27/08/2020, 21:49
Hoofdstuk 6: De Onbeleefde Toverdrankprofessor
Loena viel met een smak op haar rug. Zuchtend zette ze zich weer rechtop en probeerde ze de gedachte aan de kus met Severus te weren. Ze had nu andere zaken aan haar hoofd dan mijmeren over haar 17-jarige vriendje in het verleden, die toevallig ook haar 38-jarige schoolhoofd in het heden was. Raar.
Ze herkende haar omgeving meteen. Ze bevond zich nabij de keukens in Zweinstein en de gangen waren verlaten en duister. Dit kon wel eens haar eigen tijd zijn... Ze had het wieltje van de Tijdverdrijver een paar keer rondgedraaid, maar was dat genoeg? Hoe kon ze zeker zijn dat ze terug was waar ze hoorde te zijn?
Haar gedachten schoten onmiddellijk weer naar Severus. Maar ditmaal naar hem als professor. Als hij schoolhoofd zou zijn, zou professor Slakhoorn in het kantoortje van de Toverdrankmeester zitten. Als Severus echter de Toverdrankmeester was, zou zijn naam voor het kantoortje hangen. En dat kantoortje was hier vlakbij.
Vastberaden stond Loena op en liep ze door de kerkergangen naar het kantoortje van Sneep – of Slakhoorn – ze wist niet wat ze kon verwachten.
Opgelucht stelde ze vast dat Severus zijn naam in zwarte letters op het plakkaatje naast de deur geschreven stond. Op zich was het raar dat ze zich daardoor opgelucht voelde – bleef ze dan liever in het verleden dan dat ze terugkeerde naar haar eigen tijd?
Loena streek haar haren achter haar oren en staarde naar het plakkaat. Zou hij er zijn? Loena aarzelde even, maar klopte toch op de houten deur.
“Binnen.”
Het was zijn stem. Loena’s hart maakte er een sprongetje van. Ze duwde de krakende deur open.
Het was duister in de werkkamer van Severus en behalve enkele kaarsen aan zijn bureau en het vuur dat onder een drietal toverketels brandde, was er geen licht.
Hij stond achter een toverketel en staarde naar het meisje dat binnen wandelde. Het was al zo laat – en hij had Perkamentus verwacht – niet...
“Loena.”
De opmerking was emotieloos. Er straalde geen gevoel uit zijn stem, zelfs al was de verrassing nog zo groot. Ook aan de rest van zijn lichaamstaal was niet te achterhalen dat binnen in hem een vulkaan aan emoties uitbarstte.
“Dag Severus,” groette ze hem terwijl ze de deur achter zich dichttrok, maar bij het zien van de blik in zijn ogen – die haar zo hard deed denken aan die van haar strenge schoolhoofd – corrigeerde ze zichzelf. “Professor Sneep.”
Hij was nog erg jong. Maar zijn houding was zoveel meer zelfverzekerd dan die van zijn 17-jarige zelf.
Van alle wanhopige vragen die in zijn hoofd rondspookten, vond er maar één zijn weg naar buiten.
“Wat doe je hier?”
Er was niets aan hem dat liet blijken dat hij haar aanwezigheid op prijs stelde en Loena kon enkel een aanvallende toon onderscheiden in zijn stem. Ze betreurde het dat hij zo veranderd was.
“Ik dacht dat ik wel naar jou zou kunnen komen,” gaf ze eerlijk toe. “Ik dacht dat ik zou terugkeren naar mijn eigen tijd... maar hier ben ik dan weer...”
Ze keek hem met een verontschuldigende blik aan en zijn uitdrukking werd met iedere seconde strenger.
“Je zou moeten terugkeren naar je eigen tijd in plaats van mij op te zoeken!” Weeral kon hij zijn eigen scherpe tong niet tegenhouden. “Als je een beetje logisch nadenkt, weet je dat dit niet gezond is!”
Loena had dit niet verwacht en hield zich stil bij de deur. Hij stapte opeens op haar af en opende zijn mond, alsof hij nog iets wilde snauwen, maar hij klapte zijn mond onmiddellijk weer dicht bij het zien van haar dromerige blik, die ditmaal iets van een nachtmerrie uitstraalde. Opeens stapte hij naar de deur, opende hij deze en vluchtte hij naar buiten.
Loena maakte een klein sprongetje toen hij de deur dichtsloeg en vroeg zich af wat hem in hemelsnaam bezielde. Wat... wat verwachtte hij nu van haar? Moest ze verdwijnen? Moest ze blijven?
Zou hij nog terugkeren?
Vast wel – er stonden nog toverdrankjes op het vuur. Ooit moest hij terugkeren.
Langzaam liep ze naar de ketels en keek ze naar de inhoud ervan. Ze herkende geeneen van de drankjes. Geïnteresseerd liep ze naar de kast waarin hij honderden kleine flesjes had opgesteld en begon ze de namen ervan te lezen.
Het was waar – ze leerde liever de namen van al zijn toverdranken vanbuiten dan dat ze bleef stilstaan bij de onbeleefde en aanvallende woorden die hij zonet tegen haar had geuit. Als ze het negeerde, zou het vast zijn alsof hij het nooit had gezegd.
Loena viel met een smak op haar rug. Zuchtend zette ze zich weer rechtop en probeerde ze de gedachte aan de kus met Severus te weren. Ze had nu andere zaken aan haar hoofd dan mijmeren over haar 17-jarige vriendje in het verleden, die toevallig ook haar 38-jarige schoolhoofd in het heden was. Raar.
Ze herkende haar omgeving meteen. Ze bevond zich nabij de keukens in Zweinstein en de gangen waren verlaten en duister. Dit kon wel eens haar eigen tijd zijn... Ze had het wieltje van de Tijdverdrijver een paar keer rondgedraaid, maar was dat genoeg? Hoe kon ze zeker zijn dat ze terug was waar ze hoorde te zijn?
Haar gedachten schoten onmiddellijk weer naar Severus. Maar ditmaal naar hem als professor. Als hij schoolhoofd zou zijn, zou professor Slakhoorn in het kantoortje van de Toverdrankmeester zitten. Als Severus echter de Toverdrankmeester was, zou zijn naam voor het kantoortje hangen. En dat kantoortje was hier vlakbij.
Vastberaden stond Loena op en liep ze door de kerkergangen naar het kantoortje van Sneep – of Slakhoorn – ze wist niet wat ze kon verwachten.
Opgelucht stelde ze vast dat Severus zijn naam in zwarte letters op het plakkaatje naast de deur geschreven stond. Op zich was het raar dat ze zich daardoor opgelucht voelde – bleef ze dan liever in het verleden dan dat ze terugkeerde naar haar eigen tijd?
Loena streek haar haren achter haar oren en staarde naar het plakkaat. Zou hij er zijn? Loena aarzelde even, maar klopte toch op de houten deur.
“Binnen.”
Het was zijn stem. Loena’s hart maakte er een sprongetje van. Ze duwde de krakende deur open.
Het was duister in de werkkamer van Severus en behalve enkele kaarsen aan zijn bureau en het vuur dat onder een drietal toverketels brandde, was er geen licht.
Hij stond achter een toverketel en staarde naar het meisje dat binnen wandelde. Het was al zo laat – en hij had Perkamentus verwacht – niet...
“Loena.”
De opmerking was emotieloos. Er straalde geen gevoel uit zijn stem, zelfs al was de verrassing nog zo groot. Ook aan de rest van zijn lichaamstaal was niet te achterhalen dat binnen in hem een vulkaan aan emoties uitbarstte.
“Dag Severus,” groette ze hem terwijl ze de deur achter zich dichttrok, maar bij het zien van de blik in zijn ogen – die haar zo hard deed denken aan die van haar strenge schoolhoofd – corrigeerde ze zichzelf. “Professor Sneep.”
Hij was nog erg jong. Maar zijn houding was zoveel meer zelfverzekerd dan die van zijn 17-jarige zelf.
Van alle wanhopige vragen die in zijn hoofd rondspookten, vond er maar één zijn weg naar buiten.
“Wat doe je hier?”
Er was niets aan hem dat liet blijken dat hij haar aanwezigheid op prijs stelde en Loena kon enkel een aanvallende toon onderscheiden in zijn stem. Ze betreurde het dat hij zo veranderd was.
“Ik dacht dat ik wel naar jou zou kunnen komen,” gaf ze eerlijk toe. “Ik dacht dat ik zou terugkeren naar mijn eigen tijd... maar hier ben ik dan weer...”
Ze keek hem met een verontschuldigende blik aan en zijn uitdrukking werd met iedere seconde strenger.
“Je zou moeten terugkeren naar je eigen tijd in plaats van mij op te zoeken!” Weeral kon hij zijn eigen scherpe tong niet tegenhouden. “Als je een beetje logisch nadenkt, weet je dat dit niet gezond is!”
Loena had dit niet verwacht en hield zich stil bij de deur. Hij stapte opeens op haar af en opende zijn mond, alsof hij nog iets wilde snauwen, maar hij klapte zijn mond onmiddellijk weer dicht bij het zien van haar dromerige blik, die ditmaal iets van een nachtmerrie uitstraalde. Opeens stapte hij naar de deur, opende hij deze en vluchtte hij naar buiten.
Loena maakte een klein sprongetje toen hij de deur dichtsloeg en vroeg zich af wat hem in hemelsnaam bezielde. Wat... wat verwachtte hij nu van haar? Moest ze verdwijnen? Moest ze blijven?
Zou hij nog terugkeren?
Vast wel – er stonden nog toverdrankjes op het vuur. Ooit moest hij terugkeren.
Langzaam liep ze naar de ketels en keek ze naar de inhoud ervan. Ze herkende geeneen van de drankjes. Geïnteresseerd liep ze naar de kast waarin hij honderden kleine flesjes had opgesteld en begon ze de namen ervan te lezen.
Het was waar – ze leerde liever de namen van al zijn toverdranken vanbuiten dan dat ze bleef stilstaan bij de onbeleefde en aanvallende woorden die hij zonet tegen haar had geuit. Als ze het negeerde, zou het vast zijn alsof hij het nooit had gezegd.