tot de nacht viel en begaf zich met de sterrenkaarten naar buiten. Het was erg donker onder de sterrenhemel en met haar toverstaf bracht ze enkele toortsen aan het branden. Het gouden vuur was warm en Loena voelde zich best tevreden op het charmante bootje. Het voordeel van deze eenzaamheid, was dat ze haar melancholische gevoelens niet hoefde te verdedigen of verklaren tegenover wie dan ook. De droevige blik in haar ogen kon dat blijven zonder dat ze zich schuldig hoefde te voelen. Het was een pak van haar hart.
Ze stuurde zelfzeker het schip richting het zuiden en betrapte zichzelf erop dat ze geeuwde. Ze zette het roer vast, borg de sterrenkaarten terug op in de kajuit en liep vervolgens weer het dek op.
Vastbesloten nam ze haar tas van de grond en met haar verlichte toverstaf in haar handen, liep ze de houten trapjes af naar haar kajuit. Ze verlichtte met haar toverstaf de kleine toortsen in de gang. In het licht merkte ze opeens een mooie spiegel op die in de gang hing en ze liep er langzaam heen. Een klein briefje stak onder het frame en Loena stak haar toverstaf weg achter haar oor om het briefje van onder het frame te halen. Ze opende het om het te lezen.
Het is niet omdat je in je eentje reist, dat je niemand meer hoeft te zien! Ik hoop dat je de spiegel mooi vindt. Veel succes met het zoeken naar Vinloze Dolfijnleeuwen. Ik kijk al uit naar je eerste uil! Kim.
Een attent gebaar, vond Loena, maar ze had liever geen spiegel als cadeau gekregen. Ze keek in de spiegel en de vertrouwde reflectie van Severus was ook ditmaal weer zichtbaar. Hij glimlachte ditmaal niet, maar zij deed dat ook niet en ze keek loom toe hoe hij zijn mond opende.
“Hallo Loena.”
Ze schrok echter van zijn stem en haar ogen werden zo groot als theeschoteltjes.
Was ze nou helemaal doorgedraaid? Beeldde ze zich nu ook al zijn stem in? Verward staarde ze naar zijn reflectie, tot ze het niet meer kon verdragen en ze zich met een ruk omdraaide.
Haar hart stopte voor een moment met slaan en ze sloeg haar handen voor haar mond. Hij glimlachte opgelucht en warm toen hij haar blik zag.
Eindelijk.
Druppels tikten tegen het raam van haar slaapkamer. Het voelde goed om weer thuis te zijn. De oorlog was eindelijk voorbij en het leven leek zich langzaamaan te herstellen.
Terwijl haar vader beneden druk aan het schrijven was voor de volgende editie van de Kibbelaar te vullen, staarde Loena verveeld door het venster. Ze keek de tuin in en hoopte met heel haar hart dat hij zou verschijnen. Maar hij had geen teken van leven gegeven.
Iedere dag die voorbij ging miste ze hem meer en meer. Iedere dag werd de wanhoop groter dat hij die dag niet zou verschijnen. Maar ze bleef kijken. Ze bleef wachten.
En voor een seconde dacht ze dat ze hem in het gras zag staan, wuivend, met een mysterieuze glimlach op zijn gezicht – maar dat beeld verdween even snel als dat het gekomen was en Loena voelde zich nog leger dan voorheen.
Haar zevende jaar op Zweinstein ging anders dan ze gepland had. Weeral stond ze in het kantoortje van Anderling en weeral staarde ze naar het portret van Sneep dat aan de muur hing. Hij sliep. Iedere keer dat ze er was, sliep hij. Maar ze scheurde haar blik nooit van het portret af.
“...zei dat je voor expres je toverketel had laten ontploffen. Is dat zo?”
Loena staarde nog steeds hoopvol naar het portret.
“Juffrouw Leeflang, is dat zo?”
Loena schrok eindelijk op. “Huh, wat zei u, professor Anderling?”
Ze probeerde blij voor hem te zijn, maar het lukte niet. Verveeld plukte ze aan de bladeren van een van de Turnipstruiken in de voortuin.
“Marcel, begrijp me niet verkeerd. Ik ben echt heel blij dat je de assistent mag worden van Stronk.”
“Maar jij was ook graag teruggekeerd naar Zweinstein, is het niet?”
Het feit dat ze zweeg, was voor hem al de bevestiging die hij nodig had. “Ik vind het raar, Loena. Je mist Zweinstein veel harder dan de rest. Terwijl ik het idee had dat je je niet zo hard hechtte aan wat dan ook.”
Niet Zweinstein, hield ze zichzelf voor. Het was Severus waaraan ze zich gehecht had. En om één of andere reden dacht ze dat Zweinstein het verdriet van hem te missen wat zou verminderen.
“Je bent nu drie jaar van Zweinstein af, Loena. Je zal ook nog wel een leuke baan vinden als je niet meer wilt blijven schrijven voor de Kibbelaar...” Marcel sloeg zijn arm troostend om haar schouder, maar het had geen enkel effect op haar en ze bleef sober voor zich uitstaren. Hij zuchtte. “Als je wil, mag je me altijd komen bezoeken!”
“Hoe lukt het met de artikels voor de Kibbelaar?”
Loena knikte mak. “Gaat wel.”
“Mijn excuses dat ik het zelfs moet vragen,” excuseerde Marcel zich. “Ik heb de laatste maanden niet zoveel tijd gehad om bij te lezen. Ik lees wel, maar voornamelijk in Kruidenkundeboeken. Ik ben niet van plan om me te laten overtreffen door eender welke student. Als ik volgend jaar de baan van Stronk volledig mag overnemen, wil ik dat ook zo goed doen als ik maar kan.”
Terwijl ze langs de Kruidenkundekassen liepen, keek Loena naar het Grote Meer. Ze zag de plek waar Severus haar uit het water had gevist en voor een moment glimlachte ze triest.
“Loena, gaat het met je?”
“Oh. Ja hoor Marcel. Wat zei je ook weer?”
Het was haar vijfentwintigste verjaardag. Ze ijsbeerde door haar kamer en keek af en toe uit het raam. Er waren al zoveel jaren verstreken... Wanneer zou ze hem eindelijk weer zien? Die vraag liet haar geen dag los.
Terwijl ze het volk beneden hoorde toestromen, keek ze even in de spiegel. Hij zou haar vast nog steeds herkennen, want zoveel was ze niet veranderd. En terwijl ze in de spiegel keek, dacht ze even dat ze hem achter haar zag staan. Ze hield zijn blik vast in de spiegel, maar toen ze zich omdraaide, was hij er niet.
Het gebeurde zo vaak dat ze op deze manier teleurgesteld werd.
“Liefje, ik maak me zorgen om je.”
Loena wist al waar dit gesprek heen ging.
“Je sluit jezelf op. Waarom wilde je niet naar Zweden gaan? Ik dacht dat je het leuk zou vinden om onderzoek te doen naar Kreukelhoornige Snottifanten.”
Ze haalde zo nonchalant mogelijk haar schouders op. “Ik vond dat Kim ook wel verdiende om te gaan. Waarom zou ik de voorkeur moeten krijgen? Zij kan het ook wel aan. Daarenboven vind ik Kreukelhoornige Snottifanten niet meer zo interessant. Vinloze Dolfijnleeuwen zijn veel leuker.”
“Maar liefje, je gaat nergens heen! Ben je de afgelopen 10 jaar ergens anders geweest dan in Zweinstein of Zweinsveld?”
“Vader, we hebben het hier al over gehad.”
“Maar dit is toch niet normaal meer? De oorlog is nu al tien jaar voorbij, maar je bent nog steeds bang! Ik snap ook wel dat ik niet weet wat er in de Malfidus Villa allemaal is gebeurd, maar...”
“Het heeft niets te maken met de Malfidus Villa,” onderbrak Loena hem kort en haar blik was verbiedend. “Houdt er alsjeblieft over op. Ik ga toch niet weg.”
En met die laatste woorden rende ze de kamer uit.
Rolf keek haar aan terwijl ze in een hoge stoel zat met een enorm boek op haar schoot. Hij wisselde een blik uit met Xenofilius en deze verliet zo onopvallend mogelijk de kamer.
“Wat lees je, Loena?”
“Een Verzameling van de Meest Duistere Aziatische Vloeken. Door Tong Mi.”
Ze keek niet op van haar boek en Rolf ging naast haar staan om te kijken naar de prentjes in het boek, maar de gruwelijke taferelen die daarop te zien waren, stonden hem niet erg aan.
“Zeg, Loena, heb je anders geen zin om mee te gaan naar de Lekke Ketel vanavond? Kim is jarig en we dachten dat het leuk zou zijn om een klein feestje te bouwen. Je weet wel – die schrijvers van de Kibbelaar die nog jonger zijn dan dertig, zonder de oudjes erbij... Wat zeg je?”
Loena keek even op en haar blik zei al genoeg. Rolf wist dat ze ging weigeren.
“Het spijt me, Rolf. Ik heb er niet zo een zin in. Ik blijf liever wat lezen.”
Loena hield niet van het feit dat ze geblinddoekt was, maar alle anderen schenen er reusachtige lol aan te beleven.
“Niet gluren, Loena,” zei Harry speels.
“Pas op met het trapje,” waarschuwde Xenophilius haar.
“Als je het niet leuk vindt, wil ik het wel hebben!” grapte Ron.
“RON!” Hermelien klonk niet geamuseerd.
“Is toch? En als jij niet mee wilt varen, ga ik wel met Kim, ja toch, jij vindt dat toch ook leuk, Kim?”
“Slimme! Nou heb je het helemaal verraden!” Desondanks kon Kim er enkel mee lachen en ze werd tegelijkertijd rood van het blozen.
Toen ze Loena’s blinddoek eindelijk afdeden, zag Loena vooral hoe Hermelien vuile blikken naar Ron wierp, voordat ze het schip zag dat bij hen in de tuin stond. Het had iets weg van een klein piratenschip, volledig uit hout gemaakt en met linnen zeilen. Er was zelfs een klein kraaiennest en het bootje zag er heel charmant uit – maar toch lachte ze niet.
Rolf kwam opeens zingend naar buiten met een grote verjaardagstaart in zijn handen en iedereen zong enthousiast mee met hem. Na afloop gaf hij haar een kus op haar wang en Loena voelde zich ongemakkelijk toen ze zag hoe rood hij daarom werd.
“Het was Rolf’s idee!” zei Xenophilius enthousiast. “Dan kan je eindelijk op zoek naar Vinloze Dolfijnleeuwen. Mooi toch?”
Iedereen keek bewonderenswaardig naar het schip, maar voor Loena was de boodschap wel heel duidelijk: iedereen wilde haar weg.
Ze had echter het idee dat ze ditmaal er niet onderuit zou kunnen komen.
Het was de laatste keer dat ze in de spiegel van haar kamer zou kijken – alvast voor een lange tijd. Ze keek in zijn ogen, maar draaide zich niet om. Hij zou er niet zijn. Hij was er nooit. In het spiegelbeeld glimlachte hij bemoedigend, maar het maakte Loena niet beter gezind. Ze wilde het huis helemaal niet verlaten.
Als Severus ooit zou komen – als hij haar ooit zou zoeken – zou hij hier het eerste zoeken. En op die boot zou hij haar nooit vinden.
Maar misschien hadden haar vrienden gelijk. Misschien moest ze inderdaad verder. Ze was dertig. Ze had in de dertien jaren na Zweinstein iedere avond in haar eigen bed geslapen. Af en toe durfde ze nog wel eens het huis te verlaten – om Zweinstein te bezoeken of een interview af te leggen in Zweinsveld. Ze was zelfs een paar keren in het Krijsende Kot gegaan, maar het akelige gevoel dat haar daar iedere keer bekroop deed haar rillen en iedere keer was ze na drie minuten weer naar buiten gerend.
“Vaarwel, Severus,” zei ze naar het vage beeld dat ze in de spiegel zag. “Het wordt tijd dat ik mijn eenzaamheid ten volle omarm en op zoek ga naar iets anders wat me raakt in het leven.”
Ze sloot haar ogen en keek niet meer in de spiegel. Ze nam de tas die voor haar bed stond en stapte de kamer uit.
Iedereen was zo verschrikkelijk aardig toen ze haar uitzwaaiden, vond Loena. Niemand die eruit zag alsof ze haar zouden missen. Rolf was er wel niet bij vandaag, maar Loena wist heel goed hoe dat kwam. Hij had een week eerder gevraagd of hij niet mee mocht op haar zoektocht, maar ze had hem beleefd afgewezen. Kennelijk was zijn ego nog niet hersteld van haar antwoord.
De boot dobberde vrolijk in het water voor het gezellige huisje van Bill en Fleur. Nadat iedereen haar had omhelsd, verzekerde Kim haar dat ze goed op Xenophilius zou letten, waarop Ron reageerde dat Kim inderdaad beter kon opletten met Xenophilius. Iedereen moest ermee lachen en Loena had nog net kunnen zien hoe haar vader hevig was beginnen blozen en ze glimlachte.
Met een laatste blik op haar vrienden, vloog Loena op haar bezem tot op het dek van het kleine schip en ze plofte er haar tas neer. Handig gebruikte ze haar toverstaf om het anker binnen te halen en de zeilen aan te spannen. Haast onmiddellijk kwam er beweging in de boot en dobberde ze verder en verder weg van de vele bekende gezichten. Ze wuifde naar hen allen terug tot ze hun gezichten niet meer kon herkennen en ze moest eerlijk toegeven dat ze genoot van de wind die blies in haar gezicht. Het was al lang geleden dat ze nog ergens van had genoten, sinds Severus...
Nee. Aan Severus zou ze niet meer denken. Die gedachte maakte de eenzaamheid enkel erger. Ze probeerde zich te concentreren op het water voor haar, op de uitgestrektheid van de zee en ze hield haar ogen open voor regenbogen. Want enkel daar zouden Vinloze Dolfijnleeuwen zich schuilhouden – bij regenbogen.
Loena stapte de kajuit binnen op het dek en keek naar enkele sterrenkaarten. De avond zou weldra vallen en dan zou ze – bij een heldere hemel – gemakkelijk kunnen bepalen waar ze was en waar ze heen vaarde. Ze wachtte tot de nacht viel en begaf zich met de sterrenkaarten naar buiten. Het was erg donker onder de sterrenhemel en met haar toverstaf bracht ze enkele toortsen aan het branden. Het gouden vuur was warm en Loena voelde zich best tevreden op het charmante bootje. Het voordeel van deze eenzaamheid, was dat ze haar melancholische gevoelens niet hoefde te verdedigen of verklaren tegenover wie dan ook. De droevige blik in haar ogen kon dat blijven zonder dat ze zich schuldig hoefde te voelen. Het was een pak van haar hart.
Ze stuurde zelfzeker het schip richting het zuiden en betrapte zichzelf erop dat ze geeuwde. Ze zette het roer vast, borg de sterrenkaarten terug op in de kajuit en liep vervolgens weer het dek op.
Vastbesloten nam ze haar tas van de grond en met haar verlichte toverstaf in haar handen, liep ze de houten trapjes af naar haar kajuit. Ze verlichtte met haar toverstaf de kleine toortsen in de gang. In het licht merkte ze opeens een mooie spiegel op die in de gang hing en ze liep er langzaam heen. Een klein briefje stak onder het frame en Loena stak haar toverstaf weg achter haar oor om het briefje van onder het frame te halen. Ze opende het om het te lezen.
Het is niet omdat je in je eentje reist, dat je niemand meer hoeft te zien! Ik hoop dat je de spiegel mooi vindt. Veel succes met het zoeken naar Vinloze Dolfijnleeuwen. Ik kijk al uit naar je eerste uil! Kim.
Een attent gebaar, vond Loena, maar ze had liever geen spiegel als cadeau gekregen. Ze keek in de spiegel en de vertrouwde reflectie van Severus was ook ditmaal weer zichtbaar. Hij glimlachte ditmaal niet, maar zij deed dat ook niet en ze keek loom toe hoe hij zijn mond opende.
“Hallo Loena.”
Ze schrok echter van zijn stem en haar ogen werden zo groot als theeschoteltjes.
Was ze nou helemaal doorgedraaid? Beeldde ze zich nu ook al zijn stem in? Verward staarde ze naar zijn reflectie, tot ze het niet meer kon verdragen en ze zich met een ruk omdraaide.
Haar hart stopte voor een moment met slaan en ze sloeg haar handen voor haar mond. Hij glimlachte opgelucht en warm toen hij haar blik zag.
Eindelijk.