27/08/2020, 21:21
14.
Draco sloot geeuwend zijn boek van Transfiguratie. Hij had veel te lang zitten leren voor die P.U.I.S.T. Hij kon beter gaan slapen, zodat hij niet in slaap zou vallen boven het examen. Korzel en Kwast volgden hem naar hun slaapzaal, en zonder nog een woord te zeggen deden ze hun pyjama’s aan en kropen ze in bed. Draco sloot de gordijnen van zijn bed en wou zijn toverstaf onder zijn hoofdkussen leggen, toen hij plots iets voelde.
Hij dacht een kleine plof te horen in de kamer, maar hij bande al snel die gedachte uit zijn hoofd. Het was veel te stil geweest. Draco hief zijn kussen omhoog en keek naar wat hem had afgeleid. Een zilveren ring lag onder het kussen. Draco nam de ring in zijn hand en onderzocht hem. Het was een slangenring. Ah, gaaf… Dat was misschien hun afscheidscadeau… Morgen was immers het laatste examen, en veel nachten zouden ze niet meer in Zweinstein doorbrengen. Wel tof, dat ze zo een Zwadderaars afscheidsgeschenk kregen.
Draco schoof de ring aan zijn vinger en bekeek zijn hand. Gaaf. Maar plots voelde hij de ring branden, en voordat hij een kik kon geven was hij verdwenen.
Verward opende Draco zijn ogen. Waar was hij? Gedesoriënteerd, maar met zijn toverstaf klaar in de aanslag, keek hij om zich heen.
“Korzel?”, vroeg hij verward terwijl hij de jongen naast hem even verward om zich heen zag kijken. En hij was niet de enige. Er verschenen nog meer jongens en meisjes.
“Malfidus?”
Draco draaide zich om. Een jongen links van hem keek Draco even aan en keek toen ook om zich heen. Ze bevonden zich in een grot. Een grot die leeg was, op de verwarde leerlingen na.
“Zabini.”, zei Draco kort. “Waar zijn we hier?”
“Moet je mij niet vragen.”, zei de andere zevendejaars verdedigend. “Heb jij ook zo’n ring?”
Draco knikte en ook enkele andere jongens en een paar meisjes groepten samen en lieten hun ringen zien. Pansy, die het niet zo aangenaam vond dat ze het kortste nachtkleed van alle meisjes aanhad, ging bij Draco staan.
“Jij hebt je toverstaf nog,” zei ze terwijl ze argwanend om zich heen keek.
Draco zag dat hij een van de enige was. Hij had de toverstaf in zijn hand gehad toen hij de ring had aangeschoven. Gelukkig maar. Kennelijk waren er niet enkel Zwadderaars, hij herkende ook twee Huffelpuffers en een Ravenklauwer.
“Ik weet niet wat we hier doen, maar ik zie drie uitgangen,” zei Margriet Bullemans, die een paar minuten na Draco verschenen was. “Ik weet niet wat jullie willen, maar ik heb geen zin om in deze grot te overnachten. Laten we gaan.”
“Nu al?” een hoge, felle vrouwenstem galmde doorheen de grot. De zevendejaars keken verwoed om zich heen. Waar kwam die stem vandaan?
“Joehoe! Hierzo!”
Korzel wees naar boven, waar een vrouw in een opening naar hen wuifde. De uitdrukking op haar gezicht kon je bijna als vrolijk beschrijven, als je haar angstaanjagende blik en gemene lachje buitensloot.
“Bellatrix Van Detta…” fluisterde Margriet Bullemans ademloos.
Draco wist niet zeker of hij angst of ontzag hoorde in haar stem. Misschien was het een combinatie van beiden. Zelf wist hij niet of de spanning die hij voelde uit opwinding of schrik was ontstaan.
De vrouw kwam naar beneden. Niet door een touw of een trap, maar ze leek wel te zweven. Ze landde middenin het groepje zevendejaars, dat voorzichtig achteruitstapte. Door haar zwarte haren heen keek ze grijnzend naar de jongelingen.
“Malfidus,” grijnsde ze toen ze Draco zag. “Je ziet er net uit als je vader. Je hebt zelfs dezelfde interessante attributen.” Ze wees naar Draco’s toverstaf en grijnsde Draco aan. Draco wist niet hoe hij erop moest reageren en boog zijn hoofd lichtjes en beleefd, om het veilig te spelen.
Iedereen was muisstil terwijl Bellatrix rondkeek.
“Jullie zijn nu al zo stil…” grijnsde Bellatrix. “Hoe stil gaan jullie wel niet zijn als jullie hém dadelijk zien.”
“Hém?” herhaalde Patty, schrik hoorbaar in haar stem.
Draco voelde hoe ze dichter tegen hem ging staan, maar hij wou dat ze dat niet had gedaan, voor haar eigen goed.
Bellatrix stapte snel naar Patty toe en keek haar onderzoekend aan.
“Park, veronderstel ik?” zei Bellatrix met een hardere stem dan ze tevoren had laten horen. “Je hebt niets om voor te vrezen.” Plots grijnsde Bellatrix weer. “Het is een beetje angstaanjagend, zeker de eerste keer, maar als je die eerste keer achter de rug hebt, zul je ervan leren genieten.”
De manier waarop Patty Draco’s arm fijnkneep deed Draco vermoeden dat ze die opmerking van Bellatrix niet wilde geloven. Zelf wist hij niet wat hij moest geloven of verwachten.
Het was hem amper opgevallen, maar plots merkte Draco dat er dooddoeners uit de drie andere ingangen waren verschenen. Allen hadden ze hun masker op en een zwart gewaad aan en ze vormden een enorme cirkel rond de zevendejaars.
De stilte die er hing was om te snijden en de zevendejaars schrokken toen ze weer een kille stem hoorden in het midden van hun kring.
“Fijn dat jullie er allemaal zijn. Laten we dan nu maar beginnen, akkoord?”
Draco had zich nog maar net omgedraaid of hij staarde in de rode ogen van de Duistere Heer.
Draco sloot geeuwend zijn boek van Transfiguratie. Hij had veel te lang zitten leren voor die P.U.I.S.T. Hij kon beter gaan slapen, zodat hij niet in slaap zou vallen boven het examen. Korzel en Kwast volgden hem naar hun slaapzaal, en zonder nog een woord te zeggen deden ze hun pyjama’s aan en kropen ze in bed. Draco sloot de gordijnen van zijn bed en wou zijn toverstaf onder zijn hoofdkussen leggen, toen hij plots iets voelde.
Hij dacht een kleine plof te horen in de kamer, maar hij bande al snel die gedachte uit zijn hoofd. Het was veel te stil geweest. Draco hief zijn kussen omhoog en keek naar wat hem had afgeleid. Een zilveren ring lag onder het kussen. Draco nam de ring in zijn hand en onderzocht hem. Het was een slangenring. Ah, gaaf… Dat was misschien hun afscheidscadeau… Morgen was immers het laatste examen, en veel nachten zouden ze niet meer in Zweinstein doorbrengen. Wel tof, dat ze zo een Zwadderaars afscheidsgeschenk kregen.
Draco schoof de ring aan zijn vinger en bekeek zijn hand. Gaaf. Maar plots voelde hij de ring branden, en voordat hij een kik kon geven was hij verdwenen.
Verward opende Draco zijn ogen. Waar was hij? Gedesoriënteerd, maar met zijn toverstaf klaar in de aanslag, keek hij om zich heen.
“Korzel?”, vroeg hij verward terwijl hij de jongen naast hem even verward om zich heen zag kijken. En hij was niet de enige. Er verschenen nog meer jongens en meisjes.
“Malfidus?”
Draco draaide zich om. Een jongen links van hem keek Draco even aan en keek toen ook om zich heen. Ze bevonden zich in een grot. Een grot die leeg was, op de verwarde leerlingen na.
“Zabini.”, zei Draco kort. “Waar zijn we hier?”
“Moet je mij niet vragen.”, zei de andere zevendejaars verdedigend. “Heb jij ook zo’n ring?”
Draco knikte en ook enkele andere jongens en een paar meisjes groepten samen en lieten hun ringen zien. Pansy, die het niet zo aangenaam vond dat ze het kortste nachtkleed van alle meisjes aanhad, ging bij Draco staan.
“Jij hebt je toverstaf nog,” zei ze terwijl ze argwanend om zich heen keek.
Draco zag dat hij een van de enige was. Hij had de toverstaf in zijn hand gehad toen hij de ring had aangeschoven. Gelukkig maar. Kennelijk waren er niet enkel Zwadderaars, hij herkende ook twee Huffelpuffers en een Ravenklauwer.
“Ik weet niet wat we hier doen, maar ik zie drie uitgangen,” zei Margriet Bullemans, die een paar minuten na Draco verschenen was. “Ik weet niet wat jullie willen, maar ik heb geen zin om in deze grot te overnachten. Laten we gaan.”
“Nu al?” een hoge, felle vrouwenstem galmde doorheen de grot. De zevendejaars keken verwoed om zich heen. Waar kwam die stem vandaan?
“Joehoe! Hierzo!”
Korzel wees naar boven, waar een vrouw in een opening naar hen wuifde. De uitdrukking op haar gezicht kon je bijna als vrolijk beschrijven, als je haar angstaanjagende blik en gemene lachje buitensloot.
“Bellatrix Van Detta…” fluisterde Margriet Bullemans ademloos.
Draco wist niet zeker of hij angst of ontzag hoorde in haar stem. Misschien was het een combinatie van beiden. Zelf wist hij niet of de spanning die hij voelde uit opwinding of schrik was ontstaan.
De vrouw kwam naar beneden. Niet door een touw of een trap, maar ze leek wel te zweven. Ze landde middenin het groepje zevendejaars, dat voorzichtig achteruitstapte. Door haar zwarte haren heen keek ze grijnzend naar de jongelingen.
“Malfidus,” grijnsde ze toen ze Draco zag. “Je ziet er net uit als je vader. Je hebt zelfs dezelfde interessante attributen.” Ze wees naar Draco’s toverstaf en grijnsde Draco aan. Draco wist niet hoe hij erop moest reageren en boog zijn hoofd lichtjes en beleefd, om het veilig te spelen.
Iedereen was muisstil terwijl Bellatrix rondkeek.
“Jullie zijn nu al zo stil…” grijnsde Bellatrix. “Hoe stil gaan jullie wel niet zijn als jullie hém dadelijk zien.”
“Hém?” herhaalde Patty, schrik hoorbaar in haar stem.
Draco voelde hoe ze dichter tegen hem ging staan, maar hij wou dat ze dat niet had gedaan, voor haar eigen goed.
Bellatrix stapte snel naar Patty toe en keek haar onderzoekend aan.
“Park, veronderstel ik?” zei Bellatrix met een hardere stem dan ze tevoren had laten horen. “Je hebt niets om voor te vrezen.” Plots grijnsde Bellatrix weer. “Het is een beetje angstaanjagend, zeker de eerste keer, maar als je die eerste keer achter de rug hebt, zul je ervan leren genieten.”
De manier waarop Patty Draco’s arm fijnkneep deed Draco vermoeden dat ze die opmerking van Bellatrix niet wilde geloven. Zelf wist hij niet wat hij moest geloven of verwachten.
Het was hem amper opgevallen, maar plots merkte Draco dat er dooddoeners uit de drie andere ingangen waren verschenen. Allen hadden ze hun masker op en een zwart gewaad aan en ze vormden een enorme cirkel rond de zevendejaars.
De stilte die er hing was om te snijden en de zevendejaars schrokken toen ze weer een kille stem hoorden in het midden van hun kring.
“Fijn dat jullie er allemaal zijn. Laten we dan nu maar beginnen, akkoord?”
Draco had zich nog maar net omgedraaid of hij staarde in de rode ogen van de Duistere Heer.