27/08/2020, 21:33
Hoofdstuk 1: VERWANT
De woorden in het boek voor zijn neus waren wazig door de tranen in zijn ogen. Hij probeerde ze met al zijn macht te verbijten. Als een Griffoendor dit zou zien, zou hij weer bespot worden.
“Komaan Severus...” fluisterde hij zichzelf moed in. “Gun ze niet het plezier je zo te zien...”
Hij rechtte zijn das van Zwadderich en keek om zich heen. Het Grote Meer was zo goed als verlaten. Zelfs de reuzeninktvis had zich niet laten zien. Enkele honderden meters verder zaten wat eerstejaars van Huffelpuf knalpoker te spelen.
Zij zouden hem niet durven storen. Hij, een zevendejaars van Zwadderich.
Maar toch had Severus meer behoefte aan privacy. Hij sloot het boek weer en stond op. Eerst langzaam, maar daarna steeds sneller, zette hij het op een lopen aan de oever van het Grote Meer. Toen hij een aantal minuten later geen adem meer kreeg, liet hij zich vallen in het gras bij het Meer. Hij keek terug naar waar hij vandaan kwam, maar de eerstejaars waren niet meer in zicht.
Nu hij alleen was, kwamen de tranen weer terug. Tranen van haat. Niet enkel voor James Potter, maar evenzeer tranen van haat voor zichzelf. James Potter was dan wel degene die Lily van hem had gestolen, hij was degene die het had laten gebeuren. Hij was degene die zonet een vreselijke ruzie met Lily had gehad. Hij was degene die haar had weggedreven. Hij was degene die haar nu had laten vermoeden wat de waarheid was: dat hij zich had aangesloten bij de Dooddoeners.
Snapte ze dan niet waarom? Snapte ze dan niet dat hij haar zou kunnen beschermen als ze zich niet zou inmengen met heilige Grifjes zoals Potter, Zwarts, Lupos en Pippeling?
Het had Sneep altijd verbaasd dat Lily hen had kunnen vergeven voor hetgeen ze hem hadden aangedaan in hun derde jaar! Hij had wel een weerwolf kunnen zijn! Lily had hem aanvankelijk gesteund en vriendschap vermeden met de vier Griffoendors, maar helaas was dit maar van tijdelijke aard geweest. Waarom had ze hen zo snel vergeven? Hoe kon ze hen vergeven, en hem vergeten. Hij, die er altijd voor haar was geweest. Hij, die haar al zo lang kende. Snapte ze dan niet dat ze verwant waren? Meer verwant dan zij was met die Potter?
Was er maar een manier om haar dat te doen inzien!
Sneep peinsde hierover. Was er een magische manier om te tonen wie iemands zielsverwant was? Was er een drankje of spreuk dat hiermee kon helpen? Als hij haar kon overtuigen dat ze voor elkaar bestemd waren, zou ze Potter dan laten vallen?
Hij veegde de tranen weeral uit zijn ogen en greep naar het boek naast hem. Hij betwijfelde of een boek uit de Verboden Afdeling van de bibliotheek zou kunnen helpen bij zaken van het hart. In zijn boek stonden duistere spreuken, spreuken om vijanden mee te verslaan, spreuken om duistere krachten op te roepen, maar vast geen spreuken om vriendinnetjes mee te strikken... Of toch?
Terwijl hij het boek doorbladerde, realiseerde hij zich dat, mits enige aanpassing, veel van de spreuken ook zouden kunnen helpen bij tegengestelde doeleinden.
Zijn vinger gleed opeens naar een stukje tekst en hij las luidop opdat hij het beter zou begrijpen.
“Spreuk om je aartsvijand gedaante te geven... In gevallen dat je je afvraagt wie het precies op je gemunt heeft, kan je met deze spreuk de gedaante van die persoon oproepen. Zo weet je op zijn minst hoe je aartsvijand uitziet. Nota: verdere info over deze persoon is niet op te roepen met deze spreuk.”
De woorden die daarop volgden las hij in stilte – hij wist immers goed genoeg wie zijn aartsvijand was – dat was James Potter. En dat bebrilde gezicht was het laatste dat hij nu wilde zien.
Maar terwijl hij de spreuk steeds herlas, vielen hem de juiste woorden binnen en langzaamaan vormde zich een nieuwe spreuk. Het viel nog af te wachten of deze ook daadwerkelijk zou werken, maar het was het proberen waard. Als de spreuk werkte, zou hij hem nogmaals kunnen gebruiken en aan Lily kunnen tonen. Als zij de spreuk dan ook durfde uitspreken, zou zij ook kunnen zien dat hij haar zielsverwant was.
Hij nam zijn toverstaf en hield deze dicht bij zijn hart. Hij kneep zo hard in de staf, dat het een wonder was dat de toverstaf niet brak. Stil maar duidelijk sprak hij de woorden uit.
“Geesten die de wereld kennen,
U weet wie mij kent,
Meer dan eender ander,
Wil ik dat u haar zendt,
In een beeld zo sterk
dat ik zonder twijfel weet
wie ik kan vertrouwen
en wie mijn hart begeert”
Even leek het alsof niets gebeurde, alsof hij enkel een dom vers had opgezegd. Maar hij hield de staf nog dichter vast en geloofde er harder in dat het zou werken en dat hij Lily zou zien... En er gebeurde iets.
Het water voor hem leek te verdampen in een diepe mist en door de mist zag hij een gedaante. De gedaante was nog vaag en kleurloos en Sneeps hart ging harder kloppen. Het leek een eeuwigheid te duren, maar kalm naderde de wazige gedaante door de dichte mist en de vorm werd duidelijker met iedere meter.
Langzaam maar zeker voelde Sneep hoe zijn hart tot in zijn maag zakte. De rode haren waar hij op had gehoopt werden blond, de groene ogen blauw en de das van Griffoendor veranderde in een das van Ravenklauw.
De teleurstelling was zo groot dat Sneep het liefste wilde dat de gedaante weer onmiddellijk verdween, maar dit gebeurde niet. En al was de teleurstelling nog zo groot, zijn nieuwsgierigheid naar wie dit was, was minstens even groot.
Ze keek hem aan met grote, blauwe ogen, die zowel intrigerend als vaag waren. In haar oren had ze oorbellen die leken op radijsjes en haar toverstaf stak achter haar rechteroor. In haar armen hield ze een boek, of eerder een magazine waarvan de letters onduidelijk voor Sneep waren. En al keek hij nog zo lang naar haar, hij herkende haar niet. Hoe kon hij een meisje als haar niet gezien hebben? Ze leek niet veel jonger dan hem. Zat ze dan in het vierde? Het vijfde? Hij had alle sorteringen in zijn schoolcarriere meegemaakt, maar nooit had hij iemand gezien met zulk blond haar.
Hoe kon zij dan zijn zielsverwant zijn? Hij kende haar niet eens!! Het frustreerde hem mateloos dat hij haar niet kende, ongeacht hoe lang hij naar haar keek, en geirriteerd wendde hij zijn blik af.
Toen hij een moment later terug keek, was ze, samen met de mist, verdwenen. Alles leek weer bij het oude. Alles was weer bij het oude. Hij was nog steeds geen stap verder om Lily voor zich winnen. En volgens de test was zijn zielsverwant een meisje wat hij nog nooit van zijn leven had gezien. Al snel vervloekte hij zich om dit vreselijke idee uit te voeren. Hij zou Lily het nooit laten weten – en hij zou het haar zeker nooit laten proberen. Als zij James zijn gedaante te zien zou krijgen, zou hij vast en zeker sterven van verdriet.
Hij besloot nooit meer erover te spreken. Hij nam zich zelfs voor om er nooit meer aan terug te denken. En al bleef hij bij dat standpunt en verbande hij alle gedachten aan de spreuk gedurende vele jaren, hij zou het nooit echt vergeten.
De woorden in het boek voor zijn neus waren wazig door de tranen in zijn ogen. Hij probeerde ze met al zijn macht te verbijten. Als een Griffoendor dit zou zien, zou hij weer bespot worden.
“Komaan Severus...” fluisterde hij zichzelf moed in. “Gun ze niet het plezier je zo te zien...”
Hij rechtte zijn das van Zwadderich en keek om zich heen. Het Grote Meer was zo goed als verlaten. Zelfs de reuzeninktvis had zich niet laten zien. Enkele honderden meters verder zaten wat eerstejaars van Huffelpuf knalpoker te spelen.
Zij zouden hem niet durven storen. Hij, een zevendejaars van Zwadderich.
Maar toch had Severus meer behoefte aan privacy. Hij sloot het boek weer en stond op. Eerst langzaam, maar daarna steeds sneller, zette hij het op een lopen aan de oever van het Grote Meer. Toen hij een aantal minuten later geen adem meer kreeg, liet hij zich vallen in het gras bij het Meer. Hij keek terug naar waar hij vandaan kwam, maar de eerstejaars waren niet meer in zicht.
Nu hij alleen was, kwamen de tranen weer terug. Tranen van haat. Niet enkel voor James Potter, maar evenzeer tranen van haat voor zichzelf. James Potter was dan wel degene die Lily van hem had gestolen, hij was degene die het had laten gebeuren. Hij was degene die zonet een vreselijke ruzie met Lily had gehad. Hij was degene die haar had weggedreven. Hij was degene die haar nu had laten vermoeden wat de waarheid was: dat hij zich had aangesloten bij de Dooddoeners.
Snapte ze dan niet waarom? Snapte ze dan niet dat hij haar zou kunnen beschermen als ze zich niet zou inmengen met heilige Grifjes zoals Potter, Zwarts, Lupos en Pippeling?
Het had Sneep altijd verbaasd dat Lily hen had kunnen vergeven voor hetgeen ze hem hadden aangedaan in hun derde jaar! Hij had wel een weerwolf kunnen zijn! Lily had hem aanvankelijk gesteund en vriendschap vermeden met de vier Griffoendors, maar helaas was dit maar van tijdelijke aard geweest. Waarom had ze hen zo snel vergeven? Hoe kon ze hen vergeven, en hem vergeten. Hij, die er altijd voor haar was geweest. Hij, die haar al zo lang kende. Snapte ze dan niet dat ze verwant waren? Meer verwant dan zij was met die Potter?
Was er maar een manier om haar dat te doen inzien!
Sneep peinsde hierover. Was er een magische manier om te tonen wie iemands zielsverwant was? Was er een drankje of spreuk dat hiermee kon helpen? Als hij haar kon overtuigen dat ze voor elkaar bestemd waren, zou ze Potter dan laten vallen?
Hij veegde de tranen weeral uit zijn ogen en greep naar het boek naast hem. Hij betwijfelde of een boek uit de Verboden Afdeling van de bibliotheek zou kunnen helpen bij zaken van het hart. In zijn boek stonden duistere spreuken, spreuken om vijanden mee te verslaan, spreuken om duistere krachten op te roepen, maar vast geen spreuken om vriendinnetjes mee te strikken... Of toch?
Terwijl hij het boek doorbladerde, realiseerde hij zich dat, mits enige aanpassing, veel van de spreuken ook zouden kunnen helpen bij tegengestelde doeleinden.
Zijn vinger gleed opeens naar een stukje tekst en hij las luidop opdat hij het beter zou begrijpen.
“Spreuk om je aartsvijand gedaante te geven... In gevallen dat je je afvraagt wie het precies op je gemunt heeft, kan je met deze spreuk de gedaante van die persoon oproepen. Zo weet je op zijn minst hoe je aartsvijand uitziet. Nota: verdere info over deze persoon is niet op te roepen met deze spreuk.”
De woorden die daarop volgden las hij in stilte – hij wist immers goed genoeg wie zijn aartsvijand was – dat was James Potter. En dat bebrilde gezicht was het laatste dat hij nu wilde zien.
Maar terwijl hij de spreuk steeds herlas, vielen hem de juiste woorden binnen en langzaamaan vormde zich een nieuwe spreuk. Het viel nog af te wachten of deze ook daadwerkelijk zou werken, maar het was het proberen waard. Als de spreuk werkte, zou hij hem nogmaals kunnen gebruiken en aan Lily kunnen tonen. Als zij de spreuk dan ook durfde uitspreken, zou zij ook kunnen zien dat hij haar zielsverwant was.
Hij nam zijn toverstaf en hield deze dicht bij zijn hart. Hij kneep zo hard in de staf, dat het een wonder was dat de toverstaf niet brak. Stil maar duidelijk sprak hij de woorden uit.
“Geesten die de wereld kennen,
U weet wie mij kent,
Meer dan eender ander,
Wil ik dat u haar zendt,
In een beeld zo sterk
dat ik zonder twijfel weet
wie ik kan vertrouwen
en wie mijn hart begeert”
Even leek het alsof niets gebeurde, alsof hij enkel een dom vers had opgezegd. Maar hij hield de staf nog dichter vast en geloofde er harder in dat het zou werken en dat hij Lily zou zien... En er gebeurde iets.
Het water voor hem leek te verdampen in een diepe mist en door de mist zag hij een gedaante. De gedaante was nog vaag en kleurloos en Sneeps hart ging harder kloppen. Het leek een eeuwigheid te duren, maar kalm naderde de wazige gedaante door de dichte mist en de vorm werd duidelijker met iedere meter.
Langzaam maar zeker voelde Sneep hoe zijn hart tot in zijn maag zakte. De rode haren waar hij op had gehoopt werden blond, de groene ogen blauw en de das van Griffoendor veranderde in een das van Ravenklauw.
De teleurstelling was zo groot dat Sneep het liefste wilde dat de gedaante weer onmiddellijk verdween, maar dit gebeurde niet. En al was de teleurstelling nog zo groot, zijn nieuwsgierigheid naar wie dit was, was minstens even groot.
Ze keek hem aan met grote, blauwe ogen, die zowel intrigerend als vaag waren. In haar oren had ze oorbellen die leken op radijsjes en haar toverstaf stak achter haar rechteroor. In haar armen hield ze een boek, of eerder een magazine waarvan de letters onduidelijk voor Sneep waren. En al keek hij nog zo lang naar haar, hij herkende haar niet. Hoe kon hij een meisje als haar niet gezien hebben? Ze leek niet veel jonger dan hem. Zat ze dan in het vierde? Het vijfde? Hij had alle sorteringen in zijn schoolcarriere meegemaakt, maar nooit had hij iemand gezien met zulk blond haar.
Hoe kon zij dan zijn zielsverwant zijn? Hij kende haar niet eens!! Het frustreerde hem mateloos dat hij haar niet kende, ongeacht hoe lang hij naar haar keek, en geirriteerd wendde hij zijn blik af.
Toen hij een moment later terug keek, was ze, samen met de mist, verdwenen. Alles leek weer bij het oude. Alles was weer bij het oude. Hij was nog steeds geen stap verder om Lily voor zich winnen. En volgens de test was zijn zielsverwant een meisje wat hij nog nooit van zijn leven had gezien. Al snel vervloekte hij zich om dit vreselijke idee uit te voeren. Hij zou Lily het nooit laten weten – en hij zou het haar zeker nooit laten proberen. Als zij James zijn gedaante te zien zou krijgen, zou hij vast en zeker sterven van verdriet.
Hij besloot nooit meer erover te spreken. Hij nam zich zelfs voor om er nooit meer aan terug te denken. En al bleef hij bij dat standpunt en verbande hij alle gedachten aan de spreuk gedurende vele jaren, hij zou het nooit echt vergeten.