27/08/2020, 21:22
15.
Sneep stormde Perkamentus’ kantoor binnen en riep luid.
“Professor Perkamentus! Perkamentus!”
Paniek was te horen in zijn stem en het duurde slechts vijf secondes of Perkamentus verscheen boven aan zijn galerij.
“Is het zover?” vroeg Perkamentus, die merkte dat de toverdrankmeester even uitgeput als wanhopig klonk.
Severus knikte en liet zijn linkeronderarm zien. Perkamentus keek de man in zijn ogen en las niets anders dan onzekerheid en paniek.
“Het eindigt vanavond, Severus,” zei Perkamentus kalm. “Jij blijft bij mij in de buurt.”
Severus had amper de tijd om zijn verbazing hierover uit te drukken, of Perkamentus gaf snel bevelen aan de portretten, die snel verdwenen uit hun lijsten.
Op amper vijf minuten tijd werd Perkamentus’ kantoortje steeds voller en voller. Er stapten tovenaars uit het haardvuur, maar er kwamen ook tovenaars met een Viavia binnenvallen.
Severus ijsbeerde en hield zijn toverstaf stevig vast. Enkele tovenaars en heksen spraken kort met mekaar, maar Severus besteedde zo goed als geen aandacht aan hen. Er waren glasscherven te horen en plots gromde Dollemans stem luid door het vertrek.
“Tonks! Enig idee hoeveel dat instrument zou kosten of waar je dat zou kunnen vinden?”
Severus keek op. Tonks stond onhandig bij wat glasscherven en gevallen metaal en keek verontschuldigend naar Dolleman.
“Sorry Alastor…” mompelde ze snel en verontschuldigend.
Severus merkte pas dat hij was aan het staren toen Tonks ook zijn kant opkeek en enkele secondes keken ze elkaar aan en leek het alsof ze iets tegen elkaar wilden zeggen, ook al stonden ze beiden aan de uiteindes van de kamer. Voordat ze die kans kregen, ging de deur plots met een zwaai open en zowat de halve toren van Griffoendor stroomde binnen. Harry sloot het rijtje af met professor Anderling. Hij zag er bleker uit dan normaal en voor even drong het tot Severus door dat Harry het deze nacht zou afmaken. Deze nacht zou beslist worden of goed of kwaad zou winnen.
De deur ging pas dicht toen een zesdejaars van Ravenklauw met een lichte glimlach op haar gelaat de deur sloot.
“Perkamentus, wat is hier de betekenis van?”, vroeg Dolleman ruw. “Potter en een paar van zijn vrienden, oké, maar dit zijn zowat twintig kinderen.”
De ‘kinderen’ keken Dolleman met een boze uitdrukking aan.
“Wij kunnen allemaal helpen,” zei Ginny dapper. “Sommigen van ons hebben al eens een keer voor Voldemort of zijn Dooddoeners gestaan. We willen jullie verzekeren van een overwinning.”
“Dit is de enige manier waarop onze zijde een overmacht heeft,” zei Daan Thomas. “Als er twintig nieuwe Zwadderaars meevechten aan de zijde van Voldemort, hebben jullie ons nodig.”
“Ik zal niet ontkennen dat we hulp kunnen gebruiken,” sprak Severus stil en dodelijk. “Maar komaan… Zelfs Leeflang?” Loena glimlachte zwakjes, alsof ze dacht dat het haar voorstelling in plaats van een belediging was en ze keek dromerig om zich heen, alsof ze de locatie van de stem op het plafond probeerde te vinden. “Filister?” Simon keek hem boos aan. “En alsof dat nog niet erg genoeg is ook nog eens Lubbermans?”
Daar had hij iets gezegd waar hij spijt van zou krijgen. Zonder dat Severus of iemand anders het verwachtte, sprong Marcel op zijn professor af, greep hij hem bij zijn kraag en duwde hij de verbaasde toverdrankmeester tegen de muur.
“Zeg dat nog eens!” riep Marcel met een stem die tien keer meer zelfzeker was dan Severus ooit had gehoord bij de jongen. “Mijn ouders kunnen door jouw getwiste vrienden levenslang verblijven in St-Mungo’s! Geen een van mijn vrienden zal diezelfde marteling ondergaan zolang ik bij hen ben! Ik neem nu mijn wraak, zoals jij al je volledige loopbaan op Zweinstein jouw wraak neemt op ons Griffoendors!”
En met die woorden sloeg hij Severus vlak tegen zijn neus.
Kreunend greep Severus naar zijn neus terwijl Anderling en Hermelien Griffel Marcel naar achteren trokken, maar die leek zich niet meer te verweren en staarde zelfzeker naar Severus alsof hij een stuk vuil was.
Severus hield nog steeds zijn neus vast en keek Anderling wachtend aan. Anderling keek hem ook aan, maar reageerde niet. Zou ze niet eens haar eigen afdeling even op zijn plaats zetten?
“Kijk nou niet zo, Severus. Je verdiende het,” zei Anderling streng.
Enkele Griffoendors grinnikten en Severus staarde hen boos terug aan.
“Jullie weten allemaal wat jullie kunnen verwachten,” zei Perkamentus terwijl hij drie glazen bollen in zijn handen had en doorgaf aan Dolleman, Wolkenveld en Anderling. “Blijf samen. Het Ministerie zal pas een halve minuut na ons arriveren. Doe niets dwaas.”
Perkamentus liep naar Severus en raakte zijn linkeronderarm aan. Met zijn andere hand, waarin hij zijn toverstaf vasthad, zwaaide hij naar de drie glazen bollen, terwijl in iedere glazen bol een zwarte rookwolk verscheen die veel leek op het Dooddoenersteken.
“Handen op de bollen.”, beval Perkamentus en iedereen legde snel zijn hand op een van de bollen.
Tonks stond naast Severus en keek hem bijna verontschuldigend aan, alsof het haar fout was geweest dat Marcel hem een dreun had verkocht, terwijl niets minder waar was.
“Gaat het?”, vroeg ze stil.
“Klaar?” riep Perkamentus luid. “Drie… Twee… Eén…”
Sneep stormde Perkamentus’ kantoor binnen en riep luid.
“Professor Perkamentus! Perkamentus!”
Paniek was te horen in zijn stem en het duurde slechts vijf secondes of Perkamentus verscheen boven aan zijn galerij.
“Is het zover?” vroeg Perkamentus, die merkte dat de toverdrankmeester even uitgeput als wanhopig klonk.
Severus knikte en liet zijn linkeronderarm zien. Perkamentus keek de man in zijn ogen en las niets anders dan onzekerheid en paniek.
“Het eindigt vanavond, Severus,” zei Perkamentus kalm. “Jij blijft bij mij in de buurt.”
Severus had amper de tijd om zijn verbazing hierover uit te drukken, of Perkamentus gaf snel bevelen aan de portretten, die snel verdwenen uit hun lijsten.
Op amper vijf minuten tijd werd Perkamentus’ kantoortje steeds voller en voller. Er stapten tovenaars uit het haardvuur, maar er kwamen ook tovenaars met een Viavia binnenvallen.
Severus ijsbeerde en hield zijn toverstaf stevig vast. Enkele tovenaars en heksen spraken kort met mekaar, maar Severus besteedde zo goed als geen aandacht aan hen. Er waren glasscherven te horen en plots gromde Dollemans stem luid door het vertrek.
“Tonks! Enig idee hoeveel dat instrument zou kosten of waar je dat zou kunnen vinden?”
Severus keek op. Tonks stond onhandig bij wat glasscherven en gevallen metaal en keek verontschuldigend naar Dolleman.
“Sorry Alastor…” mompelde ze snel en verontschuldigend.
Severus merkte pas dat hij was aan het staren toen Tonks ook zijn kant opkeek en enkele secondes keken ze elkaar aan en leek het alsof ze iets tegen elkaar wilden zeggen, ook al stonden ze beiden aan de uiteindes van de kamer. Voordat ze die kans kregen, ging de deur plots met een zwaai open en zowat de halve toren van Griffoendor stroomde binnen. Harry sloot het rijtje af met professor Anderling. Hij zag er bleker uit dan normaal en voor even drong het tot Severus door dat Harry het deze nacht zou afmaken. Deze nacht zou beslist worden of goed of kwaad zou winnen.
De deur ging pas dicht toen een zesdejaars van Ravenklauw met een lichte glimlach op haar gelaat de deur sloot.
“Perkamentus, wat is hier de betekenis van?”, vroeg Dolleman ruw. “Potter en een paar van zijn vrienden, oké, maar dit zijn zowat twintig kinderen.”
De ‘kinderen’ keken Dolleman met een boze uitdrukking aan.
“Wij kunnen allemaal helpen,” zei Ginny dapper. “Sommigen van ons hebben al eens een keer voor Voldemort of zijn Dooddoeners gestaan. We willen jullie verzekeren van een overwinning.”
“Dit is de enige manier waarop onze zijde een overmacht heeft,” zei Daan Thomas. “Als er twintig nieuwe Zwadderaars meevechten aan de zijde van Voldemort, hebben jullie ons nodig.”
“Ik zal niet ontkennen dat we hulp kunnen gebruiken,” sprak Severus stil en dodelijk. “Maar komaan… Zelfs Leeflang?” Loena glimlachte zwakjes, alsof ze dacht dat het haar voorstelling in plaats van een belediging was en ze keek dromerig om zich heen, alsof ze de locatie van de stem op het plafond probeerde te vinden. “Filister?” Simon keek hem boos aan. “En alsof dat nog niet erg genoeg is ook nog eens Lubbermans?”
Daar had hij iets gezegd waar hij spijt van zou krijgen. Zonder dat Severus of iemand anders het verwachtte, sprong Marcel op zijn professor af, greep hij hem bij zijn kraag en duwde hij de verbaasde toverdrankmeester tegen de muur.
“Zeg dat nog eens!” riep Marcel met een stem die tien keer meer zelfzeker was dan Severus ooit had gehoord bij de jongen. “Mijn ouders kunnen door jouw getwiste vrienden levenslang verblijven in St-Mungo’s! Geen een van mijn vrienden zal diezelfde marteling ondergaan zolang ik bij hen ben! Ik neem nu mijn wraak, zoals jij al je volledige loopbaan op Zweinstein jouw wraak neemt op ons Griffoendors!”
En met die woorden sloeg hij Severus vlak tegen zijn neus.
Kreunend greep Severus naar zijn neus terwijl Anderling en Hermelien Griffel Marcel naar achteren trokken, maar die leek zich niet meer te verweren en staarde zelfzeker naar Severus alsof hij een stuk vuil was.
Severus hield nog steeds zijn neus vast en keek Anderling wachtend aan. Anderling keek hem ook aan, maar reageerde niet. Zou ze niet eens haar eigen afdeling even op zijn plaats zetten?
“Kijk nou niet zo, Severus. Je verdiende het,” zei Anderling streng.
Enkele Griffoendors grinnikten en Severus staarde hen boos terug aan.
“Jullie weten allemaal wat jullie kunnen verwachten,” zei Perkamentus terwijl hij drie glazen bollen in zijn handen had en doorgaf aan Dolleman, Wolkenveld en Anderling. “Blijf samen. Het Ministerie zal pas een halve minuut na ons arriveren. Doe niets dwaas.”
Perkamentus liep naar Severus en raakte zijn linkeronderarm aan. Met zijn andere hand, waarin hij zijn toverstaf vasthad, zwaaide hij naar de drie glazen bollen, terwijl in iedere glazen bol een zwarte rookwolk verscheen die veel leek op het Dooddoenersteken.
“Handen op de bollen.”, beval Perkamentus en iedereen legde snel zijn hand op een van de bollen.
Tonks stond naast Severus en keek hem bijna verontschuldigend aan, alsof het haar fout was geweest dat Marcel hem een dreun had verkocht, terwijl niets minder waar was.
“Gaat het?”, vroeg ze stil.
“Klaar?” riep Perkamentus luid. “Drie… Twee… Eén…”