27/08/2020, 21:19
5.
Lucius keek om zich heen en zag langzaamaan steeds meer en meer Dooddoeners verschijnselen. Lucius nam zijn plaats in de kring in en Bellatrix, die naast hem stond, keek hem van achter haar masker aan.
“Zoek je iemand?”, vroeg ze grijnzend aan Lucius, die haastig rond keek.
“Ik vraag me af waar Severus blijft. Ik hoop dat hij dat Veritaserum af heeft.”
“Ik denk niet dat hij veel te vrezen heeft. De Heer van het Duister heeft het niet meer nodig.”
Lucius keek Bellatrix in haar kille ogen achter haar masker aan.
“Hoezo?”
Bellatrix liet een kille lach horen.
“Ken je die oude Homkens nog?”
“Je bedoelt die seniele toverdrankmeester uit Wales?”
Lucius hoorde Bellatrix grijnzen.
“Welnu, ik heb hem gisteren een bezoekje gebracht. Hem en zijn geheime toverdrankencollectie. Je kan je die dranken gewoon niet voorstellen, Lucius. We gaan er zoveel plezier aan hebben.”
Bellatrix liet een sadistische lach horen, maar Lucius fronste.
“Wat?” vroeg ze hem plots kattig. “Je lijkt er niet blij mee?”
“Jawel!” zei Lucius snel. “Ik vind het gewoon jammer voor Severus. Hij probeert zo hard.”
“En ik niet?” vroeg Bellatrix beledigd. “Ik riskeer mijn leven door naar die gast te gaan! Ik ben maar op het nippertje een bende Schouwers van het Ministerie kunnen ontkomen. Severus moet enkel wat drankjes te brouwen in zijn veilige huis. Ik denk dat ik wat meer ontzag verdien dan hem!”
Lucius hoorde een luide kraak een paar stappen achter hem en Severus verschijnselde met een grote fles in zijn handen.
“Dag Lucius, Bellatrix,” groette hij kort terwijl hij naast Lucius ging staan en Bellatrix snoof luid.
De kring was bijna compleet en de Duistere Heer naderde, met een jammerende Wormstaart achter hem. Hij nam geen tijd om te treuzelen en stapte naar Severus toe. Severus boog en gaf hem de fles.
“Veritaserum, zoals u vroeg.”, zei Severus kil.
Voldemort nam de fles van Severus over en gaf hem aan Wormstaart, die zoals gewoonlijk uitzag alsof hij ieder moment een inzinking zou krijgen.
“Bedankt, Severus,” zei de Duistere Heer koud. “Die zal bij de rest van de voorraad gaan. Maar toch bedankt voor de moeite.”
Severus keek even verward op en de Heer van het Duister begon plots luid uit te leggen wat Bellatrix had gedaan en alle Dooddoeners luisterden aandachtig.
“Wormstaart, haal het,” beval Voldemort hem tenslotte kort en Wormstaart haastte zich weg om even later terug te komen met een reusachtig rek vol allerhande flesjes. Severus keek met grote ogen toe.
“Ik zie niet in waarom ik de enige zou zijn die van dit plezier kan genieten,” grijnsde Voldemort duivels. “Vannacht gaan we er nog eens op uit, jongens. Als herinnering aan de goede oude dagen. En we moeten deze drankjes nog eens uittesten. Dus, als iedereen een drankje wil uitkiezen…”
Voldemort stond trots temidden van zijn Dooddoeners en Bellatrix kakelde van het lachen.
“Goh, Meester, ik had me u niet voorgesteld als het type man dat kerstcadeautjes zou uitdelen,” plaagde ze hem.
De Duistere Heer lachte kil. Enkel Bellatrix kon zoiets ongestraft zeggen.
“Maar voordat we de bloemetjes buiten zetten zou ik graag iets anders met jullie willen bespreken. Lucius heeft een plan bedacht om de nieuwe Dooddoeners in te lijven. We bezorgen hen allemaal een zilveren ring met het teken van een slang. Lucius betaalt de kosten voor het vervaardigen van de ringen natuurlijk. Als ze de ringen om hun vingers schuiven, worden ze naar hier getransporteerd en kunnen we hen voorzien van het Duistere Teken.”
“Wat als ze niet willen?” piepte Wormstaart van achter zijn Heer.
“Dan vermoorden we ze. Er is toch niemand die een idee heeft waar ze heen zijn, dus zal niemand tussenbeide kunnen komen. Als ze tegensputteren, rekenen we met ze af.”
“Hoe komen zij aan die ringen?” vroeg Bellatrix plots. “We kunnen niet even alle kandidaten een pakje sturen met die ring. Ze moeten alleen zijn als ze die ring om hun vinger schuiven.”
“Wat de leerlingen van Zwadderich betreft, Severus zal hen de ringen bezorgen. Veel andere kandidaten kunnen we wél zo’n ring via een uil sturen.”
Severus schrok plots op. Moest hij dat doen? Die jonge leerlingen naar Voldemort brengen om afgemaakt te worden als ze de Dooddoeners niet wilden vervoegen? Wat zou Perkamentus hiervan zeggen? Hij mocht zich hier niet vastpraten aan een belofte.
“Hoe moet ik hen die ringen bezorgen?” vroeg Severus snel.
“Als afdelingshoofd ben jij de enige die toegang heeft tot de leerlingenkamer. Ik stel voor dat je op een uur dat de leerlingen les hebben de pakjes in de slaapkamers van de uitverkorenen bezorgd. Leg ze eventueel op de bedden.”
“Hoe zit het dan met Perkamentus?” vroeg Severus snel. “Die man ziet alles. Hij laat me geen minuut met rust.”
Voldemort keek Severus lang aan.
“Het klinkt bijna alsof je het niet als een eer beschouwd om mee te mogen helpen in het plan,” zei Voldemort en zijn rode ogen staarden Severus dodelijk aan.
“Jawel!” zei Severus snel. “Natuurlijk wel! Het is enkel Perkamentus die me zorgen baart.”
“Als je deze taak succesvol uitvoert heb je niets te vrezen van Perkamentus. Als hij je betrapt moet je enkel zorgen dat je wegkomt en hier geraakt. Desnoods gebruik je zelf een van de ringen.”
Perkamentus verlaten? Stelde hij net voor dat hij Perkamentus moest verlaten?! Als hij enkel meer valse informatie over Perkamentus had weten te vertellen, had Voldemort het misschien van meer belang gevonden dat hij op Zweinstein bleef.
Lucius durfde Severus amper aan te kijken. Heer Voldemort was zijn geduld aan het verliezen. Als Severus niet snel reageerde zou hij in de problemen zitten.
“Waarom neem je je beslissing niet?” siste Voldemort plots.
“Ik probeer een manier te bedenken waarop het plan uitgevoerd kan worden zonder dat Perkamentus iets vermoedt,” zei Severus in een kalme stem.
“Leugenaar!” siste Voldemort plots en hij haalde zijn toverstaf te voorschijn. “Lafaard! Verrader! Je probeert je uit de situatie te praten! Twijfel je over wie je echte meester is? Zal ik je eraan moeten herinneren? Crucio!”
Lucius voelde een rilling over zijn rug gaan toen hij Severus naast hem op de grond hoorde zakken. Bellatrix stond hoorbaar te grinniken, maar zij was de enige. Had zij ooit de Cruciatusvloek over haar uitgesproken gehad? Waarschijnlijk niet. Anders had ze wel geweten hoe vreselijk het voelde. Zo een pijn wenste iedere Dooddoener enkel aan Dreuzels en Modderbloedjes toe. Severus was niet de enige die eraan werd herinnerd wie zijn meester was. In stilte leerden alle andere Dooddoeners ook een lesje erbij.
Voldemort had een maniakale grijns op zijn gezicht en hij leek niet van plan te zijn meteen te stoppen. Na een minuut kon Sneep de pijn niet meer voor zichzelf houden en regelmatig kwam er een schreeuw uit als de pijn te veel om te dragen werd. Plots hield Voldemort op en draaide hij zich naar Wormstaart. Severus lag hijgend, met zijn gezicht in het stof, op de grond.
“Geef me het mes, Wormstaart.”
Wormstaart gaf de Duistere Heer met trillende handen een zilver mes, met een slangenkop als afwerking.
“Severus, steek je linkerarm uit,” zei de Duistere Heer met een stem die men bijna als “lief” had kunnen bestempelen als het sadisme er niet vanaf had gedropen.
Severus geraakte met moeite op zijn knieën terecht en trilde helemaal terwijl hij zijn arm probeerde uit te steken. De Duistere Heer bukte zich en sneed de mouw kapot, waardoor een bleke arm waarop het Duistere Teken brandde te zien was. Lucius was te nieuwsgierig om niet te kijken. Hij herinnerde zich de vorige keer dat Voldemort hem had gesneden nog al te goed. Toen hij de grootte van het litteken zag had hij bijna zin om Voldemort te stoppen, maar hij wist dat het geen zin had te proberen en hij wendde zijn hoofd naar de andere kant.
Terwijl Voldemort het litteken betastte grijnsde hij vol voldoening.
“Weet je, Severus?” siste hij glimlachend tegen Sneep. “De truc is om geen belangrijke aders te raken. Bloeden doe je sowieso. We willen je enkel graag terugzien op de volgende bijeenkomst, begrijp je?”
Sneep schreeuwde het uit toen Voldemort langzaam doorheen het brandende teken sneed. Het feit dat Voldemort het teken aanraakte verergerde de pijn alleen maar.
Sneep viel bloedend en bewusteloos op de grond en Voldemort draaide zich terug om. Alle Dooddoeners stonden ijzig stil in de kring. Voldemort raapte plots een steen op en sprak er een spreuk over uit die de steen in een Viavia veranderde.
“Ik denk dat Severus genoeg heeft gedaan voor vanavond. Hij mag naar huis,” zei hij grijnzend en plots gooide hij de steen hard tegen Severus’ borstkas aan, waardoor die meteen uit het zicht verdween. “Nog vrijwilligers?”, riep Voldemort luid en hij keek rond in de kring.
Niemand bewoog. Voldemort's grijns verdween niet en plots klapte hij in zijn handen.
“Wat staan jullie daar nou allemaal te staren? Het is cadeautjestijd! Het rek mag volledig leeg! Kom maar halen!”
De Dooddoeners naderden en enkelen mompelden onder elkaar. Voldemort zag Lucius nog even aarzelend kijken naar de bloedplek op de grond en liep onopvallend naar hem toe.
“Je laat hem met rust, Lucius. Hij moet zijn les leren,” zei Voldemort stil, maar streng.
Lucius knikte.
“Natuurlijk, Meester. Ik weet ook niet wat hem bezielde,” zei hij snel. “Ik hoop enkel dat hij er snel terug bovenop is.”
"Severus is een taaie. Hij komt iedere keer weer terug." De Heer van het Duister aarzelde even. "Dat is net hetgeen aan hem wat ik niet volledig vertrouw." Hij was diep in gedachten verzonken, maar leek opeens weer wakker te schrikken. "Wat sta je hier nu nog, Lucius! Zorg bij Merlijns baard dat je een drankje hebt! We moeten ze allemaal uitproberen!"
Lucius keek om zich heen en zag langzaamaan steeds meer en meer Dooddoeners verschijnselen. Lucius nam zijn plaats in de kring in en Bellatrix, die naast hem stond, keek hem van achter haar masker aan.
“Zoek je iemand?”, vroeg ze grijnzend aan Lucius, die haastig rond keek.
“Ik vraag me af waar Severus blijft. Ik hoop dat hij dat Veritaserum af heeft.”
“Ik denk niet dat hij veel te vrezen heeft. De Heer van het Duister heeft het niet meer nodig.”
Lucius keek Bellatrix in haar kille ogen achter haar masker aan.
“Hoezo?”
Bellatrix liet een kille lach horen.
“Ken je die oude Homkens nog?”
“Je bedoelt die seniele toverdrankmeester uit Wales?”
Lucius hoorde Bellatrix grijnzen.
“Welnu, ik heb hem gisteren een bezoekje gebracht. Hem en zijn geheime toverdrankencollectie. Je kan je die dranken gewoon niet voorstellen, Lucius. We gaan er zoveel plezier aan hebben.”
Bellatrix liet een sadistische lach horen, maar Lucius fronste.
“Wat?” vroeg ze hem plots kattig. “Je lijkt er niet blij mee?”
“Jawel!” zei Lucius snel. “Ik vind het gewoon jammer voor Severus. Hij probeert zo hard.”
“En ik niet?” vroeg Bellatrix beledigd. “Ik riskeer mijn leven door naar die gast te gaan! Ik ben maar op het nippertje een bende Schouwers van het Ministerie kunnen ontkomen. Severus moet enkel wat drankjes te brouwen in zijn veilige huis. Ik denk dat ik wat meer ontzag verdien dan hem!”
Lucius hoorde een luide kraak een paar stappen achter hem en Severus verschijnselde met een grote fles in zijn handen.
“Dag Lucius, Bellatrix,” groette hij kort terwijl hij naast Lucius ging staan en Bellatrix snoof luid.
De kring was bijna compleet en de Duistere Heer naderde, met een jammerende Wormstaart achter hem. Hij nam geen tijd om te treuzelen en stapte naar Severus toe. Severus boog en gaf hem de fles.
“Veritaserum, zoals u vroeg.”, zei Severus kil.
Voldemort nam de fles van Severus over en gaf hem aan Wormstaart, die zoals gewoonlijk uitzag alsof hij ieder moment een inzinking zou krijgen.
“Bedankt, Severus,” zei de Duistere Heer koud. “Die zal bij de rest van de voorraad gaan. Maar toch bedankt voor de moeite.”
Severus keek even verward op en de Heer van het Duister begon plots luid uit te leggen wat Bellatrix had gedaan en alle Dooddoeners luisterden aandachtig.
“Wormstaart, haal het,” beval Voldemort hem tenslotte kort en Wormstaart haastte zich weg om even later terug te komen met een reusachtig rek vol allerhande flesjes. Severus keek met grote ogen toe.
“Ik zie niet in waarom ik de enige zou zijn die van dit plezier kan genieten,” grijnsde Voldemort duivels. “Vannacht gaan we er nog eens op uit, jongens. Als herinnering aan de goede oude dagen. En we moeten deze drankjes nog eens uittesten. Dus, als iedereen een drankje wil uitkiezen…”
Voldemort stond trots temidden van zijn Dooddoeners en Bellatrix kakelde van het lachen.
“Goh, Meester, ik had me u niet voorgesteld als het type man dat kerstcadeautjes zou uitdelen,” plaagde ze hem.
De Duistere Heer lachte kil. Enkel Bellatrix kon zoiets ongestraft zeggen.
“Maar voordat we de bloemetjes buiten zetten zou ik graag iets anders met jullie willen bespreken. Lucius heeft een plan bedacht om de nieuwe Dooddoeners in te lijven. We bezorgen hen allemaal een zilveren ring met het teken van een slang. Lucius betaalt de kosten voor het vervaardigen van de ringen natuurlijk. Als ze de ringen om hun vingers schuiven, worden ze naar hier getransporteerd en kunnen we hen voorzien van het Duistere Teken.”
“Wat als ze niet willen?” piepte Wormstaart van achter zijn Heer.
“Dan vermoorden we ze. Er is toch niemand die een idee heeft waar ze heen zijn, dus zal niemand tussenbeide kunnen komen. Als ze tegensputteren, rekenen we met ze af.”
“Hoe komen zij aan die ringen?” vroeg Bellatrix plots. “We kunnen niet even alle kandidaten een pakje sturen met die ring. Ze moeten alleen zijn als ze die ring om hun vinger schuiven.”
“Wat de leerlingen van Zwadderich betreft, Severus zal hen de ringen bezorgen. Veel andere kandidaten kunnen we wél zo’n ring via een uil sturen.”
Severus schrok plots op. Moest hij dat doen? Die jonge leerlingen naar Voldemort brengen om afgemaakt te worden als ze de Dooddoeners niet wilden vervoegen? Wat zou Perkamentus hiervan zeggen? Hij mocht zich hier niet vastpraten aan een belofte.
“Hoe moet ik hen die ringen bezorgen?” vroeg Severus snel.
“Als afdelingshoofd ben jij de enige die toegang heeft tot de leerlingenkamer. Ik stel voor dat je op een uur dat de leerlingen les hebben de pakjes in de slaapkamers van de uitverkorenen bezorgd. Leg ze eventueel op de bedden.”
“Hoe zit het dan met Perkamentus?” vroeg Severus snel. “Die man ziet alles. Hij laat me geen minuut met rust.”
Voldemort keek Severus lang aan.
“Het klinkt bijna alsof je het niet als een eer beschouwd om mee te mogen helpen in het plan,” zei Voldemort en zijn rode ogen staarden Severus dodelijk aan.
“Jawel!” zei Severus snel. “Natuurlijk wel! Het is enkel Perkamentus die me zorgen baart.”
“Als je deze taak succesvol uitvoert heb je niets te vrezen van Perkamentus. Als hij je betrapt moet je enkel zorgen dat je wegkomt en hier geraakt. Desnoods gebruik je zelf een van de ringen.”
Perkamentus verlaten? Stelde hij net voor dat hij Perkamentus moest verlaten?! Als hij enkel meer valse informatie over Perkamentus had weten te vertellen, had Voldemort het misschien van meer belang gevonden dat hij op Zweinstein bleef.
Lucius durfde Severus amper aan te kijken. Heer Voldemort was zijn geduld aan het verliezen. Als Severus niet snel reageerde zou hij in de problemen zitten.
“Waarom neem je je beslissing niet?” siste Voldemort plots.
“Ik probeer een manier te bedenken waarop het plan uitgevoerd kan worden zonder dat Perkamentus iets vermoedt,” zei Severus in een kalme stem.
“Leugenaar!” siste Voldemort plots en hij haalde zijn toverstaf te voorschijn. “Lafaard! Verrader! Je probeert je uit de situatie te praten! Twijfel je over wie je echte meester is? Zal ik je eraan moeten herinneren? Crucio!”
Lucius voelde een rilling over zijn rug gaan toen hij Severus naast hem op de grond hoorde zakken. Bellatrix stond hoorbaar te grinniken, maar zij was de enige. Had zij ooit de Cruciatusvloek over haar uitgesproken gehad? Waarschijnlijk niet. Anders had ze wel geweten hoe vreselijk het voelde. Zo een pijn wenste iedere Dooddoener enkel aan Dreuzels en Modderbloedjes toe. Severus was niet de enige die eraan werd herinnerd wie zijn meester was. In stilte leerden alle andere Dooddoeners ook een lesje erbij.
Voldemort had een maniakale grijns op zijn gezicht en hij leek niet van plan te zijn meteen te stoppen. Na een minuut kon Sneep de pijn niet meer voor zichzelf houden en regelmatig kwam er een schreeuw uit als de pijn te veel om te dragen werd. Plots hield Voldemort op en draaide hij zich naar Wormstaart. Severus lag hijgend, met zijn gezicht in het stof, op de grond.
“Geef me het mes, Wormstaart.”
Wormstaart gaf de Duistere Heer met trillende handen een zilver mes, met een slangenkop als afwerking.
“Severus, steek je linkerarm uit,” zei de Duistere Heer met een stem die men bijna als “lief” had kunnen bestempelen als het sadisme er niet vanaf had gedropen.
Severus geraakte met moeite op zijn knieën terecht en trilde helemaal terwijl hij zijn arm probeerde uit te steken. De Duistere Heer bukte zich en sneed de mouw kapot, waardoor een bleke arm waarop het Duistere Teken brandde te zien was. Lucius was te nieuwsgierig om niet te kijken. Hij herinnerde zich de vorige keer dat Voldemort hem had gesneden nog al te goed. Toen hij de grootte van het litteken zag had hij bijna zin om Voldemort te stoppen, maar hij wist dat het geen zin had te proberen en hij wendde zijn hoofd naar de andere kant.
Terwijl Voldemort het litteken betastte grijnsde hij vol voldoening.
“Weet je, Severus?” siste hij glimlachend tegen Sneep. “De truc is om geen belangrijke aders te raken. Bloeden doe je sowieso. We willen je enkel graag terugzien op de volgende bijeenkomst, begrijp je?”
Sneep schreeuwde het uit toen Voldemort langzaam doorheen het brandende teken sneed. Het feit dat Voldemort het teken aanraakte verergerde de pijn alleen maar.
Sneep viel bloedend en bewusteloos op de grond en Voldemort draaide zich terug om. Alle Dooddoeners stonden ijzig stil in de kring. Voldemort raapte plots een steen op en sprak er een spreuk over uit die de steen in een Viavia veranderde.
“Ik denk dat Severus genoeg heeft gedaan voor vanavond. Hij mag naar huis,” zei hij grijnzend en plots gooide hij de steen hard tegen Severus’ borstkas aan, waardoor die meteen uit het zicht verdween. “Nog vrijwilligers?”, riep Voldemort luid en hij keek rond in de kring.
Niemand bewoog. Voldemort's grijns verdween niet en plots klapte hij in zijn handen.
“Wat staan jullie daar nou allemaal te staren? Het is cadeautjestijd! Het rek mag volledig leeg! Kom maar halen!”
De Dooddoeners naderden en enkelen mompelden onder elkaar. Voldemort zag Lucius nog even aarzelend kijken naar de bloedplek op de grond en liep onopvallend naar hem toe.
“Je laat hem met rust, Lucius. Hij moet zijn les leren,” zei Voldemort stil, maar streng.
Lucius knikte.
“Natuurlijk, Meester. Ik weet ook niet wat hem bezielde,” zei hij snel. “Ik hoop enkel dat hij er snel terug bovenop is.”
"Severus is een taaie. Hij komt iedere keer weer terug." De Heer van het Duister aarzelde even. "Dat is net hetgeen aan hem wat ik niet volledig vertrouw." Hij was diep in gedachten verzonken, maar leek opeens weer wakker te schrikken. "Wat sta je hier nu nog, Lucius! Zorg bij Merlijns baard dat je een drankje hebt! We moeten ze allemaal uitproberen!"