Nomaj | Waar de magie nazindert
Zilvergroene Herinneringen - Afdrukversie

+- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl)
+-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4)
+--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12)
+---- Forum: Lange Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=18)
+---- Topic: Zilvergroene Herinneringen (/showthread.php?tid=109)

Pagina's: 1 2


Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

Dit verhaal is oorspronkelijk ergens gepost tussen 2002 en 2004, maar toen onafgewerkt gebleven en verwijderd. (en dus geschreven door een 21-jarige Jessie)
Uiteindelijk is het op dreuzels.com herpost tussen 21 juli 2004 en 10 augustus 2004, die keer wel afgewerkt. 

[Afbeelding: attachment.php?aid=13]

Zilvergroene Herinneringen

Waarover gaat het?
Over de zwadderaars tijdens Harry's laatste jaar op Zweinstein. Sneep, Draco, Lucius en ga maar verder.


Welk genre?
"Angst", zoals ze het in het Engels noemen. Maar ook een beetje humor en romantiek. Sneep/Tonks-shippers kunnen tijdens het lezen hun hart luchten.


Wat moet ik nog weten?
Misschien is dit verhaal niet erg geschikt voor de allerjongste lezers. Er komt namelijk wat vermelding van bloed in voor, maar niets waarvan je maag zich helemaal zal omdraaien, laat me je dat even verzekeren.



[Afbeelding: attachment.php?aid=14]



RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

1.

“Is dat alles?”

Een oorverdovende stilte wisselde de kille stem van de Duistere Heer af. Tientallen mensen, ieder met een wit masker voor hun gezicht en een zwarte mantel met kap aan, aanschouwden hem en zijn Dooddoener. Ze stonden in een grote kring rondom hem en de man die op één knie zat met zijn hoofd eerbiedig gebogen.

“Het is zeer puur Veritaserum. U zou het eventueel nog kunnen uitdunnen in water zonder dat het zijn efficiëntie verliest,” zei de Dooddoener in zijn gebruikelijke nasale en kille stem.

Enkele Dooddoeners vroegen zich af hoe hij er zo kalm onder kon blijven. De Duistere Heer was duidelijk boos, teleurgesteld, woedend. En niet enkel dat, maar het was niet de eerste keer dat diezelfde Dooddoener in de fout was gegaan. Toen Voldemort twee en een half jaar geleden was teruggekeerd, was hij niet komen opdagen. Het was pas op de volgende Dooddoenersbijeenkomst geweest dat hij zijn gezicht had laten zien. Hij had op Zweinstein vastgezeten, waar het onmogelijk was te Verdwijnselen, en daarenboven hadden Perkamentus en Anderling hem niet uit hun zicht gelaten. Na een uur kwelling onder de Cruciatus-vloek had Voldemort hem dat vergeven, maar de Heer van het Duister was het nooit vergeten.

Iedere keer dat Voldemort in een kwade bui was, boette iemand, en het was vaker de Toverdrankmeester van Zweinstein dan iemand anders die dat te beurt viel. Waarom had hij niet met Perkamentus afgerekend, waarom had hij nooit zijn meester gezocht, waarom had hij Slatero Krinkel tegengewerkt bij zijn zoektocht naar de Steen der Wijzen, waarom had hij in die zeven jaar die Harry Potter nu op Zweinstein zat nooit de jongen één haar gekrenkt… Dat Severus Sneep het zwarte schaap van de Dooddoeners was, wisten de meesten wel.

De Duistere Heer nam zijn toverstaf en mikte die op het hoofd van de Dooddoener die voor hem zat.

“Neem je masker af”, beval hij kil, en toen Sneep opkeek zag hij dat ook de lucht die zijn meester uitademde witte wolkjes vormde in de kille grot, waar het nog kouder was dan buiten.

De man volgde het bevel op en nam met zijn linkerhand het witte masker voor zijn gelaat weg. Een zwarte lok haar viel voor zijn al even zwarte ogen. Zijn huid was even bleek als het masker dat hij had afgenomen, en zijn neus was lang en gebroken. Hij keek in de rode ogen van Heer Voldemort en de machtige duistere tovenaar keek diep in de ogen van zijn Dooddoener. Er viel niets uit te lezen. Geen angst of ontzag voor zijn Heer, geen haat, geen liefde, hij was leeg. Het was alsof hij de bodem zocht in een oneindige put.

“De volgende keer dat ik je oproep heb je vijf keer zoveel Veritaserum met je mee. Begrijp je dat?”

De man knikte en boog nogmaals eerbiedig zijn hoofd.

“Ja, Heer,” zei hij stil.

“De volgende keer, geen fouten,” zei de Duister Heer hatelijk.

De Dooddoener knikte en liep achterwaarts, nog steeds met zijn hoofd naar Voldemort gebogen, terug naar zijn plaats in de kring. De Dooddoener naast hem had een speciale staf in zijn handen, met een slang als hoofd, en hij draaide zijn hoofd lichtjes naar Sneep toe. Hij stond groot en trots in de kring, bijna angstloos, en een blonde stroef lang haar kwam onder de kap van de mantel uit.

“Jij hebt ook eens geluk gehad,” mompelde hij stil achter zijn masker.

“Ik weet. Kan je me nog wat ingrediënten bezorgen? Ik heb mijn volledige voorraadkast moeten plunderen voor dat beetje veritaserum te kunnen brouwen,” mompelde Sneep terug.

"Ik zal proberen. Lig er maar niet wakker van."

"Bedankt, Lucius."


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

2.

Verveeld liet hij zich in een leren bank van de grote kamer vallen. Starend naar de grote boekenkasten en duistere artefacten in de kamer kwam hij tot de conclusie dat het misschien niet zo een goed idee was geweest thuis te komen met Kerstmis. Zijn vader was er zelden. Ofwel had hij zaken te regelen op het Ministerie, ofwel had hij zich te verantwoorden aan de Duistere Heer in een Dooddoenersbijeenkomst. Zijn moeder was er ook niet. Zij had de gewoonte zich op te sluiten in de wijnkelder. Hij kon haar wel begrijpen. Als er het ganse jaar zo weinig te doen viel in huis… Misschien dat hij zijn moeder ooit eens zou kunnen vervoegen. Hij zag er niet naar uit om in een half jaar Zweinstein te verlaten.

Natuurlijk, eindelijk weg van Perkamentus, Potter, de Griffoendors en alle modderbloedjes… Het klonk fantastisch. Maar waar zou hij terecht komen? Zou hij net als zijn moeder vergaan in dit reusachtige, maar toch lege huis? Hij was een Malfidus, en een Malfidus werkte niet. Betekende dat dan dat hij gevangen zat? Of dat hij enkel buiten zou komen als hij geld kon schenken aan goede doelen die hij niet eens wilde steunen, net zoals zijn vader?

Hij had geen ambities, geen toekomstplannen, en niemand anders zou hem een toekomst geven. Kon hij misschien beter sterven?

Verveeld draaide de blonde jongen een staf rond in zijn hand. Wat een kerstcadeau. Een staf, een Malfidusstaf, zoals zijn vader er een had, en sinds een paar dagen had hij het nu ook. Nu was hij een echte Malfidus, volgens zijn vader. En eens hij van school af was, kon hij in de stappen treden van zijn vader.

Was dat dan de grootste ambitie van een Zwadderaar? De precieze stappen van zijn vader te herhalen?

Draco liet de staf op de grond langs de bank vallen en keek verveeld om zich heen.

“Bracker!” riep hij plots luid, en een seconde later verscheen een huiself naast hem.

“Ja, jonge Meester Malfidus?” vroeg de huiself.

“Ik wil iets lekkers. Hebben we nog Smekkies?” vroeg hij op arrogante toon.

“Jazeker!”, antwoordde de huiself opgewonden.

“Goed. Breng mij Smekkies. En haast je.”

De huiself verdween meteen. Draco zuchtte. Deze huiself was zo perfect dat het saai werd. Natuurlijk, Dobby was geen makkelijke huiself geweest. Altijd had zijn geweten aan hem zitten knagen. Maar daardoor maakte hij zoveel fouten. En niets was zo leuk als een huiself zichzelf zien straffen. Bracker was saai.

Met een kraak verscheen Bracker weer naast zijn meester en hij bood hem smekkies aan in een zilveren schotel. Draco nam de schotel van hem over en keek verveeld om zich heen.

“Bracker, kan jij op je handen staan?”

“Jazeker!” antwoordde Bracker weeral opgewonden.

“Toon eens,” beval Draco en hij nestelde zich gemakkelijk in de zetel.

Bracker ging op zijn handen staan.

“En hoe lang hou je dat vol?” vroeg Draco.

“Erg lang, jonge Meester Malfidus,” antwoordde Bracker terwijl hij nog steeds op zijn handen stond.

“Kan je ook zo van die flips doen?”

“Jazeker!” antwoordde Bracker enthousiast knikkend terwijl hij nog steeds op zijn handen stond.

“Doe eens.”

“Hoe vaak, jonge Meester Malfidus?”

“Gewoon, een paar keer rond de kamer.”

De huiself begon flips te doen rond de grote kamer, en Draco keek lichtjes geïnteresseerd toe terwijl hij wat Smekkies at.

Het was een vijftal minuten later dat Draco een luide kraak hoorde achter zijn rug en hij sprong snel recht, waardoor hij per ongeluk de Smekkies liet vallen.

Lucius Malfidus kon nog net een botsing met de rondflippende huiself vermijden en keek zijn zoon woedend aan.

“Bracker! Stop daarmee! Ga terug aan het werk!” riep hij luid naar de huiself, die in het midden van een flip plots verdween.

“Wat heb ik gedaan om zo een luie zoon te verdienen?” siste hij woedend en hij sloeg met de staf naar zijn zoon, maar Draco ontweek die met opgeheven arm.

“Vader, ik ben niet lui, ik verveelde me alleen. Waar was u heen?”

“Ik had nog wat ingrediënten aan Severus te leveren.”

Draco keek verrast op.

“Waarom heeft u daar niets van gezegd? Ik had anders wel graag willen meegaan!”

“We hadden nog wat dingen te bespreken," zei hij lijzig terwijl hij met een sierlijke zwaai van zijn toverstaf de Smekkies terug in de schotel toverde. “Daar hoort een kind als jij niet bij te zijn.”

Draco snoof woedend door zijn neus. Hij was al 17, binnenkort 18. Hoe durfde zijn vader hem nog steeds een kind te noemen?

“Daarenboven zou Severus je ook alleen maar irritant vinden. Hij zou het niet appreciëren als ik mijn zoon mee nam om zijn huis te doorsnuffelen.”

“Maar ik ben er toch al vaker geweest!” reageerde Draco snel en defensief. “En professor Sneep leek het nooit erg te vinden! En ik snuffel helemaal niet!”

“Ga naar je kamer Draco,” zei zijn vader boos.

Draco draaide zich woendend om en rende de grote kamer uit, door de reusachtige hal, naar de wijde trappen, naar nog een lange hal. Het was pas toen hij boven op zijn kamer zat, dat hij zich realiseerde dat zijn toverstaf nog beneden lag.


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

3.

Severus sloot vermoeid zijn ogen. Waarom kon hij de slaap niet vatten? Hij was doodop.

Dat was eigenlijk niets nieuws. Hij was er aan gewend dat hij altijd doodop was. Volgens Perkamentus zou hij misschien wat meer kleur krijgen als hij eens wat zou werken aan zijn nachtrust.

Die Perkamentus ook. Sommige dingen kon men nu eenmaal niet veranderen. Waarom zelfs de moeite doen?

Perkamentus had geprobeerd hem te veranderen. Severus had veel verwacht, die avond dat hij al zijn zonden bij Perkamentus opbiechtte. Hij wilde weg van de Duistere Heer. Perkamentus had hem kunnen aangeven bij het Ministerie, of hem misschien zelf uit zijn lijden kunnen verlossen. Azkaban leek een hotel vergeleken met hetgeen Perkamentus hem had aangeboden: afdelingshoofd van Zwadderich te worden en te spioneren bij Dooddoeners, en, als Voldemort zou terugkeren, spioneren. Maar het was niet dat wat aan hem knaagde. Perkamentus had hem een tweede kans gegeven. En hij wilde die kans nog steeds niet. Hij had de kans gekregen zijn leven te beteren. De enige vraag was: welk leven?

Nee, hij wist dat hij die tweede kans niet had verdiend. Perkamentus had hem die kans beter niet gegeven.
De ironie. Hij werd gevraagd zijn beste vriend te verraden. Neen, niet zijn beste vriend, zijn enige vriend. Lucius Malfidus. Ook al was Lucius ouder, hij had Severus altijd beschermd.

En Severus' leven was zo mogelijk nog ironischer. De Toverdrankprofessor was nu deel van een organisatie die als doel had de zoon van de man die hij het meest had gehaat te beschermen. En het joch was net hetzelfde. Harry haatte hem, net zoals James hem had gehaat. Hij leek zelfs op James, met als enige verschil dat Harry Lily’s ogen had. Ook Harry werd enkel beloond als hij de regels overtrad. Hij kon niet begrijpen hoe Perkamentus zo blind kon zijn. Griffoendors…
Maar de ironie zat er dik in. Hij moest de enige vriend die hij ooit had gehad verraden en de zoon van zijn grootste vijand beschermen.

En dat was zo al jaren aan de gang. Een ergere straf had Perkamentus niet kunnen bedenken voor hem. Vaak had hij gewenst dat hij dood was. Hij had niets meer om voor te leven.

Dat was het verschil tussen hem en de andere leden van de Orde. Zij hadden iets om voor te vechten, iets om te beschermen. Hij had niets behalve zijn eigen leven. En de herinneringen aan al zijn zonden uit het verleden. Daarom kon hij nog niet sterven. Het enige wat hem gaande hield was een verwrongen eergevoel.

Hij had het Perkamentus beloofd.
Zijn gedachten dwaalden af naar de vergadering van de Orde eerder die avond. Iedereen was daar geweest. Zelfs Potter en enkele van zijn vrienden. Griffel natuurlijk, en Wemel. Bijna de ganse familie Wemel had de vergadering bijgewoond. Omdat het Kerstvakantie was verbleven ze allemaal in het hoofdkwartier. Perkamentus had hem ook uitgenodigd, maar hij ging liever terug naar zijn eigen huis in de vakantie, weg van de leerlingen en zijn collega’s - en liefst mijlen ver weg van Potter en de Wemels.

Voldemort was een plan aan het beramen om nieuwe Dooddoeners aan te werven. Logisch, sinds het geheim van de tovenaarswereld een jaar geleden was uitgekomen bij de Dreuzels, kreeg het Ministerie en de Orde nog meer hulp. Voldemort vond dat het tijd was om de oudste leerlingen van Zweinstein en Klammfels bij de Dooddoeners in te lijven. Toch had de Duistere Heer geen woord gerept over hoe hij dit zou doen.

Severus' gedachten dreven plots terug naar een oude herinnering: hoe Lucius hem op een avond had meegenomen, alsof hij Severus de mooiste ervaring van zijn leven zou bezorgen. Severus was niet bang geweest toen hij de Duistere Heer had gezien. Voldemort gaf hem de kans Potter en zijn vrienden het terug betaald te zetten, en Severus, jong en naïef, had die kans gegrepen. Hij voelde de meest onrealistisch vreselijke pijn toen Voldemort grijnzend het teken op zijn linkeronderarm had gebrand.

En toen was het begonnen. Voor even was hij Voldemort’s lieveling geweest. Hij brouwde alles wat Voldemort maar wou hebben. Het was pas toen hij zag hoe de Dreuzels ermee misbruikt werden dat zijn geweten terug wakker werd. Hij wilde eruit.

Plots schrok Severus recht in zijn bed en greep hij naar zijn linkeronderarm. Het brandde vreselijk. Severus nam snel zijn toverstaf erbij en fluisterde ‘Lumos’. Het doodshoofd en de slang stonden gietzwart op zijn arm. Voorzichtig voelde Severus over het lange litteken dat bovenop het Duistere Teken stond. Toen hij terug was gekeerd naar de Duistere Heer had hij Severus met een mes diep in zijn vlees gesneden. Toen hij na afloop van de bijeenkomst naar de Orde was verschijnseld, hadden zij het bloeden doen stoppen, maar het litteken was gebleven. En iedere keer dat hij nu opgeroepen werd voelde hij opnieuw die pijn, zodat hij er niet aan zou denken weg te blijven.

Snel sprong Severus recht en trok hij zijn lang, zwart dooddoenergewaad aan en nam hij het masker erbij. Hij haastte zich naar de keuken, waar hij een grote fles Veritaserum had klaarstaan, maar hij had het Veritaserum erg uitgedund, waardoor het niet honderd procent betrouwbaar was, maar dat hoefde de Heer van het Duister niet te weten.

Hij moest snel contact opnemen met de Orde. Ze moesten weten waar hij was, in het geval er iets zou gebeuren.


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

4.

Het enige wat Tonks wakker hield, was het gebrabbel van Knijster in zijn kast. Geeuwend dronk ze van haar thee, maar ze besefte zich dat ze misschien beter koffie had genomen om wakker te blijven.

De laatste weken werden de Schouwers op het Ministerie niet gespaard. Ze moesten dubbele diensten draaien op de meest onmogelijke uren… En dan had zij ook nog genoeg werk voor de Orde te doen. Als dit nog lang zou doorgaan, zou ze oververmoeid geraken. Misschien dat ze Sneep eens kon vragen haar een drankje te brouwen waardoor ze er weer tegenaan kon voor een paar weken.

Ze haalde een klein spiegeltje uit haar tas en bekeek zichzelf eens. Misschien dat ze zich beter wat bezig kon houden om wakker te blijven. Ze veranderde haar haren een aantal keren in alle mogelijke lengtes, kleuren en vormen.Haar haren waren net felgroen gekleurd toen de vlammen in de haard hoog opschoten en een hoofd onder een zwarte kap erin te voorschijn kwam.

Tonks gilde kort en stootte haar tas thee om, die in veel scherven op de grond vloog. Snel sprong ze recht.

“Severus!” riep ze plots luid.

“Heb ik je verschrokken?”, vroeg hij kil.

“Ja! Ik dacht dat ik een Dooddoener zag!”, zuchtte ze terwijl ze dichter naar het vuur liep en ervoor ging zitten.

“Nee, echt?” vroeg Sneep sarcastisch.

“Ja, euh, met die kap en zo…”, mompelde Tonks verontschuldigend.

“Ik kan niet blijven praten. Ik moet naar de Heer van het Duister toe. Ik contacteer jullie zodra ik terug ben.”

“Vergeet het Veritaserum niet,” zei Tonks snel.

“Natuurlijk niet,” beet Sneep haar toe. Hij had haar niet nodig om geheugensteuntjes te geven.

Tonks zuchtte.

“En verander iets aan je haar. Het ziet er niet uit. Veel te Zwadderaars voor jou.”

Tonks voelde aan haar haar en herinnerde zich dat het groen was.

“Ik ben Zwadderaar!” zei Tonks verdedigend.

“Dat was ik vergeten,” zei Sneep kort. “Ik ga.”

Van het ene moment op het andere was hij weer verdwenen en Tonks zuchtte nogmaals. Ze nam haar toverstaf uit haar zak en ruimde de scherven en de thee weer op terwijl ze Knijster in zijn kast hoorde vloeken.

Iedereen vergat het altijd. Een Zwadderaar die schouwer werd, was even zeldzaam als een Glamorgana zonder aanbidders. Of dat dacht men althans. Ze was niet de eerste Schouwer uit Zwadderich en ook niet de laatste. Veel Zwadderaars hielden van de Duistere Kunsten, zij ook, en de schouwerstudies waren vreselijk interessant geweest wat dat betrof. Daarenboven vond ze dat de Dooddoeners gestopt moesten worden, en zij was ook niet de eerste of laatste Zwadderaar geweest met die overtuiging.

Iedereen had altijd de neiging om te veralgemenen. Alle Dooddoeners waren Zwadderaars. Fout. Er waren ook Griffoendors, Huffelpuffers en Ravenklauwers in Azkaban beland doordat ze Dooddoeners waren geweest. En alle Zwadderaars waren Dooddoeners. Ook fout. Geen haar op haar hoofd dacht eraan zich bij Voldemort te vervoegen.

Tonks fronste haar gezicht en het volgende moment was haar haar weer kort en zwart.

Ze kon beter nog niet gaan slapen. Als Severus nu bij Voldemort was, kon ze beter wachten tot hij een teken gaf dat hij nog leefde. Tonks was blij dat zij niet degene was die iedere keer opnieuw voor Voldemort moest verschijnen. Geen wonder dat Sneep altijd zo lastig was. Hij had de moeilijkste taak van hen allemaal.


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

5.

Lucius keek om zich heen en zag langzaamaan steeds meer en meer Dooddoeners verschijnselen. Lucius nam zijn plaats in de kring in en Bellatrix, die naast hem stond, keek hem van achter haar masker aan.

“Zoek je iemand?”, vroeg ze grijnzend aan Lucius, die haastig rond keek.

“Ik vraag me af waar Severus blijft. Ik hoop dat hij dat Veritaserum af heeft.”

“Ik denk niet dat hij veel te vrezen heeft. De Heer van het Duister heeft het niet meer nodig.”

Lucius keek Bellatrix in haar kille ogen achter haar masker aan.

“Hoezo?”

Bellatrix liet een kille lach horen.

“Ken je die oude Homkens nog?”

“Je bedoelt die seniele toverdrankmeester uit Wales?”

Lucius hoorde Bellatrix grijnzen.

“Welnu, ik heb hem gisteren een bezoekje gebracht. Hem en zijn geheime toverdrankencollectie. Je kan je die dranken gewoon niet voorstellen, Lucius. We gaan er zoveel plezier aan hebben.”

Bellatrix liet een sadistische lach horen, maar Lucius fronste.

“Wat?” vroeg ze hem plots kattig. “Je lijkt er niet blij mee?”

“Jawel!” zei Lucius snel. “Ik vind het gewoon jammer voor Severus. Hij probeert zo hard.”

“En ik niet?” vroeg Bellatrix beledigd. “Ik riskeer mijn leven door naar die gast te gaan! Ik ben maar op het nippertje een bende Schouwers van het Ministerie kunnen ontkomen. Severus moet enkel wat drankjes te brouwen in zijn veilige huis. Ik denk dat ik wat meer ontzag verdien dan hem!”

Lucius hoorde een luide kraak een paar stappen achter hem en Severus verschijnselde met een grote fles in zijn handen.

“Dag Lucius, Bellatrix,” groette hij kort terwijl hij naast Lucius ging staan en Bellatrix snoof luid.

De kring was bijna compleet en de Duistere Heer naderde, met een jammerende Wormstaart achter hem. Hij nam geen tijd om te treuzelen en stapte naar Severus toe. Severus boog en gaf hem de fles.

“Veritaserum, zoals u vroeg.”, zei Severus kil.

Voldemort nam de fles van Severus over en gaf hem aan Wormstaart, die zoals gewoonlijk uitzag alsof hij ieder moment een inzinking zou krijgen.

“Bedankt, Severus,” zei de Duistere Heer koud. “Die zal bij de rest van de voorraad gaan. Maar toch bedankt voor de moeite.”

Severus keek even verward op en de Heer van het Duister begon plots luid uit te leggen wat Bellatrix had gedaan en alle Dooddoeners luisterden aandachtig.

“Wormstaart, haal het,” beval Voldemort hem tenslotte kort en Wormstaart haastte zich weg om even later terug te komen met een reusachtig rek vol allerhande flesjes. Severus keek met grote ogen toe.

“Ik zie niet in waarom ik de enige zou zijn die van dit plezier kan genieten,” grijnsde Voldemort duivels. “Vannacht gaan we er nog eens op uit, jongens. Als herinnering aan de goede oude dagen. En we moeten deze drankjes nog eens uittesten. Dus, als iedereen een drankje wil uitkiezen…”

Voldemort stond trots temidden van zijn Dooddoeners en Bellatrix kakelde van het lachen.

“Goh, Meester, ik had me u niet voorgesteld als het type man dat kerstcadeautjes zou uitdelen,” plaagde ze hem.

De Duistere Heer lachte kil. Enkel Bellatrix kon zoiets ongestraft zeggen.

“Maar voordat we de bloemetjes buiten zetten zou ik graag iets anders met jullie willen bespreken. Lucius heeft een plan bedacht om de nieuwe Dooddoeners in te lijven. We bezorgen hen allemaal een zilveren ring met het teken van een slang. Lucius betaalt de kosten voor het vervaardigen van de ringen natuurlijk. Als ze de ringen om hun vingers schuiven, worden ze naar hier getransporteerd en kunnen we hen voorzien van het Duistere Teken.”

“Wat als ze niet willen?” piepte Wormstaart van achter zijn Heer.

“Dan vermoorden we ze. Er is toch niemand die een idee heeft waar ze heen zijn, dus zal niemand tussenbeide kunnen komen. Als ze tegensputteren, rekenen we met ze af.”

“Hoe komen zij aan die ringen?” vroeg Bellatrix plots. “We kunnen niet even alle kandidaten een pakje sturen met die ring. Ze moeten alleen zijn als ze die ring om hun vinger schuiven.”

“Wat de leerlingen van Zwadderich betreft, Severus zal hen de ringen bezorgen. Veel andere kandidaten kunnen we wél zo’n ring via een uil sturen.”

Severus schrok plots op. Moest hij dat doen? Die jonge leerlingen naar Voldemort brengen om afgemaakt te worden als ze de Dooddoeners niet wilden vervoegen? Wat zou Perkamentus hiervan zeggen? Hij mocht zich hier niet vastpraten aan een belofte.

“Hoe moet ik hen die ringen bezorgen?” vroeg Severus snel.

“Als afdelingshoofd ben jij de enige die toegang heeft tot de leerlingenkamer. Ik stel voor dat je op een uur dat de leerlingen les hebben de pakjes in de slaapkamers van de uitverkorenen bezorgd. Leg ze eventueel op de bedden.”

“Hoe zit het dan met Perkamentus?” vroeg Severus snel. “Die man ziet alles. Hij laat me geen minuut met rust.”

Voldemort keek Severus lang aan.

“Het klinkt bijna alsof je het niet als een eer beschouwd om mee te mogen helpen in het plan,” zei Voldemort en zijn rode ogen staarden Severus dodelijk aan.

“Jawel!” zei Severus snel. “Natuurlijk wel! Het is enkel Perkamentus die me zorgen baart.”

“Als je deze taak succesvol uitvoert heb je niets te vrezen van Perkamentus. Als hij je betrapt moet je enkel zorgen dat je wegkomt en hier geraakt. Desnoods gebruik je zelf een van de ringen.”

Perkamentus verlaten? Stelde hij net voor dat hij Perkamentus moest verlaten?! Als hij enkel meer valse informatie over Perkamentus had weten te vertellen, had Voldemort het misschien van meer belang gevonden dat hij op Zweinstein bleef.

Lucius durfde Severus amper aan te kijken. Heer Voldemort was zijn geduld aan het verliezen. Als Severus niet snel reageerde zou hij in de problemen zitten.

“Waarom neem je je beslissing niet?” siste Voldemort plots.

“Ik probeer een manier te bedenken waarop het plan uitgevoerd kan worden zonder dat Perkamentus iets vermoedt,” zei Severus in een kalme stem.

“Leugenaar!” siste Voldemort plots en hij haalde zijn toverstaf te voorschijn. “Lafaard! Verrader! Je probeert je uit de situatie te praten! Twijfel je over wie je echte meester is? Zal ik je eraan moeten herinneren? Crucio!”

Lucius voelde een rilling over zijn rug gaan toen hij Severus naast hem op de grond hoorde zakken. Bellatrix stond hoorbaar te grinniken, maar zij was de enige. Had zij ooit de Cruciatusvloek over haar uitgesproken gehad? Waarschijnlijk niet. Anders had ze wel geweten hoe vreselijk het voelde. Zo een pijn wenste iedere Dooddoener enkel aan Dreuzels en Modderbloedjes toe. Severus was niet de enige die eraan werd herinnerd wie zijn meester was. In stilte leerden alle andere Dooddoeners ook een lesje erbij.

Voldemort had een maniakale grijns op zijn gezicht en hij leek niet van plan te zijn meteen te stoppen. Na een minuut kon Sneep de pijn niet meer voor zichzelf houden en regelmatig kwam er een schreeuw uit als de pijn te veel om te dragen werd. Plots hield Voldemort op en draaide hij zich naar Wormstaart. Severus lag hijgend, met zijn gezicht in het stof, op de grond.

“Geef me het mes, Wormstaart.”

Wormstaart gaf de Duistere Heer met trillende handen een zilver mes, met een slangenkop als afwerking.

“Severus, steek je linkerarm uit,” zei de Duistere Heer met een stem die men bijna als “lief” had kunnen bestempelen als het sadisme er niet vanaf had gedropen.

Severus geraakte met moeite op zijn knieën terecht en trilde helemaal terwijl hij zijn arm probeerde uit te steken. De Duistere Heer bukte zich en sneed de mouw kapot, waardoor een bleke arm waarop het Duistere Teken brandde te zien was. Lucius was te nieuwsgierig om niet te kijken. Hij herinnerde zich de vorige keer dat Voldemort hem had gesneden nog al te goed. Toen hij de grootte van het litteken zag had hij bijna zin om Voldemort te stoppen, maar hij wist dat het geen zin had te proberen en hij wendde zijn hoofd naar de andere kant.

Terwijl Voldemort het litteken betastte grijnsde hij vol voldoening.

“Weet je, Severus?” siste hij glimlachend tegen Sneep. “De truc is om geen belangrijke aders te raken. Bloeden doe je sowieso. We willen je enkel graag terugzien op de volgende bijeenkomst, begrijp je?”

Sneep schreeuwde het uit toen Voldemort langzaam doorheen het brandende teken sneed. Het feit dat Voldemort het teken aanraakte verergerde de pijn alleen maar.

Sneep viel bloedend en bewusteloos op de grond en Voldemort draaide zich terug om. Alle Dooddoeners stonden ijzig stil in de kring. Voldemort raapte plots een steen op en sprak er een spreuk over uit die de steen in een Viavia veranderde.

“Ik denk dat Severus genoeg heeft gedaan voor vanavond. Hij mag naar huis,” zei hij grijnzend en plots gooide hij de steen hard tegen Severus’ borstkas aan, waardoor die meteen uit het zicht verdween. “Nog vrijwilligers?”, riep Voldemort luid en hij keek rond in de kring.

Niemand bewoog. Voldemort's grijns verdween niet en plots klapte hij in zijn handen.
“Wat staan jullie daar nou allemaal te staren? Het is cadeautjestijd! Het rek mag volledig leeg! Kom maar halen!”
De Dooddoeners naderden en enkelen mompelden onder elkaar. Voldemort zag Lucius nog even aarzelend kijken naar de bloedplek op de grond en liep onopvallend naar hem toe.

“Je laat hem met rust, Lucius. Hij moet zijn les leren,” zei Voldemort stil, maar streng.

Lucius knikte.

“Natuurlijk, Meester. Ik weet ook niet wat hem bezielde,” zei hij snel. “Ik hoop enkel dat hij er snel terug bovenop is.”

"Severus is een taaie. Hij komt iedere keer weer terug." De Heer van het Duister aarzelde even. "Dat is net hetgeen aan hem wat ik niet volledig vertrouw." Hij was diep in gedachten verzonken, maar leek opeens weer wakker te schrikken. "Wat sta je hier nu nog, Lucius! Zorg bij Merlijns baard dat je een drankje hebt! We moeten ze allemaal uitproberen!"


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

6.

Knijster had ondertussen zijn schuilplaats verlaten en was al uren in de weer met beledigingen naar Tonks’ hoofd te gooien zonder dat hij het zelf leek door te hebben. Tonks kreunde en keek afwisselend naar het zonlicht dat nog maar net te zien was en naar het haardvuur, waar ze hoopte Severus gauw te zien. Uren waren al verstreken en ieder uur werd Tonks meer en meer ongerust.

Uiteindelijk werd ook mevrouw Wemel wakker en vrolijk wandelde ze de keuken in.

“Mijn God, kind, wat doe jij nog steeds wakker? Je ziet er vreselijk uit!” piepte ze toen ze Tonks aan de tafel zag zitten.

“Dank je,” mompelde Tonks. “Ik ben aan het wachten op een teken van Severus. Hij had een Dooddoenersbijeenkomst deze nacht.”

“Om hoe laat?”, vroeg mevrouw Wemel geschrokken.

“Iets na twee uur.”

“Dan zijn al vijf uur verstreken… Oh jee, nu begin ik me toch wel ongerust te maken…”

“Welkom bij de club,” zei Tonks slaperig.

“Waarom ben je niets komen zeggen Tonks? We hadden je tenminste kunnen aflossen!”

Beide dames werden opgeschrikt toen de voordeur werd opengegooid en het schilderij in de hal luid allerlei verwensingen begon te schreeuwen. Geen twijfel mogelijk dat iedereen nu wel wakker was.

“Ja ja jij ook goedemorgen!” hoorden ze een grove stem in de hal roepen en al snel stond Dolleman in de keuken.

“Ik kreeg net bericht van Minerva en Arthur,” zei Dolleman snel. “De Dooddoeners zijn er vannacht weer eens op uit getrokken. Teungreef uit Glasgow heeft hen gezien, en heeft meteen het Ministerie gewaarschuwd… Twaalf Dreuzels dood, vijfendertig zitten in Sint-Mungo met de meest vreemde verschijnselen. Het schijnt dat ze bij velen toverdranken van Homkens hebben gebruikt. Er is zonet een klein slagveld begonnen, misschien dat de Dooddoeners nu al verdwijnseld zijn, misschien ook niet, maar we moeten erheen. Minerva en Arthur zijn er al. Perkamentus is ook op de hoogte gebracht.”

Tonks dacht razendsnel na en sprong plots recht, waardoor haar lege kopje nogmaals op de grond vloog.

“En Severus dan?” vroeg ze. “Hebben Minerva of Arthur Severus gezien?”

Mevrouw Wemel en Dolleman keken elkaar even aan.

“Ik denk niet dat ze hem hebben gezien, dat hadden ze me wel gezegd dan…”

Tonks slikte en keek weer het vuur in.

“Ik heb hier een slecht gevoel bij,” zei mevrouw Wemel plots. “Severus weet zich wel altijd uit zo een activiteiten te verontschuldigen. Of hij probeert ons te waarschuwen, maar niet zo…”

“Goed. Molly, jij gaat naar Severus’ huis, Tonks, jij komt met mij mee.”

“Goed,” knikte Tonks vastberaden.

“Neen, Alastor, ik kom mee. Tonks heeft nog geen oog dichtgedaan. Het zou te zwaar zijn voor haar. Laat haar naar Severus gaan.”

“Goed,” knikte Tonks nog steeds vastberaden.

“Oké, geen tijd te verliezen.”

Dolleman en Molly verdwijnselden met een luide kraak. Tonks zuchtte denkend. Het haardvuur! Snel probeerde ze Severus te contacteren, maar toen haar hoofd in Sneep’s haard lag, zag ze dat zijn huis er nog verlaten uitzag. Er kwam enkel wat licht binnen door een spleet in de gordijnen.

“Severus?”, vroeg ze fluisterend, maar er was geen teken van leven.

Ze wilde net haar hoofd uit de haard trekken, toen ze een rood bebloede hand achter een van de zetels zag liggen.

“Severus!” riep ze geschrokken, maar de hand lag er nog steeds even levenloos. Meteen haalde Tonks haar hoofd uit het haardvuur en Verdwijnselde ze.

Tonks bevond zich meteen in de grote, zij het onverzorgde achtertuin van Sneeps huis. Het was niet meteen het meest uitnodigende huis in de buurt, maar Tonks rende snel naar de achterdeur en probeerde hem te openen.

“Open, stomme deur!” kreunde ze terwijl ze haar toverstaf erbij haalde. “Alohomora!”

Tonks bedankte de hemel dat de deur openvloog en rende snel naar binnen. Ze zocht haar weg naar de woonkamer, want ze was nog nooit in het huis zelf geweest. Alastor had Tonks eens meegenomen om Sneep uit te halen voor een meeting van de Orde, maar dat was de enige keer geweest dat ze hier in de buurt was geweest. Tonks opende de deuren in de donkere hal en keek iedere kamer binnen, maar het was pas na vier deuren dat ze de juiste kamer had en ze rende naar binnen, waardoor ze over een klein trapje aan de deurpost struikelde en zo een volledig klein tafeltje met boeken omstootte.

“Verdomme!”, vloekte ze luid terwijl ze rechtkwam en zich naar Severus haastte, die levenloos bij de zetel lag. Ze zag zijn bloedende arm waarop het dooddoenersteken nog lichtjes te zien was en ze haalde angstig adem.

“Severus?” vroeg ze stil terwijl ze hem onhandig rechtop probeerde te helpen. “Zeg iets, dit is niet grappig.”

Natuurlijk was dit niet grappig, dacht ze in zichzelf, hij was zo goed als dood. Zijn gebruikelijke frons was er nu een die vol pijn stond getekend. Waarom had ze er niet eerder aan gedacht om via het haardvuur te kijken?

Ze had haar toverstaf nog steeds in haar hand en mikte die op Severus.

“Enervate!” riep ze snel.

Met een hap naar adem, alsof hij net boven water kwam, schrok hij wakker. Verward en gedesoriënteerd keek hij om zich heen en zijn blik bleef even op Tonks rusten.

“Tonks?” vroeg hij even verward.

“Mijn hemeltje, Severus!”, zuchtte ze. “Wat is er in hemelsnaam gebeurd? Ik was doodongerust. Je ziet er niet uit!”

“Kan ik ook van jou zeggen,” zei hij terwijl hij moeizaam kuchte.

“Ik heb mijn haarkleur thans veranderd zoals je zei,” mopperde ze.

“Je haar is prima, maar je ziet eruit alsof je nog minder slaap dan mij hebt gehad.”

“Ow. Dat,” zuchtte Tonks. “Valt mee. Hoe voel je je?”

“Slecht, kan je dan niet zien?” kreunde Severus terwijl hij rechtop probeerde te komen, maar er niet in slaagde door de ongelooflijke pijn in zijn rug. De Cruciatusvloek had geen zenuw in zijn lichaam gespaard.

“Ik help je recht,” zei Tonks en ze probeerde hem onder zijn rechterarm te ondersteunen.

Trillend kwam Severus mee recht en voorzichtig liepen ze naar de zetel. Plots hoorden ze de voordeur hard dichtslaan.

“Heb jij de voordeur niet dichtgedaan?” vroeg Severus en Tonks verstarde.

“Eh. Ik ben langs de achterdeur gekomen…”


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

7.

Draco ijsbeerde door de woonkamer. De zon was nog maar net op. Zijn vader was al uren weg. Hij maakte zich zorgen. Wat als het Ministerie hem had opgepakt? Normaalgezien bleef hij nooit zo lang weg van een Dooddoenersbijeenkomst.

Een luide kraak betekende dat zijn vader terug was. Snel rende Draco naar de hal, waar zijn vader in Dooddoenergewaad stond.

“Vader!” riep Draco opgelucht en hij snelde naar hem toe.

Zijn vader nam zijn masker af en keek met een vreemde blik naar Draco.

“Wat doe jij hier?” vroeg hij minachtend.

“Ik was op u aan het wachten!” glimlachte Draco. “Ik begon me al ongerust te maken! Ik beeldde me al allerlei vreselijke situaties in waarin u beland zou zijn.”

Lucius keek zijn zoon lastig aan.

“Je bent veel te zacht om mijn zoon te zijn. Ik maakte mij nooit zorgen om mijn eigen vader. Denk je soms dat ik niet voor mezelf kan zorgen? Jij hoeft niet op mij te wachten als ik naar een Dooddoenerbijeenkomst ben.”

Draco slikte.

“Sorry, vader, ik was enkel bang dat…”

“Je hoort niet bang te zijn,” onderbrak Lucius hem sissend. “Hoe heb ik je opgevoed? Ik heb je niet zo hard opgevoed om zo een watje van een zoon te worden.”

Draco beet op zijn tanden. Hij deed altijd zo rot. Nooit kreeg hij de goedkeuring waar hij zo naar hunkerde. Alles wat hij deed was mis.

“Ik wil u enkel trots maken,” zei Draco stil.

Lucius klopte zijn zoon op zijn schouder.

“Dan vraag ik mij af wat jij wel niet van me denkt door je te gedragen zoals jij je gedraagt,” zei Lucius ijzig en hij greep Draco bij zijn oor vast. “Je bent een schande van een zoon.”

Het was sterker dan Draco zelf. Van het ene moment op het andere had hij zijn toverstaf getrokken en hield hij zijn toverstaf op zijn vaders gezicht gericht. Lucius keek totaal verrast van de toverstaf naar zijn zoon.

“Zeg dat nog eens!” siste Draco terwijl er tranen in zijn ogen opkwamen. “Ik daag u uit dat nog eens te zeggen.”

Lucius keek Draco lang in zijn ogen. Plots wuifde Lucius met zijn hand en de toverstaf vloog Draco’s hand uit.

“Jij zal nooit de tovenaar zijn die ik ben,” beet Lucius hem toe en hij draaide zich om en liep de woonkamer binnen.

Draco viel verbeten op zijn knieën terwijl de tranen over zijn wangen rolden. Hij haatte hem. Hij wou hier niet langer blijven. Hij moest nog twee dagen wachten tot hij terug kon naar Zweinstein, maar daar had hij geen zin in. Totaal niet.

Vastbesloten greep hij zijn toverstaf van de grond en spurtte hij naar boven.

Hij sloeg de deur van zijn kamer achter zich dicht en zocht in een kast naar zijn mantel. Hij nam zijn goede oude Nimbus 2001 erbij en opende het raam. Hij ging weg.

Hij vloog op zijn Nimbus naar buiten en liet al snel de grote villa achter zich. Het was toen dat hij zich pas afvroeg waar hij heen kon gaan. Patty woonde te ver. En Korzel en Kwast waren nog op Zweinstein gebleven in de kerstvakantie. Het overviel Draco dat het misschien niet zo een goed idee was geweest van huis weg te gaan. Hij had ook geen geld meegenomen.

De ironie.
Hij was rijker dan wie dan ook, maar nu had hij geen duit op zak.
Maar professor Sneep was er nog. Die zou hem wel begrijpen! Zijn vader had hem ooit verteld dat Sneep vroeger ook problemen had gehad met zijn ouders. Als iemand hem zou begrijpen, of de moeite zou doen hem te begrijpen, dan was het Sneep wel. En hij woonde maar een klein uurtje van hem weg.

De tranen die Draco sowieso zou gehuild hebben verdubbelden door de ijzig koude wind die in zijn ogen sneed. Toen hij uiteindelijk bij Sneeps huis aankwam, was hij volledig verkleumd. Hij liep naar de voordeur en voelde aan de knop, die niet mee gaf.

“Alohomora!” zei Draco en hij probeerde de deur nogmaals te openen.

De deur ging geruisloos open en Draco stapte naar binnen. Hij sloeg de deur achter zich dicht. Het zag er maar verlaten uit in de gang.

“Professor Sneep?”


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

8.

“Professor Sneep?”

Tonks en Sneep keken elkaar met grote ogen aan. Er was iemand in de gang. Tonks had het idee dat het misschien beter was als ze verdwijnselde, maar dat zou zeker gehoord worden en daarenboven zou Sneep waarschijnlijk op de grond donderen zonder iemand die hem ondersteunde.

Een grote jongen, achttien jaar, zo leek het wel, met blond haar en een puntig, zelfs knap gezicht verscheen in de deuropening en staarde hen twee voor een paar secondes sprakeloos aan. Tonks zag hoe zijn ogen rood en opgezwollen waren.

Zijn professor Toverdranken zag eruit alsof hij net aan een bergtrol ontsnapt was en de vrouw die hem ondersteunde, kwam hem bekend voor. Sneep had het Dooddoenergewaad nog steeds om en toen Draco op de grond keek zag hij er ook een masker en een steen, die totaal niet op zijn plaats was, liggen in een plas van bloed. Verward keek hij terug naar Sneep. Hij was naar Voldemort gegaan en op deze manier teruggekomen. Ofwel…

Draco trok razendsnel zijn toverstaf en Sneep zag hoe hij net een staf als zijn vader had. Het verschil met Lucius was nochtans groot. Draco mikte onzeker zijn staf op Tonks.

“Wat heb je met professor Sneep gedaan?” vroeg hij eisend.

Tonks haar mond viel open.

“Ik?! Ik heb niets gedaan met professor Sneep!” riep ze snel uit.

“Oh ja?! Waarom ziet hij er dan zo uit? Wat heb je gedaan?”

“Draco, je doet belachelijk. Ik ben hier nog maar net,” zei Tonks boos.

Draco keek Tonks plots met grote ogen aan en hief zijn toverstaf weer hoger op.

“Hoe ken je mijn naam?” vroeg hij, verwarring te lezen in zijn ogen.

“Draco, steek die toverstaf weg,” zei Severus stil en plots kneep hij zijn ogen dicht en zakte hij bijna in elkaar. Tonks kon hem met moeite rechthouden en Draco snelde vlug dichterbij. Toen hij de bebloede arm zag waarop het teken nog zwak brandde, schrok hij achteruit.

“Een beetje hulp?” vroeg Tonks jammerend, bijna bezwijkend onder het gewicht van Sneep.

Draco vergat het teken dat hij had gezien en hielp professor Sneep snel op de zetel.

“Wie ben jij?” vroeg Draco meteen aan Tonks.

Tonks glimlachte half.

“Weet je het dan niet meer, neefje?”

Draco keek Tonks met nog grotere ogen aan.

“Jij bent Nymphadora Tonks! Maar… Jij bent een schouwer! En…” Draco keek naar Sneep, die zijn ogen fronsend gesloten had, en naar het dooddoenerteken van Sneep. “Vader zegt dat jij in die Orde van Perkamentus zit! Hoe ken jij professor Sneep?!”

Tonks werd plots rood, en ditmaal was ze haar gezicht niet aan het transfigureren. Euh, tja, wat moest ze Draco vertellen?

Sneep hoorde hoe Tonks zich in de problemen had gepraat. Oké, nu stond hij helemaal ten doodde opgeschreven. Als Lucius dit te horen kreeg, was het gedaan met hem…

“Ik ben… eeuh… tja… zijn… eeuh…”

Tonks dacht diep na. Verpleegster? Nee, dat was vreselijk… Zus? Nee, nog erger, Draco kende haar familie beter dan zijzelf deed… Buurvrouw? Nee, dat kon ze niet bewijzen.

“Vriendin.”

Tonks keek met grote ogen naar Sneep, die Draco ijzig aanstaarde, geen zenuw in zijn gezicht bewegend. Ze kon niet geloven dat hij zonet dat woord had uitgesproken.

“Ze is mijn vriendin. En ze valt te vertrouwen.”

“Professor, ze is een Schouwer!”, siste Draco, alsof Tonks er niet eens bijzat.

“En zeg me dan eens hoe het komt dat ik hier thuis in mijn zetel lig en niet in Azkaban zit weg te kwijnen?” vroeg Sneep sluw terug.

Draco fronste zijn wenkbrauwen en keek Tonks wantrouwend aan.

Tonks had eigenlijk zin om het uit te proesten, maar ze beheerste zich en er kwam een mooie glimlach uit.

“Dat klopt,” zei ze poeslief.

Nu was het aan Severus om het niet uit te proesten, maar dat deed enkel nog meer pijn, en hij begon te kuchen.

“Nu je er toch bent heb je het recht om het te weten,” improviseerde ze. “Maar ik ben dus een spion.”

Draco keek haar ongelovig aan.

“En waarom moet ik dat geloven?” vroeg hij haar uitdagend.

“Omdat ik ook Zwadderaar ben. En als je denkt dat ik ook maar iets inzit met die Modderbloedjes en Dreuzels heb je het mis…”

“Maar je bent geen Dooddoener!” riep Draco. “En wel een Schouwer!”

“Ze levert me belangrijke informatie over de activiteiten van Perkamentus die Perkamentus zelf me niet wil meedelen,” improviseerde Sneep verder, zijn stem vermoeid en pijnlijk.

“Waarom vertrouwt vader haar dan niet?” gromde Draco. “Ze is een verrader!”

“Natuurlijk! Dat moeten ze van haar denken!” zei Sneep bestraffend tegen Draco. “Ze zou meteen verdacht worden door de Orde als ze de genade en goedkeuring van je vader en zijn vrienden kreeg.”

Draco keek even denkend voor zich uit en keek toen Tonks weer aan. Tonks keek Draco uitdagend aan.

“Sorry,” mompelde hij. “Ik had gewoon nooit gedacht dat je aan onze kant zou staan.”

Draco en Tonks schudden elkaar de hand en Severus kuchte.

“Krijg ik nou nog wat hulp?” vroeg hij stil.


RE: Zilvergroene Herinneringen - CartoonJessie - 27/08/2020

9.
Sneep lag sissend in de zetel terwijl Tonks de wonde aan zijn linkerarm probeerde te verzorgen. Regelmatig trok Sneep zijn arm terug als Tonks onvoorzichtig of te snel met haar toverstaf boven de snee bewoog.

“Auw! Je maakt het erger!” siste Severus boos.

“Als je eens zou ophouden met bewegen zou het gemakkelijker zijn!” zei Tonks boos terug.

Draco keek de twee afwisselend aan. Professor Sneep, een vriendin? En dan ook nog zijn nicht! Ze zag er niet eens als een feeks uit, zoals de meeste vrouwen in zijn familie... Hoe die twee elkaar hadden ontmoet, was Draco een raadsel.

“Draco, maak jezelf eens nuttig,” zei Severus. “Je weet hoe je in mijn toverdrankkelder kan geraken?”

Draco knikte. Enkele jaren geleden, nog voor de terugkeer van Voldemort, was hij er eens met zijn vader geweest.

“Mooi. Ergens aan de linkerzijde, op het bovenste rek, zou een fles moeten staan waarop ik ‘Cruciatus’ heb geschreven.”

Draco knikte en stond al recht.

“Ik vind het wel,” zei Draco en hij wandelde de woonkamer uit.

Severus luisterde tot hij de deur naar de kelder hoorde opengaan en draaide zich toen meteen naar Tonks.

“Tonks, neem snel contact op met de Orde. Het is niet de bedoeling dat hier NOG iemand komt binnenvallen terwijl Draco hier is,” fluisterde hij snel.

“Wat doet hij trouwens hier?” mompelde Tonks.

“Dat vragen we hem zo wel. Snel, Verdwijnsel, zeg het, en Verschijnsel dan meteen terug.”

“Maar wat als Draco tegen dan al terug is?” vroeg ze snel.

“Die is even bezig,” zei hij sluw. “De drank staat namelijk rechts beneden. Ga!”

Tonks knikte en Verdwijnselde. Severus keek niet op zijn hoede naar de grote staande klok en probeerde te luisteren of Draco nog niet naar boven kwam. Anderhalve minuut was al gepasseerd toen Tonks terug verschijnselde.

“Waar bleef je zo lang?”, siste Severus.

“Sorry, het waren enkel Ron en Harry die me niet wilden laten gaan. Ze wilden weten wat Draco hier deed en wat er met jou aan de hand was. Molly heeft hen naar boven moeten sturen.”

Severus gromde. Hij haatte die bemoeizuchtige Griffoendors.

Tonks haalde haar toverstaf weer boven en ging verder met de snee te verzorgen.

“We hebben onszelf in een mooie situatie geholpen,” grinnikte ze grim.

Severus keek haar streng aan.

“Wij? Jij ja!”
”Hey, jij bent degene die met het ‘vriendin’-excuus op de proppen kwam!”

“Ja, nadat jij bijna alles verpestte! Als Draco ook maar één woord tegen Lucius zegt!” siste Severus boos.

“Had je niets beters kunnen verzinnen dan?” vroeg Tonks nijdig.

“Had jij misschien niets beters kunnen verzinnen?”, reageerde Sneep scherp terug. “Voor zover ik me kan herinneren was jij degene die was aan het stamelen.”
Tonks keek hem boos aan, en sloeg haar armen boos overheen. Helaas deed ze dit iets te enthousiast en vloog haar toverstaf op de grond. Geërgerd bukte ze zich en zocht ze de staf.

Sneep zuchtte luid.

“Hoe kan iemand nou boos zijn op jou,” mopperde hij.

Tonks raapte haar toverstaf terug op en draaide zich naar Sneep. Haar blik verzachtte wat. Was dat een compliment of een belediging?

“Wat bedoel je daar nou weer mee?” vroeg ze langzaam.

“Je kan een kamer niet betreden zonder iets omver te stoten, te breken of te laten vallen. Zeker dat je niet zo een mindervalide pasje bij het ministerie kan halen?”

Een belediging dus. Woedend kwam Tonks recht, maar plots voelde ze zijn hand rond haar arm die haar lichtjes aandrong terug te gaan zitten. Toen ze hem boos aankeek, merkte ze dat hij enkel geamuseerd terugkeek, ook al leek hij last te hebben van de spieren in zijn arm.

“Oké, ik geef het toe, mijn fout, die was net iets te grof.”

Tonks keek hem sceptisch aan.

“Jij geeft nooit toe dat je fout zit.”

“Nooit als er Griffoendors bij zijn en ook niet in het gezelschap van mensen die ik niet moet,” antwoordde hij zuchtend.

Oké, dat was een compliment, wist Tonks.

“Professor, ik heb het drankje aan de rechterkant gevonden! Het stond helemaal beneden!”

Draco stapte opgelucht terug binnen en overhandigde Sneep de fles, die hem met moeite overnam.

“Mooi. Een glas?”

Tonks liep al naar de kast, maar Sneep onderbrak haar.

“Niet jij. Daarvoor zijn die glazen net enkele eeuwen te oud. Draco?”

Tonks ging beledigd zitten en Draco keek hen aan terwijl hij een glas uit de kast nam.

“Tonks is nogal onhandig,” lichtte Sneep Draco in en Draco kon een kleine proest onderdrukken.

Sneep dronk een volledig glas van het spul en aan zijn frons te zien proefde het alles behalve heerlijk.

"Het begint al te werken," zuchtte hij gerust en hij draaide zich naar Draco, die naast Tonks in de andere zetel ging zitten. "En nu wil ik graag weten wat jij hier doet."