27/08/2020, 21:52
Hoofdstuk 11: De Liefde van Severus
Ze landden beiden zachtjes in de sneeuw. Loena leek opgelucht dat ze niet langer iedere keer op de grond werd gesmakt als ze door de tijd reisde en Severus keek haar voor een moment denkend aan, totdat hij besloot de omgeving beter in zich op te nemen. Hij herkende de hoge bomen als die van het Verboden Bos, en voor zover hij kon zien, bevonden ze zich enkele tientallen meters van het pad.
“We zijn in het Verboden Bos!” zei Loena zacht, maar enthousiast.
“Waar – is niet de juiste vraag,” mijmerde Severus. “Wanneer – daarentegen...”
Er sneed een ijskoude wind door het bos en hij zag hoe Loena even rilde. Zonder aarzelen deed hij zijn mantel uit en gaf hij die aan Loena.
“Trek aan,” beval hij haar kort.
Loena glimlachte en wikkelde zich in de warme mantel. Deze Severus van de toekomst deed haar al iets meer terugdenken aan de jonge tovenaar die ze kende en minder aan de Severus van haar eigen tijd. Hij was op zijn minst attent, al was er nog steeds een diepe frons in zijn voorhoofd getekend.
“Wat scheelt er, Severus?”
Hij zweeg voor enkele tellen terwijl hij zijn woorden goed tegen elkaar afwoog. “Ik weet niet of ik boos op je moet zijn of niet.”
Loena’s wenkbrauwen schoten de lucht in. “Ik heb liever niet dat je boos bent, Severus,” gaf ze eerlijk toe. “Ik vond het niet zo fijn toen je me probeerde te kwetsen.”
Severus zuchtte diep. Haar eerlijke manier van spreken was hartverscheurend met momenten. Het dwong hem om even eerlijk met haar te zijn.
“Ik wilde je niet kwetsen... Niet echt,” probeerde hij haar uit te leggen. “Ik wilde je enkel beschermen.”
Loena keek hem geïnteresseerd aan. “Tegen wat wilde je me dan beschermen?”
“Tegen mezelf,” gaf hij met een gefrustreerde blik toe. “En ik wilde mezelf evenzeer beschermen tegen jou. Ik kon je niet in vertrouwen nemen, Loena. Niet op dat moment. Je weet zelf ook hoe gevaarlijk het is op Zweinstein nu de Heer van het Duister aan de macht is. Je moest de leugen geloven, Loena... Geloof me, ik zag geen andere manier.”
Loena glimlachte. Ze begreep hem nog steeds niet volledig. Hij was complex. Maar de toon waarop hij haar dit zei bevestigde dat hij nog steeds iets voor haar voelde.
Zelfs na al die jaren...
Severus was nu degene die voor een moment rilde van de kou en iets aan de wind kwam hem bekend voor. Instinctief trok hij Loena opeens mee tot ze achter een dikke boom stonden en op het moment dat Loena naar hem opkeek, klaar om hem te vragen wat er scheelde, hoorden ze een stem opdoemen van het pad naar Zweinstein.
“Severus, laat me los!”
“Hoe vaak moet ik het je nog in je oren knopen dat je me professor hoort te noemen!”
Loena en Severus keken voorzichtig naar het pad en zagen niemand minder dan zichzelf.
Severus sleurde Loena aan haar pols mee over het pad terwijl ze – eigenlijk met een erg zachte stem - protesteerde.
“Laat me los! Is dit nou echt nodig?!”
Severus negeerde haar.
“Ik zal wel normaal met je meewandelen hoor, beloofd! Je doet me pijn!”
Severus draaide zich om en keek haar woedend aan. Voor even liet hij haar los en ze wreef over haar pols.
“Je snapt het echt niet he?!” Hij hield zijn stem – ondanks zijn enorme woede – gedempt. “Je kan op zijn minst doen alsof je me haat.”
“En jij kan op zijn minst doen alsof je heus wel meer met me in zit dan dit. Denk je nou echt dat ik niet snap dat je me probeert te helpen – op je eigen rare manier? Je had me evenzeer vanuit Zweinsveld kunnen Verdwijnselen, maar dan had je me aan de Kragges moeten overlaten en dat deed je liever niet. Ik heb je wel door! Er is toch geen logica aan om me vanuit Zweinstein naar de Heer van het Duister te brengen?”
“Juffrouw Leeflang, je bent de dochter van de uitgever van de Kibbelaar. Logica is geen eigenschap van de leden van jouw familie.”
Loena keek hem lang aan. Ze gooide het over een andere boeg. “Ik zal de schijn hoog houden, beloofd. Maar ik wil dat jij heel goed weet dat het dat maar is: schijn. Ik wil niet dat je vergeet dat ik in je geloof. En je staat er niet zo alleen voor als je zou denken.”
“Juffrouw Leeflang, ik ben geen Kreukelhoornige Snottifant. Het is niet omdat u in mijn goedheid gelooft, dat ik ook daadwerkelijk de Orde van Merlijn verdien.”
Ze glimlachte en dit leek het schoolhoofd nog bozer te maken.
“Ik snap in welke moeilijke positie je je bevindt, Severus, en ik snap dat je mij niet in vertrouwen durft nemen uit angst dat de Heer van het Duister die gedachtes uit mijn hoofd zal sleuren. Maar er is iets dat jij niet weet.”
“Wat dan?!” beet hij haar toe.
Ze glimlachte trots. “Ik heb Occlumentie geleerd.”
Zijn blik veranderde niet terwijl hij haar aanstaarde – een teken dat hij diep nadacht.
“Ik wist dat dit moment zou komen, maar ik wilde je niet in gevaar brengen. Daarvoor geef ik teveel om jou. Je geheim is veilig bij mij.”
Hij keek haar nog steeds woedend aan. “Er is geen geheim.” Hij vouwde zijn armen over elkaar. “Ik haat je.”
Loena glimlachte enkel breder hierdoor. “Ik wist dat je dat zou zeggen. Maar vrees niet, Severus. Ik weet dat je eigenlijk wel van me houdt. Dit zal niet de laatste keer zijn dat we elkaar zien.”
“Ik hoop van wel.”
“Ik zie door je masker heen,” zei Loena wijs. “Je hoeft je niet slecht te voelen om wat er met mij gebeurt. Ik heb er vertrouwen in dat de Tijdverdrijver ons weer samen zal brengen, in betere tijden.”
Hij blies woedend door zijn neus terwijl ze hem geduldig aankeek.
“Ben je uitgepraat?” vroeg hij.
“Ja,” zei ze en ze bood haar pols aan hem aan. “Je mag me weer verdersleuren. Maar je hoeft me niet zo hard te knijpen, ik zal wel doen alsof het pijn doet.”
Loena staarde verbluft na hoe ze zichzelf met haar schoolhoofd over het pad zag verdwijnen. Vragend draaide ze haar hoofd naar haar Severus en hij glimlachte zwak.
“Wanneer – is de vraag die je wil stellen?”
Loena knikte.
Severus zuchtte. “Slechts enkele weken nadat je het zwaard van Griffoendor stal. Nadat alle ellende met de Tijdverdrijver begon.” Hij leunde tegen de boom aan en iets aan zijn hele doen zag er onzeker uit. “Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet snapte waar je geloof in mij vandaan kwam... Maar nu we hier zijn....” Hij voelde even met zijn vingers op de plek in zijn nek waar Nagini hem had gebeten. “... nu begrijp ik het beter.”
Loena glimlachte even, maar een kuiltje in haar voorhoofd verraadde dat ze diep nadacht.
“Ik zei dat ik Occlumentie kon,” mijmerde ze. “Maar dit taferaal is dus maar een paar weken van mijn heden... Hoe ga ik bij Merlijns baard ooit op tijd Occlumentie leren? Kan ik dat op zo een korte tijd?”
“Jij?” Een kleine grijns verscheen op zijn gezicht. “Jij kan dat vast.”
“Zonder leraar?”
Ze keken elkaar aan en beiden leken ze op hetzelfde moment dezelfde gedachte te delen.
Hij maakte een kleine buiging met zijn hoofd. “Het zou een eer zijn als ik je op weg mocht helpen.”
Als iemand hen had zien staan tussen de bomen van het Verboden Bos, had die persoon vast vragen gesteld over wat ze in hemelsnaam bezig waren. Ze stonden beiden aan de voet van een enorm grote boom, Loena gewikkeld in zijn warme mantel terwijl Severus met zijn rug tegen de boom leunde en haar lang in haar ogen keek. Voor een buitenstaander zou het misschien hebben uitgezien als een intiem en geheim moment – en dat was het ook – maar tegelijkertijd hing er iets onschuldigs in de lucht. Severus herkende het gevoel van die andere keer dat hij met Loena in het Verboden Bos was geweest. Hij voelde dezelfde misselijkheid opkomen die hij toen had gevoeld als hij in haar ogen keek – maar ditmaal hield hij zich in. Kijken mag, aanraken niet.
“Het is best moeilijk om mijn hoofd leeg te maken, Severus, vooral als je zo naar me staart.”
Hij glimlachte kort, maar zijn blik werd al gauw weer serieuzer. “Wil je nog eens proberen?”
“Ik denk niet dat het al gaat lukken, maar ga je gang.”
Hij trok zijn toverstaf. “Legilimens!”
Hij werd in haar gedachten gezogen en zag hoe zijn jonge zelf haar kuste.
Dus zij dacht er ook aan.
Onmiddellijk liet hij haar gedachtes voor wat ze waren en snel brak hij de link. Ze leek zich niet bewust van de gedachte die ze met hem had gedeeld. Misschien maar goed ook. Hij wist niet of hij zelf het blozen zou kunnen tegengaan als zij er eenmaal mee begon.
“Het lijkt onmogelijk om mijn gevoelens opzij te zetten, Severus. Wanneer ik het ene gevoel uit mijn gedachtes heb verbannen, komt onmiddellijk een ander naar boven.” Ze vouwde haar armen. “Hoe doe jij dat?”
“Je wenst het,” zei hij simpel. “Je wilskracht kan je gedachten leeg maken. Zet door. Vergeet alles. Vergeet je hart. Verdruk al het goede in jezelf. Enkel als je jezelf vult met leegte, zal een Legilimens niets in je gedachten kunnen vinden.”
“Zoals een Flubberwurm,” onderbrak ze hem.
Hij keek haar even raar aan. “Een Flubberwurm?”
“Ja. Die zijn best saai. En lijken ook niets te voelen.”
“Ik veronderstel dat je het daarmee zou kunnen vergelijken.”
Loena knikte en probeerde wat hij zei te onthouden en in te prenten.
Ze waren inmiddels al een uur aan het oefenen en ze hadden nog geen echte vooruitgang geboekt, maar Severus zag die tijd niet als verloren. Ze was een doorzetter. En in tegenstelling tot Potter, luisterde ze en probeerde ze zijn raad op te volgen in plaats van zichzelf ertegen te verzetten. Al moest hij zelf ook toegeven dat hij duizend maal geduldiger was met haar dan met de irritante Griffoendor.
Ze knikte betekenisvol naar hem en hij hield zijn toverstaf op haar gericht. “Legilimens!”
Ditmaal bevond hij zich in een gedachte die hij niet kende. Ze bevonden zich dicht bij Hagrid’s Hut en het leek erop dat Loena de les Verzorging van Fabeldieren was aan het volgen. Hij zag Loena zitten tussen een aantal Flubberwurmen, haar blik niet bijster geïnteresseerd op de oersaaie wezens gericht.
Hij probeerde naar een andere gedachte te springen, maar het ging niet. Hij kon enkel de omgeving van Hagrid’s Hut in zich opnemen, de andere studenten bekijken die verderop bij enkele Flubberwurmen zaten, de wolken zien drijven boven Zweinstein, maar er was niets anders te beleven.
Ze kon het!
Hij raasde uit haar gedachten en grijnsde toen hij haar tevreden uitdrukking zag.
“Het is je gelukt!”
Loena glimlachte voldaan. “Ik had het niet zonder je gekund! Dank je, Severus!”
Voor hij wist wat hem overkwam, had ze opeens de ruimte tussen hen gesloten en omhelsde ze hem. Onwenning, maar gewillig omhelsde hij haar terug. Hij liet haar echter gauw weer los en probeerde opgelucht te glimlachen terwijl hij haar ongemakkelijk een klopje op haar schouder gaf.
“Je moet blijven oefenen, uiteraard. De kans is groot dat ik nu je gedachten weer onmiddellijk zou kunnen binnendringen.”
“Het zal wel meevallen,” zei Loena dapper. “Ik moet enkel wat meer aan Flubberwurmen denken, dan komt het goed.”
Ze keken elkaar aan en de weinige afstand tussen hen beiden voelde onwennig aan. Loena volgde echter haar gevoelens en ging nog iets dichter tegen hem staan, en maakte zichzelf groter door op de tuppen van haar tenen te gaan staan.
Severus had maar net op tijd door wat ze wilde doen en deed snel een stap naar achteren.
Vragend keek ze hem aan en voor een moment vreesde hij dat ze teleurgesteld zou zijn. Hij deed weer een stap naar voren en nam voorzichtig haar handen vast. Zijn stem was zacht en streng tegelijkertijd. “Loena, ik ben te oud voor je.”
Ze schudde haar hoofd. “Je bent nog steeds dezelfde persoon die ik gisteren kuste.”
“Niet waar. Jij bent nog dezelfde persoon die ik twintig jaar geleden kuste. Maar ik niet. Ik ben veranderd. En ik kan niet doen alsof ik geen jaar ouder ben geworden. Wat zouden de mensen wel niet zeggen?”
“Ik trek me nooit iets aan van wat de mensen zeggen,” zei Loena eerlijk.
Hij vouwde defensief zijn armen, alsof hij bang was dat ze hem ieder moment zou bespringen als hij dat niet deed. “Wil je echt een oude kerel zoals mezelf als vriend?”
“Ja.” Ze knikte langzaam. “En zo oud ben je toch niet.”
“Ik vind achtendertig best oud.”
“Valt reuze mee.”
Ze glimlachte warm en Severus kon haar geen strenge blik werpen op dit moment. Hij moest schuldig bekennen en bloosde lichtjes.
“Ik weet heus wel dat je nog steeds van me houdt,” ging Loena in een dromerige stem verder. “Ik zie het in je ogen.”
Severus zuchtte. “Het heeft volgens mij geen zin als ik tegen je in ga.”
“Vast omdat ik de waarheid zeg, niet?”
Hij glimlachte en schudde zijn hoofd. Het had geen zin om het te ontkennen. “Ja, Loena. Ik voel nog steeds liefde voor jou.” Hij raakte even een lok vuilblonde haren aan die voor haar gezicht viel. “Ik zou niet weten wat ik anders moet voelen.” Hij slaakte weeral een diepe zucht en ditmaal werd zijn blik somber. “Maar dat neemt niet weg dat ik geen flauw idee heb waar we heen moeten vanaf hier.”
Loena dacht even diep na over die woorden als hij en haar hand greep langzaam, maar zeker naar de Tijdverdrijver.
“Grindelwald’s Tijdverdrijver weet het vast wel,” zei Loena terwijl ze de het gouden object losjes in haar hand hield.
Severus staarde naar het kleine voorwerp en knikte langzaam. De Tijdverdrijver zou het inderdaad wel weten. Het werd tijd dat hij het kleine ding leerde vertrouwen, zoals het portret van Perkamentus hem eerder had gezegd. En met zijn blik op Loena legde ook hij zijn hand op de Tijdverdrijver.
“We zullen wel zien waar het ons leidt.”
Ze landden beiden zachtjes in de sneeuw. Loena leek opgelucht dat ze niet langer iedere keer op de grond werd gesmakt als ze door de tijd reisde en Severus keek haar voor een moment denkend aan, totdat hij besloot de omgeving beter in zich op te nemen. Hij herkende de hoge bomen als die van het Verboden Bos, en voor zover hij kon zien, bevonden ze zich enkele tientallen meters van het pad.
“We zijn in het Verboden Bos!” zei Loena zacht, maar enthousiast.
“Waar – is niet de juiste vraag,” mijmerde Severus. “Wanneer – daarentegen...”
Er sneed een ijskoude wind door het bos en hij zag hoe Loena even rilde. Zonder aarzelen deed hij zijn mantel uit en gaf hij die aan Loena.
“Trek aan,” beval hij haar kort.
Loena glimlachte en wikkelde zich in de warme mantel. Deze Severus van de toekomst deed haar al iets meer terugdenken aan de jonge tovenaar die ze kende en minder aan de Severus van haar eigen tijd. Hij was op zijn minst attent, al was er nog steeds een diepe frons in zijn voorhoofd getekend.
“Wat scheelt er, Severus?”
Hij zweeg voor enkele tellen terwijl hij zijn woorden goed tegen elkaar afwoog. “Ik weet niet of ik boos op je moet zijn of niet.”
Loena’s wenkbrauwen schoten de lucht in. “Ik heb liever niet dat je boos bent, Severus,” gaf ze eerlijk toe. “Ik vond het niet zo fijn toen je me probeerde te kwetsen.”
Severus zuchtte diep. Haar eerlijke manier van spreken was hartverscheurend met momenten. Het dwong hem om even eerlijk met haar te zijn.
“Ik wilde je niet kwetsen... Niet echt,” probeerde hij haar uit te leggen. “Ik wilde je enkel beschermen.”
Loena keek hem geïnteresseerd aan. “Tegen wat wilde je me dan beschermen?”
“Tegen mezelf,” gaf hij met een gefrustreerde blik toe. “En ik wilde mezelf evenzeer beschermen tegen jou. Ik kon je niet in vertrouwen nemen, Loena. Niet op dat moment. Je weet zelf ook hoe gevaarlijk het is op Zweinstein nu de Heer van het Duister aan de macht is. Je moest de leugen geloven, Loena... Geloof me, ik zag geen andere manier.”
Loena glimlachte. Ze begreep hem nog steeds niet volledig. Hij was complex. Maar de toon waarop hij haar dit zei bevestigde dat hij nog steeds iets voor haar voelde.
Zelfs na al die jaren...
Severus was nu degene die voor een moment rilde van de kou en iets aan de wind kwam hem bekend voor. Instinctief trok hij Loena opeens mee tot ze achter een dikke boom stonden en op het moment dat Loena naar hem opkeek, klaar om hem te vragen wat er scheelde, hoorden ze een stem opdoemen van het pad naar Zweinstein.
“Severus, laat me los!”
“Hoe vaak moet ik het je nog in je oren knopen dat je me professor hoort te noemen!”
Loena en Severus keken voorzichtig naar het pad en zagen niemand minder dan zichzelf.
Severus sleurde Loena aan haar pols mee over het pad terwijl ze – eigenlijk met een erg zachte stem - protesteerde.
“Laat me los! Is dit nou echt nodig?!”
Severus negeerde haar.
“Ik zal wel normaal met je meewandelen hoor, beloofd! Je doet me pijn!”
Severus draaide zich om en keek haar woedend aan. Voor even liet hij haar los en ze wreef over haar pols.
“Je snapt het echt niet he?!” Hij hield zijn stem – ondanks zijn enorme woede – gedempt. “Je kan op zijn minst doen alsof je me haat.”
“En jij kan op zijn minst doen alsof je heus wel meer met me in zit dan dit. Denk je nou echt dat ik niet snap dat je me probeert te helpen – op je eigen rare manier? Je had me evenzeer vanuit Zweinsveld kunnen Verdwijnselen, maar dan had je me aan de Kragges moeten overlaten en dat deed je liever niet. Ik heb je wel door! Er is toch geen logica aan om me vanuit Zweinstein naar de Heer van het Duister te brengen?”
“Juffrouw Leeflang, je bent de dochter van de uitgever van de Kibbelaar. Logica is geen eigenschap van de leden van jouw familie.”
Loena keek hem lang aan. Ze gooide het over een andere boeg. “Ik zal de schijn hoog houden, beloofd. Maar ik wil dat jij heel goed weet dat het dat maar is: schijn. Ik wil niet dat je vergeet dat ik in je geloof. En je staat er niet zo alleen voor als je zou denken.”
“Juffrouw Leeflang, ik ben geen Kreukelhoornige Snottifant. Het is niet omdat u in mijn goedheid gelooft, dat ik ook daadwerkelijk de Orde van Merlijn verdien.”
Ze glimlachte en dit leek het schoolhoofd nog bozer te maken.
“Ik snap in welke moeilijke positie je je bevindt, Severus, en ik snap dat je mij niet in vertrouwen durft nemen uit angst dat de Heer van het Duister die gedachtes uit mijn hoofd zal sleuren. Maar er is iets dat jij niet weet.”
“Wat dan?!” beet hij haar toe.
Ze glimlachte trots. “Ik heb Occlumentie geleerd.”
Zijn blik veranderde niet terwijl hij haar aanstaarde – een teken dat hij diep nadacht.
“Ik wist dat dit moment zou komen, maar ik wilde je niet in gevaar brengen. Daarvoor geef ik teveel om jou. Je geheim is veilig bij mij.”
Hij keek haar nog steeds woedend aan. “Er is geen geheim.” Hij vouwde zijn armen over elkaar. “Ik haat je.”
Loena glimlachte enkel breder hierdoor. “Ik wist dat je dat zou zeggen. Maar vrees niet, Severus. Ik weet dat je eigenlijk wel van me houdt. Dit zal niet de laatste keer zijn dat we elkaar zien.”
“Ik hoop van wel.”
“Ik zie door je masker heen,” zei Loena wijs. “Je hoeft je niet slecht te voelen om wat er met mij gebeurt. Ik heb er vertrouwen in dat de Tijdverdrijver ons weer samen zal brengen, in betere tijden.”
Hij blies woedend door zijn neus terwijl ze hem geduldig aankeek.
“Ben je uitgepraat?” vroeg hij.
“Ja,” zei ze en ze bood haar pols aan hem aan. “Je mag me weer verdersleuren. Maar je hoeft me niet zo hard te knijpen, ik zal wel doen alsof het pijn doet.”
Loena staarde verbluft na hoe ze zichzelf met haar schoolhoofd over het pad zag verdwijnen. Vragend draaide ze haar hoofd naar haar Severus en hij glimlachte zwak.
“Wanneer – is de vraag die je wil stellen?”
Loena knikte.
Severus zuchtte. “Slechts enkele weken nadat je het zwaard van Griffoendor stal. Nadat alle ellende met de Tijdverdrijver begon.” Hij leunde tegen de boom aan en iets aan zijn hele doen zag er onzeker uit. “Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet snapte waar je geloof in mij vandaan kwam... Maar nu we hier zijn....” Hij voelde even met zijn vingers op de plek in zijn nek waar Nagini hem had gebeten. “... nu begrijp ik het beter.”
Loena glimlachte even, maar een kuiltje in haar voorhoofd verraadde dat ze diep nadacht.
“Ik zei dat ik Occlumentie kon,” mijmerde ze. “Maar dit taferaal is dus maar een paar weken van mijn heden... Hoe ga ik bij Merlijns baard ooit op tijd Occlumentie leren? Kan ik dat op zo een korte tijd?”
“Jij?” Een kleine grijns verscheen op zijn gezicht. “Jij kan dat vast.”
“Zonder leraar?”
Ze keken elkaar aan en beiden leken ze op hetzelfde moment dezelfde gedachte te delen.
Hij maakte een kleine buiging met zijn hoofd. “Het zou een eer zijn als ik je op weg mocht helpen.”
Als iemand hen had zien staan tussen de bomen van het Verboden Bos, had die persoon vast vragen gesteld over wat ze in hemelsnaam bezig waren. Ze stonden beiden aan de voet van een enorm grote boom, Loena gewikkeld in zijn warme mantel terwijl Severus met zijn rug tegen de boom leunde en haar lang in haar ogen keek. Voor een buitenstaander zou het misschien hebben uitgezien als een intiem en geheim moment – en dat was het ook – maar tegelijkertijd hing er iets onschuldigs in de lucht. Severus herkende het gevoel van die andere keer dat hij met Loena in het Verboden Bos was geweest. Hij voelde dezelfde misselijkheid opkomen die hij toen had gevoeld als hij in haar ogen keek – maar ditmaal hield hij zich in. Kijken mag, aanraken niet.
“Het is best moeilijk om mijn hoofd leeg te maken, Severus, vooral als je zo naar me staart.”
Hij glimlachte kort, maar zijn blik werd al gauw weer serieuzer. “Wil je nog eens proberen?”
“Ik denk niet dat het al gaat lukken, maar ga je gang.”
Hij trok zijn toverstaf. “Legilimens!”
Hij werd in haar gedachten gezogen en zag hoe zijn jonge zelf haar kuste.
Dus zij dacht er ook aan.
Onmiddellijk liet hij haar gedachtes voor wat ze waren en snel brak hij de link. Ze leek zich niet bewust van de gedachte die ze met hem had gedeeld. Misschien maar goed ook. Hij wist niet of hij zelf het blozen zou kunnen tegengaan als zij er eenmaal mee begon.
“Het lijkt onmogelijk om mijn gevoelens opzij te zetten, Severus. Wanneer ik het ene gevoel uit mijn gedachtes heb verbannen, komt onmiddellijk een ander naar boven.” Ze vouwde haar armen. “Hoe doe jij dat?”
“Je wenst het,” zei hij simpel. “Je wilskracht kan je gedachten leeg maken. Zet door. Vergeet alles. Vergeet je hart. Verdruk al het goede in jezelf. Enkel als je jezelf vult met leegte, zal een Legilimens niets in je gedachten kunnen vinden.”
“Zoals een Flubberwurm,” onderbrak ze hem.
Hij keek haar even raar aan. “Een Flubberwurm?”
“Ja. Die zijn best saai. En lijken ook niets te voelen.”
“Ik veronderstel dat je het daarmee zou kunnen vergelijken.”
Loena knikte en probeerde wat hij zei te onthouden en in te prenten.
Ze waren inmiddels al een uur aan het oefenen en ze hadden nog geen echte vooruitgang geboekt, maar Severus zag die tijd niet als verloren. Ze was een doorzetter. En in tegenstelling tot Potter, luisterde ze en probeerde ze zijn raad op te volgen in plaats van zichzelf ertegen te verzetten. Al moest hij zelf ook toegeven dat hij duizend maal geduldiger was met haar dan met de irritante Griffoendor.
Ze knikte betekenisvol naar hem en hij hield zijn toverstaf op haar gericht. “Legilimens!”
Ditmaal bevond hij zich in een gedachte die hij niet kende. Ze bevonden zich dicht bij Hagrid’s Hut en het leek erop dat Loena de les Verzorging van Fabeldieren was aan het volgen. Hij zag Loena zitten tussen een aantal Flubberwurmen, haar blik niet bijster geïnteresseerd op de oersaaie wezens gericht.
Hij probeerde naar een andere gedachte te springen, maar het ging niet. Hij kon enkel de omgeving van Hagrid’s Hut in zich opnemen, de andere studenten bekijken die verderop bij enkele Flubberwurmen zaten, de wolken zien drijven boven Zweinstein, maar er was niets anders te beleven.
Ze kon het!
Hij raasde uit haar gedachten en grijnsde toen hij haar tevreden uitdrukking zag.
“Het is je gelukt!”
Loena glimlachte voldaan. “Ik had het niet zonder je gekund! Dank je, Severus!”
Voor hij wist wat hem overkwam, had ze opeens de ruimte tussen hen gesloten en omhelsde ze hem. Onwenning, maar gewillig omhelsde hij haar terug. Hij liet haar echter gauw weer los en probeerde opgelucht te glimlachen terwijl hij haar ongemakkelijk een klopje op haar schouder gaf.
“Je moet blijven oefenen, uiteraard. De kans is groot dat ik nu je gedachten weer onmiddellijk zou kunnen binnendringen.”
“Het zal wel meevallen,” zei Loena dapper. “Ik moet enkel wat meer aan Flubberwurmen denken, dan komt het goed.”
Ze keken elkaar aan en de weinige afstand tussen hen beiden voelde onwennig aan. Loena volgde echter haar gevoelens en ging nog iets dichter tegen hem staan, en maakte zichzelf groter door op de tuppen van haar tenen te gaan staan.
Severus had maar net op tijd door wat ze wilde doen en deed snel een stap naar achteren.
Vragend keek ze hem aan en voor een moment vreesde hij dat ze teleurgesteld zou zijn. Hij deed weer een stap naar voren en nam voorzichtig haar handen vast. Zijn stem was zacht en streng tegelijkertijd. “Loena, ik ben te oud voor je.”
Ze schudde haar hoofd. “Je bent nog steeds dezelfde persoon die ik gisteren kuste.”
“Niet waar. Jij bent nog dezelfde persoon die ik twintig jaar geleden kuste. Maar ik niet. Ik ben veranderd. En ik kan niet doen alsof ik geen jaar ouder ben geworden. Wat zouden de mensen wel niet zeggen?”
“Ik trek me nooit iets aan van wat de mensen zeggen,” zei Loena eerlijk.
Hij vouwde defensief zijn armen, alsof hij bang was dat ze hem ieder moment zou bespringen als hij dat niet deed. “Wil je echt een oude kerel zoals mezelf als vriend?”
“Ja.” Ze knikte langzaam. “En zo oud ben je toch niet.”
“Ik vind achtendertig best oud.”
“Valt reuze mee.”
Ze glimlachte warm en Severus kon haar geen strenge blik werpen op dit moment. Hij moest schuldig bekennen en bloosde lichtjes.
“Ik weet heus wel dat je nog steeds van me houdt,” ging Loena in een dromerige stem verder. “Ik zie het in je ogen.”
Severus zuchtte. “Het heeft volgens mij geen zin als ik tegen je in ga.”
“Vast omdat ik de waarheid zeg, niet?”
Hij glimlachte en schudde zijn hoofd. Het had geen zin om het te ontkennen. “Ja, Loena. Ik voel nog steeds liefde voor jou.” Hij raakte even een lok vuilblonde haren aan die voor haar gezicht viel. “Ik zou niet weten wat ik anders moet voelen.” Hij slaakte weeral een diepe zucht en ditmaal werd zijn blik somber. “Maar dat neemt niet weg dat ik geen flauw idee heb waar we heen moeten vanaf hier.”
Loena dacht even diep na over die woorden als hij en haar hand greep langzaam, maar zeker naar de Tijdverdrijver.
“Grindelwald’s Tijdverdrijver weet het vast wel,” zei Loena terwijl ze de het gouden object losjes in haar hand hield.
Severus staarde naar het kleine voorwerp en knikte langzaam. De Tijdverdrijver zou het inderdaad wel weten. Het werd tijd dat hij het kleine ding leerde vertrouwen, zoals het portret van Perkamentus hem eerder had gezegd. En met zijn blik op Loena legde ook hij zijn hand op de Tijdverdrijver.
“We zullen wel zien waar het ons leidt.”