27/08/2020, 21:49
Hoofdstuk 5: De Tijdloze Vraag
Hij zat tegenover Perkamentus en het oude schoolhoofd keek hem met een geïnteresseerde blik aan. Zoals altijd, ontging Perkamentus niets.
“Wat ligt er op je maag, Severus?”
Voor een jongeman van 22 jaar zag Severus eruit alsof hij het hele gewicht van de wereld op zijn schouders droeg. Het was niet gemakkelijk geweest. Het einde van de oorlog, het verliezen van Lily, de lessen Occlumentie, de Dooddoeners die hem wantrouwden nu hij aan de zijde van Perkamentus stond – en terecht – maar hij moest de verwarring hoog houden – voor in het geval dat de Duistere Heer terugkwam... Het waren lasten die hij iedere dag met zich mee droeg.
Maar wat hem die dag behoorlijk zwaarmoedig maakte, was eigenlijk vrolijk nieuws dat hij eerder die dag in de Ochtendprofeet had gelezen. Goed nieuws, voor iedereen behalve hem.
Xenophilius en Alexia Leeflang hadden een dochter gekregen.
Loena.
Het liefste meisje dat hij ooit had gekend was nog maar één dag oud. Ze was de enige Loena die geboren was in de Tovenaarswereld in al die jaren. Hij had Anderlings geboorteboek eerder dat jaar volledig uitgepluisd. In dat boek werd bijgehouden welke tovenaars en heksen een uitnodiging van Zweinstein zouden krijgen op hun elfde verjaardag. Toen hij het boek in de zomervakantie las, was er geen enkele Loena vermeld in het boek – dat betekende dat ze toen nog geboren moest worden. En dat was nu dus gebeurd.
De enige die hem uit zijn dal van eenzaamheid kon trekken, was zij. En het was wel heel duidelijk dat hij haar pas na haar zestiende zou kunnen confronteren met hetgeen er in het Verboden Bos gebeurd was. Al waren zoveel bewogen jaren verstreken, hij was haar alles behalve vergeten. Het feit dat hem nu zo leeg deed voelen, was het besef dat hij er pas met haar over zou kunnen praten wanneer hij achtendertig was – in het beste geval zevenendertig. En dat vond Severus nog de meest optimistische gedachte, want hij vreesde vaak dat ze niet zou weten terug te keren naar haar tijd en zou verdwalen. Het enige dat erger was dan zo lang te wachten om haar te weerzien, was weten dat hij haar nooit meer zou zien. Hij hield zich vast aan het laatste grammetje hoop dat hij had – en aan het zware gewicht in zijn hart.
“Professor Perkamentus, als u het toelaat, had ik u graag een vraag van een meer persoonlijke aard gesteld voordat we ons verder oefenen in Occlumentie.”
De oude tovenaar keek geïnteresseerd over zijn halvemaansbrilletje naar het jonge hoofd van Zwadderich en knikte als teken dat hij mocht verdergaan.
“Wat weet u precies over de Tijdverdrijver van Grindelwald?”
Die vraag spookte al vijf jaar door zijn hoofd. Maar de tijd was nooit rijp geweest om hem te stellen. Maar nu was hij een vertrouweling van Perkamentus – een man die hij misschien – ooit – een vriend zou mogen noemen. En dat betekende dat hij dit soort vragen nu kon stellen, al bleef Perkamentus sceptisch wanneer Severus om meer informatie vroeg over duistere artefacten.
“Die vraag komt nogal uit het niets,” merkte Perkamentus op terwijl hij de man die voor hem zat bestudeerde. Hij merkte op dat Severus zijn lichaamshouding niets verried van de ware emoties achter die vraag. Sterker nog – de jonge toverdrankprofessor had zijn schild zo hoog opgetrokken op dit moment, dat zijn ogen volledig leeg van gedachtes en gevoelens leken te zijn.
Perkamentus moest toegeven dat Severus Occlumentie erg goed onder de knie begon te krijgen.
“Al denk ik eerder, na je stilzwijgen, dat die vraag van heel diep komt, of vergis ik me?”
De jonge professor verried nog steeds geen emotie.
“Het valt wel heel hard op dat je er echt geen woord over kwijt wil,” merkte Perkamentus met een twinkeling in zijn ogen op. “Ik moet je er toch wel even op wijzen dat het niet wijs is om zo hard te laten blijken wat je geheim wil houden – zelfs als je Occlumentie kent. Als ik de Duistere Heer zou zijn en zou weten dat je dit geheim kost wat kost zou willen beschermen, zou ik je vervloeken om het alsnog te horen te krijgen.”
“Geen vloek zou het geheim uit mij krijgen,” zei Severus duister.
Perkamentus knikte en leek diep na te denken terwijl hij naar de Zwadderaar keek. Het leek alsof hij de innerlijke werking van Severus’ gedachten ontleedde met zijn ogen. Het maakte Severus altijd erg ongemakkelijk als het schoolhoofd dit deed.
“Misschien dat ik beter kan vragen wat jij al weet over de Tijdverdrijver van Grindelwald, Severus. En dan kunnen we onze kennis naast elkaar leggen.”
Severus was het er niet helemaal mee eens dat hij moest beginnen, maar had het er wel voor over.
“Ik weet dat Grindelwald de Tijdverdrijver drie jaar in zijn bezit heeft gehad en ermee is kunnen ontsnappen aan het Ministerie. Verder weet ik ook dat u de Tijdverdrijver hebt gehad... Voordat hij opeens verdween.”
“Dat klopt,” knikte Perkamentus.
“Verder weet ik ook dat de Tijdverdrijver geen speciale uiterlijke kenmerken heeft,” ging Severus gedreven verder. “Maar ik vraag me vooral af wat hij doet.”
“Severus,” zei Perkamentus opeens in een strenge stem. “Je moet eerlijk met me zijn. Heb jij de Tijdverdrijver gezien?”
De jonge Zwadderaar aarzelde, maar knikte desondanks. “Jaren geleden,” gaf hij toe.
Dit leek Perkamentus onrustig te stemmen en het schoolhoofd stond op van zijn stoel en cirkelde denkend om de stoel heen, totdat hij plots de rug ervan vast nam. “Had Voldemort er iets mee te maken?” vroeg Perkamentus weeral in die strenge toon.
“Nee,” reageerde Severus snel en defensief. “Nee, het had niets met Voldemort te maken. Helemaal niet.”
Dit leek Perkamentus zichtbaar gerust te stellen, al leek het schoolhoofd er nog niet helemaal bedaard bij en hij fronste zijn wenkbrauwen. Het viel Severus op dat Perkamentus een kuiltje in zijn voorhoofd had terwijl hij dit deed.
“De Tijdverdrijver van Grindelwald laat zich niet louter leiden door het wieltje waaraan men draait. Hij luistert niet naar dezelfde commando’s als andere Tijdverdrijvers. Deze Tijdverdrijver laat zich niet leiden door de exacte wetenschap waarmee men tijdreizen kan verklaren. Deze Tijdverdrijver laat zich leiden door gevoel.”
“Gevoel?” herhaalde Severus verward.
“Grindelwald had er een bijnaam voor. Hij noemde het ook wel de Tijdverdrijver van het Lot. Zijn ervaringen waren dat de Tijdverdrijver hem brachten naar belangrijke personen en momenten in het leven. Eens je een reis met de Tijdverdrijver in werking zet, creëert hij als het ware een lus in de tijd die nooit verbroken kan worden. Alles wat gebeurt, staat vanaf dat moment vastgeschreven in het lot en is onomkeerbaar. Wat dan gebeurt, is al gebeurd. Wat dan nog moet komen, is al gekomen. Er is geen begin of einde. Ik vrees dat ik je niet meer details over mijn eigen ervaringen hierin kan vertellen... Tenzij jij me de jouwe vertelt.”
Severus staarde zijn schoolhoofd bloedserieus aan. Wilde hij wel zijn geheim van Loena ruilen voor het geheim van Perkamentus? Severus moest toegeven dat hij best nieuwsgierig was naar de ervaringen van Perkamentus met de Tijdverdrijver, maar de vragen die hij al die tijd had gehad, waren nu voor een groot deel beantwoord. En nee, zo nieuwsgierig was hij ook weer niet naar wat Perkamentus was overkomen. Hij zou niets over Loena lossen tegen het schoolhoofd en schudde zijn hoofd.
Perkamentus knikte, maar leek nog niet uitgesproken. “Was het Lily, Severus?”
Severus trok opeens grote ogen en leek helemaal van zijn stuk geslagen.
“Wat?! Nee. Nee, helemaal niet! Waarom vraag je dat nu?”
“Mijn excuses,” zei Perkamentus nederig. “Je leek eventjes je ‘ik-wil-niet-praten-over-meisjes’-blik te dragen.”
Severus voelde een rode blos op zijn wangen verschijnen. Hij haatte het als Perkamentus hem doorhad.
Het oude schoolhoofd glimlachte toen hij de toverdrankmeester zag blozen. Dus het ging toch om een meisje...
“En ik dacht dat Lily de enige was?”
“Lily IS de enige!” riep Severus opeens defensief en ook hij stond recht van zijn stoel. “Er was alleen Lily. Er is niemand anders!”
Het was waar. Want Loena was er nooit geweest in zijn tijd – tot gisteren. En dan die ene dag – zoveel jaren geleden – in het Verboden Bos.
Loena was de droom, Lily de realiteit. En hij had enkel één mooie droom gekend en verder een leven aan bikkelharde realiteit. Loena had zijn wens om gelukkig te zijn enkel vergroot – door haar had hij nog harder gezocht naar de affectie van Lily, maar zonder enig succes. Zij had nooit geloofd dat hij kon veranderen. Eens een Dooddoener, altijd een Dooddoener. Dat was ze tot aan haar dood blijven geloven.
Door al die jaren heen was er enkel Lily geweest – dat was de realiteit. Dus had hij niet het idee dat hij tegen Perkamentus loog.
“Ik denk dat je haar nog wel zal zien,” mijmerde Perkamentus. “Het meisje waarover je me niets vertelt. De Tijdverdrijver van Grindelwald heeft de gewoonte om niets half-afgewerkt te laten. Je vragen zullen nog wel beantwoord worden. Geduld.”
Severus wilde eigenlijk vragen hoe lang hij dan nog moest wachten, maar hield zich in. Hij was echter nog steeds boos en geïrriteerd door de vraag over Lily en het analyseringsvermogen van de oude Griffoendor. In deze huidige staat wilde hij niet verdergaan met Occlumentie-oefeningen en voelde het aan alsof hij nog veel tijd nodig had om de rust te vinden die noodzakelijk was om zijn gedachten afgeschermd te houden.
“Bedankt,” zei hij kort en in een redelijk onvriendelijke toon. “Als u mij wilt excuseren, zou ik de lessen Occlumentie later deze week willen verderzetten.”
Zonder Perkamentus in zijn ogen te kijken en zonder te wachten op een antwoord, draaide Severus zich om en snelde hij met grote en zelfzekere stappen het kantoortje uit.
Hij zat tegenover Perkamentus en het oude schoolhoofd keek hem met een geïnteresseerde blik aan. Zoals altijd, ontging Perkamentus niets.
“Wat ligt er op je maag, Severus?”
Voor een jongeman van 22 jaar zag Severus eruit alsof hij het hele gewicht van de wereld op zijn schouders droeg. Het was niet gemakkelijk geweest. Het einde van de oorlog, het verliezen van Lily, de lessen Occlumentie, de Dooddoeners die hem wantrouwden nu hij aan de zijde van Perkamentus stond – en terecht – maar hij moest de verwarring hoog houden – voor in het geval dat de Duistere Heer terugkwam... Het waren lasten die hij iedere dag met zich mee droeg.
Maar wat hem die dag behoorlijk zwaarmoedig maakte, was eigenlijk vrolijk nieuws dat hij eerder die dag in de Ochtendprofeet had gelezen. Goed nieuws, voor iedereen behalve hem.
Xenophilius en Alexia Leeflang hadden een dochter gekregen.
Loena.
Het liefste meisje dat hij ooit had gekend was nog maar één dag oud. Ze was de enige Loena die geboren was in de Tovenaarswereld in al die jaren. Hij had Anderlings geboorteboek eerder dat jaar volledig uitgepluisd. In dat boek werd bijgehouden welke tovenaars en heksen een uitnodiging van Zweinstein zouden krijgen op hun elfde verjaardag. Toen hij het boek in de zomervakantie las, was er geen enkele Loena vermeld in het boek – dat betekende dat ze toen nog geboren moest worden. En dat was nu dus gebeurd.
De enige die hem uit zijn dal van eenzaamheid kon trekken, was zij. En het was wel heel duidelijk dat hij haar pas na haar zestiende zou kunnen confronteren met hetgeen er in het Verboden Bos gebeurd was. Al waren zoveel bewogen jaren verstreken, hij was haar alles behalve vergeten. Het feit dat hem nu zo leeg deed voelen, was het besef dat hij er pas met haar over zou kunnen praten wanneer hij achtendertig was – in het beste geval zevenendertig. En dat vond Severus nog de meest optimistische gedachte, want hij vreesde vaak dat ze niet zou weten terug te keren naar haar tijd en zou verdwalen. Het enige dat erger was dan zo lang te wachten om haar te weerzien, was weten dat hij haar nooit meer zou zien. Hij hield zich vast aan het laatste grammetje hoop dat hij had – en aan het zware gewicht in zijn hart.
“Professor Perkamentus, als u het toelaat, had ik u graag een vraag van een meer persoonlijke aard gesteld voordat we ons verder oefenen in Occlumentie.”
De oude tovenaar keek geïnteresseerd over zijn halvemaansbrilletje naar het jonge hoofd van Zwadderich en knikte als teken dat hij mocht verdergaan.
“Wat weet u precies over de Tijdverdrijver van Grindelwald?”
Die vraag spookte al vijf jaar door zijn hoofd. Maar de tijd was nooit rijp geweest om hem te stellen. Maar nu was hij een vertrouweling van Perkamentus – een man die hij misschien – ooit – een vriend zou mogen noemen. En dat betekende dat hij dit soort vragen nu kon stellen, al bleef Perkamentus sceptisch wanneer Severus om meer informatie vroeg over duistere artefacten.
“Die vraag komt nogal uit het niets,” merkte Perkamentus op terwijl hij de man die voor hem zat bestudeerde. Hij merkte op dat Severus zijn lichaamshouding niets verried van de ware emoties achter die vraag. Sterker nog – de jonge toverdrankprofessor had zijn schild zo hoog opgetrokken op dit moment, dat zijn ogen volledig leeg van gedachtes en gevoelens leken te zijn.
Perkamentus moest toegeven dat Severus Occlumentie erg goed onder de knie begon te krijgen.
“Al denk ik eerder, na je stilzwijgen, dat die vraag van heel diep komt, of vergis ik me?”
De jonge professor verried nog steeds geen emotie.
“Het valt wel heel hard op dat je er echt geen woord over kwijt wil,” merkte Perkamentus met een twinkeling in zijn ogen op. “Ik moet je er toch wel even op wijzen dat het niet wijs is om zo hard te laten blijken wat je geheim wil houden – zelfs als je Occlumentie kent. Als ik de Duistere Heer zou zijn en zou weten dat je dit geheim kost wat kost zou willen beschermen, zou ik je vervloeken om het alsnog te horen te krijgen.”
“Geen vloek zou het geheim uit mij krijgen,” zei Severus duister.
Perkamentus knikte en leek diep na te denken terwijl hij naar de Zwadderaar keek. Het leek alsof hij de innerlijke werking van Severus’ gedachten ontleedde met zijn ogen. Het maakte Severus altijd erg ongemakkelijk als het schoolhoofd dit deed.
“Misschien dat ik beter kan vragen wat jij al weet over de Tijdverdrijver van Grindelwald, Severus. En dan kunnen we onze kennis naast elkaar leggen.”
Severus was het er niet helemaal mee eens dat hij moest beginnen, maar had het er wel voor over.
“Ik weet dat Grindelwald de Tijdverdrijver drie jaar in zijn bezit heeft gehad en ermee is kunnen ontsnappen aan het Ministerie. Verder weet ik ook dat u de Tijdverdrijver hebt gehad... Voordat hij opeens verdween.”
“Dat klopt,” knikte Perkamentus.
“Verder weet ik ook dat de Tijdverdrijver geen speciale uiterlijke kenmerken heeft,” ging Severus gedreven verder. “Maar ik vraag me vooral af wat hij doet.”
“Severus,” zei Perkamentus opeens in een strenge stem. “Je moet eerlijk met me zijn. Heb jij de Tijdverdrijver gezien?”
De jonge Zwadderaar aarzelde, maar knikte desondanks. “Jaren geleden,” gaf hij toe.
Dit leek Perkamentus onrustig te stemmen en het schoolhoofd stond op van zijn stoel en cirkelde denkend om de stoel heen, totdat hij plots de rug ervan vast nam. “Had Voldemort er iets mee te maken?” vroeg Perkamentus weeral in die strenge toon.
“Nee,” reageerde Severus snel en defensief. “Nee, het had niets met Voldemort te maken. Helemaal niet.”
Dit leek Perkamentus zichtbaar gerust te stellen, al leek het schoolhoofd er nog niet helemaal bedaard bij en hij fronste zijn wenkbrauwen. Het viel Severus op dat Perkamentus een kuiltje in zijn voorhoofd had terwijl hij dit deed.
“De Tijdverdrijver van Grindelwald laat zich niet louter leiden door het wieltje waaraan men draait. Hij luistert niet naar dezelfde commando’s als andere Tijdverdrijvers. Deze Tijdverdrijver laat zich niet leiden door de exacte wetenschap waarmee men tijdreizen kan verklaren. Deze Tijdverdrijver laat zich leiden door gevoel.”
“Gevoel?” herhaalde Severus verward.
“Grindelwald had er een bijnaam voor. Hij noemde het ook wel de Tijdverdrijver van het Lot. Zijn ervaringen waren dat de Tijdverdrijver hem brachten naar belangrijke personen en momenten in het leven. Eens je een reis met de Tijdverdrijver in werking zet, creëert hij als het ware een lus in de tijd die nooit verbroken kan worden. Alles wat gebeurt, staat vanaf dat moment vastgeschreven in het lot en is onomkeerbaar. Wat dan gebeurt, is al gebeurd. Wat dan nog moet komen, is al gekomen. Er is geen begin of einde. Ik vrees dat ik je niet meer details over mijn eigen ervaringen hierin kan vertellen... Tenzij jij me de jouwe vertelt.”
Severus staarde zijn schoolhoofd bloedserieus aan. Wilde hij wel zijn geheim van Loena ruilen voor het geheim van Perkamentus? Severus moest toegeven dat hij best nieuwsgierig was naar de ervaringen van Perkamentus met de Tijdverdrijver, maar de vragen die hij al die tijd had gehad, waren nu voor een groot deel beantwoord. En nee, zo nieuwsgierig was hij ook weer niet naar wat Perkamentus was overkomen. Hij zou niets over Loena lossen tegen het schoolhoofd en schudde zijn hoofd.
Perkamentus knikte, maar leek nog niet uitgesproken. “Was het Lily, Severus?”
Severus trok opeens grote ogen en leek helemaal van zijn stuk geslagen.
“Wat?! Nee. Nee, helemaal niet! Waarom vraag je dat nu?”
“Mijn excuses,” zei Perkamentus nederig. “Je leek eventjes je ‘ik-wil-niet-praten-over-meisjes’-blik te dragen.”
Severus voelde een rode blos op zijn wangen verschijnen. Hij haatte het als Perkamentus hem doorhad.
Het oude schoolhoofd glimlachte toen hij de toverdrankmeester zag blozen. Dus het ging toch om een meisje...
“En ik dacht dat Lily de enige was?”
“Lily IS de enige!” riep Severus opeens defensief en ook hij stond recht van zijn stoel. “Er was alleen Lily. Er is niemand anders!”
Het was waar. Want Loena was er nooit geweest in zijn tijd – tot gisteren. En dan die ene dag – zoveel jaren geleden – in het Verboden Bos.
Loena was de droom, Lily de realiteit. En hij had enkel één mooie droom gekend en verder een leven aan bikkelharde realiteit. Loena had zijn wens om gelukkig te zijn enkel vergroot – door haar had hij nog harder gezocht naar de affectie van Lily, maar zonder enig succes. Zij had nooit geloofd dat hij kon veranderen. Eens een Dooddoener, altijd een Dooddoener. Dat was ze tot aan haar dood blijven geloven.
Door al die jaren heen was er enkel Lily geweest – dat was de realiteit. Dus had hij niet het idee dat hij tegen Perkamentus loog.
“Ik denk dat je haar nog wel zal zien,” mijmerde Perkamentus. “Het meisje waarover je me niets vertelt. De Tijdverdrijver van Grindelwald heeft de gewoonte om niets half-afgewerkt te laten. Je vragen zullen nog wel beantwoord worden. Geduld.”
Severus wilde eigenlijk vragen hoe lang hij dan nog moest wachten, maar hield zich in. Hij was echter nog steeds boos en geïrriteerd door de vraag over Lily en het analyseringsvermogen van de oude Griffoendor. In deze huidige staat wilde hij niet verdergaan met Occlumentie-oefeningen en voelde het aan alsof hij nog veel tijd nodig had om de rust te vinden die noodzakelijk was om zijn gedachten afgeschermd te houden.
“Bedankt,” zei hij kort en in een redelijk onvriendelijke toon. “Als u mij wilt excuseren, zou ik de lessen Occlumentie later deze week willen verderzetten.”
Zonder Perkamentus in zijn ogen te kijken en zonder te wachten op een antwoord, draaide Severus zich om en snelde hij met grote en zelfzekere stappen het kantoortje uit.