27/08/2020, 21:50
Hoofdstuk 8: Thee voor het Slapen Gaan
Ze verlieten het toverdranklokaal en ruilden het in voor de werkkamer van Severus, die achter het toverdranklokaal lag. Loena zette zich in een van de twee hoge leren zetels terwijl Severus met een zwaai van zijn toverstaf een theesetje tevoorschijn toverde.
Ze dronken aanvankelijk de thee in relatieve stilte, maar toch kon Severus zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Eens hij zich op zijn gemak leek te voelen, vuurde hij de ene vraag na de andere af. Loena merkte dat hij af en toe probeerde iets te weten te komen over de toekomst die hem te wachten stond, maar deed haar uiterste best om niets prijs te geven erover. In ruil voor haar antwoorden, vertelde hij haar alles wat hij van Perkamentus had gehoord over de Tijdverdrijver.
“Ik heb het al eerder gedacht,” gaf Loena toe. “Dat het lot er iets mee te maken heeft, bedoel ik dan. Ik zou niet weten waarom ik anders altijd zo dicht bij jou wordt gebracht door de Tijdverdrijver.”
Severus voelde zijn hart opzwellen bij die woorden. Toch knaagde er onzekerheid aan hem en voordat hij zelf wist wat hij zei, floepte hij het eruit.
“Hebjeenvriendje?”
“Excuseer?” Loena keek hem geinteresseerd aan. Ze dacht dat ze hem verkeerd verstaan had.
Severus’ wangen werden rood en hij schudde snel zijn hoofd. “Laat maar, ik had het niet moeten vragen.”
Dus had ze het toch juist gehoord. Ze glimlachte.
“Natuurlijk niet. Als ik een vriendje had, had ik niet met je zitten zoenen enkele uren geleden.” Ze glimlachte, maar kon een geeuw niet onderdrukken. Ze was erg moe en zette haar lege kopje thee neer op het tafeltje.
Severus voelde een stroom van opluchting door zich heen gaan en hij ontspande zichtbaar. Wat voor haar uren geleden was, was voor hem jaren, maar dat gaf niet. Nu ze weer bij hem was, voelde hij zich kalm en sereen – emoties die hij zelden voelde. Emoties die de tijd ietsje leken te remmen en waardoor hij haar aanwezigheid volledig in zich kon opnemen.
Hij zag hoe ze vermoeid door haar ogen wreef en glimlachte. “Je bent moe. Hoeveel uren geleden is het dat je nog geslapen hebt?”
“Dat is moeilijk om te zeggen. Ik weet niet hoeveel uren ik de vorige keer in jouw tijd ben geweest. Of hoeveel uren er nu weer inmiddels zijn verstreken. Ik vermoed tussen de twintig en drieëntwintig uren.”
“Wil je nog wat slapen voor je weer gaat?” stelde Severus voor terwijl hij zijn blik van haar afwendde. “Je kan niet weten in welke tijd je terecht gaat komen en wat je nog te wachten staat. Maar bij mij zul je veilig zijn.”
Loena glimlachte om zijn attente voorstel. Deze Severus was ontzettend lief. En hij had gelijk – ze kon beter rusten voor ze haar reis verderzette.
“Slapen klinkt fijn. En het is goed om te weten dat ik veilig ben bij jou.” Ze verlaagde het volume van haar stem voordat ze eerlijk toegaf: “ Ik heb namelijk de neiging om te slaapwandelen.”
Severus glimlachte en stond recht. Het verbaasde hem eigenlijk niet. Hij reikte haar zijn handen en ze nam deze zonder aarzelen vast. Hij trok haar recht en liet haar rechterhand niet los terwijl hij haar begeleidde naar de deur van zijn slaapkamer. Zodra hij bij de deur was, hield hij opeens stil en hij draaide zich naar haar om.
“Je mag natuurlijk in het bed slapen.” Hij stond zichzelf niet toe om onzeker te klinken, en vervolgde vastberaden: “Als je het niet erg vindt, zou ik graag willen kijken.”
Loena keek verward in zijn zelfzekere ogen. “Kijken?” herhaalde ze. “Oh!” merkte ze opeens begripvol op. “Ik snap dat je je zorgen maakt dat ik ga slaapwandelen door Zweinstein, maar als je de deur afsluit met een spreuk, zal ik heus niet ervandoor gaan.”
Severus perste even zijn lippen opeen. Ze snapte het niet volledig.
“Dat bedoel ik niet, Loena... Ik bedoel dat ik je graag wil zien slapen.”
Loena knipperde even met haar ogen. Wat een raar verzoek.
“Oke.”
Severus glimlachte opgelucht en liet Loena binnen in zijn slaapkamer. Ze keek nieuwsgierig rond. Zijn slaapkamer was uitermate netjes, maar eentonig ingericht. Alle muren werden bedekt door kasten: vooral boekenkasten, op één kleerkast na. Zijn hemelbed verschilde niet veel van de hemelbedden die ook de leerlingen hadden. Het was enkel groter en zijn gordijnen waren van een warme, donkergroene kleur.
Loena trapte voorzichtig haar schoenen uit en kroop onder de lakens. Severus zette zich in een hoge stoel neer en al was zijn blik moeilijk te beschrijven als een glimlach, zijn ogen keken haar bemoedigend en onnatuurlijk warm aan.
“Slaap wel, Loena.”
Ze keek hem met een dromerige blik aan. Er gingen zoveel dingen door haar hoofd dat het moeilijk was om er één gedachte uit te filteren die ze met hem wilde delen.
“Ik vind je echt leuk, Severus,” zei ze uiteindelijk. “Ik hoop dat Grindelwalds Tijdverdrijver het beste met ons voor heeft. Maar ik ben alvast blij dat ik je beter heb mogen leren kennen. Dat kan de Tijdverdrijver niet meer ongedaan maken.”
Severus glimlachte ook en knikte instemmend.
Loena sloot haar ogen. “Slaap wel, Severus.”
Hij staarde naar haar terwijl ze sliep in het zwakke licht van een gloeilamp. Zijn mysterieuze engel uit de toekomst. Enkele van haar vuilblonde haren vielen in haar gezicht, maar ze was nog steeds beeldschoon, tenminste in zijn ogen. Zelfs al was ze zo raar, ze was de enige die hem normaal deed voelen. Voor een moment voelde hij zich niet zo anders. Hij had nog nooit iemand waarvan hij hield zien slapen, tot nu. Het bracht een zeldzaam gevoel van geluk in hem naar boven.
Hij keek naar de Tijdverdrijver die ze naast de gloeilamp had neergelegd en fronste zijn wenkbrauwen. Voor een moment overwoog hij het om een hamer te nemen en het ding stuk te slaan. Loena zou dan voor eeuwig bij hem blijven.
Maar hij besefte hoe ontzettend complex deze situatie was. Hij kon dat niet riskeren – wie wist immers op welke manieren dit de toekomst zou beïnvloeden? Tijdslussen waren ingewikkeld en geen kinderspeelgoed. Alle logica in hem gebood hem om geduldig te wachten op de plannen die de Tijdverdrijver voor hen had. Zijn hart smeekte hem echter om een gelukkige toekomst voor Loena en hem zo snel mogelijk veilig te stellen.
Uren verstreken en Severus wachtte tot Loena zou ontwaken. Ze begon al lichtjes te bewegen in haar slaap, alsof ze vocht tegen haar bewustzijn dat haar wilde wekken.
Severus schrok echter toen de Tijdverdrijver op het kastje luid begon te trillen en instinctief stond hij recht en trok hij zijn toverstaf. Hij staarde met grote ogen naar Grindelwald’s artefact. Ook Loena kwam recht en ze keek naar de trillende Tijdverdrijver. Met een verontschuldigende blik staarde ze Severus aan.
“Ik denk dat het tijd is om te gaan,” zei ze met een stem vol spijt.
Haar hand reikte al naar de Tijdverdrijver, maar Severus’ stem stopte haar.
“Loena!”
Ze slikte en keek hem vragend aan.
Een onnatuurlijke blos verscheen op zijn wangen en hij aarzelde even.
“Ik hou van je.”
Voor een moment veranderde Loena’s vragende blik niet, tot ze opeens warm glimlachte.
“En ik van jou.” Ze wendde haar blik even van de zijne af en keek naar de Tijdverdrijver en toen weer terug naar de jonge man die nog steeds met zijn toverstaf op de Tijdverdrijver gericht in haar ogen keek. “Ik zie je gauw, Severus!”
Haar hand raakte de Tijdverdrijver aan en het volgende moment was ze verdwenen. Severus liet zijn toverstaf weer zakken en liep naar het nu lege bed. Haar schoenen stonden nog steeds naast het bed en hij schudde zijn hoofd. Hij zette zich neer waar zij had gelegen en kon nog steeds de warmte van haar afdruk in het bed voelen.
“Tot gauw,” zei hij tegen de leegte die in zijn kamer hing. “Ik zal wachten.”
Ze verlieten het toverdranklokaal en ruilden het in voor de werkkamer van Severus, die achter het toverdranklokaal lag. Loena zette zich in een van de twee hoge leren zetels terwijl Severus met een zwaai van zijn toverstaf een theesetje tevoorschijn toverde.
Ze dronken aanvankelijk de thee in relatieve stilte, maar toch kon Severus zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Eens hij zich op zijn gemak leek te voelen, vuurde hij de ene vraag na de andere af. Loena merkte dat hij af en toe probeerde iets te weten te komen over de toekomst die hem te wachten stond, maar deed haar uiterste best om niets prijs te geven erover. In ruil voor haar antwoorden, vertelde hij haar alles wat hij van Perkamentus had gehoord over de Tijdverdrijver.
“Ik heb het al eerder gedacht,” gaf Loena toe. “Dat het lot er iets mee te maken heeft, bedoel ik dan. Ik zou niet weten waarom ik anders altijd zo dicht bij jou wordt gebracht door de Tijdverdrijver.”
Severus voelde zijn hart opzwellen bij die woorden. Toch knaagde er onzekerheid aan hem en voordat hij zelf wist wat hij zei, floepte hij het eruit.
“Hebjeenvriendje?”
“Excuseer?” Loena keek hem geinteresseerd aan. Ze dacht dat ze hem verkeerd verstaan had.
Severus’ wangen werden rood en hij schudde snel zijn hoofd. “Laat maar, ik had het niet moeten vragen.”
Dus had ze het toch juist gehoord. Ze glimlachte.
“Natuurlijk niet. Als ik een vriendje had, had ik niet met je zitten zoenen enkele uren geleden.” Ze glimlachte, maar kon een geeuw niet onderdrukken. Ze was erg moe en zette haar lege kopje thee neer op het tafeltje.
Severus voelde een stroom van opluchting door zich heen gaan en hij ontspande zichtbaar. Wat voor haar uren geleden was, was voor hem jaren, maar dat gaf niet. Nu ze weer bij hem was, voelde hij zich kalm en sereen – emoties die hij zelden voelde. Emoties die de tijd ietsje leken te remmen en waardoor hij haar aanwezigheid volledig in zich kon opnemen.
Hij zag hoe ze vermoeid door haar ogen wreef en glimlachte. “Je bent moe. Hoeveel uren geleden is het dat je nog geslapen hebt?”
“Dat is moeilijk om te zeggen. Ik weet niet hoeveel uren ik de vorige keer in jouw tijd ben geweest. Of hoeveel uren er nu weer inmiddels zijn verstreken. Ik vermoed tussen de twintig en drieëntwintig uren.”
“Wil je nog wat slapen voor je weer gaat?” stelde Severus voor terwijl hij zijn blik van haar afwendde. “Je kan niet weten in welke tijd je terecht gaat komen en wat je nog te wachten staat. Maar bij mij zul je veilig zijn.”
Loena glimlachte om zijn attente voorstel. Deze Severus was ontzettend lief. En hij had gelijk – ze kon beter rusten voor ze haar reis verderzette.
“Slapen klinkt fijn. En het is goed om te weten dat ik veilig ben bij jou.” Ze verlaagde het volume van haar stem voordat ze eerlijk toegaf: “ Ik heb namelijk de neiging om te slaapwandelen.”
Severus glimlachte en stond recht. Het verbaasde hem eigenlijk niet. Hij reikte haar zijn handen en ze nam deze zonder aarzelen vast. Hij trok haar recht en liet haar rechterhand niet los terwijl hij haar begeleidde naar de deur van zijn slaapkamer. Zodra hij bij de deur was, hield hij opeens stil en hij draaide zich naar haar om.
“Je mag natuurlijk in het bed slapen.” Hij stond zichzelf niet toe om onzeker te klinken, en vervolgde vastberaden: “Als je het niet erg vindt, zou ik graag willen kijken.”
Loena keek verward in zijn zelfzekere ogen. “Kijken?” herhaalde ze. “Oh!” merkte ze opeens begripvol op. “Ik snap dat je je zorgen maakt dat ik ga slaapwandelen door Zweinstein, maar als je de deur afsluit met een spreuk, zal ik heus niet ervandoor gaan.”
Severus perste even zijn lippen opeen. Ze snapte het niet volledig.
“Dat bedoel ik niet, Loena... Ik bedoel dat ik je graag wil zien slapen.”
Loena knipperde even met haar ogen. Wat een raar verzoek.
“Oke.”
Severus glimlachte opgelucht en liet Loena binnen in zijn slaapkamer. Ze keek nieuwsgierig rond. Zijn slaapkamer was uitermate netjes, maar eentonig ingericht. Alle muren werden bedekt door kasten: vooral boekenkasten, op één kleerkast na. Zijn hemelbed verschilde niet veel van de hemelbedden die ook de leerlingen hadden. Het was enkel groter en zijn gordijnen waren van een warme, donkergroene kleur.
Loena trapte voorzichtig haar schoenen uit en kroop onder de lakens. Severus zette zich in een hoge stoel neer en al was zijn blik moeilijk te beschrijven als een glimlach, zijn ogen keken haar bemoedigend en onnatuurlijk warm aan.
“Slaap wel, Loena.”
Ze keek hem met een dromerige blik aan. Er gingen zoveel dingen door haar hoofd dat het moeilijk was om er één gedachte uit te filteren die ze met hem wilde delen.
“Ik vind je echt leuk, Severus,” zei ze uiteindelijk. “Ik hoop dat Grindelwalds Tijdverdrijver het beste met ons voor heeft. Maar ik ben alvast blij dat ik je beter heb mogen leren kennen. Dat kan de Tijdverdrijver niet meer ongedaan maken.”
Severus glimlachte ook en knikte instemmend.
Loena sloot haar ogen. “Slaap wel, Severus.”
Hij staarde naar haar terwijl ze sliep in het zwakke licht van een gloeilamp. Zijn mysterieuze engel uit de toekomst. Enkele van haar vuilblonde haren vielen in haar gezicht, maar ze was nog steeds beeldschoon, tenminste in zijn ogen. Zelfs al was ze zo raar, ze was de enige die hem normaal deed voelen. Voor een moment voelde hij zich niet zo anders. Hij had nog nooit iemand waarvan hij hield zien slapen, tot nu. Het bracht een zeldzaam gevoel van geluk in hem naar boven.
Hij keek naar de Tijdverdrijver die ze naast de gloeilamp had neergelegd en fronste zijn wenkbrauwen. Voor een moment overwoog hij het om een hamer te nemen en het ding stuk te slaan. Loena zou dan voor eeuwig bij hem blijven.
Maar hij besefte hoe ontzettend complex deze situatie was. Hij kon dat niet riskeren – wie wist immers op welke manieren dit de toekomst zou beïnvloeden? Tijdslussen waren ingewikkeld en geen kinderspeelgoed. Alle logica in hem gebood hem om geduldig te wachten op de plannen die de Tijdverdrijver voor hen had. Zijn hart smeekte hem echter om een gelukkige toekomst voor Loena en hem zo snel mogelijk veilig te stellen.
Uren verstreken en Severus wachtte tot Loena zou ontwaken. Ze begon al lichtjes te bewegen in haar slaap, alsof ze vocht tegen haar bewustzijn dat haar wilde wekken.
Severus schrok echter toen de Tijdverdrijver op het kastje luid begon te trillen en instinctief stond hij recht en trok hij zijn toverstaf. Hij staarde met grote ogen naar Grindelwald’s artefact. Ook Loena kwam recht en ze keek naar de trillende Tijdverdrijver. Met een verontschuldigende blik staarde ze Severus aan.
“Ik denk dat het tijd is om te gaan,” zei ze met een stem vol spijt.
Haar hand reikte al naar de Tijdverdrijver, maar Severus’ stem stopte haar.
“Loena!”
Ze slikte en keek hem vragend aan.
Een onnatuurlijke blos verscheen op zijn wangen en hij aarzelde even.
“Ik hou van je.”
Voor een moment veranderde Loena’s vragende blik niet, tot ze opeens warm glimlachte.
“En ik van jou.” Ze wendde haar blik even van de zijne af en keek naar de Tijdverdrijver en toen weer terug naar de jonge man die nog steeds met zijn toverstaf op de Tijdverdrijver gericht in haar ogen keek. “Ik zie je gauw, Severus!”
Haar hand raakte de Tijdverdrijver aan en het volgende moment was ze verdwenen. Severus liet zijn toverstaf weer zakken en liep naar het nu lege bed. Haar schoenen stonden nog steeds naast het bed en hij schudde zijn hoofd. Hij zette zich neer waar zij had gelegen en kon nog steeds de warmte van haar afdruk in het bed voelen.
“Tot gauw,” zei hij tegen de leegte die in zijn kamer hing. “Ik zal wachten.”