27/08/2020, 21:54
Hoofdstuk 13: De Leugen van het Schoolhoofd
Het ene moment was het zwart voor haar ogen en het volgende moment viel ze naar beneden. Vreemdgenoeg voelde ze ook hoe ze door twee sterke armen werd opgevangen. Toen ze zag wie haar redder was, voelde ze een golf van opluchting door haar heen gaan en ze omhelsde hem zo hard dat ze hem bijna alle lucht ontnam.
“Severus!!”
Loena was te blij om te merken hoe hij haar op de grond liet zakken en haar van zich af probeerde te duwen.
“Juffrouw Leeflang!” zei hij streng toen ze hem niet wilde loslaten. “Zo is het wel genoeg geweest!”
Loena maakte gebruik van dat moment om te zien waar ze was beland en herkende het kantoortje van Perkamentus. Ze liet hem snel los en keek hem aan.
“Oh!” riep ze begripvol uit. “Ik ben zeker terug in mijn eigen tijd, juist?”
“Ja, juffrouw Leeflang,” antwoordde het schoolhoofd met een gefrustreerde blik. Hij snapte niet waarom ze hem zo enthousiast had omhelsd. Waar was ze in hemelsnaam geweest? Hij wilde het stiekem wel weten, maar anderzijds wilde hij het ook niet vragen. Hij wilde niet met haar keuvelen. Hij wilde dat ze zo snel mogelijk terugkeerde naar de leerlingenkamer van Ravenklauw en dat hij dit allemaal eindelijk achter zich kon laten.
“Mijn excuses, professor,” zei Loena opeens in een erg rustige stem. “Het was niet mijn bedoeling om u te doen schrikken.”
Hij merkte de manier op waarop ze hem professor had genoemd. Toen ze vijf minuten eerder uit zijn kantoor was verdwenen, stond ze er nog op dat ze hem Severus mocht noemen – en nu noemde ze hem professor zonder dat hij daar specifiek om vroeg?
Hij wist niet of hij dankbaar moest zijn of vragen moest stellen.
“Het lijkt me het beste als je terug keert naar je leerlingenkamer. Heb je de Tijdverdrijver?”
“Nee,” antwoordde Loena eerlijk. “Ik heb hem laten vallen.”
Hij aarzelde, maar besloot dat hij het verhaal zelfs niet wilde horen. Hij keek haar nors aan voordat hij naar de deur liep. “Volg me, ik leid je terug.”
Ditmaal liep hij iets langzamer. Loena stelde het op prijs dat ze niet hoefde te hollen om hem bij te houden en hield haar oren gespitst. Severus deed dit ook en keek met momenten argwanend achter zich.
Langzaam, maar zeker naderden ze de toren van Ravenklauw. Helaas waren ze niet alleen.
Ze schrokken beiden toen ze om de hoek van een gang voetstappen hoorden naderen en Loena voelde opeens hoe iemand de Imperiatusvloek op haar uitsprak. Ze begon te schokken alsof ze haar tranen moest inhouden en voelde hoe ze enkel haar blik op de grond kon richten. Ze kon nog net zien dat Severus zijn toverstaf vast had en deze even op haar richtte om te verzekeren dat hij de controle over haar had.
“Severus!” Loena herkende de stem van Amycus Kragge en rilde. Ze hoorde zijn voetstappen gehaast dichterbij komen. “Je hebt haar gevonden! Waar was ze gebleven?”
Loena voelde hoe ze verplicht werd om te huilen en ze speelde het spel mee. Ze snapte Severus’ plan en snikte. Vreemd genoeg voelde ze ook hoe haar arm in ongecontroleerde bewegingen bijeen trok, maar ook hier bood ze geen weerstand tegen.
“Haar vader had haar een Tijdverdrijver gegeven,” zei Severus simpel. “Ze was een paar minuten teruggegaan in de tijd ermee. Ik vond haar in de bezemkast nabij mijn kantoor.”
“Een Tijdverdrijver?!” herhaalde Amycus met een hint van paniek in zijn stem. “Die zijn toch allemaal vernield geworden in het Departement van Mystificatie?”
“Het verbaast me niets dat de dochter van de uitgever van de Kibbelaar er eentje zou hebben,” zei Severus met dezelfde nonchalantheid alsof hij het over het weer had. “Donders vertelde me dat ze heel veel zeldzame artefacten bij hun thuis verzamelen. Ik was niet verrast.”
“Heb je het ding afgenomen?”
“Helaas was ik te laat. Toen ze me hoorde aankomen, heeft ze het ding vernield. Ze is nog steeds trouw aan Harry Potter en zijn vrienden.”
Amycus haalde zijn toverstaf dreigend uit en staarde Loena hatelijk aan, maar Severus hield hem plots tegen.
“Ik zou het niet doen.” Zijn stem klonk een tikje verveeld. “Ik denk dat ze haar les voor vanavond wel heeft geleerd. Ik dacht dat ze meer weerstand kon bieden aan de Cruciatusvloek, maar ik had het mis.” Hij glimlachte gemeen en keek hoe haar arm nog steeds iedere paar secondes een irriterende zenuwtrek vertoonde. “Ik heb zonet tien minuten kunnen wachten tot ze weer kon lopen.”
Amycus keek van Severus naar Loena en kon het niet laten om wreed te grijnzen.
“Ik heb me een beetje laten meeslepen,” gaf Severus in een eerlijke en tegelijkertijd spottende stem toe. “Maar dat is het onvoorspelbare aan juffrouw Leeflang. Bij andere studenten zie je wanneer ze gek worden van de pijn. Juffrouw Leeflang ziet er nu eenmaal altijd gestoord uit. Het was moeilijk om te zien of ze genoeg straf had gehad.”
Amycus lachte gemeen en Severus glimlachte voldaan.
“Ik breng haar verder naar haar leerlingenkamer.” Hij boog zich lichtjes tot Amycus en ging fluisterend verder,alsof Loena het niet mocht horen. “Ik had het idee dat ik niet alleen was toen ik voorbij het portret van Iganatia Wildsmid liep op de vierde verdieping... Ik vertrouw het niet helemaal...”
“Laat mij maar,” zei Amycus met een onaangename grijns en hij stapte snel weg. “Ik haal Alecto erbij. Zij was aan het patrouilleren op de vijfde verdieping.”
Severus zag hoe Amycus weer verdween en Loena voelde hoe Severus zijn grip op haar loste. Ze strekte even haar armen uit. Ze voelden een beetje raar aan van de schokkende bewegingen die ze hadden gemaakt.
Severus liep haar zonder iets te zeggen of haar aan te kijken voorbij.
Loena glimlachte warm.
En het bewijs voor zijn goedheid stapelde op.
Ze volgde hem tot aan de ingang van de leerlingenkamer van Ravenklauw. Hij keek haar met zijn gewoonlijke norse blik aan en zij keek terug met haar eeuwig dromerige en tevreden uitdrukking.
Hij klopte op de deurklopper en de bronzen adelaar stelde een vraag.
“Wat maakt het meeste verschil in tijden van nood: een eenzaat of een groep gelijkgezinden?”
Severus keek Loena afwachtend en lichtjes uitdagend aan. Ze dacht even na.
“Een gedreven en getalenteerd persoon kan een groter verschil maken dan een groep gelijkgezinde nietsnutten.”
De adelaar opende zijn mond om aan te kondigen dat ze binnen mocht, maar Loena ging snel verder terwijl ze Severus strak in zijn ogen staarde.
“Het is niet omdat iemand er alleen voor staat, dat die persoon geen verschil kan maken. Maar het is belangrijk dat hij er zelf in blijft geloven. Enkel zo zullen anderen zijn weg kruisen om hem uit de eenzaamheid te trekken. En wanneer hij een verschil heeft gemaakt, zal er een tijd komen dat hij die rol van eenzaat naast zich neer kan leggen.”
Loena zweeg en staarde Severus nog steeds aan. Zijn uitdrukking viel niet te lezen, maar Loena glimlachte desondanks.
De deur ging met een zwaai open en Loena stapte naar binnen.
“Dank je.”
Voor een buitenstaander had het misschien geleken dat Loena de adelaar bedankte om haar binnen te laten, maar Severus wist tegen wie ze het had. Hij knikte en keerde haar de rug toe.
Iets vertelde hem dat hij nog niet het laatste had gezien van juffrouw Leeflang.
Het ene moment was het zwart voor haar ogen en het volgende moment viel ze naar beneden. Vreemdgenoeg voelde ze ook hoe ze door twee sterke armen werd opgevangen. Toen ze zag wie haar redder was, voelde ze een golf van opluchting door haar heen gaan en ze omhelsde hem zo hard dat ze hem bijna alle lucht ontnam.
“Severus!!”
Loena was te blij om te merken hoe hij haar op de grond liet zakken en haar van zich af probeerde te duwen.
“Juffrouw Leeflang!” zei hij streng toen ze hem niet wilde loslaten. “Zo is het wel genoeg geweest!”
Loena maakte gebruik van dat moment om te zien waar ze was beland en herkende het kantoortje van Perkamentus. Ze liet hem snel los en keek hem aan.
“Oh!” riep ze begripvol uit. “Ik ben zeker terug in mijn eigen tijd, juist?”
“Ja, juffrouw Leeflang,” antwoordde het schoolhoofd met een gefrustreerde blik. Hij snapte niet waarom ze hem zo enthousiast had omhelsd. Waar was ze in hemelsnaam geweest? Hij wilde het stiekem wel weten, maar anderzijds wilde hij het ook niet vragen. Hij wilde niet met haar keuvelen. Hij wilde dat ze zo snel mogelijk terugkeerde naar de leerlingenkamer van Ravenklauw en dat hij dit allemaal eindelijk achter zich kon laten.
“Mijn excuses, professor,” zei Loena opeens in een erg rustige stem. “Het was niet mijn bedoeling om u te doen schrikken.”
Hij merkte de manier op waarop ze hem professor had genoemd. Toen ze vijf minuten eerder uit zijn kantoor was verdwenen, stond ze er nog op dat ze hem Severus mocht noemen – en nu noemde ze hem professor zonder dat hij daar specifiek om vroeg?
Hij wist niet of hij dankbaar moest zijn of vragen moest stellen.
“Het lijkt me het beste als je terug keert naar je leerlingenkamer. Heb je de Tijdverdrijver?”
“Nee,” antwoordde Loena eerlijk. “Ik heb hem laten vallen.”
Hij aarzelde, maar besloot dat hij het verhaal zelfs niet wilde horen. Hij keek haar nors aan voordat hij naar de deur liep. “Volg me, ik leid je terug.”
Ditmaal liep hij iets langzamer. Loena stelde het op prijs dat ze niet hoefde te hollen om hem bij te houden en hield haar oren gespitst. Severus deed dit ook en keek met momenten argwanend achter zich.
Langzaam, maar zeker naderden ze de toren van Ravenklauw. Helaas waren ze niet alleen.
Ze schrokken beiden toen ze om de hoek van een gang voetstappen hoorden naderen en Loena voelde opeens hoe iemand de Imperiatusvloek op haar uitsprak. Ze begon te schokken alsof ze haar tranen moest inhouden en voelde hoe ze enkel haar blik op de grond kon richten. Ze kon nog net zien dat Severus zijn toverstaf vast had en deze even op haar richtte om te verzekeren dat hij de controle over haar had.
“Severus!” Loena herkende de stem van Amycus Kragge en rilde. Ze hoorde zijn voetstappen gehaast dichterbij komen. “Je hebt haar gevonden! Waar was ze gebleven?”
Loena voelde hoe ze verplicht werd om te huilen en ze speelde het spel mee. Ze snapte Severus’ plan en snikte. Vreemd genoeg voelde ze ook hoe haar arm in ongecontroleerde bewegingen bijeen trok, maar ook hier bood ze geen weerstand tegen.
“Haar vader had haar een Tijdverdrijver gegeven,” zei Severus simpel. “Ze was een paar minuten teruggegaan in de tijd ermee. Ik vond haar in de bezemkast nabij mijn kantoor.”
“Een Tijdverdrijver?!” herhaalde Amycus met een hint van paniek in zijn stem. “Die zijn toch allemaal vernield geworden in het Departement van Mystificatie?”
“Het verbaast me niets dat de dochter van de uitgever van de Kibbelaar er eentje zou hebben,” zei Severus met dezelfde nonchalantheid alsof hij het over het weer had. “Donders vertelde me dat ze heel veel zeldzame artefacten bij hun thuis verzamelen. Ik was niet verrast.”
“Heb je het ding afgenomen?”
“Helaas was ik te laat. Toen ze me hoorde aankomen, heeft ze het ding vernield. Ze is nog steeds trouw aan Harry Potter en zijn vrienden.”
Amycus haalde zijn toverstaf dreigend uit en staarde Loena hatelijk aan, maar Severus hield hem plots tegen.
“Ik zou het niet doen.” Zijn stem klonk een tikje verveeld. “Ik denk dat ze haar les voor vanavond wel heeft geleerd. Ik dacht dat ze meer weerstand kon bieden aan de Cruciatusvloek, maar ik had het mis.” Hij glimlachte gemeen en keek hoe haar arm nog steeds iedere paar secondes een irriterende zenuwtrek vertoonde. “Ik heb zonet tien minuten kunnen wachten tot ze weer kon lopen.”
Amycus keek van Severus naar Loena en kon het niet laten om wreed te grijnzen.
“Ik heb me een beetje laten meeslepen,” gaf Severus in een eerlijke en tegelijkertijd spottende stem toe. “Maar dat is het onvoorspelbare aan juffrouw Leeflang. Bij andere studenten zie je wanneer ze gek worden van de pijn. Juffrouw Leeflang ziet er nu eenmaal altijd gestoord uit. Het was moeilijk om te zien of ze genoeg straf had gehad.”
Amycus lachte gemeen en Severus glimlachte voldaan.
“Ik breng haar verder naar haar leerlingenkamer.” Hij boog zich lichtjes tot Amycus en ging fluisterend verder,alsof Loena het niet mocht horen. “Ik had het idee dat ik niet alleen was toen ik voorbij het portret van Iganatia Wildsmid liep op de vierde verdieping... Ik vertrouw het niet helemaal...”
“Laat mij maar,” zei Amycus met een onaangename grijns en hij stapte snel weg. “Ik haal Alecto erbij. Zij was aan het patrouilleren op de vijfde verdieping.”
Severus zag hoe Amycus weer verdween en Loena voelde hoe Severus zijn grip op haar loste. Ze strekte even haar armen uit. Ze voelden een beetje raar aan van de schokkende bewegingen die ze hadden gemaakt.
Severus liep haar zonder iets te zeggen of haar aan te kijken voorbij.
Loena glimlachte warm.
En het bewijs voor zijn goedheid stapelde op.
Ze volgde hem tot aan de ingang van de leerlingenkamer van Ravenklauw. Hij keek haar met zijn gewoonlijke norse blik aan en zij keek terug met haar eeuwig dromerige en tevreden uitdrukking.
Hij klopte op de deurklopper en de bronzen adelaar stelde een vraag.
“Wat maakt het meeste verschil in tijden van nood: een eenzaat of een groep gelijkgezinden?”
Severus keek Loena afwachtend en lichtjes uitdagend aan. Ze dacht even na.
“Een gedreven en getalenteerd persoon kan een groter verschil maken dan een groep gelijkgezinde nietsnutten.”
De adelaar opende zijn mond om aan te kondigen dat ze binnen mocht, maar Loena ging snel verder terwijl ze Severus strak in zijn ogen staarde.
“Het is niet omdat iemand er alleen voor staat, dat die persoon geen verschil kan maken. Maar het is belangrijk dat hij er zelf in blijft geloven. Enkel zo zullen anderen zijn weg kruisen om hem uit de eenzaamheid te trekken. En wanneer hij een verschil heeft gemaakt, zal er een tijd komen dat hij die rol van eenzaat naast zich neer kan leggen.”
Loena zweeg en staarde Severus nog steeds aan. Zijn uitdrukking viel niet te lezen, maar Loena glimlachte desondanks.
De deur ging met een zwaai open en Loena stapte naar binnen.
“Dank je.”
Voor een buitenstaander had het misschien geleken dat Loena de adelaar bedankte om haar binnen te laten, maar Severus wist tegen wie ze het had. Hij knikte en keerde haar de rug toe.
Iets vertelde hem dat hij nog niet het laatste had gezien van juffrouw Leeflang.